Historisch Archief 1877-1940
4 Maart '22. No. 2332
DE A Al STERDAM ME R, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Martinswandtunnel
TIROL IN SNEEUW
(S/0/)
Niemand zijn we ten slotte dankbaar&er
geweest dan dat kleine, felle keffertje, dat
de tweede Kerstdag op het politie-bureau
in München de baas speelde; een jong
aspirantonder-inspekteurtje, dat zijn ondergeschikten,
zeer gemoedelike Beieren, zooals de meeste
zonen van dit land, belette ook maar
beleefd te zijn tegen de vele vreemdelingen,
die de beruchte kamer 47 binnenkwamen,
om een verlof tot verblijf in 'de hoofdstad.
Vfer en twintig uur mag men op de door
reis blijven, voor langer is permissie nodig.
We hadden die al vroeg in Holland aange
vraagd, maar toen we vertrokken, had de
toestemming ons nog niet bereikt. Die is
eerst twee dagen later bezorgd; we mochten
tegen betaling van 250 mark per persoon
acht dagen in München blijven. Maar het
ambtenaartje vroeg ons 500 mark; betaalden
we niet, dan moesten we nog diezelfde dag
weg. Dat we Partenkirchen, ons doel, niet
meer bereiken konden, kon hem niet schelen.
Zonder pardon, we moesten weg. Het heertje
genoot volop van zijn machtswellust.
Wij zijn gegaan. Want het is niet alles
's ochtends om 6 uur opgeklopt te worden
met de niet te weigeren uitnodiging tot een
gratis ritje in een politieauto.
Zo hebben we Partenkirchen gemist. Maar
Scharnitz ontdekt. En Scharnitz is de moeite
waard ontdekt te worden. Het is een heerlik
stuk natuur, hoog, droog, rondom sneeuw,
begroeide rotsen en daarboven gletschers.
Scharnitz ligt van de Tirools-Beierse grens
evenver Zuidelik als Partenkirchen, het
beroemde, Noordwaarts. Men bereikt het
uit Innsbruck langs de Mittenwald-bahn;
een rit, die op zichzelf a! een wellust is voor
de ogen, vooral wanneer het toeval u be
waart voor een goederenwagen achteraan
en ge op het achterbalkon de weg volgen
kunt, die de elektriese spoor neemt.
Twee uur lang stijgt ge langs de uiterste
rand van een gebergte, vol kloven en water
vallen. Het Inn-dal ziet ge heel in de diepte
met zijn dorp'jes en zijn spichtige, witte
kerktorentjes telkens dieper wegz:nken; wat
ge nu eens links ziet, ligt straks achter u
of een wijle rechts. Dan verdwijnt ge in
een bijna 2000 Meter lange tunnel, die op
loopt, maar in een rechte lijn, zudat ge
achterwaarts blikkend, de ronde oper.irg
der toegang hoc langer hoe lager ziet worc'eif.'
En als ge weei' in het daglicht zijt, bevir.cit
.ge u op een brug; heel diep ei.der u valt het
schuimende water met kracht naar beneden;
langzaam rijdt de trein een kromming om,
weer een tunnel, een brug, vier korte tunnels
staat ook ver
we zijn boven de sneeuw. Seefeld
heet het station, die berg daar de
Wetterstein. Naar Scharnitz dalen we,
rondom bergen; de Karwendel-groep
is de hoogste.
Scharnitz leeft van hout-industrie,
houtstapels overal. Het breede water
dat hier kronkelt en met snelle vaart
voortsnelt, hadden we heel wat troe
beler bij München reeds gezien; het is
de Isar, hier helder nog. Hij wordt hier
door drie beekjes gevoed en door tal
rijke waterlopen uit het gebergte.
De zon scheen met kracht, zo warm,
dat we ons aan de weg neerzetten, onze
jassen uitdeden en ons koesterden in welkome
zonnestralen en zie, daar bloeiden kleine,
rode bloempjes, als speldeknoppen zo groot,
op een rijtje om en om langs de takjes van
een mos-plant. Dit was het leven op de
plekjes, waar de sneeuw weggesmolten was.
Wij wandelden door het Karwendeldal tot
Seefeld; de trein bracht ons weer naar Inns
bruck. Bij het dalen zagen we het Inndal
telkens nader, nu van de andere zijde belicht.
