Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Maart '22. No. 2332
TRUST
CliTIS TOEZEIOIIt
AAI
VAN DER HOOP'
MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
, fAN HAAR LAATST ,
litslyit»J \ VERSCHENEN / AHSTEIDIII
PROSPECTUS X Ur(||n||8t?lt
TELEFOON ^v / 2195 ZUID
iiimiMmmmmiimiiiiiiiiiii
tragi-comischen indruk. Men stelle zich voor:
een van de eersten die aansprakelijk zou zijn
als het schip niet zeewaardig geweest is,
komt onder eede verklaren dat de zaak gezond
is en dat is voor den Raad voor de Scheepvaart
het einde van alle wijsheid. In een civiel geding
zou deze getuige gewraakt zijn, in een
strafgeding zou hij zeker nooit in de getuigenbank
gekomen zijn, maar de Raad voor de Scheep
vaart acht in zulk een zaak, waarbij 10
menschenlevens te betreuren zijn, en waar
over zooveel te doen is geweest juist met be
trekking tot het toezicht, het hooren van dezen
getuige en van hem allén voldoende om een
uitspraak te geven.
De uitspraak is er dan ook naar: Ds Raad
vermag de oorzaak van het vergaan van den
houten loodsschoener Eems 2, bij gebrek aan
gegevens niet met zekerheid vast te stellen.
Vermoedelijk heeft het schip, door den storm
van 22 October overvallen, geen gelegenheid
meer gehad op zee te houden in diep water.
imsjspgLuiancs
Amsterdam
Overtoom 279
De gevonden wrakstukken: een losgeslagen
luikhoofd en eenige voorwerpen uit de kajuit,
echter geen enkel verbanddeel, geven aan
leiding tot het vermoeden, dat de kap van
het verblijf door brekers is ingeslagen, waarop
het schip is volgeloopen en gezonken. Volgens
de verklaring van den inspecteur van het
loodswezen te Delfzijl verkeerde de Eems 2
bij vertrek in volkomen zeewaardigen toe
stand, was het voor zijn dienst goed uitgerust,
en was de bemanning geheel voor haar taak
berekend".
Het is toch zeer te betreuren dat uit de
uitspraak niet blijkt wij zeggen het zeer
voorzichtig ! d'at de Raad eenige moeite
heeft gedaan om deze /aak wat strenger en
nauwkeuriger te instrueeren. Wat is het nut,
zoo vragen wij, van zulk een onderzoek?
Welk resultaat kan zulk een onderzoek ooit
opleveren ? Wij stemmen aanstonds toe, dat
het niet gemakkelijk is de oorzaak van een
scheepsrarnp als deze vast te stellen, maar
van eene poging zelfs om na te gaan wat er
nu eigenlijk .aan is van alle geruchten omtrent
verwaarloozing van het materieel, is niets
gebleken.
Di Raad liet een schoone gelegenheid om
zijn bestaan te doen waardeeren onbenut
voorbijgaan. De Minister van Marine zal
natuurlijk bij de debatten, die over deze zaak
nog wel in de Tweede Kamer zullen volgen,
van deze uitspraak dankbaar gebruik maken.
Daarom is het niet ondienstig op te merken
dat deze uitspraak inderdaad minder dan
niets zegt.
Zelfs een Marine-ingenieur wijst er in het
Handelsblad van 8 Februari j.l. op dat voor
hem vaststaat, dat er something rotten in
Delfzijl was, letterlijk en figuurlijk, doch de
Raad vond niet noodrg dit na te gaan. En
nu zegge me.i niet, dat de Raad geenerlei
bevoegdheid in casu had om te str:,.en;
wanneer er something rotten is geweest,
kan dat de scheepsramp hebben veroorzaakt,
en die oorzaak op te sporen is de taak van
den Raad en de hoofdreden van zijn bestaan.'
liet moge voor het loodspersoneel een
schrale troost zijn, dat de Raao niet onder
Marine ressorteert en dat ook aan andere
departementen de invloed van zee-officieren
zeer merkbaar is. Het moet dus maar niet
denken, dat alle leed geleden is, als ze eens
zullen zijn : weg van Marine !
