Historisch Archief 1877-1940
2832
Zaterdag 4 Maart
A°. 1922
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang
f in
Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. De Tubantia, door Pr. Dr.
G. W. Kernkamp. Tijdgenooten, door Dr.
W. G. C. Byvanck. De Eems 2 en de
Raad voor de Scheepvaart, door Mr. O.
Seret. 2. Generaal de Wet als redenaar,
door J. J. Ie Roux. Krekelzang, door
J. H. Speenhoff. Brief uit Egypte, door
Ellen Forest. 3. In memoriam Prof. J.
V. de Groot. Spreekzaal: Nederland
België, door Prof. Dr. P. Geijl en Prof. Dr.
H. Rrugmans. Demonisch spiritisme, door
Dr. W. Tombrock. Wat in Nederland
mogelijk is, door P. M. 4. Bas Veth f,
door Mr. H. G. Koster Quo Vadis?
teekening van Jordaan Schilderkunst-Kro
niek, door Mr. M. F. Hennus. 5. Voor
Vrouwen (red. Elis M. Rogge) : Volksonder
wijs in Amerika, door Mr. I. Prins-Willekes
Macdonald. Bijkomstigheden, door Annie
Salomons. Over Boeken en Tijdschriften,
door N. van Hichtum. Wat de mode
brengt, teekeningen van P. G. Haighton.
Uit de Natuur: De Ringen van Rossitten,
door Jac. P. Thijsse. 7. Tirol in sneeuw,
door Dr. E. Slijper. Boekbespreking, door
Prof. Dr. J. Prinsen J.Lzn. 8. Op den
Economischen uitkijk, door Jhr. Mr. H
Smissaert. Vór de verkiezingen, teekening
van George van Raemdonck. Dramatische
Kroniek, door Top Naeff. 10. Hit het
Kladschrift van Jantje. Ruize-Rijm;
Charivaria; R. R. R. en Buitenl. humor, door
Charivarius-. Rijmkronyck, door Melis
Stoke. Leekenspiegel. Onze Puzzle.
11. Bezuiniging, teekening van Joh.
Braakensiek. Ontcijferkunst, door Frima. 't
Schietgat, door Melis Stoke, met teekeningen
van Is. van Mens. 12. Dostojèfski, door
Else Feldmann Omslag: Petoesjok, uit het
Russisch vertaald door Drs. Arn. Saalborn.
Bijvoegsel: Het rapport der enquêtecom
missie in zake de Tubantia, teekening van
Joh. Braakensiek.
DE TUBANTIA
De uitspraak van de internationale
commissie, die een onderzoek heeft
ingesteld naar de oorzaak van den
ondergang van het Nederlandsche stoom
schip Tubantia, is niet met luidruchtige
teekenen van instemming door ons
volk begroet.
Natuurlijk niet.
Een verlept teugje, uit een ver
schaalde kan traag overgegoten,"
smaakt anders dan een frissche roe
mer, versch voor het volle vat met
een schuimpje geschonken." De geur
en de heerlijkheid is er af.
Indien de omstandigheden hadden
gedoogd, dat de commissie ongeveer
zes jaren eerder haar rapport had uit
gebracht ja dan !
Dan zouden er bulletins met haar
uitspraak voor de winkelramen hebben
gehangen en zouden wij elkaar na de
lezing manmoedig hebben toegeknikt
en een hartig woordje ten beste heb
hen gegeven aan het adres van den
Duitschen duikbootcommandant, die
zonder waarschuwing een onzijdig
stoomschip, nog wel buiten het ge
vaarlijk verklaarde gebied, in den
grond had geboord.
Want in die dagen gingen wij naar
TyDGÉNGÓTEN1'
DE OORLOGSJAREN
l
Neen, het is niet mijn plan over den oorlog
te gaan spreken; hij is een geweldige schok in
het menschheidsleven geweest en heeft, evenals
elk groot gebeuren, naar men zegt, reeds
lang vooruit zijn schaduw op de samenleving
geworpen eer hij tot een werkelijkheid was
geworden. Waaruit volgt dat het onderwerp
veel te ruim is om in het kader van deze kleine
(en meer) hoofdstukken te worden opgesloten.
Daarentegen mag het wel geoorloofd wezen,
en meer, het mag van belang zijn om op de
getuigenis te letten van hen die direct voor
de -overweldigende feiten geplaatst; hun in
drukken hebben genoteerd, hun ervaring
hebben willen bewaren, en hun persoonlijk
heid hebben willen laten spreken. Spreken
zeg ik, is het niet eerder een weerklinken?
Er werd geklopt, geslagen aan hun geest, aan
hun gevoel, het antwoord was als een weer
slag.
Dezer dagen kwam mij een Italiaansch
boekje vo»r oogen met de avonturen en be
schouwingen van een luitenant der infanterie,
gedurende drie jaren van den oorlog, op het
Karstplateau en in de buurt van Görz. Het
voldoet aan onze eischen en heeft dadelijk
opgang gemaakt.
Het is het beste Italiaansche krijgsboek
genoemd.
De titel brengt ons in de uar.
Hij luidt: Intrtidnzione uilii vita incaincre,
te vertalen met: Inleiding in het alledaagsche,
gemeen e leven.
bed en stonden wij op met den duik
bootoorlog en balden wij reeds aan
het ontbijt in machtelooze woede de
vuist, wanneer wij in het ochtendblad
van alweer een nieuwe daad van bru
taal geweld tegen onze koopvaardij
hadden gelezen. En wie bloedverwanten
of vrienden hadden onder onze zeelui,
leefden in toenemende bezorgdheid
voor de gevaren, waaraan zij waren
blootgesteld.
Zoowel in Januari als in Februari
1916 ging er geen week voorbij, of in
de monding -van de Theems werd een
Nederlandsch stoomschip tot zinken
gebracht of althans zwaar beschadigd
door ja, waardoor?
Door het loopen op een mijn, die
van het anker was geslagen, zei de
een, in het midden latend of het
Duitsche of Engelsche mijnen waren.
Een ander schreef de schuld uit
drukkelijk aan de Duitschers toe, die
in het wilde weg mijnen zouden hebben
gestrooid om den Theemsmond onbe
vaarbaar te maken; en ter rechtvaar
diging van die meening wees hij op
het feit, dat in afwijking van wat
tot dusverre het geval was het
aantal Duitsche mijnen, die in Februari
aan onze kust aanspoelden, dat der
Engelsche verre overtrof.
Weer een derde was er vast van
overtuigd, dat de ontploffingen niet
door mijnen werden veroorzaakt, maar
dat Duitsche duikbooten zelfs tot vlak
bij de Engelsche kust wisten door te
dringen en daar haar luguber werk
verrichtten.
Maar door welke oorzaak dan ook,
door mijn of torpedoschot, steeds
langer werd de lijst van Nederlandsche
schepen, die in de buurt van het
vuurschip Galloper zware averij kregen
of den ondergang vonden, dikwijls
met verlies van menschenlevens: de
Leto, de Maashaven, de Rijndam, de
Apollo, de Ellewoutsdijk, de Thuban,
de Maasdijk, de Prinses Juliana, de
Bandoeng, de Mecklenburg.
In het^begin van Februari viel het
geruchtmakende geval van de Artemis,
die dicht bij onze kust werd getorpe
deerd, zonder schijn of schaduw van
recht, onder zulke omstandigheden,
dat alleen de keus overbleef, den com
mandant van de Duitsche torpedobort,
die de daad liet plegen, voor dronken
of voor gek te houden.
En toen volgden in Maart, vlak na
elkaar, de torpedeeringen van de Tuban
tia en de Païembang.
Aan beide gebeurtenissen ontkende
de Duitsche regeering eenige schuld
te hebben. Zij liet, reeds spoedig na de
ramp van de Tubantia, door haren
gezant te 's Gravenhage verklaren, dat
de Duitsche marine-autoriteiten een
grondig onderzoek naar het gebeurde
hadden ingesteld. Nadat alle daarvoor
in aanmerking komende strijdkrachten
ter zee naar hare stations waren terug
gekeerd, is dit onderzoek voltooid
kunnen worden. Als resultaat daarvan
staat vast, dat met betrekking tot de
?iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiHuifiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiintiiiiiiiimiimiiMiiiiiiMii
Men mag daar niet uit opmaken dat de
schrijver, Arturo Stanghellini, den oorlog
houdt voor iets alledaagseh en een ding dat
alle stervelingen gemeen/.aam moet we/en.
Omgekeerd zal men het opvatten : de oorlog
is het buitengewone; maar is hij afgeloopen.
dan leidt hij de menschen die door hem uit
den kring van hun dagelijksche gedachten
zijn gebracht, weer heen tot hun gemeenen
middelmaat. Geen klacht tegen den oorlog
moet men daarin zoeken, ook eigenlijk niet
tegen het doellooze van den krijg, maar veel
meer tegen het onbeteekenende van het
maatschappelijk leven zullen wij zeggen V
van Italië.
Een stuk van zijn levensgeschiedenis ligt
enkel al in den titel dien hij zijn boek heeft
gegeven.
Hij is nabij de dertig en trekt uit Florence
in den oorlog zonuer veel enthousiasme. Zijn
gevoelige aard, zijn kunstenaarsaanleg maakt
dat hij zich niet geheel thuis voelt in zijn kring.
Hij staat alleen. 6»/«, is het woord, is de ge
dachte die veel voorkomt op de eerste blad
zijden van zijn aanteeker.ingen.
Houd hem daarom toch niet voor een spijtig
mensch, al stuit hem de eerste aanraking
met roezige militairen. Zelfs de dood in
hun gezelschap zou iets vnlgairs hebben,"
ontvalt hem; en in een houten barak te slapen
in zijn kleéren hindert hem, al moet hij
erkennen het wel meer te hebben gedaan';
bij langdurige conferenties.
Maar hij gewent zich spoedig, hij moet
zich wel gewennen, wanneer hij in de loop
graven komt. Florence ligt achter hem; h«ij
moet zich ontdoen van zijn verleden, zooals
hij zich schaamt over zijn nieuwe uniform en
zich haast een onoogelijke plunje aan te
trekken met accompagneiuent van helm en
masker, zoodra het noodig is. Zijn ougen
moeten nog leeren alles te zien, zijn ooren
alles te hooren, ziin neus alles te ruiken. Ken
lucht van rottende krengen en van andere
sterke stanken is om hem heen. liet
verTubantia geen sprake kan zijn noch
van een Duitsche onderzeeboot, noch
van een torpedoboot. Bovendien zijn
er in de nabijheid der plaats van de
ramp, van Duitschen kant geen mijnen
gelegd." Soortgelijke verzekering gat'
? zij ten opzichte van de Palembang.
Juist dit: het onverklaard blijven
van de meeste rampen, die onze koop
vaardij troffen, wekte in het voorjaar
van 1916 hier te lande zulk een ver
bittering; slag op slag werd er geweld
gepleegd tegen een Nederlandsch schip,
en niemand had het ooit gedaan.
Daarom zou het toen bevrediging en
opluchting hebben gegeven, wanneer,
enkele maanden na het gebeurde, een
commissie van onpartijdiger! den schul
dige had aangewezen. Men zou dan
het gevoel hebben gehad, dat eindelijk
de man bij de kraag was gepakt, die
ons in het duister een reeks van oor
vijgen had toegediend. En de vreugde
daarover zou groot zijn geweest.
Nu blijven de gemoederen onbewogen.
De naam Tubantia zal bij de meesten
alleen een vluchtige herinnering heb
ben opgeroepen aan de gebeurtenissen
van liet voorjaar van 1916 en de ge
voelens, die deze toen bij hen wekten.
En ze hebben er even over geglimlacht,
dat ze zich toen daarover zoo opwonden.
Vlak na den ondergang van de Tu
bantia heeft de directie van den Kon.
Holl. Lloyd door een duiker een onder
zoek laten instellen op het wrak, ook
om daardoor bewijsmateriaal voor een
aanklacht tegen den schuldige bijeen
te brengen. Ten gevolge van ruw weer
werd deze poging eerst belemmerd en
daarnajopgegeven.
De internationale commissie van
enquête heeft in zekeren zin volbracht
wat toen aan den duiker mislukte.
Zij is ondergedoken in de zee van
getuigenverhooren en verklaringen en
rapporten, die in zake de Tubantia
reeds waren afgenomen en uitgebracht;
zij kouit
volbrachten 'rbeid nu
boven water en brengt van den bodem
der zee de uitspraakjmee: ,,de Tubantia
is den 16den \\aartgl916 tot zinken
gebracht door de ontploffing van een
torpedo, afgeschoten door een Duitschen
onderzeeër."
Het zijn geen nieuwe argumenten,
waarmede zij dit vonnis rechtvaardigt.
Dezelfde redenen, die zes jaren ge
leden voor de meesten overtuigend
bleken om tot de schuld van
Duitschland te concludeeren, hebben ook voor
haar den doorslag gegeven: de waar
neming, vlak vór de ontploffing, van
liet spoor van een torpedo door den
vierden officier en den man op den
uitkijk van de Tubantia; het vinden,
in eenige sloepen van dit schip, van
stukken metaal, die herkend zijn als
bestanddeelen van een torpedo, die
tot de bewapening van een bepaalde
Duitsche duikboot behoorde.
Ook de argumenten, waarmede
vertegenwoordiger^ der Duitsche
geering bij hetjjongste onderzoek
imiiiiniiinnu ....... i ...... niiiiiiiiii ........ u ..... iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii ..... nu
gaande en vergane leven dringt zich overal op.
Hoe staat het in Italië? is de vraag die
hem te gemoet komt als hij de oüiciersbarak
voor het eerst binnentreedt. Het is de gewone
vraag aan iederen nieuweling. De vragenden
weten al lang wat het antwoord zal wezen. Ze
hebben reeds zoo dikwijls het antwoord
gehoord. In Italië neemt men het er goed van.
De oude kolonel met zijn droeve oogen zegt:
Hier boven zijn er iederen dag dooden
en dooden. Zij /.uilen het merken. In Italië
weten zij van niets. Zij denken misschien
wel dat wij voor ons plei/ier h'cr buiten zijn."
Mijn kameraad en ik, zegt Stanghellini,
stonden daar in houding als blanke lammeren
die ter slachtbank werden geleid.
Uit het kleine vertrek gegaan, /,oo ontbloot
van alles wat het leven aangenaam kan
maken dat het een voorsmaak gaf van den
dood, zag hij den schildwacht gebukt staan,
met den blik door het kiikgat onafgewend
gericht op den vijand, die van zijn kant ook
zeker zijn schildwacht voor een kijkgat had
geposteerd: tusschen hen beiden in. op den
grond, onherkenbare bundels in ontbinding.
Zoo den dood te ruiken, zichzelf te >ien als
men binnen een paar uren misschien zou zijn,
vormloos gescheurd en vernietigd, en onbe
wogen zijn plicht te doen ! op eenmaal
trad de aankomeling in de wijding van den
oorlog. Wat nog kort te varen zijn leven was
geweest week in de verte zonder kleur fn
klacht, hen grootsch gevoel beving hem.
liefde en smart vielen samen. Het was de
godsdienst van den oorlog.
Waartoe zou het dienen de beschrijving
te herhalen van het tot uiterste vermoeienis
voortmarcheeren door de duisu-rnis, de
ontmoeting 0,1 weg in den nacht van een
troep gewonden die worden weggebracht, de
verschrikking van een pi'its losbrekend
bnmbardcmciit, de angst vuur de vlie 'tuigen die
de lucht doorklieven '.- . . .
Met machtig aangrijpende trekken wni'dl
bewijs van de onschuld der Duitsche
marine heeft willen leveren, zijn slechts
oude bekenden.
Zelfs heeft die regeering er niet
tegen opgezien, de insinuatie te her
nieuwen, die alleen tijdens den oorlog
te verontschuldigen viel, dat n.l. de
Tubantia door een Engelsen oorlogs
schip zou zijn getorpedeerd en dat de
bemanning van dit schip stukken
van een door hen opgevischte Duitsche
torpedo in de sloepen van de Tubantia
zou hebben gelegd om de verdenking
van schuld op Duitschland te richten.
De internationale commissie leest
de Duitsche regeering hierover met
deze woorden de les: het spreekt
vanzelf, dat men een dergelijke, even
gecompliceerde als perfide manier om
Duitschland in de oogen der neu
trale landen te compromitteeren en er
anti-Duitsche gevoelens mede op te
roepen, niet zonder bewijs mag ver
onderstellen; hij gebrek aan bewijs
moet deze hypothese worden terzijde
gesteld."
Slechts op ne wijze had de Duit
sche regeering de onschuld van hare
marine overtuigend kunnen
aantoonen: indien zij de origineele journalen
had overgelegd van hare strijdkrachten
ter zee, die bij den ondergang van de
Tubantia betrokken hadden kunnen
zijn, en daaruit het bewijs had kunnen
leveren, dat geen van deze voor de
torpedeering aansprakelijk kan worden
gesteld. Tijdens den oorlog heeft zij
dit niet willen doen; thans verklaart
zij het niet meer te kunnen doen,
omdat het grootste deel der stukken
betreffende den duikbootoorlog, deels
bij de ontruiming van Vlaanderen,
deels bij de revolutie vernietigd is."
lammer voor haar! maar ook jammer
voor de latere bestudeering van de
geschiedenis van den duikbootoorlog !
Voor den oud-minister van
buitenlandsche zaken Loudon is de uitspraak
van de commissie een reden tot vol
doening; hij heeft zich in Juni 1916
niet laten afschepen do,ir de ver
klaring der Duitsche regeering, dat
zij het onderzoek naar de zaak der
Tubantia als geëindigd beschouwde,
en haar ten slotte zijn voorstel doen
aanvaarden, om door een internationale
commissie uitspraak te laten doen
over de oorzaak van den ondergang
van liet schip. Op verzoek van Duitsch
land is dit onderzoek eerst na den
vrede ingesteld.
Evenzeer mag men overste Canters,
die zich in 1916 zooveel moeite heeft
gegeven voor liet bijeenbrengen van
het bewijsmateriaal, «elukwenschen
met het eindelijk behaalde succes.
Dank zij de volharding en het beleid
vooral van (.leze mannen zal Duitsch
land in zake de Tubantia niet meer
kunnen volhouden : Es ist nicht wahr!"
,,Es ist wohl wahr !" roept de
Nederlandsche vrouw op de plaat
van Braakensiek, en de uitspraak van
de commissie heeft haar
nationaliteitsi iiiiitniiitiiiiiin
door Stanghellini geschetst: een paar kreten
uit een somberen achtergrond, een paar op
dagende physionomiën uit de blinde massa.
een weerlichtschijn, een drukkend voorgevoel,
zich oplossend in een helder effen nagevrel,
daar hebt ge de voorstellingsgaaf van den
Fin tusschentijds een zonnestraal.
Ik ben een soldaat tegengekomen, no
teert hij in zijn dagboek, met een tuil roode
rozen. In den oorlog was het terrein door
granaten gehavend.
Geen enkel grasje. Geen blad aan de boom
stronken. Kr waren alleen hoopen van prik
keldraad.
Die rozen daar? Generaal Sam (S. is zijn
adjudant) hield stil om het te vragen. Wien
breng je ze? Waar zijn ze vandaan?-
Ze komen van Campolongo en zijn voor
kolonel Perris. l let is /.ijn jaardag vandaag.
Zoo sproten daar rozen op de geteisterde
bloedige rots.
.Misschien de eerste.
's Avonds bood de kolonel i.._ in zijn klein
hol Gabriel d'Annun/.io aan die hem als
overwinnaar was komen
eenvoudig gebaar van de
haar fijne toppen en eenvi
---- Dichter, voor U !
begroeten. Ken
blanke hand met
e woorden.
l loe zou men ook wenschen over te kunnen
brengen het tafereel van den langen
gevaarvollen dag dien hij en een kameraad hebhen
nirsiebracht als cyclisten om op verschillende
irders te brengen en uit te leggen. De
ilt op de schrale hoogvlakte, de
lentenacht. Xiet langer is het noodig onder be
scherming van de rotswanden te duiken. Hij
kan z.iin passen vrij hooren klinken over d1 .1
steenigen weg. De smart en de hinder van dien
dag vallet van hem af.
Geen eenzaamheid en geen stilte is te verge
lijken bij de stilte en de eenzaamheid \an den
maannacht op het uitgestrekte dorre
Karstplateau. l lei is de afgrond van de oneindigheid
BERICHT
Naar aanleiding der verschillende
reclames over het te laat of niet ont
vangen van nummers van ons blad,
deelen wij mede dat de expeditie door
ons steeds nauwkeurig en op tijd ge
schiedt. Reclames over te late bezor
ging gelieve men dus aan het post
kantoor ter plaatse te richten, terwijl
wij voor eventueel zoek geraakte
nummers gaarne een ander nummer
toezenden.
De uitgevers
VAN HOLR EM A & WARENDORF
gevoel blijkbaar dusdanig opgewekt,
dat zij het vertikt om behoorlijk
Duitsch te spreken en dit op de in
Nederland gebruikelijke wijze doet.
K E R N K A M P
DE EEMS 2 EN DE RAAD VOOR
DE SCHEEPVAART
Het is in alle opzichten een droevig geval
geweest, het blijven van de Eems 2, met een
allertreurigsten nasleep.
Zooals men zich herinnert is de houten
loodsschoener Eems 2 omstreeks 22 October
j.l. met man en muis vergaan tijdens storm
weer.
Deze zaak, die slechts matig de publieke
belangstelling bezig hield, verwekte in
loodskringen een storm van verontwaardiging.
Het is overbekend dat de loodsen ever het
algemeen gaarne het loodswezen zagen over
gebracht van Marine naar Landbouw, en de
Hoefijzercorrespondent van het Alg. Handels
blad vatte in zijn uitstekend artikel Weg
van Marine!" (15 December j.I. Avondblad)
nog eens alles samen wat in deze in
loodskringen en daarbuiten leeft.
In eene vergadering van
loodsenorganisaties, belegd door de Centrale van Vereenigingen
van Personeel in 's Rijksdienst, werden uit
voerige mededeelingen gedaan over wat
ttisscheti de Regeering en bedoelde Centrale
naar aanleiding van deze schipbreuk was
gebeurd.
Wij bedoelen niet de geheele onverkwikkelijke
geschiedenis hier op te halen, doch willen'er
alleen op wijzen, dat de loodsen te Delfzijl
algemeen van meening waren, dat het materieel
schandelijk verwaarloosd was en dat zij geen
vertrouwen stelden in het tcezieht, op deze
vaartuigen uitgeoefend.
Zoo stonden de zaken, toen de scheepsramp
voor den Raad voor de Scheepvaart kwam.
Ken ieder verwachtte, dat de Raad een zoo
grondig mogelijk onderzoek zou instellen naar
de oorzaken van de ramp. Het was het
daarvoor aangewezen, onpartijdige college.
Edoch niets van dit alles. De Raad hoorde
als eeiiig getuige (onder eede nog wel !) den
inspecteur van het loodswezen in het eerste
district (Delfzijl), den man dus, wiens ver
antwoordelijkheid in ernstige mate bij deze
ramp betrokken was. Wij willen aan de goede
trouw van dezen getuige geen oogenblik
twijfelen, maar het is toch wel wat zonderling,
te lezen dat getuige verklaart, dat hij ge
regeld toezicht houdt op de loodsschoeners
van zijn district, en dat de Eems 2 bij vertrek
op 11 Octobet volkomen zeewaardig \vas en
goed uitgerust ook wat het tuig betreft.
Getuige concludeerde", zoo lezen wij verder,
dat de Eems 2 door den storm verrast, geen
gelegenheid meer heeft gehad in open zee
te komen en zoodoende is vergaan. De
loi.dsschoeners hebben opdracht bij opkomend
slecht weer op zee te houden en niet naarbinnen
te gaan. daar zij voodcienJe het gevaar juist
/ouden opzoeken".
Het hooren van dezen getuige en van hem
alleen maakt op ieder onbevooroordeelde een
die van'alle kanten den mensch omvat. Schrik
en vereering vermengen zich. De wereld
met haar haat, haar afgunst, al haar vijandig
heid verdwijnt. Hoe klein zijn de miliioenen
wezens op aarde tegenover de onmetelijkheid.
Men vergeet zichzelf, men vergeet het vader
land, zelfs de menschheid lost zich op in de
oneindigheid.
Wat is het vaderland V l let is geen
gcographische bepaling. Het is de grond, het zijn
de geluiden, het zijn de gezichten, het zijn al
de indrukken, die men liefheeft, waaraan
men gewoon is geworden .... De volstrekte
stilte van den nacht zwelgt alles in zich op. . . .
Maar Caporetto heeft hem dat alles weer
gegeven.
Caporetto, dat is de groote nederlaag van
eind October l'.H 7, dat is de wilde vlucht van
de Italiaansche legers voor de Oostenrijksche
armee, dat is het opgeven in een slag geweest
van alle overwinningen met zooveel opoffering
gedurende twee volle jaren behaald, dat is
het binnendringen van den vijand in het
Venetiaansche gebied, dat is in een woord de
openbare schande van Italië.
Stanghellini, adjudant van generaal Perris,
brigadier van de derde Italiaansche armee,
die de orde had kunnen bewaren en de
achterhoede van de vluchtende schaar moest
dekken, heeft hier zijn talent van gevoelvol
schilderen kunnen tonnen in het tafereel der
ontbinding van alle tucht welke zich meester
maakte van den woesten hoop.
l lij heeft de vernietiging van alle illusies
afgelezen in de oogen van zijn generaal. Een
voor eeu zag hij de vruchten van zijn over
winningen te loor gaan,?van het oogenblik
al' dat ieder bij zich van de andere troepen
moest zeegen : daar in de verte gaat het
slecht is alles en alles verloren, tot op den
smaad die hel leger wordt aangedaan als
een oude boer een vluchteling den helm
afslaat en hem toeroept: Voor je gezicht moest
ge hem dragen nm je schande te bedekken...
W.' d. C. B V V A N C K