Wie Innsbruck kent, kent CaféMünchen;
wie daar binnenkomt, staat verbaasd over
zo veel frisse smaak en goed onderhouden
gemak, dat sterk afsteekt bij de verwaar
lozing allerwege, bij de armoede, die u uit
alles tegengluurt. Maar
baasd over het publiek,
dat alle tafeltjes, en het
zijn er niet weinig, bezet.
Jonge mensen, achttien
tot twintigjarigen met
liefst een fles wijn en
met hun dames ! Ja,
dames ! Veel en lelik en
jammerlik toegetakeld.
Dit jonge volk is de
ergernis van de bevol
king; vraagt ge de
burger naar de oorziak
van het verschijnsel, dan
haalt hij meewarig c'e
schouders op. De meisjes,
nu ja, die kan men veel
vergeven, de Italiaanse
. bezetting heeft heel wat
op haar geweten. Wat
wilt ge? Geen geld, geen
eten, geen kleren, geen
schoenen ! Een solü;:at,
een krijgsman heeft toch
al invloed op het
meisjeshart, vooral als zijn
valuta overwaarde heeft.
DJ rest schijnt roman
tics maar eindigt
tragies. Da jongens, die
nu twintig zijn, hebben
nooit wat geleerd; in '14
Toegang tot het Karwendeldal bij Scharnitz
kwamen ze pas van school, vader weg,
oorlogsmisète en zo al meer; de heertjes leven
liever van de verrichtingen hunner dames dan
van eigen arbeid, zo ze al iets kunnen doen.
Daarbij komt, dat de veranderde ligging van
Innsbruck nu dichter bij de grens, het Schieben
vergemakkelikt. Ook hierin schuilt een groot
bederf. Al wat schieben kan, schiebt in al
wat verschiebt kan worden.
Zolang er vreemdelingen komen, is er te
verdienen, want men laat hen betalen. Er
is zo ongeveer in geheel het land tussen Inns
bruck en Salzburg de afspraak, dat, wie geen
legitimations-schein tonen kan, minstens
dubbel betaalt, /.o niet driemaal zoveel.
Vraagt men: waarom doet ge dit? dan is
Salzburg
het antwoord: omdat de Duitsers hier
met hun marken o ironie ! alles
weggehaald hebben voor een prikje;
tegen hen is de maatregel genomen.
Vol-patriotten hangen aan het
winkelraam, dat ze vreemdelingen in het
geheel niet verkopen; anderen, even
beginselvast, annonceren het niet,
maar houden eenvoudig vol, dat ze
de waren niet hebben, al liggen ze
uitgestald. Maar wie voor de mooie
omgeving er heen gaat, denkt niet aan
koopjes. Hij is reeds tevreden met zijn
logis, 1000 kr. per nacht + 20 woning
belasting men kan ook voor minder
terecht - , met zijn ontbijt en overige maal
tijden, alle naar verhouding even goed
koop. Of vreemdelingen welkom zijn?
Daarover verschillen de meningen. Sommigen
begroeten hen als de mensen, die vreemd
en altijd hoger gekoerst geld het land binnen
brengen, anderen zien hen met lede ogen
als de mensen, die de prijs der levensmiddelen
opdrijven; de hotelhouder koopt eieren op,
hij verkoopt ze a 200 kr.; gebeurde dit niet,
dan vielen ze binnen het bereik der werk
lieden, zeg tegen 80 kr. per stuk. In de res
taurants en bij de post wordt geen bewijs
van inwoning gevraagd; bij de spoorloketten
kan men er reduktie mee krijgen. Naar
verluidt, /.uilen de prijzen met l br. 300 "0
stijgen. Dan betaalt men
voor het trajekt
Innsbrnck?Salzburg 2e klas,
perstdi en t rein, dus 3 x
1180 kr., wat ruim een
daalder betekent, tegen
een gemiddelde koeis
van 2000 kr.;'i n gulden,
in Oostenrijk gewisseld.