G.' S L: i< i:
iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiimtii" MUI immuun
GENERAAL DE WET ALS
REDENAAR
Uit was deur die skitterende
krygsmanstalente waarmee hy sy wande in die
boereoorlog oorbluf het, dat ons onlangs ontslape
held, Christiaan de Wet, wereldberoemd
geword het, en deur sy karaktervolle nat; iotisme.
dat hy diéroem tot aan sij dood waardig kon
bly. Maar buite Suid-Afrika is.daar maar min
mense, wat geleentheid gehad het om sy
buitengewone geestesgawes ook in ander
opsigte te bewonder want aan hom het be
hoort 'n vernuïwat harmonies was in sv
grootheid. Om hierdie rede wil ek graag 'n
woord van herdenking wy ook aan de Wet as
redenaar.
Skrywer het maar nmaal die geluk gehad
om Oen. de Wet te hoor praat, maar dit was
genoeg om 'n blywende indruk te maak
en die geleentheid was dan ook gewigtig
genoeg. Dit was tydens die groot kongres van
die Suidafrikaanse Party in 1013, die
skeuringskongres. Aanleiding daartoe was dat Gen.
Hertzog, die erkende voorvegter van
Afr'kanerregte, deur Gen. Botha uit sy kabinet gesit
was. Wat was die rede daarvoor? Dit wis
die publiek van Suid-Afrika toe nie. As rede
was opgegee dat Gen. Hertzog geséhet, dat
die belange van Suid-Afrika vór die van oie
Britse Ryk moet gaan. Maar waarom het hy
dit gesêen waarom mog hy dit nie se nie?
--Dit was iets wat toe nog tot die gebied van
L ie hoe politiek en die geheime diplomasie
behoort het, en die v;ilk mog daar dus nie
oor ingelig word nie. Later het geblyk uit
die uitlatings van Engelse polietisi, dat
(jen. Botha toe belowe het om Engeland te
hulp te kom met die S.A. strydmagte in
geval van 'n oorlog met Duitsland. En dit
was as 'n protes teen hierdie politiek dat
Gen. Hertzog die bewuste speech gehou het.
Hoe dit sy, Gen. Hertzog was uit die kabinet
en daar was beroering onder die volk en in
die geledere van die politieke organisasie
van die ministeriële party. Daar sou 'n
partykongres gehou word -- waar die ware oorsaak
van die kriesis, behalve onder lede en eks-lede
van die kabinet geheim moes blij en altwee
kante het voorbereidsels gemaak om slag te
lewer. Kaapstad was die plek van byeenkoms.
Alle lede van die kabinet was aanwesig; die
saai was vol met honderde afgevaardigde
van heinde en ver, parlementslede en
nietparlementslede. Uit Pretoria het die
Bothamanne die gladste advokaat voor aie balie
weggehaal om in Kaapst.id te k c, m praat en
die Vrystaatse ondersteuners van Hertzog het
nie agtergebly nie, maar voor die dag gekorn
met n jong advokaat wat n stem gehad het
soos 'n bulderende leen. Die n spreker na
die ander het opgestaan en sy beste kragte
ingespan om indruk te maak, tot ook de Wet
aan die beurt kom. Veel het skrywer daar nie
van verwag nie. De Wet, 'n autodidakt, wat
miskien die vierde klas op school deurgeloop
het, w:it nécns liewer was as op sy boereplaas
i'i-, wat toevallig aa.Jeg gehad het vir
oorlogvoer, wie sou daar nou ook 'n redenaar
agter soek? En toe - DL- Wet staan op en loop
vorentoe. Met sy wakker blik en vasberade
mond kyk hy die vergadering aan. In sy hand
het hy net 'n klein stukkie papier met net
enkele aa<:u-keninge. Dit was toe nog die
gewoonte om by publieke redevoeringe te
probeer om ,,Hoog-H;;llands" te praat, wat
dikwels 'n h<,ogs eigenaardige indruk gegee
het. deurdat 'n spreker, soos Gen. Botha b.v.,
'n sin i:i Nederlands begin en dan, deuronmag
om dit vol te hou, in Afrikaans eindig. Maar
Gen. de Wet trek los in suiwer Afrikaans.
maar 'n hoogs beskaafde Afrikaans, wat tref
deur rakj segging en pakkende heelde, en
dit vloei uit sv mond as water oor 'n blad
Onze dr.Tgoman Saliman
BRIEF UIT EGYPTE
Achter ons ligt Egypte als een schoone
droom. Een droom zoo onwezenlijk, dat ge
durende vijf heele weken alle realiteit uit
geschakeld scheen. Als iemand nu vroeg:
Hoe vond je Egypte?" zou ik alleen willen
antwoorden met het antwoord der fakirs
van El-Azhar: ,.lk heb God gezien." Want
zówas het. Ik heb God gezien", niet den
God der Christenen of der Joden, of van
welke secte ook, maar den God, den eenigen,
den almachtigen, den God der gouden roman
tiek, die het Leven maakt tot een schoone
verdrooming. In Egypte waren mijn dagen
als droomen, mijn nachten pure exaltatie,
met altijd weer het gevoel dat het heelal in
mij versmelt.
Waterdragende vrouwen
Mohammed" en zijn jongens
Caïro, voor wie Egypte liefhebben, is geen
echte stad, het is een visioen uit Duizend en
n nacht; een visioen dat langzaam ver
schuift op de weëe muziek van klappende
babouches en tot vroomheid dwingende muez
zins. De prachtige feüah en fellaha, in hun
sobere kleeren, glijden voorbij als een
schim uit een ver en waardig verleden. Ze
kwamen uit hun woestijn, de sculpturale
fellaheen en daalden tot waarde Nijl den grond
vruchtbaarder maakte. Ze namen wat de
grond te geven had en verlieten de strakke
fascinatie van hun woestijn voor een makke
lijker leven. Maar als was die opoffering te
groot om een andere naast zich te dulden,
gaven ze verder niets op. De fellaheen, levend
inde schaduw der moderne stad, is gebleven
die n wat hij was in de woestijn. Als hij
's middags, na een rnoeën tocht door de straten,
zich uitstrekt op de treden van een moskee,
wordt hij n met de steen, zooals hij n
is met het zand en de aarde. De winst, het
goud, heeft hem naar de stad gelokt, maar
hij blijft een vrij man: een stuk natuur,
dat tenslotte naast Allah alleen de natuur
als meester erkent. De fellaheen en de fel
laha, ongesluierd, trotsch, sober, zijn in mijn
herinnering van Cairo als een bijbeische visie.
Caïro ! Een visioen van gouden zon, van
wit getulbande Berbers of Kopten, van
een Josef en Maria op hun witte, lage ezeltjes,
het gelaat naar elkaar toegekeerd, pratend
en lachend, maar rustig en ingetogen.
Visioen van een straat vol zon, waardoor
opeens vlekte de zwarte schaduw van een
roofvogel, scherenc' den grond, dan ho ig,
op, weg in al 't «oud en blauw, een sombere
plek in al het helle-blanke.
Visioen van mooie, zwarte vrouwen, met
.vuurroode, brutale lippen, slechts verborgen
onder haar bargo, die flirten en lachen, tot
opeers, om een schacuw d;e voorbijgaat, om.
een geluid, dat ze hooren, de lach op haar
lippen besterft, uit vrees vonr de djinns,
de djnins, die overal ziin.
Ah - - de vrouwen van Cairo, de vrouwen
van Egypte,wandelende wellen van superstitie
en tooverij.
Voor mij zijn ze nooit echt geworden, en
onder haar vernisie van Europeesche b
eschaving heb ik altijd gevoeld den
bodemloozen afgrond van eeuwenlang animisme.
Negens zoozeer als in Caïro en langs den
Nijl heb ik de lokkende, dreigende stem
van het Oosten gehoord.
Nergens "oo goed als daar heb ik de charme
van het Gost'.'n gezien.
Als ze voorbij glijden in haar sombere
gallabieh's en op de teere tonen der muezzins
haar formules zeggen : ,,Allah is groot. Allah
is groot" zie ik ze, achter haar rnousharabies,
zoo heel anders, gekleed om te bekoren, in
de voyante stoffen van het Oosten. Dan zijn
de zwarte borgo en het gouden huisje voor
voorhoofd en neus, vervangen door de vee!
doorzichtiger, witte borgo. Dan liggen ze
langs de wanden op haar breede divans en
ronken haar ebbenhouten chibouk" of spelen
droomend op haar tarabaak. Soms komt een
dalialah, waarvoor het uur der liefde voorbij
is, en legt de kaarten of voorspelt de toe
komst of ze ontplooit haar zijden stoffen
en laat juweelen schitteren.
Ah, ik ken ze, zooals ze thuis zijn, de
mooie vrouwen van Egypte.
Dan leggen ze de zwarte borgo, zwaar van
de gouden amuletten, die dienen om het
booze oog en de duivels te weren, af, dan
toonen ze zich zooals ze zijn, lief, lui, ijdel,
verzot op sieraden en mooie dingen,
bijgeloovig en praatzuchtig.
Ah, ze dragen de borgo, de vrouwen van
Egypte, haar harem is dL-n mannen ont
zegd, nooit dringt een vreemde man in
haar vertrekken door, zij hij broeder, vader
of neef. Maar geloof daarom niet,dat ze leven
zonder intrigues ! Een Engelsche.die met een
Sheik" getrouwd is, vertelde me van brutale
liefdes, zooals geen ongesluierde Europeesche
zou durven hebben. En ook dat, de vreemde
verhalen van ontrouw en zonde, deed me
denken aan ,,1001 nacht".
't Is alles zoo heel erg, zoo vreemd, zoo
romantisch en fantastisch, dat voor ons het
zondige verdwijnt onder de volmaaktheid
van de intrigue.
Egypte is voor mij het sprookje ! Oh, zeker.
ik heb het Europeesche gedoe gezien. Ik heb
het schuim van Europa, Grieken, Turken,
Armeniërs en Syriërs er hun afschuwelijke
invloeden zien opdringen, maar ik weet ook,
Nodorl. Munt
Hollmndm bomto W oont mlgmmr
lllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllltlllllllllllllllllltllllllUIIIIMIII
marmer. Nooit die minste hapering, nooit hoef
hij te soek naar 'n woord nie: dis woorde
wat kom van 'n fijn ontwikkelde intellek;
dis heelde wat gegrepe is direk uit die lewe;
dis spraakorgane wat glad werk; en hij beheers
deur persoonlikheid en stem sy gehoor vol
kome. Selfs by so 'n gewigtige geleentheid
versmaad hy 'n grappie nie, maar dis veral
deur sy erns dat die rede inslaat. Onder al
die kabinets- en parlementslede, praktiserende
advokate en ander afgevaardigdes het ek
toe of by watter ander geleentheid ook, nooit
iemand anders gehoor, wat so volmaak alle
redenaarsgawe verenig nie.
Die end van hieraie kongres was dramaties.
Bij die'stemming behaal die ondersteuners van
Botha 'n klei.ie meerderheid en onmiddellik
staan die Vrystaters as n man open verlaat
diesaal. Die laaste wat die deur uitgaan was de
Wet. Maar skaars het hy sy voete oor die
drempel gesit of hy draai hom om en weer
verdonkersv liggaam crie ingang. Adieu! Adieu! !
Adieu ! ! !" roep hy driemaal die
agtergeblewenes toe en daar gaan en siddering deur
uie saai. Van hierdie moment af dateer die
Nationale Party in Suid-Afrika.
Hierdie redenaarstalent was slegs n uiting
van de Wet sy skerpe geef, soos sy krygsliste
daar 'n ander van was. Dieselfde gevatheid
wat sy toesprake so indrukwekkend gemaak
het en daar 'u nog nie genoeg erkende, maar
stellig hoe, literaire waarde aan gegee het,
het hom ook bygcbly in sy daaglikse lewe.
'n Goeie staaltjie daarvan dateer uit die tijd
toe hy. na die opstand van 1914, op sy
erewoord uit die gevangenis cntslaan was. Hij
moes belowe dat hij geen deel sou neem aan
politiek en geen vergaderinge sou bywoon nie.
Maar n dag kom hy in Bloemfontein en
gaan daar in 'n kafee 'n koppie koffie drink.
Binne enkele minute was daar 'n skare m en se
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIE
AMSTERDAM
en ROTTERDAM!
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBUBft
LEEUWARDEN, OISTERWUK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, MEDAN er
WELTEVREDEN.
ZAKEN DOEN EN MOOI ZIJN
In den Restauratie wagen
Van den sneltrein naar Berlijn
Zat een mooie, jonge dame,
Die niet nuffig scheen te zijn.
Hare lieve wonderoogen
Keken zeer vrijmoedig rond.
Net of ze zich wat verlaten
Tusschen al die heeren vond.
Aan een puffenden bediende
Vroeg ze om een ochtendblad.
En ze kreeg het exemplaart/e
Van een heer die verder zat.
Even een onschuldig praatje
Over reizen en het weer
Daarna zette zich het heertje
Bij haar aan de tafel neer.
Na verloop van een kwartiertje
Ging die heer stil buigend heen.
En de aangename dame
Zat weer glunderend alleen.
Velen kwamen, velen gingen
In den buitenlandschen trein,
Vele lichtverleide heeren
Wenschten zeer galant te zijn.
Allen kwamen, allen gingen,
Na verloop van een kwartier
Scheen het vriendelijke praatje
Van die dame geen plezier.
Blozend maakten ze hun buiging,
Blozend gingen ze weer heen,
Allen lieten deze schoonheid
Zoo maar kil en vlug alleen.
Heeren, lichtverleide heeren,
Wat mocht wel de oorzaak zijn?
Deze wondersclwone ju/fer
Was een reizigster in wijn.
J. H. SPEENHOFF
HIIIIUIIIIIIIIIII iimiiiiiiimiiiiliMiHiiiiiHiiimiHHiiiimiiimim
om hom heen, wat hom alrnal 'n handdruk
kom gee en 'n praatjie aanknoop. Toe
kom daar 'n detektief nader en herinuw
hom daaraan dat hij geen vergadering mag
bywoon nie. Jawel!", antwoord die Generaal,
maar wat kan ek daaraan doen as die ver
gadering my bywoon ?"
I. J. L E R o L \
Kippenboer in Caïro
dat dat alles niet diep gaat, dat buiten de
Europeesche wijken, de Moushki is met
haar oeroude straten, met haar vreemd
labyrinth van steegjes en gangetjes -- waar het
goud van de muren schijnt te druipen in de
winkels waar de sequinen kettingen, de arm
en beenringen, de borgo-houders en oorbellen
verkocht worden. Daar is n winkel, van
Cohen, een soort bazaar. Daar ben ik lederen
dag geweest. Niet om te koopen. Alleen om te
zien. Daar leefden, langs de muren, in kleurig
doek, de teekeningen der mastaba's van
Saqquara, daar hingen perzische tapijten
tusschen de meest geraffineerde broderien,
de naïefste versiering van stukjes spiegelglas.
Dat was daar, bij Cohen, als op een
middeleeuwsche markt. Men zag de gallioenen die
alles aangebracht hadden, het lapiz lazuli
der Italianen, de reukwerken van Perzië, de
koralen van Creta, de weefsels van Damascus
- en alles, alles, van overal.
Zilver filigrane naast stille topazen, koperen
wierookvaten met Turksche dessins naast met
ivoor en parelmoer ingelegde arabische
meubelen. Weefsels uit de Soudan naast
zachtglanzende Bokhara.
Ze kenden ons daar al en ze wisten: Die
kochten niet, maar die bewonderden". En
met liefde ontplooiden ze de met zilver
bedekte shawls van Assouit of de soepele
wit wollen doeketi die de Bedouïnen dragen.
En we kregen onze geurige koffie, lichtelijk
geparfumeerd met fleur d'oranges", bedwel
mend als alles. Als de blauwe wierook uit de
bronzen branders, opstijgend tot den hoogen
droom van dit paleis der verleiding, waardoor
het licht viel in zachte kleuren, die regen
bogen vormden op de witte muren en de
gezichten der strenge koningen op de lappen
vreemd belichtten. Hoeveel ochtenden hebben
we daar gezeten, luisterend naar een
dragoman die zijn zoodje Amerikanen met zoete
vleistem tot koopen aanzette ! Oh, de valsche
charme der dragomannen. (ie moet met hen
omgegaan hebben om de zoovele verleiding
te weerstaan en er achter te zien den atgr tnJ
van leugen en bedrog. Maar wij hebben «Jie
niet willen zien; voor ons was Egypte het
sprookje en den dragoman die ons bloemeu
bracht en vleide hebben we van harte gedankt
en onvoorwaardelijk geloofd. Oh, Caïro.
Cairo met den Alabaster Moskee, met zijn
fijne, flitsende minarets, met den Nijl, den
romantischen,prachtigen Nijl, waarde vrouwen
als voor eeuwen haar water gaan halen ; met
de Moushki en zijn dédale van straatjes, waar
lachende Arabieren u een amber cigaret, een
parfum, een bloem of een kop koffie aan
bieden op hoop van zegen.
ELLEN FOREST
Achter de mousharabief