Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Maart '22. - No. 2333
BOUWKUNST
De oude Delftsclie poort
De Wolkenkrabber
t
ROTTERDAM
EN ZIJN BEIDE ANTIPODEN:
STAD EN HAVEN.
Naar aanleiding van
Dr. Berlage's Hofpleinontwerp.
Het Gemeentebestuur van Rot
terdam huldigt bij belangrijke ge
beurtenissen (als internationale
bezoeken, congressen, enz.) steeds
de hoffelijke gewoonte, den gasten
een boottocht langs zijn onvol
prezen havenwerken aan te bieden.
Deze tocht geschiedt dan op
kleine, ranke stoombooten, welke
zich langs de vele kanalen, vaarten,
inhammen, stijgers, kaden,
transportloodsen en silo's gemaklijk
een weg banen.
Onbeschrijflijk grootsch is de
indruk die aldus van Rotterdams
ha ven leven en werken verkregen
wordt; en onuitwischbaar hecht
zich deze impressie in de herinne
ring van hen, die het voorrecht
geschonken werd aan een
dergelijken tocht deel te nemen.
Aldus ziet men Rotterdam op
zijn machtigst en op zijn best en
leert begrijpen van hoe groot ge
wicht voor geheel ons land, ja van
hoe universeele beteekenis, de
transport- en doorvoerhandel dezer
havenstad is.
Geweldig zijn Rotterdams haven
complexen.
Doch deze voorname handels
plaats bestaat helaas niet uit deze
werken uitsluitend. Daar is name
lijk k nog zoo iets, wat men de
stad-zelf noemt.
Dit is het Centrum, waar de
woningen, winkels, pakhuizen en
kantoren zich bevinden, en waar al
wat met die havens direct of indirect verbon
den is, leeft en werkt en z'n bestaan vindt.
Rotterdam als Stad - hoe staat het daar
mede?
Zoo machtig en indrukwekkend zijn haven
werken zijn, zoo nuchter en wanstaltig is de
plaats zelf. In het havengebied alles grootheid,
regelmaat, berekening, doelmatigheid, overleg,
in de stad-zelf niets dan stelselloosheid,
verwarring, benepenheid, willekeur. Grooter
tegenstelling dan tusschen plaats en haven
werken is nauw denkbaar.
Vraagt men dan ook, hoc over Rotterdam
gedacht wordt, dan is er maar n roep:
onverdeelde bewondering voor de havens;
over de stad-zelf daarentegen wordt in hon
derden toonaarden gesproken op een wijze,
die niet veel meer dan wrevel of antipathie
te kennen geeft. En degenen die gewoon zijn
hun meening rond maar grof, kort maar
krachtig, uit te drukken, bezigen slechts
'n enkel kort gezegde, dat voor het woord
stad" geplaatst wordt, 'n woordje van
slechts luttel letters, met een R. beginnend
en op 'n T. eindigend.
Welk een hemelsbreed verschil tusschen de
havensteden Rotterdam en Amsterdam, wat
het aanzien en wezen dezer beide, toch zoo
veel onderling gemeen hebbende Hollandsche
Centra betreft!
't Mag dan ook geen verwondering wekken,
dat sinds de herleving van Stedenbouw en
Architectuur gedurende de laatste decennia,
Rotterdams beste elementen er voortdurend
op uit waren, hun woonplaats te verbeteren.
Vele niet genoeg te waardeeren pogingen
werden daartoe de laatste jaren in 't werk
gesteld, en deze voerden tot steeds grootseher
plannen.
Vór alles bedoelden deze het scheppen
van een nieuw Centrum of middelpunt; want
merkwaardig deze plaats bezit geen
enkel plein van beteekenis.
Wat Rotterdam allereerst ontbreekt, is
een Hoofdplein, een plein van waaruit en
waarheen alle verkeer en leven zich zullen
kunnen bewegen.
Er dient dus naar gestreefd te worden, dit
euvel vór alle andere uit den weg te ruimen.
Want, als een levend organisme is een stad.
En gelijk geen enkel organisme liet stellen kan
Het nieuwe Raadhuis
Maquette vangnet Hofplein van uit het Zuiden
De~sedempte
Coolsin^el
Het nieuwe Postkantoor
zonder hart of kern, evenmin kan een stad
zonder deze waarlijk leven. Het kan niet
anders?ook Roterdam moet, als alle andere
belangrijke steden, eenmaal schoon geweest
zijn. Geen andere plaats van beteekenis
echter is mij bekend, die in 't verloop der
eeuwen zoo slecht onderhouden en zoozeer
verwaarloosd werd. Slechter nog dan bij alle
andere werd er de laatste honderd jaar de
hand aan gehouden. Het heeft er veel van,
alsof de hoofdaandacht der verschillende
opeenvolgende stadsbesturen zich bijna uit
sluitend op de Havenwerken concentreerde,
en de stad-zelf quantiténegligable" werd
geacht.
