De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 11 maart pagina 7

11 maart 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

11 Maart '22. No. 2333 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V O R NEDERLAND Illustratie uit het Jaarboek der V. A. N. K. Jaarboek 1921. (Nederlandsche Ambachts en Nijverheidskunst). Rotter dam, W. L. en J. Brnsse's uitgevers Mij. Het derde Jaarboek, uitgegeven op initiatief van de Nederlandsche Vereeniging voor Ainbachts- en Nijverheidskunst met steun van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is verschenen, ditmaal onder redactie van H. A. van den Eynde, J. L. M. Lauweriks en schrijver dezer regelen met als door de inzenders gekozen leden voor de keuze der afbeeldingen: Dr. H. P. Berlage en N. P. de Koo. De bandteekening en typografische ver zorging zijn van S. H. de Roos. Met ingenomenheid kan wederom deze uitgave begroet worden. Zij geeft een over zicht op het gebied der toegepaste kunst in meer dan honderd welgekozen afbeeldingen alsmede omtrent een tweetal tentoonstellingen gedurende het jaar 1920 in ons land gehouden, welke van groot belang waren in verband met de Hollandsche Ambachts- en Nijverheids kunst: de tentoonstelling van Weefkunst en Ceramiek" in het Museum van Kunstnijver heid te Haarlem en van Oude en Nieuwe Boekkunst in de Nederlanden" in het ge meentelijk museum te 's Oravenhage en het Stedelijk museum te Amsterdam. Dr. J. D. Bierens de Haan stond voor dit Jaarboek eene zeer belangrijke bijdrage af over de Geeste lijkheid van het Schoone Voorwerp", terwijl Bert Nienhuis, leeraar aan de Quellinusschool, meer materieel, eene zeer lezenswaardige Technische en Aesthetische beschouwing" geeft over de Ceramiek. Beide artikelen zijn afdrukken van in het Haarlemsche museum gehouden voordrachten tijdens de Tentoon stelling van Aesthetisch Uitgevoerde Gebruiks voorwerpen (1919). Een derde, in deze uit gave opgenomen artikel betreft de Boekkunst en Samenleving" door J. F. van Royen, eene rede uitgesproken ter gelegenheid van het laatst gehouden kunst-congres te 'sGravenhage. Er is inderdaad eene zeer gelukkige aansluiting en verblijdend verband tusschen deze bijdragen, welke dit Jaarboek tot een benijdenswaardig bezit ma ken. Een zeer uitvoerige lijst van af beeldingen met omschrijving der voorwerpen en vermelding van het jaar van ontstaan, voltooien het keurige, door de firma W. L. en J. Brusse uitgegeven, boekdeel, dat in onzen, vooral voor de nijverheidskunstenaren, zeer zorgelijken tijd een zending te vervullen heeft, n.l. propaganda te maken voor hetgeen de vaderlandsche ambachts- en nijverheidskunst (de z.g. toegepaste of gebruikskunst) vermag te geven. Het verschijnen der totaal mislukte en terecht in de gansene pers zoozeer gelaakte 25- en 1000 guldens-bank biljetten is een treffend voorbeeld van hoe het niet moet wezen. Deze misluk king is het gevolg van het feit dat men meende het zonder bekwame kunstenaars-medewerkingte kunnen stellen. Des te verheugender is het gebruik maken van de aanwijzing, gegeven door de Commissie van Advies van de V. A. N. K. in verband met de door de Regeering uitgeschreven prijsvraag voor Nieuwe Postzegels, waarvan de afbeeldingen der bekroonde voorwer pen in dit Jaarboek zijn opgenomen. Ook het in 1921 opgerichte Instituut voor Sier-en Nijverh~8idskunst te'sGra venhagemet den heer W. F. Gouwe als zeer ter zake kundig Directeur (Westeinde 9) stelt zich ten doel de samenwerking te bevorderen van in dustrieel en kunstenaar. Slechts in opdrachten ligt de mogelijkheid beslo ten voor een betere toekomst en het middel om uit de moeilijkheden los te komen waarin velen der kunstenaars, en het zijn waarlijk niet de minsten, door het noodlottig inzicht geraakt zijn, dat kunst eene overbodige weelde is, instede van een der meest nood zakelijke factoren voor de moreele draagkracht, het geestelijk overwicht van gansch een Natie. O T T O V A N T H S S i: N B H O K K Illustratie uit het Jaarboek der V. A. N. K. iiiiiiiiimiiinmiHMi KUNSTHANDEL JACK HIEKERK r/h Chef Goupil A Co 23 & 25a Lange Houtstr.'s-Gravenhage MEESTERWERKEN VAN DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EH FRANSCHE SCHOOL EUG. DE BOCK. fieLinipt <>\erziclit van de Vlaatnschc letterkunde, Iwajilzakelijk in de n/e eeuw. Amsterdam en Ant werpen, z.j. De Sikkel" en \Lm. Querido. In een honderdtal kleine bladzijden een overzicht geven van een hrele letterkunde, zij liet dan ook een letterkunde, die gedurende een paar eeuwen weinig of niets heeft voort gebracht, zooals de Vlaamsche, is geen ge makkelijke taak. Toch hoeft /.oo'n overzicht nog niet oppervlakkig te zijn, en het werkje van den heer ? De Bock is dat ook niet. Het komt er maar op aan, of de behandelde schrijvers met een enkel woord juist geka rakteriseerd zijn en over het geheel is de auteur daar wel in geklaagd. Maar een gebrek aan zijn boekje is stellig, dat het weinig of geen verband legt; het mist Ictterkimiiig-liistotische diepte. Vooral bij de behandeling van de modernen het hoofddoel van den schrijver --? ontbreekt dat element; de op somming van de vele namen werkt hier ver warrend, en wat de moderne letterkunde we zenlijk onderscheidt van de voorafgaande, is niet, of onvolledig, uitgedrukt. Over het parallel-loopendc met de Nieuwe Gids-beweging wordt niet gesproken. De kwestie of de Reinaert door n of door twee auteurs is geschreven, wordt niet ter sprake ^gebracht; de heer De Bock spreekt alleen van Willem die Madoc maecte." Van Elckerlijc" neemt hij aan, dat het oorspron kelijk Vlaamsen is, en dat het in het Engelsch vertaald werd. Het kan ook andersom zijn. Vermelding van deze punten had den omvang van zijn boekje niet meer dan vijf regels hoeven uit te breiden. GEERT PIJNENBURG. Majn. Antwerpen 1C21. Het Overzicht." Het is 'n eeuwig, eeuwig lied," zingt Geert Pvnenbnrg op hlz. 20 van zijn bundeltje, maar ik heb een idee, dat het lied van Geert Pyneiiburg allerminst eeuwig is, en dat het den dichter wel zwaar zal vallen, de onsterfe lijkheid te bevechten, als hij niet met iets beters aankomt dan deze rare gedichten. Als Geert Pynenburg zegt: DL' dag is als 'n verdronken hond die te rotten ligt, dan is dat zeker een krasse uitdrukking, maar het is poëzie van den kouwen grond. Minder vies is tenminste deze vergelijking: De dag is ongezellig als 'n huis waarvan de vader op de lappen is Nieuwe Fransche Boe/een Prix Concourt 1921: Batouala par REN MARAN. Paris, Albin Michcl. 3 fr. 75. Dit bekroonde boek lijkt mij niet beter of slechter dan andere goede boeken", die in Frankrijk bij tientallen uitkomen. Het is merkwaardig hoeveel voortreffelijke romans men ziet verschijnen, alle knap geschreven, knap gecomponeerd; ze zijn boeiend, aange naam, de personen leven. En toch schrijft men die loftuitingen neer met dezelfde achter gedachte als waarmee Shakespeare Marais Antonius laat zeggen: Brutus is an honorable man". Waarom zon nu juist dit boek bekroond zijn, vraagt men zich af. Het bestaat uit de voorrede en den roman. De voorrede laten wij buiten beschouwing; zij vertelt dat de schrij ver zér lang aan zijn boek gewerkt heeft, en houdt vervolgens een enorme aanklacht in tegen het gedrag der blanken in de Kon gokolonie. De juistheid daarvan kunnen en wil len wij niet bcoordeeien. Dan komt de roman, die als ondertitel heeft: vérifablc r/nntin nè^re. Het schijnt, volgens bevoegden, dat men twee soorten van negers moet onderscheiden: Kongonegers en hen, die noordelijker wonen (Socdaneezen, Senegaleezen, enz.); de eersten primitieve barbaren, de laatsten minder verschillend van ons dan van hun rasgenooten, de Kongonegers. Nu behandelt Batouala het leven der Kongonegers. Dat leven wordt ons voorgesteld als barbaarsch, primitief, wreed en hevig. Het is louter dierlijk. Dat alles heeft de schrijver ons beeldend voor oogen gezet; hij heeft alles, wat hij ons laai zien, van binnen uit beleefd; wat wij lezen zijn niet de geredi geerde aanteekeningen van een toerist. Hoe zou dat ook? Want wij voelen in dezen neger, niettegenstaande hij zich een volkomen westersche cultuur heeft weten eigen te maken, dat hij ons, met westersche middelen, tracht te boeien voor een uiting van primitief leven, ontsproten aan zijn geboortegrond, dien hij liefheeft, waarvan hij flora en fauna nauw keurig kent, en waarvan de menschen zijn broeders zijn. Niet dat hij ons wil overhalen tot bewondering: ik oordeel niet", zegt hij. Maar hij wil ons tot begrijpen brengen. En daar is hij, dunkt mij, wel in geslaagd. Aller eerst boeit ons het natuurleven; ik bedoel, het BATENBURG 4 | Den Haag ?:? Huijgenspark II SPECIALITEIT: Varhuizingen ondtr Garantie Bergplaatsen voor Inóoedv/s voortdurend in contact zijn met de natuur. Twee dingen springen daarbij in het oog: T deze menschen zijn nog geheel afhankelijk van de natuur. Hun godsdienstige opvattingen komen voor een groot deel voort uit hun angst voor de hevigheid der natuurverschijn selen. Hun godsdienst is zér materieel, het gevoel van verband met de eeuwigheid buitengewoon vaag. 2= heeft dit natuurleven voor ons westerlingen even de bekoring van de ongecompliceerdheid des levens. Zie b.v. al dadelijk het ontwaken van Batouala in de eerste" bladzijden. Dat ontwaken is zér ongeciviliseerd". Batouala ligt op een mat in zijn hut, die open is, waardoor de gelui den buiten in de natuur hem langzamerhand wekken: Une fois qu'il se fut frottêles yeux du revers de la, main et monchédes doigts, il se leva en se grattant. II se gratta sous les aisselles. Il se gratta les cuisses, la tête, les fesses, les bras. Se gratter est un exercice excellent. 11 active la circulation du sang. C'est aussi un plaisir et un indice.... Mai's si se gratter est bien, bailler vaut mieux. C'est une facnn de chasser Ie sommeil par la bouche". Wanneer Batouala ziet dat zijn acht vrouwen, elk voor haar hut, openhartig aan haar ochtendtoilet bezig zijn, peinst hij daar op de volgende wijze over: Eües n'\ apportaient nulle affectation. L'homme el la femme sont faits 1'un pour l'autre. Puisqu'ils ne peuvent ignorer ce en quoi i!s différent, pourquoi se g ener? La honte du corps est vaine. La pudeur n'est qu'une des hypocrisics exportees par les blancs. On ne cache que Ie mal fait 011 l'insuffisant. Des hommes et des femmes, ne dissimulent leurs avantages que ceux qui les sa ven t dêrisoires ou iuilignes". Ook geeft de schrijver blijk van een pcrs ilijken en dichterlijken, misschien ietwat precieusen kijk op de natuur in zinnen als deze : Lentemcnt, sortie de sa case en images, la Inne parcourt ses plantations d'êtoiles". Echter geeft het feit, dat deze neger met westersche cultuur, op weftersche wijze dit negerleven heeft geschreven een hybridisch karakter aan het boek. Wij vinden in den roman b.v. ook zinnen als deze: , labas, au fort de la haute bronsse bordant les rives de !a Pombo et de la Bamba, l'appel rauque des bacoyas", Dinges, un iiinseuii dUiingc comme celui d'nn cliien". Dit laatste gedeelte nu hoort daar volstrekt niet; voor een neger is dit een nuttelooze zin, omdat hij natuurlijk e beteekenis van bacoya" kent; en de westerling krijgt liet gevoel, dat hij een ver klaring in zijn Dictionnaire Laroiisse leest. Het is een aanteekening, welke de schrijver als noot had nu:eten geven. Hr zijn er meerdere. Dit, wat betreft het technische be zwaar van deze halfslaelitigheid. Wat nu beta't't den algeincencn geest, de vraag wat wij aan dit werk hebben, zou het dan tenslotte niet blijken, dat wij hier verrijkt zijn met een ethnogratisch curiosum, op dichterlijke wijze voorgedragen? lieyij/h'n doen wij uit het boek van den heer Maran zér zeker het leven der Kongonegers, en dal is al heel verdienstelijk; maar daarna dringt zich ook onmiddellijk het gevoel naar voren : zij zijn wel zér verschillend van ons; zoo primitief is misschien de jeugd onzer mcnschheid geweest, maar wij kunnen er ons be zwaarlijk meer in herkennen. De algemeenmenschelijke gevoelens van liefde, haat, angst, die wij gemeen hebben, worden bij ons aangevuld door de nuance, die in den loop der eeuwen uiterst subtiel zich vertakt heeft. Wel moeten wij er voor waken in onzen hoogmoed den groei van liet verstand te vereenzelvigen met den groei der beschaving; afgezien daarvan echter kan men vinden dat de besten dezer Kongonegers zeer primair zijn vergeleken bij de besten van b.v. het blanke ras. En nietwaar, naar mate wij ons zelf, met al onze vreugden en smarten, sterker of zwakker herkennen in een werk, spreken wij van een machtig of n inder machtig kunst werk. Het is echter omdat wij er alleen maar de stuntelige jonkheid van liet menschengeslacht in herkennen, dat wij dit boek niet de plaats van een allesiunvatter.il kunstwerk kunnen aanwijzen. Maar zulke boeken zijn zeldzaam; we m leten er soms een eeuw .ip wachten. Kn aangezien de (ionconrt-prijs ieder jaar uitgedeeld moet worden, was de/e keuze niet verkeertier dan wanneer zij ge vallen ware op een ander van de vele goede boeken", die daaglijks verschijnen. l-'aul (i^fll: Propos d'.\nalole France, Paris, Bernard Grasset, ll.>22, (i ir. 75. DJ beroemde Zondagochtenden van de Villa Said, hij de Avenue du Bois, wa:ir France een aardig huis hew> oude, en waai' de gesprekken plaats vonden tusschen hem en bezoekers van allerlei nationaliteit, gevoels- en geestesrichting. Die gesprekken, hoofdzakelijk teruggebracht tot wat France daarin zeide, zijn opgcteekend en uitgegeven door den lieer Paul Gsell, van wien wij al een soortgelijk werkje kenden met Rodin als hoofd persoon, en die er in beide uitstekend in ge slaagd is op te treden als de onzichtbare regis seur, die bescheiden op den achtergrond