Salzburg ziet er beUr
onderhouden uit dan
Innsbruck. Hoe dit
komt? Niemand weet
het. Men leeft er vrolik
en ruim. Op Oudejaars
avond was er in de kof
fiehuizen werkelik geen
plaatste krijgen. Over;:l
zeer goede muziek; men
sen van allerlei rang en
stand zaten er aan de
tafeltjes, zelfs kinderen,
keurig van uiterlik en
wel verzorgd, met hm
moeder, naar gis et n
beschaafde vrouw. Het
was niet met instemming
der aanwezigen, dat die
tien of elf jarigen daar de
klok van twaalven af
wachtten liever dan waar
zij hoorden, in hun warm
Seefeld
bedje. Maar ze moesten het mede beleven dat
om 12 uur de lichten uitgingen. Zo is daar
de mos; presies middernacht slaat de paukenist
twaalf maal op zijn instrument en een der uit
verkoren kellners draait de gehele zaal in
het donker. Een enkel, stil geluid hoort men,
jonge harten, die van tederheid
overvloeienals dan het licht weer opgaat, is het
vrolikheid, uitbundig vreugdebetoon, handen geven
en klinken; men zet het nieuwe jaar op de
zelfde wijze in als men het oude eindigde,
in het Kafé. Bij ochtend, bij middag en
bij avond steeds bier of koffie met Kuchen
of Torte. We hebben twee jongens met hun
gezellinnen er zien zitten kaartspelen alle
vier met een sigaret in de mond overigens
rovertypen om bang van te worden. Ze
zaten er 's middags, ze zaten er 's avonds,
misschien ook 's ochtends toen hadden
wij betere dingen te doen. Ook hier weer de
klacht, dat deze werkschuwen het gevaar
zijn van het ogenblik en de vloek der toekomst.
Hoe moet het gaan met een geslacht, dat
uit zulke nietsdoeners voortkomt? De oor
zaak van deze demoralisatie zou Weenen zijn.
Weenen, wanneer men de mensen over dit
onderwerp aan het praten brengt, dan her
leeft weer Jeremia, de profeet, in zijn Klaag
liederen. Zo is Jerusalem geweest ,,de mach
tige onder de natiën, de vorstin in de ge
westen al haar vrienden worden haar
ontrouw, zij shotten met haar verwoesting"
en al wat daar volgt. Weenen een
schoudergebaar bij den een, een spotlach
bij den ander; wat zal ik u zeggen: ik
ben zelf uit Weenen vandaan; maar de
stad is voor het land een blok aan het been.
Het enige, wat ze er fabriceeren en e>por
teeren 'is de muziek, die ge hoort. Ja, Wiener
operetten, dat is het enige exrort-artikel!
Alle zedenbederf in het land komt daar
vandaan; wij moeten tr los van: ??we
hebben er genoeg van!" Onze buurman
sprak het niet zonder bitterheid, maar uit
volle overtuiging. En in dezelfde geest
hebben we ook anderen gehoord. Ver
betering verwacht men van een vereniging
met Reieren; met deze boeren voelt dit
.agrariërs-volk zich nauw verwant in gods
dienst, in taal en in gewoonten. Met hen zou
men zo gaarne n worden; het is mogelik,
dat zulk een vereniging het volk ook moreel
opheft; maar ook mogelik is het, dat voor
de Oostenrijkers gelden zal het refrein, dat
die juffrouw in de Bonbonnière te München
zo geestig zong: Man meint zn geniessen
und man vvird genossen.
Of de gewoonte van zijn genoegens in het
Kaféte zoeken plaats zal maken voor meer
huiselik genot zoals wij dat kennen, staat te
bezien. Dit volk zonder Koffiehuis is evenmin
denkbaar als een Tiroler zonder tochtlatjes.
Utrecht. E. S L ij p E R
Is. QUERIDO, De Oude Waereld, Morgen
land, Schellens en Giltay, Amsterdam,
1921.
BENNO J. STOKVIS, Lodewijk van Deyssel,
een samenvattende studie, Amsterdam,
P. N. van Kampen, z. j.
O. A. B REDERO'S Volledige Werken
uitgeg. door Dr. J. A. N. Knuttel,
Amsterdam, S. L. van Looy, 1922.
Het is mij te doen om oneindig meer
dan alleen verhaal, om iets oneindig diepers
dan alleen verwikkeling", verklaart (-Cuerido
aan het eind van Morgenland, het derde
deel der Oude Waereld. Hij schildert breed
uit heel het denken en voelen, heel het
mysterieuze gebaren van de oude cultuur,
tot in haar diepste kern geproefd, tot in
haar verste wijdte overzien.
Dit deel heeft al zeer weinig verwikkeling;
het eigenlijke verhaal" komt geen stap
verder. Daarom is het niet minder van
schitterende schoonheid. In de eerste helft
groepeert z.ich alles om Haman, in de tweede
om Xerxes. Haman van Hammcdatha,
de Agagiet met het booze aangezicht en de
tooverkrachtige oogen", geroepen door Xerxes
tot het hof in de stad van zwoele weelde
en wellust, Susa, is op weg door de woestijn
in gansch een karavaan van reizigers. Van
wonderbare schoonheid op dien eersten blik op
den stoet, trekkend in een avond door het
onraeetlijk hoogland, violet en scheemrend
omspeeld met losgeflonkerd zonnevuur dat
boven blauwen gebergtegloed en brandende
wolken-purperingen traag tot bleeke vlammen
doofde." En in dien langen tocht dringen
zich aan ons op, als aan Haman zelf,'de
geweldige, aangrijpende visioenen van allerlei
mysterie en religie der oudheid, somber
bloedige, schelvlammende eerediensten, waarin
wreede waan en heete passie wild gieren en
gebaren, offering aan Molcch en Baal-Peoz
en Satan Seth.
Het hoofdstuk Naukrates en Amasis
Grand Hotel Funckler
RESTAURANT HAARLEM
Pension pnx-modérés
is op zich zelf weer een prachtige schil
dering van Egyptische historie, waarin alles
leeft en wroet met hceten adem. Nu ziet
gij slechts den volksopstand die
rnischendrood gloeide als een vulkaan achter den
troon van Apriës, en hoc de dynastie-warre
lingen losbraken rond het vorstelijk bed
van Amasis. Nu moet gij alleen zien hoe
de Perzen opdrongen, Meinphis belegerden,
ons goddeloos-bestnurd land, ?--- dat in de
hoogmoedige razernij zijner koningen de
mysteriën schond, de tempelorakelspraak
loochende, ??hoe de Irnnié'rs dit land over
rompelden en heele steden verwoestten".
Men moet dit alles langzaam en bij
tnsschenpooz.en lezen, rustig doorvoelen en
wegdroomen in deze wereld van bloed, wilden
hartstocht en wreede instincten, van
tooinelooze begeerten ui woesten haat, herroepen
in de werkelijkheid der verbeelding dooi
de machtige genialiteit van den kunstenaar.
VvVaar inderdaad vindt men zulk een ontstel
lend rijke fantasie, gegroeid uit zulk een
voor een kunstenaar en autodidact grondig
weten en vaardig intuïtief inleven in de
werkelijkheid der historie !
In de tweede helft keeren we terug tot
Xerxes in zijn demonisclien
heersclierswellust en -angst, bij zijn toebereidselen
tot den tocht naar Hellas'. Tot dien tocht
zelf komen we niet. Heel dit gedeelte is
reflexie van Helleensche traditie en bestaan
in het brein van Xerxes ; het is Hellas, door
leefd in de persoonlijkheid van Xerxes, die
zich door zijn rhapsood laat verhalen of
/ich laat opzwiepen door spot en lioon
van Ruba, den nar, die geweldige schepping
van (xiierido tegenover den heerscher. Toch
stond de Albeheerscher met wrang gemoed
tegenover Achilletis' walmende treurnis. Hoe
kon deze vermetele en goddelijke held, eens
met honinggouden ambrosia koel gezalfd,
kwijnen om een enkele vrouw, wrokken
om een schraalbloedig nieisien, een nederige
buitslavin, die slechts onder de schaduwen
van den weefstoel sluimerend haar leven
afdroomde?" Zoo gaat heel de Grieksche
heerlijkheid voorbij Xerxes' brandende oogen;
zij prikkelt zijn begeerte en afgunst, martelt
zijn afkeer en haat, slingert hem in aarzeling
en vrees, schrikvisioenen en
verdelgingsrazernijen.
In zijn jeugd droomde Van Deyssel over
de macht van zijn koninklijk woord, waarmee
hij heersenen zon, waarmee hij kunstwerken
opbouwen zou voor alle tijden, naast het
schoonste dat vroeger eeuwen brachten: Na
Indië, na China, na Egypte, na Griekenland.
na Rome eindelijk, na al de groote gods
gezichten onzer Germaanschc beschaving,
na^Dante' en Milton, na de groote knie Iers
voor onbewuste godheid, na de vergoders
eler leiec en der waereUV/iel, na Goethe,
Shelley en Hugo, komen wij, de getuigen
van het leven, de zieners van de realiteit,
de begeesterden van het feit, de
geëxtasicerden eler gewaarwording". Toen van Deys
sel zijn onmacht voelde om te komen tot
die hooge, alom geëerbiedigde wereldkunst,
heeft hij zijn apartheid gezocht in het sin
guliere en bizarre, (yiierido heeft een machtig
geloof in zich zelf gehad, dat hem aandreef
en sterkte in het besef van zijn genialiteit,
hij heeft de taaie spieren van zijn lenigen
geest- gerekt tot de uiterste spanning, heeft
'zijn wijdluïtige verbeelding de volle vaart
ge ge ven, ze nauw beteugelend in haar steige
rende vlucht; hij is gekomen tot werk van
wonderbaarlijk grootsche schoonheid.
Bcnuo Stokvis schreef een boekje over
Van De'ssel dat door zijn goede
gedocumenteerdheid. zijn rijkdom van feiten en citaten
de basis worden kan voor een diepere uit
voerige Van-IK ysscl-stnelie. Het is met
liefde ui toewijding samengesteld: maar
vermoedelijk mist de schrijver nog een
ruime belezenheid in de litteraire kunst
van hier en elders om zijn held te zien in
een vrij onbelemmerd licht. Nu spreekt
zijn liefde voor Van Deyssei wat te veil:
hij wil hem onder alle omstandigheden
redden" en elan komt hij soms tot betoogt n
die als model \<>or den slag-om-dcn-arm-stijl
kunnen worden aangeboden. Want des schrij
vers'streven naar waarheid dringt zich telkens
door zijn lx schermende goedheid heen.
Heilig in zijn soort is b. v. dit over de
Haarlem-canseric: Ofschoon deze causerie
(wat zij toch wel met bijna alle causerieën
geineen heeft) geenszins zeer belangrijk
kan genoemd worden, en ofschoon de al te
uitvoerige behandeling van voor den lezer
bijkomstige wetenswaardigheden, haar nu
en dan ietwat langdradig maakt, mag men
dit stuk toch in gtentn deelt naargeestig",
dood", duf" hceten, gelijk in menige
beschouwing is geschied. Het wil ons
voorNavigatie en Mooi-Kederland
DE EL1TE-S1GARENMERKEN
Verkrijgbaar bij de voornaamste winkeliers
Fik: Firma RAPPARD & POTT ? Tiel
komen, dat waar Van Deyssel e-en causerie
(dat is een gemoedelijk en genoegelijk praatje
over ten niet al te belangrijk onderwerp)
beloofd had, sommige critici een lyrisch
hartstochts-gedicht, een grandioos epos, of
wel eene diep tot het wezen" van Haarlem
doordringende' mystische beschouwing ver
wacht hebben. Als Plauderei" is de Cau
serie over Haarlem" in vele opzichten te
prijzen, en staat zij boven de meeste andere
causerieën."
Laten we mekaar nu geen knollen voor
citroenen verknopen: deze volgens den heer
Stokvis superieure causerie. waarin Van
Deyssel op fijn gedistingueerde,
aristocratischrustige en bezadigde wijze over Haadem
en wat hiermede in verband staat, spreekt",
ontleent toch wel enkel haar beteekenis
aan de brutale bewustheid van leuteren, het
quasi argeloos ten toon spreiden van huiselijk
gewauwel. Zie je, dat kan ik, Van Deyssel.
nu nou eens veroorloven. Er zijn er toch
altijd die het superieur vinden.
Maar laat de eerste de beste onbekende
Pieterse deze kopie eens aan een periodiek
van eenige beteekenis sturen ! Ik zou den
auteur Stokvis dezelfde opmerkingen willen
maken o. a. aangaande de absoluut onlogisch
gedachte verdediging van de zoogenaamde
impressionistische en sens'.tiv.stisclie
prozagedichten, ,,Dc Koning der Eeuwen" e. el.
waar Van Deyssel de voorlooperis van allerlei
idioot futuristische en dadaïstische aanstellerij
van uu. De kunstenaar is nu eenmaal onver
biddelijk gebonden aan het materiaal van de
kunst, waarin hij iets presteeren wil. Evenmin
als de architect met baksteenen en mortel
schilderen kan of huizen kan bouwen van
verf en klanken, kan de prozaïst zijn
woordmateriaal gebruiken als verf of de schilders verf
als woorden. En liet helpt allemaal niets,
of Van Devssel, zooals S. ons herinnert,
de door Lessing gestelde grenzen erkent of
niet erkent, ze zijn er eenmaal, die grenzen,
waarbuiten het niet mogelijk is te gaan
zonder tot dwaasheid te vervallen.
De heer Stokvis eindigt zijn beschouwinkje
over het scnsitivistisch werk met den eiscii,
dat we het telkens en telkens maar zullen
herlezen. ,,En dan zult ge wellicht iets
voelen van de grootheid, van het geweldige
in deze kunst, al zijt ge niet bij machte,
al zijt gij niet Van Deyssel zélf, om alles
geheel te kunnen begrijpen. Want geheel
dit begrijpen, geheel dit genieten, kan slechts
de schepper zelf, de kunstenaar, uit wiens
slapelooze nachten het geboren is." Men
behoeft niet bijzonder democratisch van
natuur te zijn om dit toch wel een beetje
al te kras te vinden, kunst, die enkel maar
tot den auteur zelf spreekt. Och, ik heb ook
mijn tijd gehad, dat ik dweepte met De
koning eler eeuwen" en Menschtn en bergen",
en ik kan me zoo goed in de ontroeringen
\an den heer Stokvis indenken. Maar daar
zijn we nu toch vrijwel overheen, al blijft
dit werk tot de hoogst interessante curiosi
teiten behooren.
Het moet een geweldige schok geweest
zijn voor van Deyssel, toen hij zich in zijn
tweede periode" bewust werd van zijn
onmacht om groote wereldkunst voor alle
tijden te maken; dat het niet voldoende was
eenige vellen van het allerprachtigste proza
te hebben geschreven, dat er nog andere
krachten noodig waren om zich voor immer
als ebenbiirtige naast Cervantes, Shakespeare,
Vondel, Elaubert, Goethe te kunnen voelen.
En in zijn beerlijken drang naar persoonlijk
heid, in zijn souverein gevoel van apart-staan
buiten de brute, lawaaierige massa, ook de
massa der litteraturen, is hij steeds blijven
zoeken naar wat hem onderscheiden zou
in zijn kunst van de menigte, naar het aparte.
Laten we het elkaar niet verhelen, dat, hoe
veel moois en treffends de latere perioden
ook brachten, hoe belangwekkend de persoon
lijkheid van Van Deyssel ook blijft in al /.ijn
uitingen, de resultaten van zijn zoeken,
zuiver als schoonheid beschouwd, soms zeer
pijnlijk aandoen.
Van Bredero's volledige werken is het
eerste deel voltooid; met Lucelle begint
het tweede deel. Tegenover de uiterst slordige
en slecht gedrukte uitgave van 18(.H) hebben
we hier een prachtigen vooruitgang. Deze
editie is uiterlijk en innerlijk goed verzorgd,
is nauwkeurig en betrouwbaar. Betrouwbaar
in zooverre als de tekst bestemd is voor den
belangstellenden leek. Over de wijze waarop
Dr. Knuttel den tekst voor deze uitgave
vastgesteld heeft, zal elders vermoedelijk
nog wel eens een woordje gezegd worden.
De veranderingen die de uitgever in den
uiterlijken vorm der woorden zich veroorloofd
heeft, zijn m. i. in een wetenschappelijke
uitgave niet toelaatbaar. Maar dit zijn
kwesties, die elders beter kunnen besproken
worden. De lezer, die van Breero houdt,
zonder tevens philoloog te zijn, kan gerustelijk
deze mooie nieuwe uitgave begroeten. Het
is een lust Breero zoo te kunnen lezen.
J. PRINSEN J.L.ZN.
i»ii»>iiiiit»i»ttiitiiiiiiiimuimtimiii.iiittiiimitii>iiiii»imiiiiiiniiiiiil
TRIPLE SEC. COMBIER"
ImportépirECHMITZ&Co.,"Jtracht