Deze verwaarloozing begint zich,
langzaamnnar-zeker, op afschuwelijke wijs te wreken.
Men moet zich niet de illusie scheppen, dat
hier met halve maatregelen of lapmiddelen
iets goeds tot stand te brengen zon zijn !
Niet geringe opofferingen zal het kosten
om van Rotterdam wederom iets goeds te
maken.
Deze opofferingen, welke men zich in de
naaste toekomst wel z;il móeten getroosten
(en alle uitstel zal wederom niillioenen
kosten; want de terrein-speculanten en
stadsparasiten liggen allerwege op de loer....)
zullen echter spoedig blijken slechts van
lijdelijken aard geweest te zijn.
Want, worden de beste krachten tot ver
wezenlijking dier geleidelijke vernieuwing
daarvoor opgeroepen en te werk gesteld, dan
zal weldra bewezen worden, dat hun werk ook
economisch 'n zegen voor de stad was, daar
een algeheel gevoel van welbehagen, en daar
door een steeds wassende welvaart, er het
onvermijdelijk gevolg van zullen wezen.
En zoo zal dan weldra blijken, dat de be
langrijke opofferingen, aan de stad gebracht,
zich tien, twintig, honderdvoudig zullen ver
goeden. Handelde en handelt men bij de
de havenwerken niet evenzoo?
Rotterdams gemeentebestuur begint dit
tegenwoordig gelukkig in te zien, en al zijn
krachten intespannen tot verbetering der
stad en hare ellendige verkeerswegen.
Maar, o, die ongelukkige tijdsomstandig
heden!.... Die krijgen tegenwoordig van
alles de schuld. De kapstok zijn ze ge
worden, waar alle mogelijke en onmogelijke
zaken aan worden opgehangen.
Zooals gezegd: verschuilende bekwame ar
chitecten deden de laatste jaren ernstige
pogingen, om voor Rotterdam een nieuw
Centrum te scheppen. Dat deze pogingen
nogniettnt het gewenschte resultaat voerden,
blijkt uit het feit, dat het gemeentebestuur
zich geroepen achtte, naast de reeds bestaande
ontwerpen, een geheel nieuw plan te doen
opmaken; welke opdracht, naar men weet,
aan I);-. Berlage in medewerking van den
Directeur der Gein. werken, den heer
Burgdorffer, verstrekt werd.
Dit onlangs gepubliceerde ontwerp trok de
algemeene aandacht en werd over 't geheel
genomen zeer gunstig ontvangen. Zoowel in
vakbladen als andere wordt het uitvoerig
besproken.
Met hoeveel sympathie het in vakkringen
ontvangen werd, spreekt ten duidelijkste
hieruit, dat de beide groote Rotterdamsche
architecten-vereenigingen, waar alle bekende
plaatselijke architecten lid van zijn, den
Gemeenteraad hun onverdeelde instemming
met het ontwerp te kennen gaven, en er op
aandringen, dat de noodige maatregelen
zullen genomen worden, die de geleidelijke
verwezenlijking ervan mogelijk maken.
Bij de sympathiebetuigingen met het plan
der Rotterd. architecten-vereenigingen, heb
ben z'ch later nog gevoegd: het Hoofdbe
stuur der Mij. tot Bev. der Bouwkunst,
Bond van Nederl. Architecten en 45 Afge
vaardigden-leden van het Gen. Architectura
et Amtcitia.
Ik zou op deze sympathie-betuigingen
niet wijzen, ware het niet, dateer dergelijke
algemeene instemming in de huidige
Bouwkunst-wereld uiterst zeldzaam is. (Onze
ideeën loopen daarvoor meestentijds nog te
zeer uiteen). Alle onderscheiden
hedendaagschc richtingen verklaarden zich hier van
gelijk gevoelen.
Het komt mij daarom gewenscht voor, ook
in dit blad een beknopte, geïllustreerde be
schouwing aan dit zoo allerbelangrijkst
vraagstuk te wijden. Niet naar behooren
meende ik dit echter te kunnen doen, zonder
het bovenstaande daaraan vooraf te hebben
laten gaan.
H. J. M. W A L i: N K A M l' C/..
DE NIEUWE NEDERLANDSGHE
STAATSLEENING
De uitgifte van het eerste gedeelte der
Nederlandsche StaaUleening I(.i22isecn groot
succes voor Minister De Geer geworden.
Reeds in de Memorie's van Toelichting in
van Antwoord, waartoe het op de leening
betrekking hebbende wetsontwerp aanleid n g
gaven, had de Minister een duidelijk beeld
van den tegenwoordigen toestand van 's lands
financiën ontworpen en de opmerkingen,
die in het Voorloopig Verslag der Tweede
Kamer te berde waren gebracht, op zoodanige
wijze beantwoord, dat alle bezwaren werden
ondervangen. Het groote vertrouwen, van
de Kamers gevraagd, door hem alle mogelijke
vrijheid te laten ten opzichte van den rente
voet, het uit te geven gedeelte der leening
enz., heeft hij zich ten volle waard getoond
door de helft der leeninu, die in totaal
,'300.000.000. beloopt, 'tot betrekkelijk
gunstige voorwaarden zoowel hier te lande
als m de Vereenigde Staten onder te brengen.
in financiëele kringen w.- men alles behalxe
optimistisch, ten opz,elite der leemug ge
stemd. Behalve de gewone moeilijkheden,
die een staat.-,leemng altijd te overwinnen
heeft, doordat de v'oorbercidselen daartoe
reeds lang tevoren een aanvang moeten
nemen, waardoor a.h.w. een wedloop van
geldbehoevende gemeenten, provinciën e.a. op
de geldmarkt ontstaat om maar niet na de
staatsleening te komen, had men in d.t
bijzondere geval nog den tegenzin van velen
tegen de aanwending van staatsgelden, zoo
als die in de oorlogsjaren en daarna heeft
plaats gehad, te overwinnen. Het bezadigd
en waarlijk op bezuiniging aansturend beheer
van Minister De Geer heeft in dezen veel
goeds gedaan en aan die verontruste kringen
der bevolking de overtuiging hergeven, dat
zij nog vertrouwen in hut beheer van 's-Rijks
f.nanciën konden stellen, een opvatting,
die blijkbaar ook in het buitenland
ten volle .wordt gedeeld. Dit laat
ste is in dubbelen zin een overwin
ning voor het hoofd van ons
Departement van Financiën, want
de critiek op het financiëele beleid
is hier te lande de laatste jaren
niet malsch geweest en de stem
men, die zich tot tolk daarvan
maakten, waren reeds voldoende
tot het buitenland doorgedrongen
om daar invloed uit te oefenen
op de opinie van hen, die in de
eerste plaats geroepen zijn de
financiëele aangelegenheden van
ons land met belangstel! ng te
volgen.
Alleen van het oogpunt van het
welslagen der leening uit beschouwd
is het ongetwijfeld een goede ge
dachte geweest de Vereenigde
Staten het groote geldreservo.r
onzer dagen bij de uitgifte der
leening te betrekken. De oude
fnanciëele betrekkingen tusschen
Nederland en Amerika zijn oorzaak,
dat men aan gene zijde van den
Oceaan voldoende kennis aan
gaande de financiëele draagkracht
en de handelspositie van ons land
bezit, waarbij nog komt, dat aan
de Amerikanen de laatste jaren
in ruimere mate kennis aangaande
onze Indische koloniën is bijge
bracht, zoowel als gevolg van de
inbezitneming der Philippijnen,
als door de ontwikkeling der
handelsbetrekkingen tusschen Indië
en Amerika tijdens de oorlogsjaren,
terwijl ook de Conferentie te Was
hington er veel toe heeft bijgedragen
om de beteekenis van ons koloniaal
bszit voor de bewoners der nieuwe
wereld in het l'cht te stellen.
De Indische dollarleening, die
met succes te New York kon
worn immuun den uitgegeven, is dan ook als een
voorloopster te beschouwen van de Neder
landsche leening, die het voonechi heeft de
eerste te zijn, die te genoemdcr plaats in
vreemde valuta is geplaatst.
De firma Dillon, Read en Co., welke deel
uitmaakte \ an bet syndicaat, dat de Neder
landsche leening overnam, was hier te lande
onder dien. naam vrijwel onbekend, maar
beter kende men den ouden naam der firma,
Wm. A. Read en Co., sedert 1905 te New-York
gevestigd met filialen te Boston, Philadelphia
en Chicago. Een der partners der firma,
de heer R. L. Taylor, d.e z.ch hier te lande
bevond voor het afsluiten der leening, heeft
in een interview met het Alg. Hand." ver
schillende belangwekkende mededeelingen
dienaangaande gedaan. Zoo gaf hij te kennen,
dat zijn firma slechts tot deze transactie was
overgegaan op grond van haar overtuiging,
dat de Nederlandsche valuta zich binnen
afzienbaren tijd weder volkomen zou herstel
len. Wij hopen van harte, dat de firma goed
gezien heeft en vooral dat dit herstel van
bestendigen aard zal zijn, maar de opmerking
moet ons van het hart, dat dan toch veel in de
handelstoestanden moet veranderen. Zoo was
de handelsbalans het vorige jaar sterk in
ons nadeel, daar de uitvoer naar de V. S.
?41)', millioen bedroeg tegenover een invoer
uit de V. S. van ?,302 millioen, waardoor een
nadeelig saldo van ?3451, millioen ontstond.
De rentedienst van het in Amerika geplaatste
gedeelte dezer leening zal de eerste tien jaar
? 4.500.000 vorderen, terwijl voor aflossing
daarna circa / 2.000.000 's-jaars vereischt
zal zijn. Wanneer de ?75.000.000 geheel in
de V. S. blijft -?en vermoedelijk zal dit
bedrag nog wel grooter worden, daar New
York levendige vraag naar de Obligatiën
van het voor Nederland bestemde deel der
leening aan den dag bleef leggen - , zal de
dienst der leening aldus onze betalingsbalans
blijven drukken, vooral waar het Nederlandsen
bezit aan Amerikaansche waarden de laatste
jaren zoo enorm is afgenomen. Onder die
omstandigheden kan men slechts de ver
wachting uitspreken, dat een sterke verleven
diging van den iptvoer van ons land en zijn
koloniën zoodanigen goeden invloed op de
betalingsbalans moge uitoefenen, dat de ver
betering van den guldenkoers niet weder
verloren zal gaan.
De heer Tavlor deelde voorts mede, dat
zijn firma ook op grond van het naar ver
houding lage cijfer der Nederlandsche
staatsiiiiiiniiiiniiiii
niiiiiiiiiiiiini
NA DE THEATERTENTOON
STELLING
Zooals dat bij elke meer-beduidende ont
moeting gaat, de waarde daarvan openbaart
zich pas naderhand en blijkt veelal een andere
te zijn, op een ander terrein te liggen, dan
wij onderden oogenblikkelijken indruk meen
den, en nu de Intern. Theatertentoonstelling
te Amsterdam gesloten is, lijkt ze mij eigenlijk
eerst recht te zijn geopend. Voor de verbeel
ding namelijk, voor dat hoogste en heiligste
bezit van den theaterbezoeker, ten behoeve
waarvan al deze op zichzelf nuttelooze zaken
waren uitgestald, en het gedichtje van
Boutcns:
,,.\u /.uit ge zelve moeten komen
r;n nemen wat u lust van liet mijn.
Het wil begeerd zijn en genomen,
Het wil niet weggeven zijn."
deden beseffen als een voor velen ongewone
en zware taak. Wat de wanden van deze vier
zalen spraken", wat door de kunstenaars,
die dit overzicht bereidden, met liefdevol
beleid werd toegelicht, het kan slechts lang
zaam inwerken op het verlevendigd bewustzijn
van een, zich nu aan de een e dan aan de andere
conventie klampend, publiek. Men moet zich
in onzen tijd van snel-afdoen bijna veront
schuldigen voor de openbare nabetrachting,
waar er immers alweer zooveel andere rollen
op de film staan, en ik zou uw aandacht ook
niet overvragen, ware deze internationale ge
beurtenis zelve niet zoo hopeloos bescheiden
in haar optreden naar Jiniten geweest. Ook
in dit opzicht iets aparts", zooals mijn buur
vrouw in de stalles pleegt te zeggen. En met
alle toewijding heeft hier de pers in die weinige
weken niet kunnen hijpeimen wat minstens
een jaar te voren als een wijd-vcrtakt plan de
campagne opgezet had moeten zijn.
Deze tooneeltentoonstelling is door de ver
tegenwoordigers van alle landen een werk van
internationale beteekenis genoemd en als zoo
danig, essentieel, geslaagd. Voor het eerst
heeft in ons land, waar elke schouwburg een
ellendig huurperceel is, de dramatische kunst
haar eigen milieu gehad en in dit naar
knustenaarssmaak ingericht, rustig tehuis heeft zij
ontvangen, die haar het naast staan, vtienden
van dagreizen ver, om er met elkander te
hoornen, te vertwijfelen, te gelooven en te
blijven hopen.
De stille kracht van liet ondernemen moet
den ontwerpers van het plan verrast hebben.
Waren de vele verschieten, die zich achter de
fantastische entree, waar de bureauliste in
haar verlicht tent je alle illusie wekte aan vreem
de planeten en een toekomst vol geheimenis,
tevoren overzien, men zou deze samenkomst
hebben belegd, bijv. in de Meimaand, in een
tijd dat de menschen, die er het hoogste be
lang bij hadden en er het levend cachet aan
gaven, ambtshalve minder gehouden waren
dan in de drukste maanden van het winter
seizoen. Met ijver en broedermin, met z
veel nadruk alsof het decoratief geweten popel
de om een oude schuld goed te maken, is bij
deze gelegenheid: de tooneelspeier, als de
schepper aller heerlijkheid, in de zon gezet,
en het was maar jammer, dat men er naar ver
houding slechts zelden in natura een zag. Wat
heeft de kunstenaar meer noodig dan het ge
voel begrepen en op zijn waarde geschat te
worden, niet zijn idealen niet alleen te staan,
wat kan van heilzamer in vloed op de proiluitie
zijn dan de vergelijking, de
bevestiging-i.izich-zelf, of de ontdekking aan een frisch v-oor
beeld, dat men zich op de eigen illusie blind
had gestaard?
Deze tentoonstelling is Nederland overval
len. Zoo kon zij niet alle kunstenaars, voor
wie zij bestemd was, omvatten, zoo kun ze
niet onmiddellijk worden: voor het volk. Zij
werd: voor enkelen, doch aan die is zij be
steed geweest en door middel van hen kan /ij
vriU-ht dra^eii.
naast de clou: het eeresaluut aan den
uitbeeldenden mensch op het tooneel, nog een
andere erkenning in deze weken haar beslag
heeft gekregen, n.l. deze, dat wat deze ten
toonstelling bood en bepleitte was: een
resullaat, de vrucht van twintig jaar tooneelarheid
hier en elders, een overwinning, zij het een
eeuwig on volkomene. Met liet woord tot den
aanval: tnoneclliervorniing" werd in deze
koele zalen weinig meer geschermd omdat
ieder voelde uat de groote, de noodzakelijke,
omwenteling reeds lang een voldongen feit
was, dat de grondslagen, door Appia en Graig
gelegd, de geheelc toonaangevende
tooneelkunst fundamenteeren, en dat wie na hen
komen, individueel vervolmakend, nog slechts
in de uitersten, in overdrijvingen, misvattin
gen en geuildheclen, scherp tegenover elkander
kunnen staan. De geestdriftige sloopers waren
op dit tooiieelcongres want dat was het in
alle bescheidenheid in de minderheid : alleen
uit Erankrijk, dat altijd tegen de taaiste tra
dities te kampen had en «aar de kentering
van jonger datum is, klonk nog een stem
vór: afbreken en op de kale planken
opnieuw beginnen, de ineesten spraken van
voortbouwen", en in het pleit der gerijpte
kunstenaars trof de eerbied ook voor het
relatief goede uit vorige perioden. Omdat
het schouwspel in zijn innigste
bcstanddeelen bestendig blijft, in een liehtkraus van
improvisatie, .omdat dit werk nooit zal
ophonden een kringloop Ie zijn over geleidelijk
stijgend en dalend spoor. De uitersten van
aelie en reactie, de schokken, voelt alleen het
groote publiek. Voorde kunstenaars, die het
ideaal iu zich dragen, is het een natuurlijke
gn ei en bloei. Niet alleen op deze tentoonstel
ling, allerwegen wordt thans weer duidelijker
de roep vernomen om de groote acteurs",
terwijl de belangstelling voor het bijkomstige,
zelfs voor iets aparts", begint af te nemen,
en dit beteekent niets anders dan dat het
het milieu te scheppen
komt", wie zich den inboedel, de belichting
en het tempo herinnert waarin de corifeëen
eener vorige generatie optraden, het eostiium
dat David en Goliath beurtelings paste, wie
nog weet hoe snel het spontaan gebaar in
deze omgeving verstarde tot chabloon, terwijl
een stuk dat maar even boven de ge
tiquetteerde ontroeringen uitrees, wegens gebrek
aan fantasie van den tooneelkapper, viel, die
erkent dankbaar het goede aan al deze rest"
bewezen. Voordien spraken de wanden der ten
toonstellingszalen, de bekoorlijke boekerij" 1)
inderdaad boekdeelcn. Het enkelspel, de per
soonlijkheid" mag onder de tucht dezer over
gangsjaren wat in de verdrukking zijn geraakt,
zij zal zich niet beklagen, overtuigd dat het
noodzakelijk kwaad geschiedde om harentwil.
He groote tooneelkunstenaars van dezen tijd
zijn nu eenmaal van een ander ra s dan d e sterren
die zichzelf en ons genoeg waren. Zelfs aan het
genie stelt het hooger bewustzijn een anderen,
meer gecompliceerden eisch. En de dramati
sche werken, waar men twintig jaar geleden
niet naar reiken kon, houden thans met eere
repertoire.
Zoo bleek deze tentoonstelling, die het
evenwicht wilde, niet de vooze triomf van dit
of dat, een halte, een plaats om te heradeinen,
een mijlpaal met een wimpel. In onmiddellijke
betrekking tot de praktijk bracht zij geen
openbaringen, iets te leeren op bijv. het in
het buitenland zooveel verder verkend gebied
der belichting na den acteur speelt de
eleclricien de hoofdrol viel er alleen voor
zoover dit probleem in de verschil lende schouw
burg-ontwerpen was opgenomen, en de in de
achterzaal opgestelde maquettes" maakten
in het algemeen weinig indruk. De strengheid
der meest bewonderenswaardige
toonecl-arehitectuur, gelijk de eerste en voornaamste
zaal ons die toonde, waarschuwde als het ware
vanzelf tegen schilderachtigheid" en tooi.
Toch bleef ook hier ruimte voor de vraag of
de/e wiskunstige zekerheid, de/c soberheid,
niet iu ciiiiiiict kwam mei den a.üd \:ni som
mige spelen, geboren uit uitbundigheid,
tooverkracht en luim, ot de meer spontane fan
tasie en de zegepraal van het toeval" uit
sluitend aan de spelers moet worden overge
laten?
Een schoone gedachtenwisseling bleef het,
in lijn en kleur, in woorden, ontleend aan de
dieventaal van ernstige vakkiinstcnaars. Te
toetsen viel er niets. En ook in dit verband was
het jammer, dat men niet lang te voren de
handen ineen had geslagen om in de tentoon
stellingsweken tevens de schouwburgen te
maken tot een plaats van demonstratie, waar
de belangstellende vreemdelingen niet zoo
maar willekeurig in doolden, doch genoodigd
werden op het beste wat onze tooneelkunst
thans biedt.
Waar ze in een wei-verzorgd programma
konden lezen over het werk van Vondel, Hooft,
Breêro, Heijermans, Willem Schürmann,
Josine Simons-Mees, met inhoudsopgave van
het vertoonde stuk, en waar ze het werk van
hun eigen dichters Louis Bouwmeester's
Shylock konden zien in een interpretatie
van samenspel en decors, strekkend tot onzen
nationalen roem. Twee jaar van gezamenlijke
voorbereiding waren niet te veel geweest om
dit eerste Tooiieelcongres (e Amsterdam, met
zijn belangrijke kern, te enscëneeren", het
te maken tot een feest van hooge beteekenis.
Het i s een voldoening voorde twee kunstenaars,
l.ensvelt en Wijdeveld, die voor hun deel niets
verzuimden en meer bereikten dan redelijker
wijs op deze schaal mocht worden verwacht,
dat het buitenland om te beginnen Enge
land hun werk zoozeer waardeert, dat de
overplaatsing in zijn geheel werd verzocht,
doch nog grooter zou de voldoening zijn wan
neer ook in ons landde belangstellenden waren
toegestroomd om deze tooncelwerken mee te
maken, de voormannen te hooren over een
arbeid, die in zijn geweldigen omvang en zijn
peillooze diepte zooveel van de
kunstenaarskrachten vergt. Al ware het maar om de Ned.
Regeering met klem te herinneren, dat de
dramatische knust niet een artistiek onder
onsje i-;, maai een onafwijsbaar uatic/iuial en
internationaal belang, dat in alle beschaafde
landen, op een na, metterdaad wordt erkend.
?"- Btjt - ,
T u r N