De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 4 maart pagina 1

4 maart 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

2832 Zaterdag 4 Maart A°. 1922 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f in Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. De Tubantia, door Pr. Dr. G. W. Kernkamp. Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck. De Eems 2 en de Raad voor de Scheepvaart, door Mr. O. Seret. 2. Generaal de Wet als redenaar, door J. J. Ie Roux. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Brief uit Egypte, door Ellen Forest. 3. In memoriam Prof. J. V. de Groot. Spreekzaal: Nederland België, door Prof. Dr. P. Geijl en Prof. Dr. H. Rrugmans. Demonisch spiritisme, door Dr. W. Tombrock. Wat in Nederland mogelijk is, door P. M. 4. Bas Veth f, door Mr. H. G. Koster Quo Vadis? teekening van Jordaan Schilderkunst-Kro niek, door Mr. M. F. Hennus. 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge) : Volksonder wijs in Amerika, door Mr. I. Prins-Willekes Macdonald. Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Over Boeken en Tijdschriften, door N. van Hichtum. Wat de mode brengt, teekeningen van P. G. Haighton. Uit de Natuur: De Ringen van Rossitten, door Jac. P. Thijsse. 7. Tirol in sneeuw, door Dr. E. Slijper. Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn. 8. Op den Economischen uitkijk, door Jhr. Mr. H Smissaert. Vór de verkiezingen, teekening van George van Raemdonck. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 10. Hit het Kladschrift van Jantje. Ruize-Rijm; Charivaria; R. R. R. en Buitenl. humor, door Charivarius-. Rijmkronyck, door Melis Stoke. Leekenspiegel. Onze Puzzle. 11. Bezuiniging, teekening van Joh. Braakensiek. Ontcijferkunst, door Frima. 't Schietgat, door Melis Stoke, met teekeningen van Is. van Mens. 12. Dostojèfski, door Else Feldmann Omslag: Petoesjok, uit het Russisch vertaald door Drs. Arn. Saalborn. Bijvoegsel: Het rapport der enquêtecom missie in zake de Tubantia, teekening van Joh. Braakensiek. DE TUBANTIA De uitspraak van de internationale commissie, die een onderzoek heeft ingesteld naar de oorzaak van den ondergang van het Nederlandsche stoom schip Tubantia, is niet met luidruchtige teekenen van instemming door ons volk begroet. Natuurlijk niet. Een verlept teugje, uit een ver schaalde kan traag overgegoten," smaakt anders dan een frissche roe mer, versch voor het volle vat met een schuimpje geschonken." De geur en de heerlijkheid is er af. Indien de omstandigheden hadden gedoogd, dat de commissie ongeveer zes jaren eerder haar rapport had uit gebracht ja dan ! Dan zouden er bulletins met haar uitspraak voor de winkelramen hebben gehangen en zouden wij elkaar na de lezing manmoedig hebben toegeknikt en een hartig woordje ten beste heb hen gegeven aan het adres van den Duitschen duikbootcommandant, die zonder waarschuwing een onzijdig stoomschip, nog wel buiten het ge vaarlijk verklaarde gebied, in den grond had geboord. Want in die dagen gingen wij naar TyDGÉNGÓTEN1' DE OORLOGSJAREN l Neen, het is niet mijn plan over den oorlog te gaan spreken; hij is een geweldige schok in het menschheidsleven geweest en heeft, evenals elk groot gebeuren, naar men zegt, reeds lang vooruit zijn schaduw op de samenleving geworpen eer hij tot een werkelijkheid was geworden. Waaruit volgt dat het onderwerp veel te ruim is om in het kader van deze kleine (en meer) hoofdstukken te worden opgesloten. Daarentegen mag het wel geoorloofd wezen, en meer, het mag van belang zijn om op de getuigenis te letten van hen die direct voor de -overweldigende feiten geplaatst; hun in drukken hebben genoteerd, hun ervaring hebben willen bewaren, en hun persoonlijk heid hebben willen laten spreken. Spreken zeg ik, is het niet eerder een weerklinken? Er werd geklopt, geslagen aan hun geest, aan hun gevoel, het antwoord was als een weer slag. Dezer dagen kwam mij een Italiaansch boekje vo»r oogen met de avonturen en be schouwingen van een luitenant der infanterie, gedurende drie jaren van den oorlog, op het Karstplateau en in de buurt van Görz. Het voldoet aan onze eischen en heeft dadelijk opgang gemaakt. Het is het beste Italiaansche krijgsboek genoemd. De titel brengt ons in de uar. Hij luidt: Intrtidnzione uilii vita incaincre, te vertalen met: Inleiding in het alledaagsche, gemeen e leven. bed en stonden wij op met den duik bootoorlog en balden wij reeds aan het ontbijt in machtelooze woede de vuist, wanneer wij in het ochtendblad van alweer een nieuwe daad van bru taal geweld tegen onze koopvaardij hadden gelezen. En wie bloedverwanten of vrienden hadden onder onze zeelui, leefden in toenemende bezorgdheid voor de gevaren, waaraan zij waren blootgesteld. Zoowel in Januari als in Februari 1916 ging er geen week voorbij, of in de monding -van de Theems werd een Nederlandsch stoomschip tot zinken gebracht of althans zwaar beschadigd door ja, waardoor? Door het loopen op een mijn, die van het anker was geslagen, zei de een, in het midden latend of het Duitsche of Engelsche mijnen waren. Een ander schreef de schuld uit drukkelijk aan de Duitschers toe, die in het wilde weg mijnen zouden hebben gestrooid om den Theemsmond onbe vaarbaar te maken; en ter rechtvaar diging van die meening wees hij op het feit, dat in afwijking van wat tot dusverre het geval was het aantal Duitsche mijnen, die in Februari aan onze kust aanspoelden, dat der Engelsche verre overtrof. Weer een derde was er vast van overtuigd, dat de ontploffingen niet door mijnen werden veroorzaakt, maar dat Duitsche duikbooten zelfs tot vlak bij de Engelsche kust wisten door te dringen en daar haar luguber werk verrichtten. Maar door welke oorzaak dan ook, door mijn of torpedoschot, steeds langer werd de lijst van Nederlandsche schepen, die in de buurt van het vuurschip Galloper zware averij kregen of den ondergang vonden, dikwijls met verlies van menschenlevens: de Leto, de Maashaven, de Rijndam, de Apollo, de Ellewoutsdijk, de Thuban, de Maasdijk, de Prinses Juliana, de Bandoeng, de Mecklenburg. In het^begin van Februari viel het geruchtmakende geval van de Artemis, die dicht bij onze kust werd getorpe deerd, zonder schijn of schaduw van recht, onder zulke omstandigheden, dat alleen de keus overbleef, den com mandant van de Duitsche torpedobort, die de daad liet plegen, voor dronken of voor gek te houden. En toen volgden in Maart, vlak na elkaar, de torpedeeringen van de Tuban tia en de Païembang. Aan beide gebeurtenissen ontkende de Duitsche regeering eenige schuld te hebben. Zij liet, reeds spoedig na de ramp van de Tubantia, door haren gezant te 's Gravenhage verklaren, dat de Duitsche marine-autoriteiten een grondig onderzoek naar het gebeurde hadden ingesteld. Nadat alle daarvoor in aanmerking komende strijdkrachten ter zee naar hare stations waren terug gekeerd, is dit onderzoek voltooid kunnen worden. Als resultaat daarvan staat vast, dat met betrekking tot de ?iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiHuifiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiintiiiiiiiimiimiiMiiiiiiMii Men mag daar niet uit opmaken dat de schrijver, Arturo Stanghellini, den oorlog houdt voor iets alledaagseh en een ding dat alle stervelingen gemeen/.aam moet we/en. Omgekeerd zal men het opvatten : de oorlog is het buitengewone; maar is hij afgeloopen. dan leidt hij de menschen die door hem uit den kring van hun dagelijksche gedachten zijn gebracht, weer heen tot hun gemeenen middelmaat. Geen klacht tegen den oorlog moet men daarin zoeken, ook eigenlijk niet tegen het doellooze van den krijg, maar veel meer tegen het onbeteekenende van het maatschappelijk leven zullen wij zeggen V van Italië. Een stuk van zijn levensgeschiedenis ligt enkel al in den titel dien hij zijn boek heeft gegeven. Hij is nabij de dertig en trekt uit Florence in den oorlog zonuer veel enthousiasme. Zijn gevoelige aard, zijn kunstenaarsaanleg maakt dat hij zich niet geheel thuis voelt in zijn kring. Hij staat alleen. 6»/«, is het woord, is de ge dachte die veel voorkomt op de eerste blad zijden van zijn aanteeker.ingen. Houd hem daarom toch niet voor een spijtig mensch, al stuit hem de eerste aanraking met roezige militairen. Zelfs de dood in hun gezelschap zou iets vnlgairs hebben," ontvalt hem; en in een houten barak te slapen in zijn kleéren hindert hem, al moet hij erkennen het wel meer te hebben gedaan'; bij langdurige conferenties. Maar hij gewent zich spoedig, hij moet zich wel gewennen, wanneer hij in de loop graven komt. Florence ligt achter hem; h«ij moet zich ontdoen van zijn verleden, zooals hij zich schaamt over zijn nieuwe uniform en zich haast een onoogelijke plunje aan te trekken met accompagneiuent van helm en masker, zoodra het noodig is. Zijn ougen moeten nog leeren alles te zien, zijn ooren alles te hooren, ziin neus alles te ruiken. Ken lucht van rottende krengen en van andere sterke stanken is om hem heen. liet verTubantia geen sprake kan zijn noch van een Duitsche onderzeeboot, noch van een torpedoboot. Bovendien zijn er in de nabijheid der plaats van de ramp, van Duitschen kant geen mijnen gelegd." Soortgelijke verzekering gat' ? zij ten opzichte van de Palembang. Juist dit: het onverklaard blijven van de meeste rampen, die onze koop vaardij troffen, wekte in het voorjaar van 1916 hier te lande zulk een ver bittering; slag op slag werd er geweld gepleegd tegen een Nederlandsch schip, en niemand had het ooit gedaan. Daarom zou het toen bevrediging en opluchting hebben gegeven, wanneer, enkele maanden na het gebeurde, een commissie van onpartijdiger! den schul dige had aangewezen. Men zou dan het gevoel hebben gehad, dat eindelijk de man bij de kraag was gepakt, die ons in het duister een reeks van oor vijgen had toegediend. En de vreugde daarover zou groot zijn geweest. Nu blijven de gemoederen onbewogen. De naam Tubantia zal bij de meesten alleen een vluchtige herinnering heb ben opgeroepen aan de gebeurtenissen van liet voorjaar van 1916 en de ge voelens, die deze toen bij hen wekten. En ze hebben er even over geglimlacht, dat ze zich toen daarover zoo opwonden. Vlak na den ondergang van de Tu bantia heeft de directie van den Kon. Holl. Lloyd door een duiker een onder zoek laten instellen op het wrak, ook om daardoor bewijsmateriaal voor een aanklacht tegen den schuldige bijeen te brengen. Ten gevolge van ruw weer werd deze poging eerst belemmerd en daarnajopgegeven. De internationale commissie van enquête heeft in zekeren zin volbracht wat toen aan den duiker mislukte. Zij is ondergedoken in de zee van getuigenverhooren en verklaringen en rapporten, die in zake de Tubantia reeds waren afgenomen en uitgebracht; zij kouit volbrachten 'rbeid nu boven water en brengt van den bodem der zee de uitspraakjmee: ,,de Tubantia is den 16den \\aartgl916 tot zinken gebracht door de ontploffing van een torpedo, afgeschoten door een Duitschen onderzeeër." Het zijn geen nieuwe argumenten, waarmede zij dit vonnis rechtvaardigt. Dezelfde redenen, die zes jaren ge leden voor de meesten overtuigend bleken om tot de schuld van Duitschland te concludeeren, hebben ook voor haar den doorslag gegeven: de waar neming, vlak vór de ontploffing, van liet spoor van een torpedo door den vierden officier en den man op den uitkijk van de Tubantia; het vinden, in eenige sloepen van dit schip, van stukken metaal, die herkend zijn als bestanddeelen van een torpedo, die tot de bewapening van een bepaalde Duitsche duikboot behoorde. Ook de argumenten, waarmede vertegenwoordiger^ der Duitsche geering bij hetjjongste onderzoek imiiiiniiinnu ....... i ...... niiiiiiiiii ........ u ..... iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii ..... nu gaande en vergane leven dringt zich overal op. Hoe staat het in Italië? is de vraag die hem te gemoet komt als hij de oüiciersbarak voor het eerst binnentreedt. Het is de gewone vraag aan iederen nieuweling. De vragenden weten al lang wat het antwoord zal wezen. Ze hebben reeds zoo dikwijls het antwoord gehoord. In Italië neemt men het er goed van. De oude kolonel met zijn droeve oogen zegt: Hier boven zijn er iederen dag dooden en dooden. Zij /.uilen het merken. In Italië weten zij van niets. Zij denken misschien wel dat wij voor ons plei/ier h'cr buiten zijn." Mijn kameraad en ik, zegt Stanghellini, stonden daar in houding als blanke lammeren die ter slachtbank werden geleid. Uit het kleine vertrek gegaan, /,oo ontbloot van alles wat het leven aangenaam kan maken dat het een voorsmaak gaf van den dood, zag hij den schildwacht gebukt staan, met den blik door het kiikgat onafgewend gericht op den vijand, die van zijn kant ook zeker zijn schildwacht voor een kijkgat had geposteerd: tusschen hen beiden in. op den grond, onherkenbare bundels in ontbinding. Zoo den dood te ruiken, zichzelf te >ien als men binnen een paar uren misschien zou zijn, vormloos gescheurd en vernietigd, en onbe wogen zijn plicht te doen ! op eenmaal trad de aankomeling in de wijding van den oorlog. Wat nog kort te varen zijn leven was geweest week in de verte zonder kleur fn klacht, hen grootsch gevoel beving hem. liefde en smart vielen samen. Het was de godsdienst van den oorlog. Waartoe zou het dienen de beschrijving te herhalen van het tot uiterste vermoeienis voortmarcheeren door de duisu-rnis, de ontmoeting 0,1 weg in den nacht van een troep gewonden die worden weggebracht, de verschrikking van een pi'its losbrekend bnmbardcmciit, de angst vuur de vlie 'tuigen die de lucht doorklieven '.- . . . Met machtig aangrijpende trekken wni'dl bewijs van de onschuld der Duitsche marine heeft willen leveren, zijn slechts oude bekenden. Zelfs heeft die regeering er niet tegen opgezien, de insinuatie te her nieuwen, die alleen tijdens den oorlog te verontschuldigen viel, dat n.l. de Tubantia door een Engelsen oorlogs schip zou zijn getorpedeerd en dat de bemanning van dit schip stukken van een door hen opgevischte Duitsche torpedo in de sloepen van de Tubantia zou hebben gelegd om de verdenking van schuld op Duitschland te richten. De internationale commissie leest de Duitsche regeering hierover met deze woorden de les: het spreekt vanzelf, dat men een dergelijke, even gecompliceerde als perfide manier om Duitschland in de oogen der neu trale landen te compromitteeren en er anti-Duitsche gevoelens mede op te roepen, niet zonder bewijs mag ver onderstellen; hij gebrek aan bewijs moet deze hypothese worden terzijde gesteld." Slechts op ne wijze had de Duit sche regeering de onschuld van hare marine overtuigend kunnen aantoonen: indien zij de origineele journalen had overgelegd van hare strijdkrachten ter zee, die bij den ondergang van de Tubantia betrokken hadden kunnen zijn, en daaruit het bewijs had kunnen leveren, dat geen van deze voor de torpedeering aansprakelijk kan worden gesteld. Tijdens den oorlog heeft zij dit niet willen doen; thans verklaart zij het niet meer te kunnen doen, omdat het grootste deel der stukken betreffende den duikbootoorlog, deels bij de ontruiming van Vlaanderen, deels bij de revolutie vernietigd is." lammer voor haar! maar ook jammer voor de latere bestudeering van de geschiedenis van den duikbootoorlog ! Voor den oud-minister van buitenlandsche zaken Loudon is de uitspraak van de commissie een reden tot vol doening; hij heeft zich in Juni 1916 niet laten afschepen do,ir de ver klaring der Duitsche regeering, dat zij het onderzoek naar de zaak der Tubantia als geëindigd beschouwde, en haar ten slotte zijn voorstel doen aanvaarden, om door een internationale commissie uitspraak te laten doen over de oorzaak van den ondergang van liet schip. Op verzoek van Duitsch land is dit onderzoek eerst na den vrede ingesteld. Evenzeer mag men overste Canters, die zich in 1916 zooveel moeite heeft gegeven voor liet bijeenbrengen van het bewijsmateriaal, «elukwenschen met het eindelijk behaalde succes. Dank zij de volharding en het beleid vooral van (.leze mannen zal Duitsch land in zake de Tubantia niet meer kunnen volhouden : Es ist nicht wahr!" ,,Es ist wohl wahr !" roept de Nederlandsche vrouw op de plaat van Braakensiek, en de uitspraak van de commissie heeft haar nationaliteitsi iiiiitniiitiiiiiin door Stanghellini geschetst: een paar kreten uit een somberen achtergrond, een paar op dagende physionomiën uit de blinde massa. een weerlichtschijn, een drukkend voorgevoel, zich oplossend in een helder effen nagevrel, daar hebt ge de voorstellingsgaaf van den Fin tusschentijds een zonnestraal. Ik ben een soldaat tegengekomen, no teert hij in zijn dagboek, met een tuil roode rozen. In den oorlog was het terrein door granaten gehavend. Geen enkel grasje. Geen blad aan de boom stronken. Kr waren alleen hoopen van prik keldraad. Die rozen daar? Generaal Sam (S. is zijn adjudant) hield stil om het te vragen. Wien breng je ze? Waar zijn ze vandaan?- Ze komen van Campolongo en zijn voor kolonel Perris. l let is /.ijn jaardag vandaag. Zoo sproten daar rozen op de geteisterde bloedige rots. .Misschien de eerste. 's Avonds bood de kolonel i.._ in zijn klein hol Gabriel d'Annun/.io aan die hem als overwinnaar was komen eenvoudig gebaar van de haar fijne toppen en eenvi ---- Dichter, voor U ! begroeten. Ken blanke hand met e woorden. l loe zou men ook wenschen over te kunnen brengen het tafereel van den langen gevaarvollen dag dien hij en een kameraad hebhen nirsiebracht als cyclisten om op verschillende irders te brengen en uit te leggen. De ilt op de schrale hoogvlakte, de lentenacht. Xiet langer is het noodig onder be scherming van de rotswanden te duiken. Hij kan z.iin passen vrij hooren klinken over d1 .1 steenigen weg. De smart en de hinder van dien dag vallet van hem af. Geen eenzaamheid en geen stilte is te verge lijken bij de stilte en de eenzaamheid \an den maannacht op het uitgestrekte dorre Karstplateau. l lei is de afgrond van de oneindigheid BERICHT Naar aanleiding der verschillende reclames over het te laat of niet ont vangen van nummers van ons blad, deelen wij mede dat de expeditie door ons steeds nauwkeurig en op tijd ge schiedt. Reclames over te late bezor ging gelieve men dus aan het post kantoor ter plaatse te richten, terwijl wij voor eventueel zoek geraakte nummers gaarne een ander nummer toezenden. De uitgevers VAN HOLR EM A & WARENDORF gevoel blijkbaar dusdanig opgewekt, dat zij het vertikt om behoorlijk Duitsch te spreken en dit op de in Nederland gebruikelijke wijze doet. K E R N K A M P DE EEMS 2 EN DE RAAD VOOR DE SCHEEPVAART Het is in alle opzichten een droevig geval geweest, het blijven van de Eems 2, met een allertreurigsten nasleep. Zooals men zich herinnert is de houten loodsschoener Eems 2 omstreeks 22 October j.l. met man en muis vergaan tijdens storm weer. Deze zaak, die slechts matig de publieke belangstelling bezig hield, verwekte in loodskringen een storm van verontwaardiging. Het is overbekend dat de loodsen ever het algemeen gaarne het loodswezen zagen over gebracht van Marine naar Landbouw, en de Hoefijzercorrespondent van het Alg. Handels blad vatte in zijn uitstekend artikel Weg van Marine!" (15 December j.I. Avondblad) nog eens alles samen wat in deze in loodskringen en daarbuiten leeft. In eene vergadering van loodsenorganisaties, belegd door de Centrale van Vereenigingen van Personeel in 's Rijksdienst, werden uit voerige mededeelingen gedaan over wat ttisscheti de Regeering en bedoelde Centrale naar aanleiding van deze schipbreuk was gebeurd. Wij bedoelen niet de geheele onverkwikkelijke geschiedenis hier op te halen, doch willen'er alleen op wijzen, dat de loodsen te Delfzijl algemeen van meening waren, dat het materieel schandelijk verwaarloosd was en dat zij geen vertrouwen stelden in het tcezieht, op deze vaartuigen uitgeoefend. Zoo stonden de zaken, toen de scheepsramp voor den Raad voor de Scheepvaart kwam. Ken ieder verwachtte, dat de Raad een zoo grondig mogelijk onderzoek zou instellen naar de oorzaken van de ramp. Het was het daarvoor aangewezen, onpartijdige college. Edoch niets van dit alles. De Raad hoorde als eeiiig getuige (onder eede nog wel !) den inspecteur van het loodswezen in het eerste district (Delfzijl), den man dus, wiens ver antwoordelijkheid in ernstige mate bij deze ramp betrokken was. Wij willen aan de goede trouw van dezen getuige geen oogenblik twijfelen, maar het is toch wel wat zonderling, te lezen dat getuige verklaart, dat hij ge regeld toezicht houdt op de loodsschoeners van zijn district, en dat de Eems 2 bij vertrek op 11 Octobet volkomen zeewaardig \vas en goed uitgerust ook wat het tuig betreft. Getuige concludeerde", zoo lezen wij verder, dat de Eems 2 door den storm verrast, geen gelegenheid meer heeft gehad in open zee te komen en zoodoende is vergaan. De loi.dsschoeners hebben opdracht bij opkomend slecht weer op zee te houden en niet naarbinnen te gaan. daar zij voodcienJe het gevaar juist /ouden opzoeken". Het hooren van dezen getuige en van hem alleen maakt op ieder onbevooroordeelde een die van'alle kanten den mensch omvat. Schrik en vereering vermengen zich. De wereld met haar haat, haar afgunst, al haar vijandig heid verdwijnt. Hoe klein zijn de miliioenen wezens op aarde tegenover de onmetelijkheid. Men vergeet zichzelf, men vergeet het vader land, zelfs de menschheid lost zich op in de oneindigheid. Wat is het vaderland V l let is geen gcographische bepaling. Het is de grond, het zijn de geluiden, het zijn de gezichten, het zijn al de indrukken, die men liefheeft, waaraan men gewoon is geworden .... De volstrekte stilte van den nacht zwelgt alles in zich op. . . . Maar Caporetto heeft hem dat alles weer gegeven. Caporetto, dat is de groote nederlaag van eind October l'.H 7, dat is de wilde vlucht van de Italiaansche legers voor de Oostenrijksche armee, dat is het opgeven in een slag geweest van alle overwinningen met zooveel opoffering gedurende twee volle jaren behaald, dat is het binnendringen van den vijand in het Venetiaansche gebied, dat is in een woord de openbare schande van Italië. Stanghellini, adjudant van generaal Perris, brigadier van de derde Italiaansche armee, die de orde had kunnen bewaren en de achterhoede van de vluchtende schaar moest dekken, heeft hier zijn talent van gevoelvol schilderen kunnen tonnen in het tafereel der ontbinding van alle tucht welke zich meester maakte van den woesten hoop. l lij heeft de vernietiging van alle illusies afgelezen in de oogen van zijn generaal. Een voor eeu zag hij de vruchten van zijn over winningen te loor gaan,?van het oogenblik al' dat ieder bij zich van de andere troepen moest zeegen : daar in de verte gaat het slecht is alles en alles verloren, tot op den smaad die hel leger wordt aangedaan als een oude boer een vluchteling den helm afslaat en hem toeroept: Voor je gezicht moest ge hem dragen nm je schande te bedekken... W.' d. C. B V V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl