Historisch Archief 1877-1940
25 Febr. '22. No. 2331
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Mr. CLARA GERTRUD
W1CHMANN f
Clara Wichmann was ns een klein, iet
wat ongewoon, Utrechtsch schoolmeisje
ongewoon, uiterlijk in haar schotsch of geruit
jurkje, ietwat ongewoon in haar vroegrijp,
schuchter wijs-zijn. Ik heb haar in dien tijd
niet gekend, maar ik weet het van hen, die
haar hee! goed gekend hebben, en het komt
uit met haar later wezen.
Haar afwijkendheid ging gepaard aan
gevoelige nobelheid: afkeer van
schoolonrechtvaardigheid. Veel uiten durfde zij
zich niet.
Eigenlijk bleef dit alles zoo, toen zij op de
Utrechtsche H.B.S. voor Meisjes ging; er
waren er, nu veel meer, die haar afwijkendheid
begrepen, en haar helder verstand kwam uit.
Zij kreeg vriendinnen, die dat bleven tot het
eind.
Clara deed staatsexamen en werd studente:
in die jaren, toen
meisje-student-zijnbeteekcnde: alles willen weten. En zij wilde alles weten.
Ik ken haar uit dien tijd; in haar rechtsstudie
stond zij in begrip, in bondig denken niet achter
bij de knapste manlijke tijdgenooten. Het z.g.
juridisch denken is een eigenschap, die zij zich
heeft weten eigen te maken, misschien als
een vanzelfsprekendheid, omdat waar zij
rechten studeerde zij dit ook, gelijk al
wat ze deed, volkomen af moest doen. Dit
vakwerk eindigde in haar promotie met lof,"
op Beschouwingen over de historische grond
slagen der tegenwoordige omvorming van het
strafbegrip,""op 18 Dec. 1912.
Haar rechtsgeleerd werk kon haar ambtenaar
doen worde,n natuurlijk voortreffelijk
ambtenaar: wat ze deed, was af, aan het
Centraal Bureau voor de statistiek. De van
haar hand afkomstige publicaties dier in
stelling behooren tot de beste.
Zij kon, als No. 2 op een voordracht
't was in Nederland nog niet geschied in
aanmerking komen voor het hoogleeraarsambt
in het strafrecht aan de Amsterdamsche Uni
versiteit.
Dit alles zou bij een ander, een gewoon
mensen, een uitbeelding zijn van een
achtenswaardigen loopbaan, maar in Clara's leven is 't
maar bijzaak. Natuurlijk" deed zij haar
werk goed, natuurlijk kwam zij voor z.g. hoog
ambt in aanmerking. Maar wie Clara kent in
haar studententijd, weet andere dingen.
In haar lust tot weten richtte /ij haar
studie bij voorkeur op geschiedenis. Zij had
een beschouwenden aanleg, en dus trok de
geschiedenis haar, en zij wist er meer van dan
de gewone vakman. Het was alweer een in
zicht, dat zij niet missen kon, omdat zij
leefde in de historisch-contemplatieve periode
van haar leven, die voorbijgegaan mag zijn,
maar die bij al haar verder werk haar sporen
liet.
Toen ging Clara de colleges van Prof.
Bolland volgen,en toen verstond zij het om te
behooren tot die zér enkelen, die zich inder
daad de leer der zuivere Rede, tot hoogste
essentie van menschelijk zijn wisten te
maken. Het historisch-contemplatieve week
terug in haar voor de gedachte, in woordvorm
uitgedrukt, als gedachte om haarzelfs wil.
En bij dat alles trad voor die haar kenden
het wonder naar voren dat in Clara de
jurist in Clara de historica, in Clara de
philos'oof, die de zelfverkeering elker denk
baarheid, in zuivere rede machtig was,
dat in haar niets verdwenen was van het
aandoenlijk-roerend-teêre, van het in-vrou
welijke : dit was geweven dór, was n met
al haar werk.
Zij vond tijd om, als studeerende vrouw,
ook ,meisjes-studente" te zijn, en ook dat
was zij geheel. In den kring der meisjes-stu
denten, de Club", hebben zeer velen
genoten van haar gaven van geest en hart:
zij hield er doordachte en doorvoelde lezingen,
maar zij nam ook waarachtig deel aan de
gezelligheid. Zij is praeses geweest, werd later
eerelid van de Utrechtsche Vrouwelijke
Studenten-Vereeniging; geen wonder: geene zoo
als zij wist steeds weer de steunende vriendin,
de begrijpende raadsvrouw te zijn der jon
geren, jaren lang.
Op het einde van haar studententijd
ze heeft doorleefd het historisch-contempla
tieve, zij verstaat de zuivere rede voelt ze
zich aangetrokken tot de Vrouwenbeweging.
Drang tot actie komt in haar op. Waarom?
Wie zal het zeggen? Zij moest. En nu wordt
zij niet een kiesrechtstrijdster bij uitnemend
heid neen, zij is eene ethische feministe.
Ik heb haar in dien tijd en in dien strijd beter
dan vele anderen gekend, en ik weet, hoe zij
meende, dat er niet is een vrouwenvraagstuk
allén om der wille van de vrouw. Zij deed
haar werk in den Ned. Bond voor
Vrouwen' kiesrecht, maar de strekking ervan ging ver
boven het kiesrecht uit. De, historica in haar
bracht haar tot bestudeering van de geschie
denis van het vrouwenvraagstuk; de
criminaliste in haar zocht naar het wezen der
vrouwelijke misdadigheid; haar groote eruditie
deed haar het Vrouwenvraagstuk zien in
zijn alzijdigheid maar ook in zijn betrek
kelijkheid.
Qeen wonder, dat contemplatie en actie in
haar neersloegen tot de gave, de resultaten
van al deze studie te verwerken in belangrijke
geschriften. Gewijd heeft zij zich toen, jaren
lang, aan de samenstelling van het
Encyclopaedisch Handboek: de Vrouw, de Vrouwen
beweging en het Vrouwenvraagstuk." Lees,
wat zij daarin schreef over de Vrouw en de
Arbeid," over de Criminaliteit der vrouw,"
over de Vrouw en de nieuwere Politiek,"
maar vooral het slotartikel over het vrouwen
vraagstuk in zijn betrekkelijkheid." Gij zult
getroffen worden door haar grondig weten,door
haar waardeering van de opvatting van an
deren, maar vooral door haar inzicht in de
betrekkelijkheid aller begrippen, waardoor
immers steeds nieuw leven, dat vanzelf
weer scheppend is, ontstaat.
Clara is kenteringsmensch. Haar historisch
inzicht n haar vrouwelijk gevoel doen haar
meeleven met alle vormen van
vrouwenbestaan en zij ziet de moeilijkheden, die
komen zullen om te worden overwonnen,
helder voor oogen. Zij zag de veranderlijkheid
in historie en toekomst, k van het vrouwen
vraagstuk. Maar Clara wist daarnaast, dat
onveranderlijk is het vrouw-zijn. Dat was
geweven door al haar denken, in al haar doen.
Dat was het, wat haar de zekerheid gaf, dat
al het leed van vroeger en nu niet voor niets
geleden werd, wat haar ten slotte van ken
teringsmensch maakte tot eene die gelooft
in den nieuwen tijd.
Zóis het vrouwenvraagstuk tijdelijk
vraagstuk; het zal niet dan tijdelijk kunnen
worden opgelost; vele veranderingen zijn er
vór ons geweest, maar vele nog zullen er
na ons komen. En toch is die veranderlijkheid
het eenige niet. In alle veranderlijkheid her
vindt zich eeuwig hetzelfde. De verganke
lijke werkelijkheid geeft het juist dór haar
vergankelijkheid telkens nieuw terug."
Zoo schreef zij in October 1916 (zie het
aangehaalde slotartikel in het Ene. Handboek)
En haar vrienden van toen meenden hierin
te lezen de schoonste belofte voorde toekomst:
dat zij haar werk, haar vrouwelijker! rijkdom
zou blijven geven aan de oplossing der telkens
veranderende problemen van het leven.
Zij, die zoo denken, gelooven weinig in
profeten. Clara, de juriste, die hoogleeraar
zou kunnen zijn, Clara de philosoof zij
werkte mede aan het Tijdschrift voor Wijs
begeerte, zij schreef in 1917 een Inleiding
tot de philosophie der samenleving. Zij trok
discipelen aan de Internationale Schooi voor
Wijsbegeerte te Amersfoort zij die na
EISCHT STEEDS
SIPKES'
haar periode van historische contemplatie,
na haar inkeer tot de leer der zuivere Rede,
gekomen was tot de actie, die in de oplossing
der vraagstukken steeds eene betrekkelijke
ziet zij is toch geworden een profetes !
Op haar innig-gevoeligen geest hebben de
wereldgebeurtenissen diepen indruk gemaakt.
Zij heeft het leed der lijdendan zelf-doorleefd
inden geest en in de ziel. En haar logica voerde
haar tot de consequentie, dat deze samenleving
dan verkeerd moet worden in haar tegendeel.
Zij wilde geen geweld, zijiwilde de overtui
ging zien bijgebracht aan de volken, dat die
zelfverkeering door de historie, door de logica
en door de noodzakelijkheid van de daad
geboden wordt. Zij erkende in den bouw van
het Al een richtende, scheppende macht. Zoo
werd Clara Christen-Socialist, later Religieus
Anarcho-Communist, en sprak zij met al haar
bezieling tot scharen, en schreef zij, als een
profetes die overtuigen wil.
Onze wegen hebben zich toen gescheiden.
Maar uit haar brief, waarin zij mij haar
bekeering" schreef, weet ik, dat zij niet
anders kon, omdat zij, in wat zij nu doen ging,
het Noodzakelijke zag. Maar weer las ik,
dat ook in deze aanvaarding van een nieuwe
aera in haar bestaan, in haar gebleven was
de ontroerde ziel, de ziel van de vrouw-Clara.
Nu is het einde gekomen. Wat er van haar
was, is tot stof wedergekeerd. Maar de
ontroeringen, die de omgang met Clara
Wichmann bracht, kunnen niet vergeten
worden door die haar hebben gekend. Haar
verspreide geschriften behoorden verzameld
te worden, want ons volk, en vooral onze
vrouwen, ook zij die na ons komen, mogen
weten, dat er slechts zelden een sterft als
Clara Wichmann.
Toch stierf zij eenvoudig. Zij was vrouw, zij
heeft de volheid van vrouwenleven in allen
eenvoud beleefd. Alleen, helaas, de verwezen
lijking van haar diepe moederlijkheid heeft
zij slechts mogen naderen in haar stervensuur.
Het heeft zoo moeten zijn.
C. M. W E R K E R?B E A U J O N.
iiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiii mui iiiiin i i Minimin
CLARA MEYER?WICHMANN f
(Persoonlijke herinneringen)
Wc hebben in de couranten gelezen, welke
betrekking ze vervulde; aan welke tijdschriften
ze meewerkte; in welke commissies zij zat
en tot welke partij zij behoorde. Maar hoe
weinig geven die feitelijke gegevens een indruk,
van wat ze was, en wat ze gaf in haar korte,
maar niet-vergecfsche, leven.
Clara Wichmann was niet iemand, bij wie
het zwaartepunt van haar bestaan lag in
haar bedrijvige daden; ze was voor alles de
persoonlijkheid, van wie iets uitging, dat bij
niemand anders te vinden was.
Het lijkt soms, of we maar voortleven van
dag tot dag in een roes van werk en zorg,
.zonder tijd om tot bezinning te komen. Maar
dan valt onverwachts iemand naast ons;
ze valt in denbodemloozen dood,en we blijven
staan, en keeren tot onszelf in; we begrijpen
weer, dat het leven een mysterie is, en dat
het kostbaarste, dat het ons geven kan, dit
is, dat we uit de vele menschen, die aan ons
voorbijgaan, enkelen hebben herkend en
begrepen, en liefgehad; en door onze liefde
tot ons onvervreemdbaar eigendom hebben
gemaakt.... En als er geen nieuwe ontmoe
tingen aan het contact, dat altijd een vreugde
was, kunnen worden toegevoegd; als dat
brok leven ligt afgesloten, als een gaaf en
onaantastbaar geheel, dan staan de her
inneringen in ons hart op; en dan leeft zij, die
is heengegaan, nog eens dat leven, dat ze
met ons leefde, in ons ove,r; nog intenser,
dan toen we haar stem nog hoorden; want
we weten nu, dat het einde onherroepelijk is,
en dat alles, wat ons nu ontgaat, voor eeuwig
is verloren.
Mijn herinneringen gaan terug tot onzen
gemeenschappelijke!! studententijd: jaren van
veel redeneeren, van zwaar-op-de-hand en
partijdig zijn; van zich-zelf-overschattende
onrijpheid, gewichtige poze, onrust en inner
lijke disharmonie. Ik herinner mij debatten
op onze club, waar fel meening tegen meening
werd gesteld, waarbij persoonlijke scherpheid
moest aanvullen, wat liet betoog aan argu
menten te kort kwam,--en dan cïaartusschen
Clara, met haar weinig-opvallend, tenger
figuurtje, met haar donkere, klank-arme
stem, die even iets zei, een paar zinnetjes
maar, waardoor beide partijen ineens beseften,
dat de qnestie, waar het om ging, we! dieper
begrepen en nobeler aangevat kou worden,
dan wij in on/e bekrompen overtuigdheid had
den gemeend.,...
En toch was er in haar geen atoom van de
eigengereide leidster", van den zclfbewnsteii
superieuren geest," die weet, dat, wanneer
het spaak loopt, ;ij altijd de vergadering met
een diepzinnige opmerking in het rechte
spoor 'kan brengen Want zoodra ze het
bevrijdende woord had gezegd, overviel
haar weer die beminnelijke verlegenheid,
die schuchtere onzekerheid, die maakte, dat
buitenstaanders zelden vermoedden, welk
een nobele en zuivere persoonlijkheid dat
wcinig-imponeerende uiterlijk bezielde.
Ze was eerlijk tot in het overdrevene. Wie
haar terloops een vraag deed, kreeg een ge
detailleerd verslag, van alles, wat met het
aangeroerde geval in verband stond, en vooral,
wanneer er iets bij te pas kwam, waar eenige
tekortkoming aan haar zijde kon worden
verondersteld, werd dit uitvoerig uiteengezet,
en rouwmoedig erkend.... Maar die oprecht
heid bracht er haar nooit toe, hard te zijn
tegen of over anderen: omdat ze bij anderen
zoo weinig fouten zag.
Want ze was vol vertrouwen in haar
medemenschen; ze verwachtte van ieder het beste,
en daardoor haalde ze ook het beste uit
ieder mensch naar boven. Wie met haar
sprak, herinnerde zich zijn goede voornemens
en zijn hoogste plannen; omdat zij goed wilde
en goed leefde, met alle kracht, die in haar
was, kwam ieder van haar vandaan, met een
hernieuwden wil, om, op zijn eigen manier,
toch ook te trachten iets moois van zijn leven
te maken.
Dit vertrouwen in anderen, en haar aange
boren gemeenschapszin hebben haar tot het
communisme gebracht. Ze was geen strijdster;
haar schuchtere natuur voelde zich angstig
in gewoel; maar haar wanne hart, haar evan
gelisch broederschapsgevoel trokken haar tot
de partij, die de beste kansen scheen te geven
voor de verdrukten en misdeelden, en ze
heeft in dit geloof" het geluk gevonden,
dat ze in haar jaren, gewijd aan wetenschap
pelijke studie, aan wijsbegeerte, aan geschie
denis en andere intellectueele bezigheden,
vergeefs had gezocht.
Ze was mild en ruim van begrip, op het
critieklooze af. Maar zoo ze dan al een enkele
keer het onwaarachtige niet onmiddellijk
heeft herkend, en teruggewezen, hoeveel
meer zondigen wij door gebrek aan belangstel
ling voor en meeleven met het nieuwe, het
afwijkende.... Bij haar was ieder veilig,
die eerlijk zocht, en eerlijk streefde, en haar
zachte hart, dat nooit afstootte door zich
in een pantser van zelf-verzekerdheid te
hullen, was een schuilplaats voor scharen
van moderne onzckeren, wie ze voorzichtig
en eerbiedig steun te brengen zocht.
Een moderne heilige, dus; een lichtend
voorbi-cld voor velen; en toch hoe
innigmenschelijk in haar onbeheerschten lach;
ui haar wijze van grappen vertellen. Hoe goed
en graag vertelde ze haar Duitschc
studentcnWitze; hoe kon ze genieten van een dwaze
situatie, en hoe gu! uitte zij het eerst haar
plezier, als ze, in haar verstrooidheid, een gekke
vergissing beging. . . .
Ze had hef geloof in de menschheid; ze
had haar hoop in een betere toekomst;
maar ze wist toch, dat boven alles de liefde"
gaat. En die liefde heeft ze beoefend, en be
leefd en genoten: niet alleen als de wijde
wereld-omvattende genegenheid voor de ge
meenschap; niet alleen als toewijding aan
haar vele vrienden; maar ook als het afgesloten
paradijs van twee menschen, die geen on
derscheid meer weten tusschen jij" en ik". .
We hebben allemaal geleerden ondervonden,
dat ontwikkeling" nooit alleen winst, maar
ook verlies brengt; dat ,,ont"wikkeling ook
in"wikkeling beteckent; en dat de vrouw, die
zich veel cultuur eigen maakt, daarbij veelal
van haar natuur inboet ..Maar we hebben
ook gezien dat enkele gezegende persoonlijk
heden aan die wet ontsnappen, en ondanks hun
bizondere geestes-ontwikkeling hun natuur
sterk en ongeschonden bewaren.
Zoo Clara, die alles wat klein is in het in
stinctieve drijven van de vrouw ver achter
zich had gelaten, maar die het kostbaarste
van haar ingeschapen aard: de drang naar
het moederschap, volkomen ongerept ge
houden had.
Zij, die het leven zoo diep en wijsgeerig had
doorgedacht, heeft ook dezen kant er van
nog mogen kennen: ze heeft alles voor de
geboorte van haar kindje voorbereid; ze
heeft nog geweten, dat ze een dochtertje
bezat.
Maar toen, op dit hoogtepunt, is ze van
de wereld weggenomen.
A N N i i; SA i. o M ONS
g ZOMEN
Axminster Tapijten
Vanaf f8.75 per M.
MADAME PROFESSOR MARIE
CURIE SLODOWSKI
heeft men haar candidaat gesteld voor c!e
Academie de Médecine en hebben alle andere
candidaten zich met opzet teruggetrokken,
opdat zij met algemeen e stemmen zou verko
zen worden, wat dan ook op 7 Februari
is geschied. De beroemde geleerde is, volgens
de,,Figaro", zeer gevoelig voor de eer die haar
te beurt valt en deinst niet terug voor de
vermeerdering van arbeid die deze nieuwe
eeretitel zeker zal medebrengen.
Toen zij in 1911 vernam, dat men van
Antifeministische zijde haar candidatuur tegen
werkte, besloot zij zelf te solliciteeren naar
den zetel van Gernez die deze geleerde, als
opvolger van haar man, professor Curie, inge
nomen had.
Zij legde toen een staat van dienst
over, waarmede men nu zeker met volle be
langstelling nog eens zal kennismaken.
Geboren op 7 November 1867, als dochter
van den Russischen geleerde Slodowski,
werd zij in 1893kandidaat in de natuurkunde
aan de Parijschehoogeschool. In 1892hetzelfde
in de wiskunde; in 1896 ingeschreven als
leerares aan een H. B. S. voor meisjes;in
1900 belast met voordrachten over natuurkun
de aan de Ecole normale Supérieure van jonge
meisjes in Sèvres; in 1903dokter in de natuur
kunde; in 1906 werd haar opgedragen voor
drachten te houden over algemeene natuur
kunde aan de academie te Parijs; in 1909 tot
professor in dat vak benoemd. In 1898 ontving
zij, op voorstel van een commissie, bestaande
uit Joseph Bertrand, Berthelot, Hermitc en
Darboux, van de Parijsche Academie van
Wetenschappen de prijs Gegner. Die zelfde
prijs Gegner werd haar in 1900 en 1902 nog
maals verleend, tegelijk met de
Berthelotmedaille.
In 1903 verkreeg zij, tezamen met haar
man en H. Becquerel, den Nobelprijs voor
chemie.
Verder werd zij benoemd tot: eerelid van
de Royal Institution of Great Britain ; bui
ten landsch lid van de Vereeuiging voor chemie
te Londen; van de Hollandschc maatschappij
voor Wetenschappen ; van de American
philosophical Society; eerelid van de American
Chemical Society; van de Vereeniging voor
Physica te Brunswijk; correspondeerend lid
van de Academie voor Wetenschappen te
Petersburg; buitenlandsch lid van de Konink
lijke Academie in Zweden ; doctor honoris causa
van de Universiteit te Genéve, hetzelfde van
de Universiteit te Edinburg.
De lijst van medailles en prijzen, die zij nog
uit allerlei landen ontving, is te groot, om
hier nog bij te voegen.
Toen haar man, professor Pierre Curie, zoo
ongelukkig het leven verloor, door het over
rijden door een kar, vond men het niet meer
dan billijk dat zijn vrouw hem als professor
opvolgde. In het jaar 1921 is haar in Amerika
groote eer bereid. Niet alleen dat de
Amerikaansche vrouwen een groote som geld bijeen
gebracht hadden, waarvoor zij een hoeveel
heid rddium kochten, om dit aan Madame
Curie aan te bieden; zij verzochten haar, dit
zelf in ontvangst te komen nemen. Zij heeft
aan dit verzoek voldaan en met haar twee
dochters een bezoek aan Amerika gebracht.
President Harding heeft haar met alle moge
lijke eerbewijzen op het Witte Huisontvangen
en verscheidene Amerikaansche Universi
teiten hebben haar een eere-doktoraat aange
boden.
In 1911 bracht zij een bezoek aan ons
land om met Professor Kamerling Onnes te
Leiden, samen te werken. Wetende dat Madame
Curie wars was van alle openbare hulde, heb
ben de internationaal voelende feministen
haar toch een bewiis van belangstelling wil
len geven en zonden haar bloemen, als een
vriendelijk welkom in ons land. Met een gra
cieus br,e:je werden zij bedankt.
N. MANS r i; i. D T?n E W i i i H u B i: u T s
't Kan verkeeren, gelukkig nok ten goede.
liet was in 1911 dat Madame Curie werd
voorgedragen als lid van de Parijssche Aca
demie des Sciences en met ;i stem te weinig,
niet werd toegelaten. Thans, 11 jaar later,
CYPRESSEN
Echte cypressen van eenige neteekenis
groeien 111 Nederland we! nergens. Cyprus
of Urk, dat scheelt ook heel wat. Alle eeuwen
door heeft men in Midden-Europa het gemis
aan dien boom gevoeld, het zinnebeeld van
onvergankelijkheid. Men heeft al spoedig ge
zocht naar surrogaten en tot het midden van
de zestiende eeuw heeft men zich daarvoor
moeten behelpen met den Oosierschen Levens
boom, Biota orientaüs, die in het wild groeit
in Pcrzie en de Kaukasuslanden. Doch ook
deze Biota kan niet funk tieren in onze
nog al ruwe contrijcn en het was dus met
een ware geestdrift, dat men zich wierpop de
Amerikaansche en later op de Japansche
cypres-achtige hoornen, die hier wel willen
groeien; allerhand gedoe van kegelvormige
boomen, altijd groen en waar de oppervlak
kige beschouwer nooit iets aan merkt van
het komen of gaan van bladereu en 't is zelfs
al mooi, als hij er iets bladachtigs aan zien
kan.
Aan de dennen en de sparren gaat de wis
seling der jaargetijden niet ongemerkt voorbij.
In de Meimaand maken zij groot vertoon
van kleurigen bloei en nieuw lot; daar be
staan zelfs aardige versregels over. En in
Juni en Juli laten ze een lieeleu jaargang
van hun naalden vallen, zoo dicht, dat de
wegen er mee bedekt zijn. Maar de
cypresachtige boomen doen dat alles heel stilletjes.
Eerst wanneer ge er met opzet op gaat
letten, ziet ge, dat ze groeien en zelfs dikwijls
heel krachtig en snel, vooral wanneer ge te
doen hebt met de normale vormen. Zoo is
het dan ook mogelijk, dat wij al behoorlijke
lanen en bosschen van cypressen hebben en
een van de mooiste is wel dat van De Braak,
het landgoed bij Paterswolde, thans een
van de aardigste bezittingen van de Vereeni
ging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Dat cypressenbosch begint werkelijk reeds
een plechtigen indruk te maken en geeft
ook al een voorsmaak van timmcrhout.
We moeten namelijk wel bedenken, dat al
die boomen ook hun practische beteekenis
hebben; ze kunnen twintig tot zestig nieter
hoog worden en materiaal leveren voor liet
bouwen van steigers en bruggen en schepen.
Trouwens de overlevering wil, dat Noach
zijn Ark gebouwd heeft van echte cypressen,
de boomen van ApoMo en Böcklin.
Als we nu in onze parken en tuinen de
surrogaat-cypressen gaan bekijken,dan vinden
we in hoofdzaak drie duidelijk verschillende
vormen. Allereerst zien we, dat ze allemaal
in plaats van bladeren groene schubben heb
ben, dat deze
schubben twee aan
twee aan de twijg
jes staan en dat
telkens een vlak
schiibbenpaar af
wisselt met een
paar
saamgevouwen schubben.
Daardoor worden
de twijgen plat en
doordat de twijgjes
van een tak weer
alle in eenzelfde
$v
LM til".
vlak liggen, vormen zich de vederachtige
plakkaten, waaruit deze boomen zijn samen
gesteld. Bij de echte cypressen is dat anders,
daar verte! ik later wel eens van.
Indien we nu van jonge twijgen uitgaande
steeds oudere takken zoeken, zien we dat de
schubben van vorige jaren nog heel lang aan
de takken blijven zitten, zelfs nog nadat ze
al hun bladgroen hebben verloren en geheel
gebruind zijn. Ze maken dan als het ware
deel uit van de schors en als ze dan na jaren
eindelijk vallen, dan lijkt dat meer op een
afschilferen van de schors, dan op het valkn
van bladeren. De schubben zijn verschillend
van grootte. Bij een soort worden ze we!
haast een centimeter lang en drie millimettr
breed en daaraan alleen kimt ge deze Ililri
of Japansche cypres (Tlutopsis dolabrata) al
dadelijk van de andere onderscheiden. Bo
vendien ziet de onderzijde van zijn twijgen er
zeer versierd uit, doordat daar'de schubben
groote witte plekken vertooneii. Bij deze
Hiba is het geheim van den gesloten kegelgroei
ook gemakkelijk te doorgronden: de onderste
takken groeien eerst omlaag en buigen zich
dan opwaarts z0(1dat hun top weer loodrecht
naar boven groeit. De kleinste schubben
hebben
Lawson's cypres en
zijn verwanten,
amper een mil
limeter lang,
zelfs nog korter.
Alleen de
schubben aan
de hoofdtwijgen
zijn langer.
Deze cypressen
bloeien nog al
rijkelijk, soms
zijn ze in het
i l -?>
voorjaar
rood van de
meeldraden
en meestal
zijn ze bela
den niet
vruchtkegels, houtige
blokjes, op
gebouwd uit
aardig ge
vormde
schubben,
bruin, vaak
bleekblauw
be riipt. Die
vruchtkegels vor
men wel liet b.'ste kenmerk ter onderscheiding
vin de aloude Thuja, die eertijds de meest ge
liefde cypres mocht heeten, maar gaandeweg,
wat heel jammer is, door dien Lawson en zijn
konui'ten wordt \erdrongen. Over de spelling
en uitspraak van de ze n naam zijn de meeningen
verdeeld. Ascherson en Graebner zeggen
dat we moeten spellen Thyia, omdat Homerus
dat al deed, al bedoelde hij er dan ook zeer
zeker een anderen boom mee. Veel menschen
spreken uit: tuija", maar tnja" is toch wel
het meest juiste. Deze Thuja heeft ovale
vrnchtkegcls, uit leerachtige schubben opge
bouwd en zijn groene schubben zijn we! ander
half maal zoo groot als die van Lawson's cypres.
Hij groeit bij ons heel graag,vooral op veenige
plaatsen en m.'ii heeft er dan indertijd in
liet Vondelpark ook heel wat met succes
aangeplant, l lij is afkomstig uit de Oostelijke
V'ereenigde Staten en ik ben pas goed van
hem gaan honden,sedert ik Thoreau's In the
Maine woods gelezen heb. Deze
aartswandelaar heeft ongeveer driekwart eeuw geleden
Grand Hotel Fünckler
RESTAURANT HAARLEM
Pension prix-tnodérés
een naar kampeertochten gedaan door de
destijds zoo goed als onbewoonde binnenlanden
vanden Staat Maine en daar een zeer levendig
relaas van gegeven. Dat ging per canoe, over
nieren en stroomversnelligenen met?portages"
van stroomgebied naar stroomgebied. Deze
waterscheidingen waren meestal vlaken venig
en vooral begroeid met bosschen van Arbor
vitae," dat is dan onze Thiija. En als je dan
met Thoreau geslapen hebt op bedden van
Thujatwijgen, en thee gedronken hebt van
Thnjaloof en touwen gemaakt vanThujaschors,
dan komt er leven in dien Arbor vitae en
wordt hij nog iets anders dan een aardige
vulling van onze parken of een geschikte
schuilnestplaats voor vele onzer zangvogels.
Wanneer ge nu naar deze cypressen gaat
zoeken, dan zult ge naast mijn drietal nog
heel wat andere soorten vinden en bovendien
ontdekken dat de kunst des kweekers van
elke soort nog tallooze vormen te voorschijn
heeft gebracht,verschillend in kleuren houding
en groeiwijze. Ik vind de normale vormen
het mooist. J ,\ c. P. T n i j s s E
MOERHEIM"
DEDEMSVAART
belast zich met het
UITVOEREN VAN TUINWERKEN
door
GEHEEL NEDERLAND