blijft. Wij zien hier dus Anatole France geeste lijk en lichamelijk en robe de chambre". Niet dadelijk zien we hem. We moeten eerst langs de brave Joséphine, blasée sur les grandenrs humaiiies"; haar philosophie duwt ze u drastisch, met n zin, onder den neus: Le Maitre est il la? lui demandail-on. Le Maitre ! Le Maitre ! répétait-elle en grommelant. Ponrquoi l'appelcz-v.ms Ie Mai tre? II n'est inaitre que de sa soupe, quand il la mange et encore seulement quand il l'a dans la bouche". Wij i.ien ook, nog altijd voordat wij France bereiken, dat dit liet huis is van een levens kunstenaar, zich omringend met schoonheid, hetzij het geldt den klopper op de huisdeur, kunstig bewerkt, of een kostbaar boek, pralend in zijn doffen leeren of perkameiiieii band, of een sierlijk tcrra-cotta-beclil je, dat de bezitter liefderijk streelt. En dan zien wij l-'rance zelf, lang, mager, de oogen diep en donker; als hij zijn overtuigingen uit spreekt want deze scepticus heeft rotsvaste overtuigingen komt er een nnsiemeeh:' gloed in. Ook kinnen ze plei/icrig twinkelen, hij al i!e savonreuze dingen, die hii vertelt. en met het vervolg van het gedichtje geeft dit, dunkt mij, wel even een zuivere stem ming aan: De twaalf kinderen krakelen en halen alles overhoop, rukken elkaar de haren uit, scheuren hun kleren, tot ze ten avond, verveeld en moe, hongerig schreien, schreierig om moeder roepen.... Maar moeder blauwe lucht ligt in 't hospitaal. Dit is dan ook wel de grootste .hoogte, waartoe de dichterziel van Geert Pynenburg zich in dit bundeltje weet te verheffen. HERMAN MIDDENDORP CADILLAC Het Meesterstuk dir Autotechniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT Daar zijn de bezoeken, die de candidaten voor de Academie francaise, ouder gewoonte, bij de negen-en-dt'itig onsterfliiken moeten afleggen en dus ook bij France. Gij kunt u daar bij het gezicht van France voorstellen als hij ddi kardinaal de Cabrières ontvangt, en liet gezicht van den kardinaal als hij France aankijkt, qui faisait sa Sainte-Nitouche" teekent (isell aan. Hen vreemde bezigheid die bezoeker ! Nooit hebben de Academieleden de werken der candidaten gelezen. Ziehier h.v. hoe Leconte de Lisle acacemie-lid werd. Volgens de meening der heeren was het bij uitstek un po et e chrétien", en boven dien had hij Le Vase brisé" geschreven, dacht men; twee redenen om hem tot de onsterflijkheid toe te laten. France's eigen benoeming tot acadcmie-lid is ook niet onaardig. De benoemingen zijn dikwüls louter van politieken aard; links" en rechts" heeft ook daar al literatuurappreciaties vertroebeld. In de coulissen wordt afgesproken dat France (links) zal gecom penseerd worden door den candidaat der dues" (rechts), in dit geval un digne gentilhomme de vieille souche, mais tont a fait iüeUré". Vór liet afleggen der bezoeken ontvangt France dezen raad: faites vos visites aux ducs.... Mais surtout ne parlez ni poiitique, m religion ! fichtre ! Dites: Le soleil luit ! 011 bien : 11 ven t e ! il pleut ! l! bruine ! Demaiu.ez a la maitresse de maisnn des mnnvelk'S il e son caniche et de ses bahouins" I-in zoo slaagt" Anatole France voor acade mie-lid. Henri de Boniier alleen heeft hem d wars gezeten bij de benoeming. France weet dit en neemt hem erop geestige wijze tusschen op 'i der séances du dictionnaire", waar il e heeren sedert menschen heugenis aan werken. Maar de geschiedenis van Hans Carvel is niet van dien aard dat zij in de ko lommen van een keurig weekb'ad besproken kan werden. Wii hoorcn verder het credo van den WHITE" Vrachtautomobielen hebben DE wereld-reputatie. Vraagt ons om adressen van White"bezitters. De verstrekte inlichtingen geven U direct aanleiding een White" aan te schaffen. Kostenberekening wordt gaarne vrij blijvend verstrekt. Firma Gebr.NEFKENïj, Amsterdam JAC. OBRECHTSTRAAT 26 Tel Z. ,507. '«?????????????????????tf scepticus, een credo, dat in nobelheid en ver hevenheid volstrekt niet onder doet voor dat van den geloovige, het credo tegen de ge knotte intelligentie en den geknotten wil, tegen de domheid, die afstompt, tegen de dwa ling, dieonderdrukt, tegen de onverdraagzaam heid, die tyranniseert, tegen de wreedheid, die pijnigt, tegen den haat, die doodt". Daar is het bezoek van professor Brown , die het geheim van het genie zoekt, en wiens tuimelende oplossingen telkens, door France, vriendelijk worden rechtgezet. Het bezoek van kapitein X, die het gebruik van het esperanto propageert, en France n zijner boeken ter vertaling komt vragen. Maar het esperanto en de levende taal zijn als La Belle Poupéc et La Vraie Femme", zegt France. Daar is nog een voorrede van Hugo, Hugo op zijn slechtst. In zijn jeugd heeft France met zijn kameraden den beroemden schrijver daarom gebedeld. Die voorrede zou dienen voor het eerste nummer van de Parnasse, een door hem opgericht tijdschriit. Als antwoord ontvangen zij deze verbijsterende bladzijde: ,,'Jeunes geus, je suis Ie passé: vous tes l'avenir. Je ne suis qu'une feuille: vous tes la forêt. Je ne suis qu'une chandelle: vous tes les rayons du scleil. Je ne suis que Ie bcciif: vous tes les rois mages. Je ne suis qu'un ruisselet: vous tes l'Ocêan. Je ne suis qu'une laupinêe: vous tes les Alpes. Je ne suis. ..." etc., etc. Zij publiceerden deze bladzijde niet, om den grooten man geen oneer aan te doen. Daar zijn nog de zér fijne opmerkingen over stijl, belangrijk omdat zij komen van een grootmeester daarin. Wat is het alles sierlijk en sympathiek verteld. De lectuur van dit boekje' is n vreugde. Slechts een enkelen keer denkt men even aan een vreemdsoortige vereering. De woorden van Anatele France zijn schuin ge drukt, die van de anderen recht. Nu geeft hij zeker belangrijke meeningen ten beste, maar er zijn ook minder definitieve uitspraken als continent !" of assurêment !" Op zulke o ogen bh k ken doet die cursiveering wat komisch aan. Ook als er sprake is van Anatole France in zijn boekenkamer, zegt Gsell: c'était un Rcmbrandt". Maar deze kleine overdrijvingen raken natuurlijk geenszins de persoonlijkheid van Anatole France, die in haar prachtige eenheid onaantastbaar blijft. C. T i E i. R o o Y - D r; G R u v T E K Ontvangen boeken: bij Crès: Gilbert de Voisins: La Conscience dans Ie Mal. Roman. H. And réLegrand: l'Ile sans amour; Regis Gignonx : Le Tabac du Bouc. bij Bernard Orusset: Noel Sabord: Le buisson d'êpines. Roman. bij Payat: Benjamin Vallotton : Achille &Cie. bij La Renaissance du Livre: Louis Leiebvrc: I'ouiot en Italië. Paul Heuzé: Les Mort s vivent-ils? (enquête sur l'êtat présent des sciences psychiques). Alex Contet: Le mir,)irdel'lnvisibl~e.Roman. bij Crès: Maurice Renard: L'homme truqué. Rohert Wilton: Les (lerniers jours des Ruinanof. Van den fijnen psycholoog Jules Renard: Mos frêres farouclics.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl