De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 februari pagina 5

25 februari 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

25 Febr. '22. No. 2331 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Mr. CLARA GERTRUD W1CHMANN f Clara Wichmann was ns een klein, iet wat ongewoon, Utrechtsch schoolmeisje ongewoon, uiterlijk in haar schotsch of geruit jurkje, ietwat ongewoon in haar vroegrijp, schuchter wijs-zijn. Ik heb haar in dien tijd niet gekend, maar ik weet het van hen, die haar hee! goed gekend hebben, en het komt uit met haar later wezen. Haar afwijkendheid ging gepaard aan gevoelige nobelheid: afkeer van schoolonrechtvaardigheid. Veel uiten durfde zij zich niet. Eigenlijk bleef dit alles zoo, toen zij op de Utrechtsche H.B.S. voor Meisjes ging; er waren er, nu veel meer, die haar afwijkendheid begrepen, en haar helder verstand kwam uit. Zij kreeg vriendinnen, die dat bleven tot het eind. Clara deed staatsexamen en werd studente: in die jaren, toen meisje-student-zijnbeteekcnde: alles willen weten. En zij wilde alles weten. Ik ken haar uit dien tijd; in haar rechtsstudie stond zij in begrip, in bondig denken niet achter bij de knapste manlijke tijdgenooten. Het z.g. juridisch denken is een eigenschap, die zij zich heeft weten eigen te maken, misschien als een vanzelfsprekendheid, omdat waar zij rechten studeerde zij dit ook, gelijk al wat ze deed, volkomen af moest doen. Dit vakwerk eindigde in haar promotie met lof," op Beschouwingen over de historische grond slagen der tegenwoordige omvorming van het strafbegrip,""op 18 Dec. 1912. Haar rechtsgeleerd werk kon haar ambtenaar doen worde,n natuurlijk voortreffelijk ambtenaar: wat ze deed, was af, aan het Centraal Bureau voor de statistiek. De van haar hand afkomstige publicaties dier in stelling behooren tot de beste. Zij kon, als No. 2 op een voordracht 't was in Nederland nog niet geschied in aanmerking komen voor het hoogleeraarsambt in het strafrecht aan de Amsterdamsche Uni versiteit. Dit alles zou bij een ander, een gewoon mensen, een uitbeelding zijn van een achtenswaardigen loopbaan, maar in Clara's leven is 't maar bijzaak. Natuurlijk" deed zij haar werk goed, natuurlijk kwam zij voor z.g. hoog ambt in aanmerking. Maar wie Clara kent in haar studententijd, weet andere dingen. In haar lust tot weten richtte /ij haar studie bij voorkeur op geschiedenis. Zij had een beschouwenden aanleg, en dus trok de geschiedenis haar, en zij wist er meer van dan de gewone vakman. Het was alweer een in zicht, dat zij niet missen kon, omdat zij leefde in de historisch-contemplatieve periode van haar leven, die voorbijgegaan mag zijn, maar die bij al haar verder werk haar sporen liet. Toen ging Clara de colleges van Prof. Bolland volgen,en toen verstond zij het om te behooren tot die zér enkelen, die zich inder daad de leer der zuivere Rede, tot hoogste essentie van menschelijk zijn wisten te maken. Het historisch-contemplatieve week terug in haar voor de gedachte, in woordvorm uitgedrukt, als gedachte om haarzelfs wil. En bij dat alles trad voor die haar kenden het wonder naar voren dat in Clara de jurist in Clara de historica, in Clara de philos'oof, die de zelfverkeering elker denk baarheid, in zuivere rede machtig was, dat in haar niets verdwenen was van het aandoenlijk-roerend-teêre, van het in-vrou welijke : dit was geweven dór, was n met al haar werk. Zij vond tijd om, als studeerende vrouw, ook ,meisjes-studente" te zijn, en ook dat was zij geheel. In den kring der meisjes-stu denten, de Club", hebben zeer velen genoten van haar gaven van geest en hart: zij hield er doordachte en doorvoelde lezingen, maar zij nam ook waarachtig deel aan de gezelligheid. Zij is praeses geweest, werd later eerelid van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten-Vereeniging; geen wonder: geene zoo als zij wist steeds weer de steunende vriendin, de begrijpende raadsvrouw te zijn der jon geren, jaren lang. Op het einde van haar studententijd ze heeft doorleefd het historisch-contempla tieve, zij verstaat de zuivere rede voelt ze zich aangetrokken tot de Vrouwenbeweging. Drang tot actie komt in haar op. Waarom? Wie zal het zeggen? Zij moest. En nu wordt zij niet een kiesrechtstrijdster bij uitnemend heid neen, zij is eene ethische feministe. Ik heb haar in dien tijd en in dien strijd beter dan vele anderen gekend, en ik weet, hoe zij meende, dat er niet is een vrouwenvraagstuk allén om der wille van de vrouw. Zij deed haar werk in den Ned. Bond voor Vrouwen' kiesrecht, maar de strekking ervan ging ver boven het kiesrecht uit. De, historica in haar bracht haar tot bestudeering van de geschie denis van het vrouwenvraagstuk; de criminaliste in haar zocht naar het wezen der vrouwelijke misdadigheid; haar groote eruditie deed haar het Vrouwenvraagstuk zien in zijn alzijdigheid maar ook in zijn betrek kelijkheid. Qeen wonder, dat contemplatie en actie in haar neersloegen tot de gave, de resultaten van al deze studie te verwerken in belangrijke geschriften. Gewijd heeft zij zich toen, jaren lang, aan de samenstelling van het Encyclopaedisch Handboek: de Vrouw, de Vrouwen beweging en het Vrouwenvraagstuk." Lees, wat zij daarin schreef over de Vrouw en de Arbeid," over de Criminaliteit der vrouw," over de Vrouw en de nieuwere Politiek," maar vooral het slotartikel over het vrouwen vraagstuk in zijn betrekkelijkheid." Gij zult getroffen worden door haar grondig weten,door haar waardeering van de opvatting van an deren, maar vooral door haar inzicht in de betrekkelijkheid aller begrippen, waardoor immers steeds nieuw leven, dat vanzelf weer scheppend is, ontstaat. Clara is kenteringsmensch. Haar historisch inzicht n haar vrouwelijk gevoel doen haar meeleven met alle vormen van vrouwenbestaan en zij ziet de moeilijkheden, die komen zullen om te worden overwonnen, helder voor oogen. Zij zag de veranderlijkheid in historie en toekomst, k van het vrouwen vraagstuk. Maar Clara wist daarnaast, dat onveranderlijk is het vrouw-zijn. Dat was geweven door al haar denken, in al haar doen. Dat was het, wat haar de zekerheid gaf, dat al het leed van vroeger en nu niet voor niets geleden werd, wat haar ten slotte van ken teringsmensch maakte tot eene die gelooft in den nieuwen tijd. Zóis het vrouwenvraagstuk tijdelijk vraagstuk; het zal niet dan tijdelijk kunnen worden opgelost; vele veranderingen zijn er vór ons geweest, maar vele nog zullen er na ons komen. En toch is die veranderlijkheid het eenige niet. In alle veranderlijkheid her vindt zich eeuwig hetzelfde. De verganke lijke werkelijkheid geeft het juist dór haar vergankelijkheid telkens nieuw terug." Zoo schreef zij in October 1916 (zie het aangehaalde slotartikel in het Ene. Handboek) En haar vrienden van toen meenden hierin te lezen de schoonste belofte voorde toekomst: dat zij haar werk, haar vrouwelijker! rijkdom zou blijven geven aan de oplossing der telkens veranderende problemen van het leven. Zij, die zoo denken, gelooven weinig in profeten. Clara, de juriste, die hoogleeraar zou kunnen zijn, Clara de philosoof zij werkte mede aan het Tijdschrift voor Wijs begeerte, zij schreef in 1917 een Inleiding tot de philosophie der samenleving. Zij trok discipelen aan de Internationale Schooi voor Wijsbegeerte te Amersfoort zij die na EISCHT STEEDS SIPKES' haar periode van historische contemplatie, na haar inkeer tot de leer der zuivere Rede, gekomen was tot de actie, die in de oplossing der vraagstukken steeds eene betrekkelijke ziet zij is toch geworden een profetes ! Op haar innig-gevoeligen geest hebben de wereldgebeurtenissen diepen indruk gemaakt. Zij heeft het leed der lijdendan zelf-doorleefd inden geest en in de ziel. En haar logica voerde haar tot de consequentie, dat deze samenleving dan verkeerd moet worden in haar tegendeel. Zij wilde geen geweld, zijiwilde de overtui ging zien bijgebracht aan de volken, dat die zelfverkeering door de historie, door de logica en door de noodzakelijkheid van de daad geboden wordt. Zij erkende in den bouw van het Al een richtende, scheppende macht. Zoo werd Clara Christen-Socialist, later Religieus Anarcho-Communist, en sprak zij met al haar bezieling tot scharen, en schreef zij, als een profetes die overtuigen wil. Onze wegen hebben zich toen gescheiden. Maar uit haar brief, waarin zij mij haar bekeering" schreef, weet ik, dat zij niet anders kon, omdat zij, in wat zij nu doen ging, het Noodzakelijke zag. Maar weer las ik, dat ook in deze aanvaarding van een nieuwe aera in haar bestaan, in haar gebleven was de ontroerde ziel, de ziel van de vrouw-Clara. Nu is het einde gekomen. Wat er van haar was, is tot stof wedergekeerd. Maar de ontroeringen, die de omgang met Clara Wichmann bracht, kunnen niet vergeten worden door die haar hebben gekend. Haar verspreide geschriften behoorden verzameld te worden, want ons volk, en vooral onze vrouwen, ook zij die na ons komen, mogen weten, dat er slechts zelden een sterft als Clara Wichmann. Toch stierf zij eenvoudig. Zij was vrouw, zij heeft de volheid van vrouwenleven in allen eenvoud beleefd. Alleen, helaas, de verwezen lijking van haar diepe moederlijkheid heeft zij slechts mogen naderen in haar stervensuur. Het heeft zoo moeten zijn. C. M. W E R K E R?B E A U J O N. iiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiii mui iiiiin i i Minimin CLARA MEYER?WICHMANN f (Persoonlijke herinneringen) Wc hebben in de couranten gelezen, welke betrekking ze vervulde; aan welke tijdschriften ze meewerkte; in welke commissies zij zat en tot welke partij zij behoorde. Maar hoe weinig geven die feitelijke gegevens een indruk, van wat ze was, en wat ze gaf in haar korte, maar niet-vergecfsche, leven. Clara Wichmann was niet iemand, bij wie het zwaartepunt van haar bestaan lag in haar bedrijvige daden; ze was voor alles de persoonlijkheid, van wie iets uitging, dat bij niemand anders te vinden was. Het lijkt soms, of we maar voortleven van dag tot dag in een roes van werk en zorg, .zonder tijd om tot bezinning te komen. Maar dan valt onverwachts iemand naast ons; ze valt in denbodemloozen dood,en we blijven staan, en keeren tot onszelf in; we begrijpen weer, dat het leven een mysterie is, en dat het kostbaarste, dat het ons geven kan, dit is, dat we uit de vele menschen, die aan ons voorbijgaan, enkelen hebben herkend en begrepen, en liefgehad; en door onze liefde tot ons onvervreemdbaar eigendom hebben gemaakt.... En als er geen nieuwe ontmoe tingen aan het contact, dat altijd een vreugde was, kunnen worden toegevoegd; als dat brok leven ligt afgesloten, als een gaaf en onaantastbaar geheel, dan staan de her inneringen in ons hart op; en dan leeft zij, die is heengegaan, nog eens dat leven, dat ze met ons leefde, in ons ove,r; nog intenser, dan toen we haar stem nog hoorden; want we weten nu, dat het einde onherroepelijk is, en dat alles, wat ons nu ontgaat, voor eeuwig is verloren. Mijn herinneringen gaan terug tot onzen gemeenschappelijke!! studententijd: jaren van veel redeneeren, van zwaar-op-de-hand en partijdig zijn; van zich-zelf-overschattende onrijpheid, gewichtige poze, onrust en inner lijke disharmonie. Ik herinner mij debatten op onze club, waar fel meening tegen meening werd gesteld, waarbij