De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 11 maart pagina 2

11 maart 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Maart '22. No. 2333 F I U M E Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGT i SI-FA-KO S IQ ARE H Mot voornmmmmto Sorlamork Als de meester fluit.... miiiiMnimiiiHimiiiiui. iimiHinimiii ii in iiniiiiiiini applaudisseerde: binnen een half uur na Hughes' ongelooflijk aanbod had Balfour hetj namens Engeland en het Britsche Rijk reeds op eigen verantwoordelijkheid aan vaard. Door dit op het juiste moment te doen had hij reeds van den eersten dag af gewonnen spel. Natuurlijk is er op Hughes' voorstel heel wat 'gesmaald, en er is ook heel wat op af te dingen. Het komt Engeland goed te stade, zijn vlootprogram te kunnen inperken en zoo firtancieel er beter aan toe te worden zonder als zeemacht bij anderen ten achteren te komen. Nu men de bewapening in de lucht ongemoeid heeft gelaten, beteekent de vlootbeperking, die trouwens alleen de eenigszins minder algemeen vertrouwen genietende dreadnoughts betreft, niet zoo heel veel. Balfour wist dat alles natuurlijk beter dan wie ook. De ontwapening, het heil der menschheid, dat zijn prachtige dingen en Balfour sprak er met warmte over, en wat meer is, hij meende wat hij zeide. Waarom ook niet? Alleen Bernhardi, von Treitschke en Ludendorff vinden wereldvrede een droom en eigenlijk een leelijke droom. Maar voor >ur niet naar Amerika wat Mul"L,>JHl_m_ lill l^e] l \\tl^ tjilll 'UI ill'Jl ll.Utl .\IllLlll\ll getogen. Hij had (e Washington wal Multatuli heeft genoemd: een naastbij liggend plichtje. Daar kwamen geen bespiegelingen over den wereldvrede bij te pas, want er waren nuchterder dingen voor de overgeërfde Statecraft te doen: van Japan afkomen, en op zóelegante wijze dat niemand smalen kon; zorgen dat Amerika met geen der Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein associated Powers intiemer werd dan met Engeland, hetgeen beteekende de Angel saksische wereld-hegemonie, noodig voor het Britsche wereldrijk, onbereikbaar zonder de Vereenigde Staten. Dat alles heeft hij be reikt, en de hartelijke verhouding tusschen zijn land en de machtige republiek bekroont zijn levenswerk. Van het oogenblik af aan" zoo vertelde Balfour onlangs in een after-dinner speech als gast van de Pilgrims" te Londen, dat wij in persoonlijk contact geraakten met de Amerikaansche delegatie te Washington, waren wij in staat, om van gedachten te wisselen op een wijze die alleen mogelijk is door persoonlijke en directe aanraking. Niet door de nare organisatie van post en telegraaf, niet door dépêches, niet door papieren argumenten, maar ,,by mutual human intercourse of man to man and soul to soul". Toen bleek het, ging hij voort, dat wij hetzelfde wenschten, dat wij elkander vertrouwden en dat geen onzer eenig motief had dat hij liever wilde verbergen. Wat Balfour natuurlijk niet heeft verteld is dat de Engelsche delegatie op het stuk van mutual intercourse" er bete1' aan toe was dan de andere delegaties, vooral de Fransche. De Japanners spreken, of verstaan, ten minste allen Engelse!1. Maar de goede Franschen, om te kunnen praten, hadden een tolk noodig. In de sedert de glorieuze tijden van Lodewijk XIV en Napoleon ontzaglijk gegroeide Angel saksische wereld gevoelen ze zich vreemd. Ue taal kennen zij niet. Egocentrisch ais de Fran schen nu eenmaal zijn, leeren zij ongaarne vreemde talen, en vooral Engelsch valt hun zwaar. Dal slordige, onsystematische van nooit te weten hoe men een woord moet uit spreken o m vla t er geen vaste regels voor be staan, is /.oo on-F~rnnsch mogelijk. Konden Brillen en Amerikanen dus in de eigen taal praten, waarvan zij wederzijdse!! alle finesses kennen, Briand en Sarraut had den een tolk noodig. Dat geeft reeds dadelijk iets gedwongens: het symboliseert den afstand van ras, van opvattingen, van tradities. Men kan, door bemiddeling van een tolk, nooit woorden spreken die zooals van Deysse! het noemt heel even ritselen". Men kan nooit. onverhoeds, een onwillekeurig wederwoord uitlokken, het onbewuste even aan den dag brengen. Alle woorden gaan door den tolk, wél overwogen, als het ware cursief, precies, formeel. Een intercourse between man to m:m and soul lo soul" houdt de tolk tegen. En dan de verhouding, tusschen Amenka en Frankrijk. Die was toch reeds lang zoo goed niet als velen in Frankrijk en elders dachten. De millioen en Amerikanen die in Frankrijkapothekersrekeningen hadden moeten betalen voor hetgeen zij noodig hadden, waren teruggekeerd met een aamerkeiijk bekoelde geestdrift voor dat land. Het reeds tijdens de vredesconfe4'entie te Versaiües aan het licht gekomen Fransche chauvinisme had vele Amerikaan sche gedelegeerden in l 018 ontstemd. De door Frankrijk - althans door Tardien - aange moedigde Belgische pretenties tegenover NeDE AUTONOMIE VAN INDI De laatste tijden kwamen uit Indië be richten, dat een comitéAutonomie voor Indië" een actie had ingezet om hier te lande een goed georganiseerde, actieve propaganda te Voeren, ten einde in de Staten-üeneraal personen te brengen, die met kracht en kennis van zaken kunnen opkomen voor de groote, vitale belangen der indische bevolking." Tevens kwam bericht, dat op aandringen van ?den Gouverneur-Oeneraal Mr. Fock, een drie tal Regenten, tevens volksraadleden, uit dat comitéwaren getreden. En thans wordt door middel van het Haagsche Anéta-kantoor een toelichting gegeven op de bedoelingen van het comitéen zijne samenstelling bekend gemaakt. Wie, zooals de anonyme berichtgever, alleen naar programma's en woorden ziet, staat hier voor een raadsel en wil de actie van het comité, wil in het algemeen de'politieke atmosfeer van Indië beoordeeld worden, dan moet niet aan programma's en woorden wor den gehangen, omdat die voor verschillende voor- en tegenstanders eenj verschillenden inhoud hebben, doch moeten de drijfveeren en bedoelingen, zelfs het nauwelijks bewuste Streven worden gezien. Vooral de groote demagogische kracht van de autonomieleuze maakt het noodig, dat die leuze in haar werkelijke waarde wordt onderkend. Eenigen tijd geleden heeft de voorzitter van de herzieningscommissie, Mr. Carpentier Al ting, in dit blad verklaard: met volkomen eenstemmigheid heeft de herzieningscommissie in haar verslag van Juni 1920 in overweging gegeven, dat Indië zou worden erkend als een, in beginsel autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden." Het moet hier openlijk worden uitgesproken, dat de heer Carpentier Alting dit nimmer had mogen zeggen; hij wist dat het onwaar was. Hij wist dat, althans ik, altijd tegenstander ben ge weest van de autonomie van Indië, als geheel, omdat die niet te verwezenlijken is zonder dat daarop de afscheuring van Nederland volgt. Zooals een Bataviaasch dagblad terecht bij het begin der werkzaamheden van de herzieningscommissie opmerkte de strijd zou gaan tusschen de beginselen van den heer Schumann en die van den heer Ritsema van Eek," en al was, door de eigenaardige samenstelling der commissie, vooruit te zeg gen dat een succes, in die commissie, voor mij uitgesloten zou zijn, die commissie bracht ten slotte niet anders dan een advies uit aan de Indische Regeering, waarover de beslissing in Nederland zou moeten vallen. Niet het aantal der stemmen besliste, de kracht en samenhang der argumenten bepaalde de waarde en de autoriteit van het werk. En daarom is het niet alleen een te kort inden heer Carpentier Alting dat hij een onjuiste voorstelling van zaken geeft, door te ver klaren dat er een volkomen eenstemmigheid zou hebben geheerscht, maar al had hij voor mij de uitzondering erkend, dan nog zou de voorstelling een verkeerden indruk hebben ? gegeven, omdat de aantalsverhouding niet de hoedanigheid tot uitdrukking bracht. De strijd is gegaan tusschen de toenmalige be ginselen van den heer Schuman (hij beeft sedert dien veel van zijne beginselen" prijs gegeven) en de door mij voorgestane begin selen. En wanneer de heer Carpentier Alting mijne meening verzwijgt, verzwijgt hij niet alleen u'e meen ing van n der comm.ssieleden, maar verzwijgt hij de geheele staat kunde, die zich aan mijn werken verbindt. Er zijn slechts twee richtingen voor de toe komstige ontwikkeling van Indië. De eene is die van den eenheidsstaat n.et zijn vervloeiing van alle elementen, met zijn gelijkheid, met zijn beheersching van Ind;e, ook van de cen trale Regeering, door het aantal met sterk inlandsch overwicht de toenmalige poli tieke leuzen van de groep Schumann, thans geformuleerd in het rapport Carpentier Alting. De tweede richting is die door mij voorge staan n.l.: ontwikkeling in de richting van den nationaliteitenstaat onder Nederlands lei ding. Hier geen gelijkheid, doch gelijkwaar digheid ; hier geen vervloeiing, doch federatieve verbinding van het ongelijksoortige: hier geen beheersching van de centrale Regeering door het aantal, maar d-e centrale Regeering organisch passende in de historische bouw van het indische staatswezen. Met de ver zwijging van mijne afwijkende nieening in de herzieningscommissie, verzwijgt de heer Car pentier Alting de geheele staatkunde, die tegenover hem en zijn aanhang staat, een staatkunde, die thans reeds dnireeo belang rijke Nederlandsche politieke partij is over genomen. De leuze van autonomie van Indië als gelieel" --- op dit ,.geheel" w.irdt steeds de nadruk gelegd - is vooral in verbinding met de andere voorstellen van den heei Carpen tier Alting c.s. omtrent de vorming en be voegdheden van de centrale Regeering m Indië, onaannemelijk. Vrijwel algemeen wordt onder autonomie verstaan, de vorming van de overheidsorganen uit de ingezetenen zelf en regeling van de inwendige aangelegenheden door die organen. Vooral de inheemsche en nationalistische groepen zullen steeds die op vatting er in I-eggen.Wanneer men i.verweegt, dat die groepen, evenals de heer Carpenner Aiting c.s., een overwegenden invloed van het vertegenwoordigende lichaam op de cen trale Regeering wenschen : dit vertegenwoor digende lichaam ook weer, evenals de heer C. A?in sterke mate onder den invloed van de massa wenschen te brengen en aan da! vertegenwoordigende lichaam, evenals de heer C. A., liet budgetrecht wenschen te geven, dan is het duidelijk, dat autonomie voor Indië als geheel, automatisch het verval van het Nederlandsche gezag als oppergezag met zich moet brengen, en daarmede elke garantie van een bepaalde politiek op staat kundig, economisch, cnlturei-l, financieel, militair gebied; elke mogelijkheid voor Ne derland om verantwoordelijk te zijn voor den toestand in Indië. Autonomie voor Indië als geheel" is niet alleen onaannemelijk, zij is ook onuitvoerbaar. Het essentieele van het indische staatswezeu is altijd de macht van buiten de Neder landsche macht - geweest. Eerst daardoor bestaat Indië als geheel; eerst daardoor kan van een indi^ch staatsvvezen, kan van Indië zelf worden gesproken. Autonomie voor Indië als geheel" is onvereenigb.-iar met een oppergezag, dat buiten Indië zijn oorsprong neemt. Zij sluiten elkaar uit. D?- heeren Carpentier Alting c.s. hebben deze on vereenigbaarbeid van autonomie en Nederlandse!] op pergezag, de onuitvoerbaarheid van de auto nomie zelve, door en door ondervonden, toen zij tot uitwerking moesten overgaan. In het begin, toen nog alleen de leuzen van den dag het commissiewerk beheerschten, bestond de illusie met forschen greep een modern ludië te kunnen scheppen. Doch zelfs op papier bleek dit niet mogelijk en in plaats van een allesdoordringende herziening van de indische staatsinrichting als organisatie van een alles doordringende hervorming van de maat schappelijke toestanden, hebben de heeren Carpentier Alting c.s. niet anders dan een politieke facade kunnen oprichten, zonder eenig verband met die maatschappelijke toe standen, een facade die moet verbergen, dat die toestanden even achterlijk geor ganiseerd blijven, als zij nu zijn. Dit is al een zeer gering resultaat en toch is ook dit resultaat te betreuren. Veel beter, veel hooger ware liet geweest als zij, toen zij voelden niet te kunnen doen, wat zij zich hadden voorge steld te doen en aan anderen hadden voorge spiegeld te zullen doen. hun lidmaatschap hadden neergelegd. Want het hoofdrapport moge nog zoo'n overtuigend bewijs zijr.dat het streven der samenstellers onuitvoerbaar is, de fascineerende leuze van autonomie is daardoor niet verdwenen, (ieen koloniaal staatsman van ervaring, geen Indisch bestuurs ambtenaar van ervaring zou ooit aan die leuze een zoo officieel cachet hebben gegeven, l hinne ervaring, hun kennis van de psyche der in dische volken zouden hun uit hebben belet. Heeft niet een der bekendste Diiitsche soci alisten reeds gezegd, dat de kern van alle partijpropaganda er in bestaat, dingen te eisehen, die niet te verwezenlijken zijn? Wan neer dan in Indië dom'eene officieele commissie met sterke aanleuning aan de Regeering, de autonomie van Indië als geheel wordt ver langd en de Regeering geeft blijken, bij elke fuudamenteele maatregel, dat zijde voorwaarden voor die autonomie noch mag,noch kan geven, dan is daardoor een tegenstelling ontstaan die een blijvende bron van politieke onrust vormt. De indische Regeering moet dit thans voelen en dit gevoel moet de oorprong zijn van Hare afwerende houding tegenover de actie van het streven naar autonomie voor Indië. Zij is daarbij niet te laken, maar het comitéis eigenlijk ook niet te laken. De Regeering benoemde imme.s oe medestan ders van den heer Alting tot de hoogste func ties, en het comitéwil de verwezenlijking van diens rapport.Het is de onvoldoende staatkunde, die de laatste jaren uit Den Haag en uit linitenzorg is gevoerd, die te laken is. Vraagt men daarom, in liet lic/it van de voorgaande beseliou\vingeii, u'at de aetie van liet Comité\vil berei ken, dan blijft niet anders over dan liet scheppen ran een stemming ten gunste ven :ijn doel einden door liet in-gebreke-stellen ran de Ne derlandse/ie Reyering tegenover niet te ver ruilen eiselien. Ondanks alle afwH'zint; door Je derland hadden op de Amerikanen, die voor Nederland altijd nog wel een soft spot" in hun hart hebben (als het maar niets met de tarieven te maken heeft) een zeer onaangenamen indruk gemaakt. De Franschen, tijdens den oorlog, hadden nogal eens gewezen op de door Frankrijk in 1778 tegen Engeland aan de jonge republiek verleende hulp, een remi niscentie die tegenover den bondgenoot aan de overzijde van het kanaal wel ietwat pijnlijk leek, vooral omdat de hulp, bij nader inzier, toch wel iets had van ingrijpen in een familietwist, en niet zoozeer uit liefde voor Amerika dan wel uit haat tegen Engeland voortsproot. Zelfs was de quaestie van de destijds door Frankrijk aan Amerika voorgeschoten gelden in de Fransche pers te berde gebracht en werd beweerd dat die met de samengestelde interest opwoog tegen de thans door Amerika verleende voorschotten, tot eindelijk op histo rische gegevens berustende gronden door een der wijzere Fransche journalisten werd aange toond dat Frankrijks voorschotten reeds in de 18e eeuw verrekend waren. Ook hadden de Franschen reeds lang vergeten dat nau welijks twintig jaren na 1778 hun land reeds in oorlog was met de V. S?al werd die dan ook alleen op zee, en niet op groote schaal gevoerd, De Franschen hadden zich inderdaad om trent hun populariteit in de V. S. ietwat overdreven denkbeelden gevormd en zij waren naief genoeg om te meenen dat zij te Washing ton ais bemiddelaars tusschen Engeland en Amerika zouden kunnen optreden. Aan die illusie is spoedig een eind gekomen. FJI toen Balfour, zoo langs zijn neus weg, aan Briand lof toezwaaiend, sprak van een niet-agressief Frankrijk, - - begreep iedereen dat de Fran sche delegatie te Washington geen succes was geweest. Maar Balfour's hoofddoel was bereikt: de Angelsaksische combinatie was tot stand ge komen, en die combinatie is van oneindig veel grooter beteekenis dan de vlag waaronder de conferentie in zee was gestoken : beperking van den aanbouw der oorlogsvloten en van den wedstrijd in de bewapeningen ter zee. Zoo sterk is die combinatie, alleen reeds op economisch gebied, dat geen enkele mogend heid of vereeniging van mogendheden zich op den duur legen haar zal kunnen verzetten. Tezamen toch beheerschen de V. S. en het Britsche Rijk 80 pCt. van de wereldproductie van goud, ~ir> pCt. van die van katoen, twee derden van die van koper en petroleum, meer UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËi AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: VÖRAVENHAGE, TILBUB6, LEEUWARDEN, OISTERWIJE. UDENHOUT, LOCHEM en BOBCULQ. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABATA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAH en WELTEVREDEN. Indische Regeering, heeft het comité, hebben de nationalistische en inlandsche groepen, op liet oogenblik de leiding in het scheppen van de politieke atmosfeer t.a.v. Indië. Voor de buitenwereld heeft de Regeering niet meer de leiding. Zij verdedigt zich. Dit is een zeer groot verwijt aan de leiders der koloniale politiek der laatste jaren, want vooral bij oostersche volken is stemming, is sentiment alles. Weinigen twijfelen er dan ook aan, dat onze huidige staatkunde ons (noodlottig moet worden, maar ook weinigen weten, wat moet worden gedaan om verdere ontwrichting te voorkomen, om het dreigende af te wenden. De stakingen met politiek karakter, de op richting van burgerwachten, de passiviteit van de Reeering, de geheele atmosfeer van onrust, wijzen op de komende dingen. De Landvoogd moge Regenten tot uittreden dwingen; de Minister van Koloniën moge een bestuursorganisatie naar zijn persoonlijk in zicht aan Indië opleggen ; hij moge ook een algeheele herziening van de staatsinstellingen afwijzen; dat alles geeft zeer weinig. De op komende vloed in goede bedding te leiden eischt andere maatregelen en andere personen. Eenerzijds eerbiediging van het historisch gewordene; anderzijds een groote toegankelijk heid voor de leekenen des tijds. Heeft niet onze eeuwenlange ervaring ons geleerd, dat alleen in eerbiediging van het eigen leven der inheemsche volken het behoud van Indië als geheel ligt, en wordt dit niet ver nietigd door de gemengde autonome lichamen van de huidige bestuurshervorming? Heeft niet Rusland ons geleerd dat een groote be volking van heterogeen karakter over een uitgestrekt gebied zie!1, in nationaliteiten splitst, als zij van den arnorphen polilieken staat in den meer bewust georganiseerden overgaat, en gaat de herzieningscommissie niet daartegen in door Indie's bev.ilking bij de bewustwording, in een eenheidsstaat te willen organiseeren ? De eenige mogelijkheid thans weer tot eene leidende positie in Indië te komen, is door groote staatkundige en sociale bekwaamheid onze superioriteit te toonen. De onmisbaarheid van het Nederlandsche oppergezag wordt welhaast door een ieder, zoo ai niet erkend, dan toch ge voeld, maar de onmacht aan dit oppergezag de plaats en de organisatie te geven, die het moderne Indië vereischt, roept een onrust en eene onzekerheid in het leven, die onze positie verzwakt. Ik zon niet zoo mogen spreken, niet zoo scherp in de veroordeeliug van het huidig regeeringsbeleid en van het werk der heeren Carpentier Alting c.s. mogen zijn, als tegenover de af braak geen opbouw kon worden gesteld. Van de politiek, door mij sedert een tiental jaren ontwikkeld en bij het rapport der herzienings commissie in een uitvoerige nota neergelegd, is dooi' den meest bevoegde getuigd, dat zij de eenig mogelijke is, en door de bekwaamsten dat indien zij doorgevoerd kon worden" zij i,ns uit alle moeilijkheden zon brengen. Zelfs de heer Carpentier Alting moest dit nog in zijne laatste lezing in het Indisch genootschap erkennen. Toch bestaat er voor het doorvoeren van die politiek geen ander beletsel dan het ontbreken, in de hoogste DE MEEREN" Heftig ging 't in de Kamer Bij de Landsbelangen toe. Razend Presidents-gehamer, Kelen van het brullen moe. Zulk een vroolijke bombarie Kwam tot nog toe daar niet voor. Alles krijschte, schold en jouwde In het Tweede Kamer-koor. Als de kiezers konden hooren Hoe luidruchtig het er gaat, Kregen we een kiezers-staking Met betooging langs de straat, Welk een opera geluiden Klonken door het Hollandsch Huis. Welk een prachtige rollades Hoorden we van onzen Duys. Schaper daverde zijn soli Als een heldentenor rond, Kleerekooper baritonde Met zijn j r aaien Griekschen mond. Wijnkoop overbrulde alles Als een soort van Lohengrin, Nimmer had men in de Kamer Dat gehoord en zoo gezien. Nu het is verdraaid geen happie Om een Kamer pit te zijn, Zenuwsloopend, maagbedervend Moet dat baantje toch wel zijn. En voor zoo een karrewijtje Vindt men nog een candidaat. Maanden sjouwt hij door ons Landje Ziek en moe van het gepraat. Voor zoo'n harden slavenarbeid. Waar ze zooveel moeite doen. Met een schamel t aktementje En een handjevol pensioen. Na zoo'n vreeselijke zitting Met een Braat en Ravesteyn, Merkt men pas hoe slecht bezoldigd Onze Kamer pitten zijn. Laat ze eerste klasse reizen, Eiken dag een voedzaam maal. Menschen die zoo voor ons werkci: Hebben recht op kapitaal. Ja. die moeten kunnen leven .4/5 een p: aclü-kapitalist, Zelfs al zijn het socialen. Liberaal of communist. J. H. S P E E N H O F F officieele functies, van de personen die daartoe in staat zijn. Voor de bestnurshervorming ontleende de huidige Minister van Koloniën daaraan reeds het belang rijkste van zijn werk, de regentschaps-autonomie, al paste hij die ook minder juist toe. Die politiek kan weer aan het Nederlandsche bestuur de zo.) noodzakelijke leiding teruggeven en tevens aan de Indische volken volkomen ontplooiing brengen. Elke maat schappelijke orde is bij haar mogelijk.Wanneer de Nederlandsche koloniale politiek tot doel neemt aan de Indische volken, elk voor zich autonomie te brengen, dan is zij op den goeden weg, maar autonomie voor Indic als geheel brengt de ontbinding. Dat echter de nieuwe oriënteering op die autonomie der Indische volken, elk voor zich, en de daarmede sa menhangende mnderniseering van de maat schappelijke orde bij die volken, eet: zeer groote inspanning en bekwaamheid eisehen. staat buiten twijfel. Het is het eenige middel om de kolonie te behouden, maar het is een middel, moeilijk in toepassing. De steeds toenemende moeilijkheden in Britsch-Indië wijzen al te zeer er op, dat de daar gevolgde weg de weg die ook door de Regeering en de nee re n Carpentier Alting c.s. is ingeslagen niet tot het doel voert, integendeel. Wij moeten ons anders oriëntecren, willen wij het lot van Britsch-lndië ontgaan. Men mag zich echter niet aan de verwachting over geven dat Mr. Fock die zoo noodige nieuwe oriënteering en de daarn ede samenhangende algemeene hervorming tot stand zou- kunnen brengen of inleiden. Hoe groot ook zijne ver diensten als Kamerpresident geweest mogen zijn, er is geen aanwijzing dat hij die keer in de Indische staatkunde zou vermogen te brengen. Tevens dient echter ook de gebonden heid aan het hoofdrapport van de herzieningscommissie te worden prijsgegeven. Het is geen goede politiek van hooger hand te zeggen, dat ook de Regeering zich in de lijn van dat rapport beweegt, terwijl Zij dit inderdaad niet doet en ook niet kan doen. Men kan de ijver waardeeren, waarmede het is ontworpen, maar men mag de oogen niet sluiten voor zijne onuitvoerbaarheid en bet is beter, dit thans te zeggen ,dan door de gebondenheid eraan tot steeds grooter on macht te vervallen. De tijden gaan echter snel; er heerscht thans in algemeenen zin in Indië een toestand als in Atjeh heerschte vór Van Heutsz eindelijk z.ijn militaire staatkunde mocht doorvoeren; het is hoog tijd dat thans ook voor geheel Indië de ge legenheid wordt gegeven een hervorming door te voeren, die een einde aan de onzeker heid maakt en ons weer de leidinggeeft. De civiele staatkunde, die daartoe noodig is, zai haar kracht moeten vinden in hoogere staat kundige bekwaamheid. Het is wel iaat, maar het is nog niet te laat. De binnenbrand" die dreigende is, kan worden voorkomen, maar dan mag de Nederlandsche Regeering niet. langer aarzelen om een initiatief te nemen, dat van Indië uit thans niet te verwachten is. S. R l T S E M A V A N E C K Den Haag 26 Februari 1922.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl