Historisch Archief 1877-1940
18 Febr. '22. - No. 2330
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
XIV.
AndréCorthis: Pourmoi seule Paris.
Albin Michel. 2e Rue Huyghens.
Dit boek spreekt tot ons met een eigen
aardige,gedempte en toch doordringende stem.
Terwijl we het lezen, lijkt de franje en het
opmaaksel van het leven ons te begeven,
en we komen in de stemming oül'on sent
Ie tourment soudain d'avoir une ame et Ie
besoin qu'elle s'en aille vers quelque chose
de meilleur et de plus beau."
En toch is het maar de doodrsimpele,
burgerlijke" geschiedenis van een meisje in
bekrompen omstandigheden opgegroeid, dat
drie mannen op haar levensweg ontmoet,
waarvan de eerste haar willens en wetens
met zijn wreedheid kwetst, de tweede, on
wetend en buiten zijn wil, haar martelt met
zijn bekrompenheid, terwijl de derde, te laat,
haar alle geluk raden laat van de ware ziels
verwantschap, maar, op haar dringend ver
zoek, het land uittrekt, vór ze van hun
schoonen droom ook nog maar het minste
hebben trachten te verwezenlijken.
Wat in dit verhaal vooral treft, is de schoone
harmonie tusschen werkelijkheids-zin en gees
telijk streven, tusschen literaire en ethische
bedoeling.
Ofschoon in ons land de antithese tusschen
de aesthetische en de ethische levenshouding
in de laatste jaren aanmerkelijk minder scherp
is geworden, moeten we toch de romans die
verschijnen, bijna altijd f onder de eene f
onder de andere rubriek onderbrengen, omdat
de ne belangstelling domineert, ten koste
van de andere.
Hoe anders in dit gave, vol-menschelijke
boek, waarin, zonder moraliseeren, de ziel
van deze vrouw door het leven telkens tot
een hooger stadium wordt geheven.
Hier wordt ook niet zoetsappig geïdealiseerd,
maar de kleinheid van den a.s. echtgenoot,
"zijn bekrompen practïsche geest wordt ons
b.v. bij zijn eerste bezoek al dadelijk in deze
gematigde, maar meedoogenlooze zinnen bloot
gelegd: de jonge man, dokter van het stadje,
prijst zijn moeder, die hem, na den dood van
zijn vader, alleen had opgevoed: C'était une
femme d'ordre; chez nous une servante
n'aurait pu manger un croüton de. pain en
sus de sa ration sans qu'elle s'en aperc,üt."
11 déclarait encore: C'était une femme
pratique." Et il nous racontait comment,
quand il avait dix-huit ans, elle avait discut
avec lui du choix d'une carrière, comme ils
avaient peséles moindres dépenses, escompt
dans les bénéfices que Ie pays est assez
malsain, en somme, avec la chaleur et Ie grand
vent, et que ces chauds et froids qui font
longtemps tousser les malades autorisent Ie
médecin a de fréquentes visites. Ces calculs
lui inspiraient une grande admiration et il
les offrait a la nötre. On voyait bien qu'il
continuait de les pratiquer et menait tous ses
artes avec une prudence troite^t réfléchie."
Van zoo'n karakter is niets te hopen of te
vreezen. En toch vreest en verwacht zij er
eenmaal iets bijzonders van, iets boven de
maat, al is het ook in het misdadige, omdat
zij zelf, met haar aard, die de dingen een
voudig en groot ziet, zich een gebroken-zijn
om kleine moeilijkheidjes niet indenken kan:
de man, die in haar jeugd met haar heeft
gespeeld; die in haar huwelijk over haar is
blijven lasteren, is plotseling onder de be
handeling van haar echtgenoot, die uit nood
er bij gehaald was, omdat men zijn eigen
dokter zoo gauw niet wist te bereiken, ge
storven. En als haar man daar somber
en van streek over is, en zelfs voor eenigen
. tijd uit het stadje weg wil, weet haar
rechtuite hart maar n verklaring: ,,11 a tué."
??Il a tué." Ze griezelt van hem; ze kan hem
niet aanzien; zijn bijzijn walgt haar, zoo
is haar eerste reactie.
imlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHINNNIIIMN
iiiiiiiiiiiiiin iiiiuiiimitiiii'
PflRFUMnuMARSUIS
DE CRRMB/=\
ituliHiiiiiiiMiniiiiiMiiiitni
WINTER IN 'T MEER
Maar als ze hem dag aan dag lusteloos,
broedend en ongelukkig tegenover zich ziet,
dan begint ze er zich in te verdiepen, met
welke afschuwelijke gedachten hij rondloopen
moet; dan stelt ze zich zijn vertwijfeling voor,
zooals haar eigen gevoelige ziel die geleden
zou hebben, en den man, dien ze in zijn goeden
tijd niet verdragen kon, dien ze eerst als een
moordenaar heeft geschuwd, wordt haar nu
lief als een kind, dat haar hulp noodig heeft,
dat op haar steunt en door haar voorzichtig
tot het leven teruggeleid zal worden.
Alles wat ze aan zachtheid heeft, aan op
gewektheid, aan fantasie, stort ze over hem
uit; ondanks de moordende eenzaamheid en
eentonigheid van haar dagelijksch bestaan
voelt ze zich bijna gelukkig, want ze is er
zeker van, dat hij haar eens zójvertrouwen zal,
dat hij haar zijn vreeselijk geheim openhartig
zal opbiechten; en dan zal hij genezen zijn;
dan zullen zij samen een nieuw leven beginnen.
Zijn vreeselijk geheim".... Wij denken
aan het schoone woord van Dirk Coster:
De groote scheidslijn, die de menschheid
verdeelt, loopt niet tusschen goed en kwaad,
tusschen de goeden en de boozen, maar
tusschen de levenden en de levenloozen.
Tusschen hen die haten en liefhebben kunnen,
en hen die niet haten noch liefhebben kunnen.
Tusschen hen die toornen en vergeven kunnen,
en hen die niet toornen doch nimmer vergeven
kunnen. Tusschen hen die misdadenen schoone
daden volbrengen kunnen, en hen die noch
kwaad noch goed kunnen zijn."
Het was een illusie, dat deze kleine"
ziel tot een gróte misdaad in staat zou zijn
geweest; dat hij, in een spontaan lan, iets
groots, 't zij slecht, 't zij goed had kunnen
volbrengen.... En op den avond, dat ze
verwacht, dat hij nu eindelijk haar al zijn
ellende, zijn innerlijken strijd, zijn schaamte,
zijn berouw, opbiechten zal, vindt zij hem,
glanzend van kleine voldoening, omdat hij nu
eindelijk een brief heeft gekregen, waaruit
blijkt, dat het voorval zijn reputatie niet
heeft geschaad, en hij den dokter met de
deftigste" clientèle toch in zijn practijk
zal opvolgen.
Dit probleem had hem al die weken 7.00
diep rampzalig gemaakt; deze levensquestie
had zijn kracht en zijn wil zoo volkomen
verlamd: of hij nu, door den ongelukkigen
afloop van zijn rste behandeling van een
aristocraat, alle andere groote huizen voor
zich gesloten zou vinden.... Zoodra deze
zorg van hem is afgewenteld, staat hij weer
stevig op zijn beenen, als dezelfde zelfinge
nomen, ijdele, slafelijke Streber van vroeger;
en als het vrouwtje, dat, in den tijd van zijn
zwijgend broeden, een aureool van grootschen
zielestrijd om hem heen had gefantaseerd; dat
dien ander, dien ze liefhad, juist de wijde
wereld heeft ingestuurd, omdat ze zich een
onontbeerlijke stut meende voor dezen
gemartelden zondaar, tegenover hem zit
ineen roezigrestaurant,en al maar zijn brallen
de uitingen van voldoening moet aanhooren,
die alle variaties zijn op het eene thema: Tout
cela d'ailleurs n'a rien que d'assez naturel....
Un homme comme moi !" dan bekent zij
zich, met ontzetting in het hart:
Ah ! peut-être j'aurais préféréqu'il tuat r
ellement.... qu'il tuat.... et qu'il ne fut
pas ce qu'il est. ..."
A N N l E S A l. O M ONS
Hoeveel kleiner en nauwer dan in den zomer
lijken nu de vaarten en plassen onder het
sneeuwerig ijs. Waar vroeger breede slooten
blonken, zien we nu alleen een ijler plekje in
het uitgestrekte rietland. De overzijde van
het Wijde Blik-, zoo dikwijls weggedoezeld
in den Meinevel, ligt nu voor het grijpen. We
hebben dikwijls in ons bootje een kwartier
moeten roeien, om dat water over te steken;
een paar mannen met een hooggeladen slee
met riet doen er nu enkele minuten over.
Met hun duffelsche jekkers, dubbele of drie
voudige sokken in hun vetlaarzen, deken
achtige bouffanten en reusachtige wanten
zien ze er heel anders uit dan de kortgerokte
sylphen van onze ijsbanen en hoe ze, zoo uit
gedost, den heelen dag toch flink kunnen
werken, Blijft een raadsel.
Het riet kan nu nog eens behoorlijk worden
geoogst. Waar jaren achtereen in het diepe
water de snijders niet konden komen, wordt
nu op het zware ijs alles afgeschaafd, meest
mooi, waardevol riet, en dat nog net, voordat
de groote spreeuwentroepen uit hun
winterverblijf zijn teruggekeerd. Zoolang ze geen
nesten hebben komen hier millioenen spreeu
wen in het riet slapen, de stengels buigen CMI
Illlltl IIIII M
OVER BOEKEN EN TIJD
SCHRIFTEN. ?
O. BARENDSEN: De wereldbeschouwing,
van het kind. Over literaire kinder
studie en opvoeding. Uitg. J. Ploegsma.
Zeist. 1921.
Als de schrijver in zijn voorwoord niet
zoo nadrukkelijk gezegd had, wat zijn be
doeling met dit boek was. zou ik er, al lezende,
zeker niet achter gekomen zijn. En zelfs,
na dat voorwoord, kwam nog telkens de
gedachte bij mij op: Maar wat wat wil
de schrijver toch met al die citaten, al die
beoordeelingen, die greepen, die enkele
tafereelen uit bijna honderd verschillende boeken?
En toen las ik na de behandeling van het
een-en-veertigste boek: La Maternelle, van
Léon Frapie" 'deze woorden: Laten wij
dit boek niet alleen mooi vinden" om de
tragiek, die doet huiveren, laten we onze
maatschappelijke en opvoedkundige idealen er
door zuiveren en hooger opvoeren. We
kunnen ons niet troosten met de gedachte,
dat zoo iets in Parijs slechts mogelijk is.
Ik zie het me hier togengrijnzen "uit elke
slop...."
En ik dacht: Ja, juist, nu ben ik er. Laten
wij dit boek van Frapie, dat is als een aan
klacht, laten wij dit en al die andere boeken,
die de heer Barendsen noemt, nu eens niet
mooi vinden om de tragiek, niet om de innig
heid, niet om de naïfheid, niet om wat dan
k
breken onder hun last en zou gaat er voor
honderden guldens riet veiloren. In 't eind
van Januari waren al wat spreeuwen terug
gekomen en die moeten nu naar een andere
slaapstee omzien.
Gelukkig is er voor hen gezorgd
voor tallooze andere*
vogels, die er aan ge
woon zijn geraakt,
om in het Meer ook
's winters te blijven
en nog meer andere,
afkomstig uit Ooste
lijker en Noordelijker
streken, die hier hun
winterkwartier zoe
ken. Indien, zooals
vroeger wel gebeurde,
het heele Meer werd
kaalgeschoren, dan
konden die dieren het
er niet uithouden.
Maar zie nu, wat de
botanie een bemin
nelijke wetenschap is.
Terwille van den plan
tengroei en vooral,
om te zien, wat er
van het veenland
wordt, als het rustig
aan zichzelf wordt
overgelaten, zijn
eenige groote
perceelen aangewezen
als botanisch reser
vaat. Daar snerpt
'nooit de zicht, klinkt
nooit de bijl, daar
krijgen alle planten
hun kansje.
DuizenProfessor Curie, het eerste vrouwelijk lid
van de Parijsche Académie de médicine,
in haar laboratorium. Over deze vrouw en
haar werk zullen wij in het volgend nummer
een artikel plaatsen.
ook. Er is nog iets anders; ten slofte gaat
het in\bijna al deze boeken om de verhouding
van de volwassene tot het kind en om het
vele misverstaan in die verhouding.
Velen vari de volwassenen, zegt de schrij
ver, die geroepen zijn de jeugd op te voeden,
weten niet meer, hoe ze in hun kinderjaren
de wereld hebben aanschouwd. Dat is oorzaak
van veel misverstand, van disharmonie en
dus van leed. En wij, die weten, dat wij geen
onnoodig leed mogen scheppen, zien uit naar
middelen om het te voorkomen. Een remedie
voor de kwaal is grondige studie van het
kind. En wat verder schrijft hij: Hoe komen
wij tot het besluit, dat een bepaald feit
(in een boek genoemd) juist is of niet?
En als antwoord vindt hij daarop, dat we
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiliiillllliiiilllilillili niiiiiiMiiiiiiM
Indien Gij maar Wist
hoe Sanatogen U kan versterken,
dan zoudt gij geen oogenblik
wachten om het te gaan gebruiken.
Van de gewone geneesmiddelen kent bijna
iedereen de uitwerking en .... de reactie.
Maar bij Sanatogen is er geen sprake van
reactie; daar blijft ten slotte alleen
vermeerdering van krachten te constatceren.
Sanatogen is eenvoudig een geneeskrachtig
voedsel, dat wetenschappelijk is samengesteld
en totaal vrij van schadelijke bestanddeelen.
Sanatogen is verkrijgbaar in alle Apotheken
en Drogisterijen, in verpakkingen vanaf f 1.?.
De heer Arnold Bennett, de vermaarde
novellen- en tooncelschrijver (schrijver
o. a. van .Mijlpalen") verklaart: De
versterkende uitwerking van Sanalogen
op mij is eenvoudig wonderbaarlijk".
SANATOGEN
**m STERKT ZENUWEMENLICHAAM "
niet alleen op ons gevoel moeten afgaan,
maar dat de betrouwbaarheid van de kinder
lijke uitspraken, waarvan we lezen, in den
regel bewezen wordt door herinneringen
uit eigen jeugd of door feiten, die we zelf
hebben waargenomen".
En nog altijd denkende aan des schrijvers
uitspraak over la Maternelle", kwam ik
tot" deze conclusie: Wanneer wij dit boek
vol fragmenten kinderleven lezen, zal het
ons vooral tot een rijkdom kunnen worden,
als we die verschillende uitingen van lieve,
grappige, origineele, abnormale, dichterlijke,
wijze en achterlijke kindertjes kunnen verge
lijken met de kinderen, die wij hebben op
te voeden. En ik wenschte dit boek, waarin
de heer Barendsen uit toegewijde liefde voor
het kind, zooveel schoons bijeenbracht,
in handen van alle weesvaders en wees
moeders, van alle verpleegsters in kinder
ziekenhuizen, van alle 'leiders en helpers
in kindertehuizen, tuchtscholen en door
gangshuizen, van kostscholen en andere
in- en extern-aten. Want al deze menschen
hebben dag aan dag 30, 50, l'ükinderen
om zich heen, vreemde kinderen, die zij niet
hebben gekend in hun klein-kinderjaren,
vreemde kinderen, die bijna allen een te
groot deel van 's levens leed hebben gehad,
waardoor zij dikwijls zóverbijsterd zijn,
dat hun gebaren stiller en hun woorden
schaarscher zijn geworden dan van de kin
dertjes, wier jeugd meer harmonisch verliep.
Hoe moeilijk moet het zijn, juist de kin
deren, die schromen zich te uiten in de groote
massa, te leeren kennen. Ik geloof, dat een
boek als dit, helpen kan, zooals wij nu en dan
geholpen worden door een rijper oordeel,
een raker kijk, een ruimer opvatting dan de
onze.
Misschien zal de weesmoeder eens even
met meer aandacht en geamuseerdheid het
gecompliceerde spoortje-spelen van de kin
deren gadeslaan, nu zij er de treffende over
eenkomst met het spel van Teirlincks Thijl
in ziet, misschien zal na het lezen van het
uitvoerige stuk uit van Deyssels Kleine
republiek" de deernis grooter worden met het
zielige instituut-kind, dat in de kille atmos
feer zoo hunkert naar een liefkoozing. Want
als zij, die de kinderen in groote getale hebben
op te voeden, dit boek lezen, zal er altijd
wel een Thijl of een Willem Thiessen, een
Jaapje van Genderen of een kleine Johannes
met stille droomoogcn zijn, die zij,
verge,lijkende met het boekenkind, nu beter ver
staan en zuiverder beoordeelen. En in dat
geval zal dit boek werkelijk een bijdrage
zijn, die helpen kan onze maatschappelijke
en opvoedkundige idealen te zuiveren en
hooger op te voeren".
Maar nu bezwaart me dat voorwoord,
die opdracht, zooals de schrijver het noemt.
Want daarin richt hij zich volstrekt niet
tot hen, die de kinderen dag aan dag in
groote getale om zich hebben. Hij zegt wel,
dat hij de ervaren moeders en opvoedsters
niet uitsluit, maat' dat hij zich toch vooral
richt tot de jonge vrouwen, die zich allen
voor een deel zullen weggeven aan de opvoeding
van het kind. Ik heb veel gelezen, zegt hij
verder en kan aanwijzen wat ze van nut
kan zijn".
Het is een harde waarheid, dat hoewel er
aan den eene n kant met niets zoo zorgeloos
wordt omgesprongen als met de ziel van de
ons toevertrouwde kinderen, aan den anderen
kant in dezen tijd gretig geëxperimenteerd
wordt op de kinderzielen door wijze, voor
zichtige, maar ook door domme en dwaze
menschen. En sommigen van ons zijn dan
tot de overtuiging gekomen, dat er aan de
opvoeding van eigen en anderer kinderen
ook nog zoo iets als een voorbereiding kan
voorafgaan.
Aan haar, aan de heel jonge moeders, droeg
O. Barendsen dit boek op. Maar mut wat heb
ben die moeders al deze fragmenten te vergelij
ken? Met lu't kleine kindje iu de wieg? Met
het ongeboren kind? Want wij moeten toch
niet vergeten, als er bij die onervarenen
belangstelling is, drang tot weten, tot kennen,
tot beter verstaan, zij dan direct willen
geholpen worden, niet betrekking tot haar
eigen kind, zoodat het op-zich-zelf-staande.
toch wel griezelige geval, Willem Thiessen,
die als boeken-kind de groote eercplaats
in deze verzameling heeft, haar nu nog
evenmin interesseert, als de H. B. S.-liefde
van Borels Jongetje, dat ze met de tien
regels over Ina Bondiers Kinderen" evenmin
gebaat, is, als met de poovere aanhaling
uit Sprotje.
Maar, zal de heer 15. misschien tegen
werpen, ik geef alleen een aanwijzing en ik
hoop nu, dat de jonge vrouwen de boeken,
waarover ik spreek, gaan lezen."
Maar zoude n e onervaren vrouwen uu
werkelijk die boeken gaan lezen naar aanlei
ding van deze aanhalingen? Zelfs vrees ik, ?
dat de extra-aanbeveling van den
verzameHet kunststuk van den
baardmau
den, die anders in hun eersten winter
meedoogenloos werden afgesneden, kunnen nu
opgroeien, al is het ook onder voortdurende!]
strijd met elkander, want er is geen plaats
voor allen. De man van de wetenschap loopt
zich er over te verwonderen,dat hier de eene
soort, elders een andere de overhand krijgt.
't Is lang geen zuiver rietveld meer, er komt
br.sch en zelfs heide. Langs de waterkanten
staat nog een dichte rietzoom.een uitmuntende
bescherming tegen den wind, meernaarbiniien
hebben zich allerlei bosch-elementen ontwik
keld, nog zeer verspreid en weer afgewisseld
met riet en lischdodden en liooge zeggen.
Zoo'n bosch-eletnent bestaat uit een of meer
hoornen of struiken, meest wert'hont of els
of berk met in 't rond veel varens en bramen
en mos. hetzij haarmos of veenmos en ;n den
regel kussens of dekens van meer dan een
halven meter dik. De sneeuw is slechts np
enkele plaatsen opgehoopt, want de wind
kan hier nergens wijd vegen. De zon heeft
aan de zuidzijde de struweelgroepen bewerkt,
daar is haast alle sneeuw gesmolten. Het is
zoo'n boschje aan te zien, dat het wel warm
moet zijn: de dichte twijgen van de elzen, het
gewelf van de overhangende takken van de
bramen, die 't meerendeel van hun blad heb
ben behouden, de dichte bruine verdorde
veeren van de stekelvarens, de kamvarens en
de hooge koningsvarens en dan nog het hooge,
droge haarmos. Je kunt hier in de zon gerust
een uur stil zitten en clan is het wel vreemd,
om, zoo gekoesterd, hoog in de lucht troepen
zwanen,ganzen en eenden te zien voorbijtrek
ken, verontrust door sneeuwval of door het
dichtvriezen der wateren.
Ook hier in 't Meer wordt voor velen de
toestand al tamelijk benard. In den regel
blijven er bij vriezend weer genoeg wellen en
gZOHEN
wakken open, om de eenden en koeten een
poosje te helpen. Maar nu het haast niet
waait en de waterstand zoo laag is,gaat net
als in 1890 alles dicht en dan ziet het er voor
de vogels die niet bijtijds een goed heenkomen
zochten, hachelijk uit, want de Zuiderzee gaat
dicht en de banken en eilanden van de Wad
denzee raken omringd en bedekt door ijs
bergen. Reeds nu waren reigers hongerig
rond en de roerdomp, pictoor heet hij bij de
visschers, komt zelfs op 't erf van zijn
inenschelijke concurienten bedelen om een vischje.
Maar de kuifeenden en de toppers, de
tafeleendjes, de brilduikers, de nonnetjes, de
z.agers en al die andere mooie wintergasten
kunnen niet geholpen worden en moeten maar
zien, dat ze het houden tot de dooi komt.
Gelukkig kunnen ze vrij lang hongeren.
De kleine vogeltjes hebben geen nood.
Het riet heeft dezen zomer prachtig en
rij'kelijk gebloeid en schijnt heel wat zaad te
hebben gevormd. Wat zou anders die riet
gors in de bruine pluimen te pluizen hebben.
Hij is al prachtig mooi met zijn pikzwarten
kop en witten halskraag. Maar mooier nog
zijn de baardmeesjes of rietfazantjes, die in
den winter, als 't meer is kaalgeschoren, rond
zwerven van reservaat tot reservaat, want er
/ijn er nu vier. De lichte en donkere bruine
tinten van de vogeltjes passen goed bij het
gele riet en het bruin van varens en egelskop.
maar ze hebben nog wit op hun vleugels en de
mannetjes worden door hun zwarten
snorrestreep en rose borst wel tot de allermooiste
van onze kleine vogels. In het klauteren zijn
ze nog wel knapper dan hun naamgenooten,
de koolmeezen en pimpelmeezen, die we hier
in 't rietlandwoua ook wel te zien krijgen.
Zoo'n koolmees is werkelijk heel knap maar
gclijkhandig klimmen in twee rietstengels
Axminster Tapijten
Vanaf f8.75 per M.
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIUIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIMIII
laar: Een prachtboek!" van geen kracht
meer zal zijn in onzen tijd van holle reclame.
De kordate, nuchtere Jaap, met zijn
grappige opmerkingen en zijn lieve, groote
tranen is wel een heel levend jongetje voor
ons geworden, toen we hem telkens terug
vonden in De stille lach", maar nu ik in
dit boek niets van hem vind dan zijn kinderlijke
opmerkingen over Boticelli, lezen we zoo'n
stukje met dezelfde onaandoenlijkheid als
de kindergrappen uit Punch, die ons een
oogenblik amuseeren, maar die volstrekt
geen verlangen wekken, die grappige
plaatjesof boekenkinderen beter te leeren kennen.
In den heelen opzet van dit boek is voor
mij iets onhelders. In z'n opdracht wil de
schrijver de jonge vrouwen te hulp komen
in die uiterst-moeilijke taak: de opvoeding
van haar kinderen. En dan toont hij ze
andere kinderen, den kijk van de schrijvers
op die kinderen, op hun leed, hun vreugde,
hun fantasie, hun afwijkingen; hij laat ze
boeken zien, waarin schatten van
kinderpsychologie verborgen zijn, hij toont hun
boeken, die maar weinig waarde" hebben
voor de opvoeding (waarom die dan te noemen
in een werk als dit?). En als ze hem dan gevolgd
zijn langs Jean Christophe en Helen's babies,
langs den kleinen Johannes en het
Hazenboekje, langs Augustinus'belijdenissen en
School-ydillen, zegt hij in zijn besluit op
een luchtigen toon," die vreemd aandoet
na den grooten ernst van den aanvang:
Naar een wetenschappelijke werkwijs is
niet gestreefd. Het kwam me voor dat een
werk als dit al te vervelend zou worden,
als ik vast methodisch ging arbeiden....
Ik ben er me van bewust, dat ik soms zelfs
wel eens heb doorgeslagen. Maar wie kan
de waarheid vangen onder een hoedje?',
En tenslotte.... de mij genegen lezer
zal het ontbrekende wel aanvullen en wie
mij niet genegen is zal mij zijn toorn niet
sparen."
Maar om al deze dingen ging het toch niet
in dit boek. Het ging om de hulp aan de
heel jonge moeders en opvoedsters. En
als men niet wetenschappelijk werkt, kan men
toch wel methodisch werken, ook zonder
vervelend te worden. En juist aan de ver
heldering van een methodisch werk over
kinder-opvoeding is zeer groote behoefte
in dezen verwarden tijd, waarin om maar
iets te noemen de een het fantasie-spel
van het kind een rijkdom" en de ander
een armoede" oordeelt.
Neen, ik zou dit boek, dat toch zooveel
belangrijks bevat aan een andere categorie
menschen willen aanbevelen, dan voor wie
de schrijver het bestemde, want ik geloof,
dat menschen. die nog met de opvoeding en
alle moeilijkheden en verrassingen beginnen
moeten, inplaats van al deze te kleine frag
menten meer gebaat zouden zijn met tien
kinderen ten voeten uit, al of niet ingeleid
door den samensteller. Er zijn in onze
Hollandsche litteratuur van die kinderfiguren
als Noortje Velt met al haar verborgen vreug
den en smarten, als het gevoelige, dappere,
wijze jongetje Con Martins, waarvan we
werkelijk niet lezen om het mooi-vinden"
allén, maar die ons hart onrustig maken,
om alles wat wij kunnen voorbijzien, ver
troebelen en bederven in naam der opvoeding.
C. M. V A N H l I L E - G A E R T H
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE'RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
VRAAGT SIPKES'
FIJNSTE DESSERTWERKEN
naast elkaar, dat kan hij toch niet. De lok
roep var. den baardman klinkt als
harpgetokkel.
Tegen den avond gaat al dat goedje te ruste.
Daar merk je niets van, want die meezen
doen dat doorgaans in stilte. ? Het blijkt
nu.echter. dat er"in 't reservaat ook nog merels
huizen eu winterkuninkjes en minstens een
roodborst, want die laten hun bekende avond
geluiden hooren. Er komen ook spreeuwen
opdagen en kraaien. Nu, er zijn slaapplaatsen
genoeg. Al die vogels, sommige eenzaam,
andere gezellig, slapen dicht bij of op den
grond. De twaalf graden Celsius vorst hin
deren hen thans nog niet. Geef hun maar het
stille rietland, de dichte struiken, het lage
dak van bramen, het bed van mos en varens.
Voor de warmte zorgen zij dan zelf met
hun onstuimig kloppend hart.
J A C. P. T H IJ S S E
IIIMIIIlIIlllllllllllllllllllllllllllllllillgilllIlllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
i JJ
M OERHEI M'
DEDEMSVAARTi
heeft |
de vaste-planten-prijzen l
teruggebracht l
tot het gemiddelde l
van i
1914 !