persoonlijke scherpheid moest aanvullen, wat liet betoog aan argu menten te kort kwam,--en dan cïaartusschen Clara, met haar weinig-opvallend, tenger figuurtje, met haar donkere, klank-arme stem, die even iets zei, een paar zinnetjes maar, waardoor beide partijen ineens beseften, dat de qnestie, waar het om ging, we! dieper begrepen en nobeler aangevat kou worden, dan wij in on/e bekrompen overtuigdheid had den gemeend.,... En toch was er in haar geen atoom van de eigengereide leidster", van den zclfbewnsteii superieuren geest," die weet, dat, wanneer het spaak loopt, ;ij altijd de vergadering met een diepzinnige opmerking in het rechte spoor 'kan brengen Want zoodra ze het bevrijdende woord had gezegd, overviel haar weer die beminnelijke verlegenheid, die schuchtere onzekerheid, die maakte, dat buitenstaanders zelden vermoedden, welk een nobele en zuivere persoonlijkheid dat wcinig-imponeerende uiterlijk bezielde. Ze was eerlijk tot in het overdrevene. Wie haar terloops een vraag deed, kreeg een ge detailleerd verslag, van alles, wat met het aangeroerde geval in verband stond, en vooral, wanneer er iets bij te pas kwam, waar eenige tekortkoming aan haar zijde kon worden verondersteld, werd dit uitvoerig uiteengezet, en rouwmoedig erkend.... Maar die oprecht heid bracht er haar nooit toe, hard te zijn tegen of over anderen: omdat ze bij anderen zoo weinig fouten zag. Want ze was vol vertrouwen in haar medemenschen; ze verwachtte van ieder het beste, en daardoor haalde ze ook het beste uit ieder mensch naar boven. Wie met haar sprak, herinnerde zich zijn goede voornemens en zijn hoogste plannen; omdat zij goed wilde en goed leefde, met alle kracht, die in haar was, kwam ieder van haar vandaan, met een hernieuwden wil, om, op zijn eigen manier, toch ook te trachten iets moois van zijn leven te maken. Dit vertrouwen in anderen, en haar aange boren gemeenschapszin hebben haar tot het communisme gebracht. Ze was geen strijdster; haar schuchtere natuur voelde zich angstig in gewoel; maar haar wanne hart, haar evan gelisch broederschapsgevoel trokken haar tot de partij, die de beste kansen scheen te geven voor de verdrukten en misdeelden, en ze heeft in dit geloof" het geluk gevonden, dat ze in haar jaren, gewijd aan wetenschap pelijke studie, aan wijsbegeerte, aan geschie denis en andere intellectueele bezigheden, vergeefs had gezocht. Ze was mild en ruim van begrip, op het critieklooze af. Maar zoo ze dan al een enkele keer het onwaarachtige niet onmiddellijk heeft herkend, en teruggewezen, hoeveel meer zondigen wij door gebrek aan belangstel ling voor en meeleven met het nieuwe, het afwijkende.... Bij haar was ieder veilig, die eerlijk zocht, en eerlijk streefde, en haar zachte hart, dat nooit afstootte door zich in een pantser van zelf-verzekerdheid te hullen, was een schuilplaats voor scharen van moderne onzckeren, wie ze voorzichtig en eerbiedig steun te brengen zocht. Een moderne heilige, dus; een lichtend voorbi-cld voor velen; en toch hoe innigmenschelijk in haar onbeheerschten lach; ui haar wijze van grappen vertellen. Hoe goed en graag vertelde ze haar Duitschc studentcnWitze; hoe kon ze genieten van een dwaze situatie, en hoe gu! uitte zij het eerst haar plezier, als ze, in haar verstrooidheid, een gekke vergissing beging. . . . Ze had hef geloof in de menschheid; ze had haar hoop in een betere toekomst; maar ze wist toch, dat boven alles de liefde" gaat. En die liefde heeft ze beoefend, en be leefd en genoten: niet alleen als de wijde wereld-omvattende genegenheid voor de ge meenschap; niet alleen als toewijding aan haar vele vrienden; maar ook als het afgesloten paradijs van twee menschen, die geen on derscheid meer weten tusschen jij" en ik". . We hebben allemaal geleerden ondervonden, dat ontwikkeling" nooit alleen winst, maar ook verlies brengt; dat ,,ont"wikkeling ook in"wikkeling beteckent; en dat de vrouw, die zich veel cultuur eigen maakt, daarbij veelal van haar natuur inboet ..Maar we hebben ook gezien dat enkele gezegende persoonlijk heden aan die wet ontsnappen, en ondanks hun bizondere geestes-ontwikkeling hun natuur sterk en ongeschonden bewaren. Zoo Clara, die alles wat klein is in het in stinctieve drijven van de vrouw ver achter zich had gelaten, maar die het kostbaarste van haar ingeschapen aard: de drang naar het moederschap, volkomen ongerept ge houden had. Zij, die het leven zoo diep en wijsgeerig had doorgedacht, heeft ook dezen kant er van nog mogen kennen: ze heeft alles voor de geboorte van haar kindje voorbereid; ze heeft nog geweten, dat ze een dochtertje bezat. Maar toen, op dit hoogtepunt, is ze van de wereld weggenomen. A N N i i; SA i. o M ONS g ZOMEN Axminster Tapijten Vanaf f8.75 per M. MADAME PROFESSOR MARIE CURIE SLODOWSKI heeft men haar candidaat gesteld voor c!e Academie de Médecine en hebben alle andere candidaten zich met opzet teruggetrokken, opdat zij met algemeen e stemmen zou verko zen worden, wat dan ook op 7 Februari is geschied. De beroemde geleerde is, volgens de,,Figaro", zeer gevoelig voor de eer die haar te beurt valt en deinst niet terug voor de vermeerdering van arbeid die deze nieuwe eeretitel zeker zal medebrengen. Toen zij in 1911 vernam, dat men van Antifeministische zijde haar candidatuur tegen werkte, besloot zij zelf te solliciteeren naar den zetel van Gernez die deze geleerde, als opvolger van haar man, professor Curie, inge nomen had. Zij legde toen een staat van dienst over, waarmede men nu zeker met volle be langstelling nog eens zal kennismaken. Geboren op 7 November 1867, als dochter van den Russischen geleerde Slodowski, werd zij in 1893kandidaat in de natuurkunde aan de Parijschehoogeschool. In 1892hetzelfde in de wiskunde; in 1896 ingeschreven als leerares aan een H. B. S. voor meisjes;in 1900 belast met voordrachten over natuurkun de aan de Ecole normale Supérieure van jonge meisjes in Sèvres; in 1903dokter in de natuur kunde; in 1906 werd haar opgedragen voor drachten te houden over algemeene natuur kunde aan de academie te Parijs; in 1909 tot professor in dat vak benoemd. In 1898 ontving zij, op voorstel van een commissie, bestaande uit Joseph Bertrand, Berthelot, Hermitc en Darboux, van de Parijsche Academie van Wetenschappen de prijs Gegner. Die zelfde prijs Gegner werd haar in 1900 en 1902 nog maals verleend, tegelijk met de Berthelotmedaille. In 1903 verkreeg zij, tezamen met haar man en H. Becquerel, den Nobelprijs voor chemie. Verder werd zij benoemd tot: eerelid van de Royal Institution of Great Britain ; bui ten landsch lid van de Vereeuiging voor chemie te Londen; van de Hollandschc maatschappij voor Wetenschappen ; van de American philosophical Society; eerelid van de American Chemical Society; van de Vereeniging voor Physica te Brunswijk; correspondeerend lid van de Academie voor Wetenschappen te Petersburg; buitenlandsch lid van de Konink lijke Academie in Zweden ; doctor honoris causa van de Universiteit te Genéve, hetzelfde van de Universiteit te Edinburg. De lijst van medailles en prijzen, die zij nog uit allerlei landen ontving, is te groot, om hier nog bij te voegen. Toen haar man, professor Pierre Curie, zoo ongelukkig het leven verloor, door het over rijden door een kar, vond men het niet meer dan billijk dat zijn vrouw hem als professor opvolgde. In het jaar 1921 is haar in Amerika groote eer bereid. Niet alleen dat de Amerikaansche vrouwen een groote som geld bijeen gebracht hadden, waarvoor zij een hoeveel heid rddium kochten, om dit aan Madame Curie aan te bieden; zij verzochten haar, dit zelf in ontvangst te komen nemen. Zij heeft aan dit verzoek voldaan en met haar twee dochters een bezoek aan Amerika gebracht. President Harding heeft haar met alle moge lijke eerbewijzen op het Witte Huisontvangen en verscheidene Amerikaansche Universi teiten hebben haar een eere-doktoraat aange boden. In 1911 bracht zij een bezoek aan ons land om met Professor Kamerling Onnes te Leiden, samen te werken. Wetende dat Madame Curie wars was van alle openbare hulde, heb ben de internationaal voelende feministen haar toch een bewiis van belangstelling wil len geven en zonden haar bloemen, als een vriendelijk welkom in ons land. Met een gra cieus br,e:je werden zij bedankt. N. MANS r i; i. D T?n E W i i i H u B i: u T s 't Kan verkeeren, gelukkig nok ten goede. liet was in 1911 dat Madame Curie werd voorgedragen als lid van de Parijssche Aca demie des Sciences en met ;i stem te weinig, niet werd toegelaten. Thans, 11 jaar later, CYPRESSEN Echte cypressen van eenige neteekenis groeien 111 Nederland we! nergens. Cyprus of Urk, dat scheelt ook heel wat. Alle eeuwen door heeft men in Midden-Europa het gemis aan dien boom gevoeld, het zinnebeeld van onvergankelijkheid. Men heeft al spoedig ge zocht naar surrogaten en tot het midden van de zestiende eeuw heeft men zich daarvoor moeten behelpen met den Oosierschen Levens boom, Biota orientaüs, die in het wild groeit in Pcrzie en de Kaukasuslanden. Doch ook deze Biota kan niet funk tieren in onze nog al ruwe contrijcn en het was dus met een ware geestdrift, dat men zich wierpop de Amerikaansche en later op de Japansche cypres-achtige hoornen, die hier wel willen groeien; allerhand gedoe van kegelvormige boomen, altijd groen en waar de oppervlak kige beschouwer nooit iets aan merkt van het komen of gaan van bladereu en 't is zelfs al mooi, als hij er iets bladachtigs aan zien kan. Aan de dennen en de sparren gaat de wis seling der jaargetijden niet ongemerkt voorbij. In de Meimaand maken zij groot vertoon van kleurigen bloei en nieuw lot; daar be staan zelfs aardige versregels over. En in Juni en Juli laten ze een lieeleu jaargang van hun naalden vallen, zoo dicht, dat de wegen er mee bedekt zijn. Maar de cypresachtige boomen doen dat alles heel stilletjes. Eerst wanneer ge er met opzet op gaat letten, ziet ge, dat ze groeien en zelfs dikwijls heel krachtig en snel, vooral wanneer ge te doen hebt met de normale vormen. Zoo is het dan ook mogelijk, dat wij al behoorlijke lanen en bosschen van cypressen hebben en een van de mooiste is wel dat van De Braak, het landgoed bij Paterswolde, thans een van de aardigste bezittingen van de Vereeni ging tot Behoud van Natuurmonumenten. Dat cypressenbosch begint werkelijk reeds een plechtigen indruk te maken en geeft ook al een voorsmaak van timmcrhout. We moeten namelijk wel bedenken, dat al die boomen ook hun practische beteekenis hebben; ze kunnen twintig tot zestig nieter hoog worden en materiaal leveren voor liet bouwen van steigers en bruggen en schepen. Trouwens de overlevering wil, dat Noach zijn Ark gebouwd heeft van echte cypressen, de boomen van ApoMo en Böcklin. Als we nu in onze parken en tuinen de surrogaat-cypressen gaan bekijken,dan vinden we in hoofdzaak drie duidelijk verschillende vormen. Allereerst zien we, dat ze allemaal in plaats van bladeren groene schubben heb ben, dat deze schubben twee aan twee aan de twijg jes staan en dat telkens een vlak schiibbenpaar af wisselt met een paar saamgevouwen schubben. Daardoor worden de twijgen plat en doordat de twijgjes van een tak weer alle in eenzelfde $v LM til". vlak liggen, vormen zich de vederachtige plakkaten, waaruit deze boomen zijn samen gesteld. Bij de echte cypressen is dat anders, daar verte! ik later wel eens van. Indien we nu van jonge twijgen uitgaande steeds oudere takken zoeken, zien we dat de schubben van vorige jaren nog heel lang aan de takken blijven zitten, zelfs nog nadat ze al hun bladgroen hebben verloren en geheel gebruind zijn. Ze maken dan als het ware deel uit van de schors en als ze dan na jaren eindelijk vallen, dan lijkt dat meer op een afschilferen van de schors, dan op het valkn van bladeren. De schubben zijn verschillend van grootte. Bij een soort worden ze we! haast een centimeter lang en drie millimettr breed en daaraan alleen kimt ge deze Ililri of Japansche cypres (Tlutopsis dolabrata) al dadelijk van de andere onderscheiden. Bo vendien ziet de onderzijde van zijn twijgen er zeer versierd uit, doordat daar'de schubben groote witte plekken vertooneii. Bij deze Hiba is het geheim van den gesloten kegelgroei ook gemakkelijk te doorgronden: de onderste takken groeien eerst omlaag en buigen zich dan opwaarts z0(1dat hun top weer loodrecht naar boven groeit. De kleinste schubben hebben Lawson's cypres en zijn verwanten, amper een mil limeter lang, zelfs nog korter. Alleen de schubben aan de hoofdtwijgen zijn langer. Deze cypressen bloeien nog al rijkelijk, soms zijn ze in het i l -?> voorjaar rood van de meeldraden en meestal zijn ze bela den niet vruchtkegels, houtige blokjes, op gebouwd uit aardig ge vormde schubben, bruin, vaak bleekblauw be riipt. Die vruchtkegels vor men wel liet b.'ste kenmerk ter onderscheiding vin de aloude Thuja, die eertijds de meest ge liefde cypres mocht heeten, maar gaandeweg, wat heel jammer is, door dien Lawson en zijn konui'ten wordt \erdrongen. Over de spelling en uitspraak van de ze n naam zijn de meeningen verdeeld. Ascherson en Graebner zeggen dat we moeten spellen Thyia, omdat Homerus dat al deed, al bedoelde hij er dan ook zeer zeker een anderen boom mee. Veel menschen spreken uit: tuija", maar tnja" is toch wel het meest juiste. Deze Thuja heeft ovale vrnchtkegcls, uit leerachtige schubben opge bouwd en zijn groene schubben zijn we! ander half maal zoo groot als die van Lawson's cypres. Hij groeit bij ons heel graag,vooral op veenige plaatsen en m.'ii heeft er dan indertijd in liet Vondelpark ook heel wat met succes aangeplant, l lij is afkomstig uit de Oostelijke V'ereenigde Staten en ik ben pas goed van hem gaan honden,sedert ik Thoreau's In the Maine woods gelezen heb. Deze aartswandelaar heeft ongeveer driekwart eeuw geleden Grand Hotel Fünckler RESTAURANT HAARLEM Pension prix-tnodérés een naar kampeertochten gedaan door de destijds zoo goed als onbewoonde binnenlanden vanden Staat Maine en daar een zeer levendig relaas van gegeven. Dat ging per canoe, over nieren en stroomversnelligenen met?portages" van stroomgebied naar stroomgebied. Deze waterscheidingen waren meestal vlaken venig en vooral begroeid met bosschen van Arbor vitae," dat is dan onze Thiija. En als je dan met Thoreau geslapen hebt op bedden van Thujatwijgen, en thee gedronken hebt van Thnjaloof en touwen gemaakt vanThujaschors, dan komt er leven in dien Arbor vitae en wordt hij nog iets anders dan een aardige vulling van onze parken of een geschikte schuilnestplaats voor vele onzer zangvogels. Wanneer ge nu naar deze cypressen gaat zoeken, dan zult ge naast mijn drietal nog heel wat andere soorten vinden en bovendien ontdekken dat de kunst des kweekers van elke soort nog tallooze vormen te voorschijn heeft gebracht,verschillend in kleuren houding en groeiwijze. Ik vind de normale vormen het mooist. J ,\ c. P. T n i j s s E MOERHEIM" DEDEMSVAART belast zich met het UITVOEREN VAN TUINWERKEN door GEHEEL NEDERLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl