De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 11 maart pagina 8

11 maart 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Maart '22. - No. 2333 BOUWKUNST De oude Delftsclie poort De Wolkenkrabber t ROTTERDAM EN ZIJN BEIDE ANTIPODEN: STAD EN HAVEN. Naar aanleiding van Dr. Berlage's Hofpleinontwerp. Het Gemeentebestuur van Rot terdam huldigt bij belangrijke ge beurtenissen (als internationale bezoeken, congressen, enz.) steeds de hoffelijke gewoonte, den gasten een boottocht langs zijn onvol prezen havenwerken aan te bieden. Deze tocht geschiedt dan op kleine, ranke stoombooten, welke zich langs de vele kanalen, vaarten, inhammen, stijgers, kaden, transportloodsen en silo's gemaklijk een weg banen. Onbeschrijflijk grootsch is de indruk die aldus van Rotterdams ha ven leven en werken verkregen wordt; en onuitwischbaar hecht zich deze impressie in de herinne ring van hen, die het voorrecht geschonken werd aan een dergelijken tocht deel te nemen. Aldus ziet men Rotterdam op zijn machtigst en op zijn best en leert begrijpen van hoe groot ge wicht voor geheel ons land, ja van hoe universeele beteekenis, de transport- en doorvoerhandel dezer havenstad is. Geweldig zijn Rotterdams haven complexen. Doch deze voorname handels plaats bestaat helaas niet uit deze werken uitsluitend. Daar is name lijk k nog zoo iets, wat men de stad-zelf noemt. Dit is het Centrum, waar de woningen, winkels, pakhuizen en kantoren zich bevinden, en waar al wat met die havens direct of indirect verbon den is, leeft en werkt en z'n bestaan vindt. Rotterdam als Stad - hoe staat het daar mede? Zoo machtig en indrukwekkend zijn haven werken zijn, zoo nuchter en wanstaltig is de plaats zelf. In het havengebied alles grootheid, regelmaat, berekening, doelmatigheid, overleg, in de stad-zelf niets dan stelselloosheid, verwarring, benepenheid, willekeur. Grooter tegenstelling dan tusschen plaats en haven werken is nauw denkbaar. Vraagt men dan ook, hoc over Rotterdam gedacht wordt, dan is er maar n roep: onverdeelde bewondering voor de havens; over de stad-zelf daarentegen wordt in hon derden toonaarden gesproken op een wijze, die niet veel meer dan wrevel of antipathie te kennen geeft. En degenen die gewoon zijn hun meening rond maar grof, kort maar krachtig, uit te drukken, bezigen slechts 'n enkel kort gezegde, dat voor het woord stad" geplaatst wordt, 'n woordje van slechts luttel letters, met een R. beginnend en op 'n T. eindigend. Welk een hemelsbreed verschil tusschen de havensteden Rotterdam en Amsterdam, wat het aanzien en wezen dezer beide, toch zoo veel onderling gemeen hebbende Hollandsche Centra betreft! 't Mag dan ook geen verwondering wekken, dat sinds de herleving van Stedenbouw en Architectuur gedurende de laatste decennia, Rotterdams beste elementen er voortdurend op uit waren, hun woonplaats te verbeteren. Vele niet genoeg te waardeeren pogingen werden daartoe de laatste jaren in 't werk gesteld, en deze voerden tot steeds grootseher plannen. Vór alles bedoelden deze het scheppen van een nieuw Centrum of middelpunt; want merkwaardig deze plaats bezit geen enkel plein van beteekenis. Wat Rotterdam allereerst ontbreekt, is een Hoofdplein, een plein van waaruit en waarheen alle verkeer en leven zich zullen kunnen bewegen. Er dient dus naar gestreefd te worden, dit euvel vór alle andere uit den weg te ruimen. Want, als een levend organisme is een stad. En gelijk geen enkel organisme liet stellen kan Het nieuwe Raadhuis Maquette vangnet Hofplein van uit het Zuiden De~sedempte Coolsin^el Het nieuwe Postkantoor zonder hart of kern, evenmin kan een stad zonder deze waarlijk leven. Het kan niet anders?ook Roterdam moet, als alle andere belangrijke steden, eenmaal schoon geweest zijn. Geen andere plaats van beteekenis echter is mij bekend, die in 't verloop der eeuwen zoo slecht onderhouden en zoozeer verwaarloosd werd. Slechter nog dan bij alle andere werd er de laatste honderd jaar de hand aan gehouden. Het heeft er veel van, alsof de hoofdaandacht der verschillende opeenvolgende stadsbesturen zich bijna uit sluitend op de Havenwerken concentreerde, en de stad-zelf quantiténegligable" werd geacht. Deze verwaarloozing begint zich, langzaamnnar-zeker, op afschuwelijke wijs te wreken. Men moet zich niet de illusie scheppen, dat hier met halve maatregelen of lapmiddelen iets goeds tot stand te brengen zon zijn ! Niet geringe opofferingen zal het kosten om van Rotterdam wederom iets goeds te maken. Deze opofferingen, welke men zich in de naaste toekomst wel z;il móeten getroosten (en alle uitstel zal wederom niillioenen kosten; want de terrein-speculanten en stadsparasiten liggen allerwege op de loer....) zullen echter spoedig blijken slechts van lijdelijken aard geweest te zijn. Want, worden de beste krachten tot ver wezenlijking dier geleidelijke vernieuwing daarvoor opgeroepen en te werk gesteld, dan zal weldra bewezen worden, dat hun werk ook economisch 'n zegen voor de stad was, daar een algeheel gevoel van welbehagen, en daar door een steeds wassende welvaart, er het onvermijdelijk gevolg van zullen wezen. En zoo zal dan weldra blijken, dat de be langrijke opofferingen, aan de stad gebracht, zich tien, twintig, honderdvoudig zullen ver goeden. Handelde en handelt men bij de de havenwerken niet evenzoo? Rotterdams gemeentebestuur begint dit tegenwoordig gelukkig in te zien, en al zijn krachten intespannen tot verbetering der stad en hare ellendige verkeerswegen. Maar, o, die ongelukkige tijdsomstandig heden!.... Die krijgen tegenwoordig van alles de schuld. De kapstok zijn ze ge worden, waar alle mogelijke en onmogelijke zaken aan worden opgehangen. Zooals gezegd: verschuilende bekwame ar chitecten deden de laatste jaren ernstige pogingen, om voor Rotterdam een nieuw Centrum te scheppen. Dat deze pogingen nogniettnt het gewenschte resultaat voerden, blijkt uit het feit, dat het gemeentebestuur zich geroepen achtte, naast de reeds bestaande ontwerpen, een geheel nieuw plan te doen opmaken; welke opdracht, naar men weet, aan I);-. Berlage in medewerking van den Directeur der Gein. werken, den heer Burgdorffer, verstrekt werd. Dit onlangs gepubliceerde ontwerp trok de algemeene aandacht en werd over 't geheel genomen zeer gunstig ontvangen. Zoowel in vakbladen als andere wordt het uitvoerig besproken. Met hoeveel sympathie het in vakkringen ontvangen werd, spreekt ten duidelijkste hieruit, dat de beide groote Rotterdamsche architecten-vereenigingen, waar alle bekende plaatselijke architecten lid van zijn, den Gemeenteraad hun onverdeelde instemming met het ontwerp te kennen gaven, en er op aandringen, dat de noodige maatregelen zullen genomen worden, die de geleidelijke verwezenlijking ervan mogelijk maken. Bij de sympathiebetuigingen met het plan der Rotterd. architecten-vereenigingen, heb ben z'ch later nog gevoegd: het Hoofdbe stuur der Mij. tot Bev. der Bouwkunst, Bond van Nederl. Architecten en 45 Afge vaardigden-leden van het Gen. Architectura et Amtcitia. Ik zou op deze sympathie-betuigingen niet wijzen, ware het niet, dateer dergelijke algemeene instemming in de huidige Bouwkunst-wereld uiterst zeldzaam is. (Onze ideeën loopen daarvoor meestentijds nog te zeer uiteen). Alle onderscheiden hedendaagschc richtingen verklaarden zich hier van gelijk gevoelen. Het komt mij daarom gewenscht voor, ook in dit blad een beknopte, geïllustreerde be schouwing aan dit zoo allerbelangrijkst vraagstuk te wijden. Niet naar behooren meende ik dit echter te kunnen doen, zonder het bovenstaande daaraan vooraf te hebben laten gaan. H. J. M. W A L i: N K A M l' C/.. DE NIEUWE NEDERLANDSGHE STAATSLEENING De uitgifte van het eerste gedeelte der Nederlandsche StaaUleening I(.i22isecn groot succes voor Minister De Geer geworden. Reeds in de Memorie's van Toelichting in van Antwoord, waartoe het op de leening betrekking hebbende wetsontwerp aanleid n g gaven, had de Minister een duidelijk beeld van den tegenwoordigen toestand van 's lands financiën ontworpen en de opmerkingen, die in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer te berde waren gebracht, op zoodanige wijze beantwoord, dat alle bezwaren werden ondervangen. Het groote vertrouwen, van de Kamers gevraagd, door hem alle mogelijke vrijheid te laten ten opzichte van den rente voet, het uit te geven gedeelte der leening enz., heeft hij zich ten volle waard getoond door de helft der leeninu, die in totaal ,'300.000.000. beloopt, 'tot betrekkelijk gunstige voorwaarden zoowel hier te lande als m de Vereenigde Staten onder te brengen. in financiëele kringen w.- men alles behalxe optimistisch, ten opz,elite der leemug ge stemd. Behalve de gewone moeilijkheden, die een staat.-,leemng altijd te overwinnen heeft, doordat de v'oorbercidselen daartoe reeds lang tevoren een aanvang moeten nemen, waardoor a.h.w. een wedloop van geldbehoevende gemeenten, provinciën e.a. op de geldmarkt ontstaat om maar niet na de staatsleening te komen, had men in d.t bijzondere geval nog den tegenzin van velen tegen de aanwending van staatsgelden, zoo als die in de oorlogsjaren en daarna heeft plaats gehad, te overwinnen. Het bezadigd en waarlijk op bezuiniging aansturend beheer van Minister De Geer heeft in dezen veel goeds gedaan en aan die verontruste kringen der bevolking de overtuiging hergeven, dat zij nog vertrouwen in hut beheer van 's-Rijks f.nanciën konden stellen, een opvatting, die blijkbaar ook in het buitenland ten volle .wordt gedeeld. Dit laat ste is in dubbelen zin een overwin ning voor het hoofd van ons Departement van Financiën, want de critiek op het financiëele beleid is hier te lande de laatste jaren niet malsch geweest en de stem men, die zich tot tolk daarvan maakten, waren reeds voldoende tot het buitenland doorgedrongen om daar invloed uit te oefenen op de opinie van hen, die in de eerste plaats geroepen zijn de financiëele aangelegenheden van ons land met belangstel! ng te volgen. Alleen van het oogpunt van het welslagen der leening uit beschouwd is het ongetwijfeld een goede ge dachte geweest de Vereenigde Staten het groote geldreservo.r onzer dagen bij de uitgifte der leening te betrekken. De oude fnanciëele betrekkingen tusschen Nederland en Amerika zijn oorzaak, dat men aan gene zijde van den Oceaan voldoende kennis aan gaande de financiëele draagkracht en de handelspositie van ons land bezit, waarbij nog komt, dat aan de Amerikanen de laatste jaren in ruimere mate kennis aangaande onze Indische koloniën is bijge bracht, zoowel als gevolg van de inbezitneming der Philippijnen, als door de ontwikkeling der handelsbetrekkingen tusschen Indië en Amerika tijdens de oorlogsjaren, terwijl ook de Conferentie te Was hington er veel toe heeft bijgedragen om de beteekenis van ons koloniaal bszit voor de bewoners der nieuwe wereld in het l'cht te stellen. De Indische dollarleening, die met succes te New York kon worn immuun den uitgegeven, is dan ook als een voorloopster te beschouwen van de Neder landsche leening, die het voonechi heeft de eerste te zijn, die te genoemdcr plaats in vreemde valuta is geplaatst. De firma Dillon, Read en Co., welke deel uitmaakte \ an bet syndicaat, dat de Neder landsche leening overnam, was hier te lande onder dien. naam vrijwel onbekend, maar beter kende men den ouden naam der firma, Wm. A. Read en Co., sedert 1905 te New-York gevestigd met filialen te Boston, Philadelphia en Chicago. Een der partners der firma, de heer R. L. Taylor, d.e z.ch hier te lande bevond voor het afsluiten der leening, heeft in een interview met het Alg. Hand." ver schillende belangwekkende mededeelingen dienaangaande gedaan. Zoo gaf hij te kennen, dat zijn firma slechts tot deze transactie was overgegaan op grond van haar overtuiging, dat de Nederlandsche valuta zich binnen afzienbaren tijd weder volkomen zou herstel len. Wij hopen van harte, dat de firma goed gezien heeft en vooral dat dit herstel van bestendigen aard zal zijn, maar de opmerking moet ons van het hart, dat dan toch veel in de handelstoestanden moet veranderen. Zoo was de handelsbalans het vorige jaar sterk in ons nadeel, daar de uitvoer naar de V. S. ?41)', millioen bedroeg tegenover een invoer uit de V. S. van ?,302 millioen, waardoor een nadeelig saldo van ?3451, millioen ontstond. De rentedienst van het in Amerika geplaatste gedeelte dezer leening zal de eerste tien jaar ? 4.500.000 vorderen, terwijl voor aflossing daarna circa / 2.000.000 's-jaars vereischt zal zijn. Wanneer de ?75.000.000 geheel in de V. S. blijft -?en vermoedelijk zal dit bedrag nog wel grooter worden, daar New York levendige vraag naar de Obligatiën van het voor Nederland bestemde deel der leening aan den dag bleef leggen - , zal de dienst der leening aldus onze betalingsbalans blijven drukken, vooral waar het Nederlandsen bezit aan Amerikaansche waarden de laatste jaren zoo enorm is afgenomen. Onder die omstandigheden kan men slechts de ver wachting uitspreken, dat een sterke verleven diging van den iptvoer van ons land en zijn koloniën zoodanigen goeden invloed op de betalingsbalans moge uitoefenen, dat de ver betering van den guldenkoers niet weder verloren zal gaan. De heer Tavlor deelde voorts mede, dat zijn firma ook op grond van het naar ver houding lage cijfer der Nederlandsche staatsiiiiiiniiiiniiiii niiiiiiiiiiiiini NA DE THEATERTENTOON STELLING Zooals dat bij elke meer-beduidende ont moeting gaat, de waarde daarvan openbaart zich pas naderhand en blijkt veelal een andere te zijn, op een ander terrein te liggen, dan wij onderden oogenblikkelijken indruk meen den, en nu de Intern. Theatertentoonstelling te Amsterdam gesloten is, lijkt ze mij eigenlijk eerst recht te zijn geopend. Voor de verbeel ding namelijk, voor dat hoogste en heiligste bezit van den theaterbezoeker, ten behoeve waarvan al deze op zichzelf nuttelooze zaken waren uitgestald, en het gedichtje van Boutcns: ,,.\u /.uit ge zelve moeten komen r;n nemen wat u lust van liet mijn. Het wil begeerd zijn en genomen, Het wil niet weggeven zijn." deden beseffen als een voor velen ongewone en zware taak. Wat de wanden van deze vier zalen spraken", wat door de kunstenaars, die dit overzicht bereidden, met liefdevol beleid werd toegelicht, het kan slechts lang zaam inwerken op het verlevendigd bewustzijn van een, zich nu aan de een e dan aan de andere conventie klampend, publiek. Men moet zich in onzen tijd van snel-afdoen bijna veront schuldigen voor de openbare nabetrachting, waar er immers alweer zooveel andere rollen op de film staan, en ik zou uw aandacht ook niet overvragen, ware deze internationale ge beurtenis zelve niet zoo hopeloos bescheiden in haar optreden naar Jiniten geweest. Ook in dit opzicht iets aparts", zooals mijn buur vrouw in de stalles pleegt te zeggen. En met alle toewijding heeft hier de pers in die weinige weken niet kunnen hijpeimen wat minstens een jaar te voren als een wijd-vcrtakt plan de campagne opgezet had moeten zijn. Deze tooneeltentoonstelling is door de ver tegenwoordigers van alle landen een werk van internationale beteekenis genoemd en als zoo danig, essentieel, geslaagd. Voor het eerst heeft in ons land, waar elke schouwburg een ellendig huurperceel is, de dramatische kunst haar eigen milieu gehad en in dit naar knustenaarssmaak ingericht, rustig tehuis heeft zij ontvangen, die haar het naast staan, vtienden van dagreizen ver, om er met elkander te hoornen, te vertwijfelen, te gelooven en te blijven hopen. De stille kracht van liet ondernemen moet den ontwerpers van het plan verrast hebben. Waren de vele verschieten, die zich achter de fantastische entree, waar de bureauliste in haar verlicht tent je alle illusie wekte aan vreem de planeten en een toekomst vol geheimenis, tevoren overzien, men zou deze samenkomst hebben belegd, bijv. in de Meimaand, in een tijd dat de menschen, die er het hoogste be lang bij hadden en er het levend cachet aan gaven, ambtshalve minder gehouden waren dan in de drukste maanden van het winter seizoen. Met ijver en broedermin, met z veel nadruk alsof het decoratief geweten popel de om een oude schuld goed te maken, is bij deze gelegenheid: de tooneelspeier, als de schepper aller heerlijkheid, in de zon gezet, en het was maar jammer, dat men er naar ver houding slechts zelden in natura een zag. Wat heeft de kunstenaar meer noodig dan het ge voel begrepen en op zijn waarde geschat te worden, niet zijn idealen niet alleen te staan, wat kan van heilzamer in vloed op de proiluitie zijn dan de vergelijking, de bevestiging-i.izich-zelf, of de ontdekking aan een frisch v-oor beeld, dat men zich op de eigen illusie blind had gestaard? Deze tentoonstelling is Nederland overval len. Zoo kon zij niet alle kunstenaars, voor wie zij bestemd was, omvatten, zoo kun ze niet onmiddellijk worden: voor het volk. Zij werd: voor enkelen, doch aan die is zij be steed geweest en door middel van hen kan /ij vriU-ht dra^eii. naast de clou: het eeresaluut aan den uitbeeldenden mensch op het tooneel, nog een andere erkenning in deze weken haar beslag heeft gekregen, n.l. deze, dat wat deze ten toonstelling bood en bepleitte was: een resullaat, de vrucht van twintig jaar tooneelarheid hier en elders, een overwinning, zij het een eeuwig on volkomene. Met liet woord tot den aanval: tnoneclliervorniing" werd in deze koele zalen weinig meer geschermd omdat ieder voelde uat de groote, de noodzakelijke, omwenteling reeds lang een voldongen feit was, dat de grondslagen, door Appia en Graig gelegd, de geheelc toonaangevende tooneelkunst fundamenteeren, en dat wie na hen komen, individueel vervolmakend, nog slechts in de uitersten, in overdrijvingen, misvattin gen en geuildheclen, scherp tegenover elkander kunnen staan. De geestdriftige sloopers waren op dit tooiieelcongres want dat was het in alle bescheidenheid in de minderheid : alleen uit Erankrijk, dat altijd tegen de taaiste tra dities te kampen had en «aar de kentering van jonger datum is, klonk nog een stem vór: afbreken en op de kale planken opnieuw beginnen, de ineesten spraken van voortbouwen", en in het pleit der gerijpte kunstenaars trof de eerbied ook voor het relatief goede uit vorige perioden. Omdat het schouwspel in zijn innigste bcstanddeelen bestendig blijft, in een liehtkraus van improvisatie, .omdat dit werk nooit zal ophonden een kringloop Ie zijn over geleidelijk stijgend en dalend spoor. De uitersten van aelie en reactie, de schokken, voelt alleen het groote publiek. Voorde kunstenaars, die het ideaal iu zich dragen, is het een natuurlijke gn ei en bloei. Niet alleen op deze tentoonstel ling, allerwegen wordt thans weer duidelijker de roep vernomen om de groote acteurs", terwijl de belangstelling voor het bijkomstige, zelfs voor iets aparts", begint af te nemen, en dit beteekent niets anders dan dat het het milieu te scheppen komt", wie zich den inboedel, de belichting en het tempo herinnert waarin de corifeëen eener vorige generatie optraden, het eostiium dat David en Goliath beurtelings paste, wie nog weet hoe snel het spontaan gebaar in deze omgeving verstarde tot chabloon, terwijl een stuk dat maar even boven de ge tiquetteerde ontroeringen uitrees, wegens gebrek aan fantasie van den tooneelkapper, viel, die erkent dankbaar het goede aan al deze rest" bewezen. Voordien spraken de wanden der ten toonstellingszalen, de bekoorlijke boekerij" 1) inderdaad boekdeelcn. Het enkelspel, de per soonlijkheid" mag onder de tucht dezer over gangsjaren wat in de verdrukking zijn geraakt, zij zal zich niet beklagen, overtuigd dat het noodzakelijk kwaad geschiedde om harentwil. He groote tooneelkunstenaars van dezen tijd zijn nu eenmaal van een ander ra s dan d e sterren die zichzelf en ons genoeg waren. Zelfs aan het genie stelt het hooger bewustzijn een anderen, meer gecompliceerden eisch. En de dramati sche werken, waar men twintig jaar geleden niet naar reiken kon, houden thans met eere repertoire. Zoo bleek deze tentoonstelling, die het evenwicht wilde, niet de vooze triomf van dit of dat, een halte, een plaats om te heradeinen, een mijlpaal met een wimpel. In onmiddellijke betrekking tot de praktijk bracht zij geen openbaringen, iets te leeren op bijv. het in het buitenland zooveel verder verkend gebied der belichting na den acteur speelt de eleclricien de hoofdrol viel er alleen voor zoover dit probleem in de verschil lende schouw burg-ontwerpen was opgenomen, en de in de achterzaal opgestelde maquettes" maakten in het algemeen weinig indruk. De strengheid der meest bewonderenswaardige toonecl-arehitectuur, gelijk de eerste en voornaamste zaal ons die toonde, waarschuwde als het ware vanzelf tegen schilderachtigheid" en tooi. Toch bleef ook hier ruimte voor de vraag of de/e wiskunstige zekerheid, de/c soberheid, niet iu ciiiiiiict kwam mei den a.üd \:ni som mige spelen, geboren uit uitbundigheid, tooverkracht en luim, ot de meer spontane fan tasie en de zegepraal van het toeval" uit sluitend aan de spelers moet worden overge laten? Een schoone gedachtenwisseling bleef het, in lijn en kleur, in woorden, ontleend aan de dieventaal van ernstige vakkiinstcnaars. Te toetsen viel er niets. En ook in dit verband was het jammer, dat men niet lang te voren de handen ineen had geslagen om in de tentoon stellingsweken tevens de schouwburgen te maken tot een plaats van demonstratie, waar de belangstellende vreemdelingen niet zoo maar willekeurig in doolden, doch genoodigd werden op het beste wat onze tooneelkunst thans biedt. Waar ze in een wei-verzorgd programma konden lezen over het werk van Vondel, Hooft, Breêro, Heijermans, Willem Schürmann, Josine Simons-Mees, met inhoudsopgave van het vertoonde stuk, en waar ze het werk van hun eigen dichters Louis Bouwmeester's Shylock konden zien in een interpretatie van samenspel en decors, strekkend tot onzen nationalen roem. Twee jaar van gezamenlijke voorbereiding waren niet te veel geweest om dit eerste Tooiieelcongres (e Amsterdam, met zijn belangrijke kern, te enscëneeren", het te maken tot een feest van hooge beteekenis. Het i s een voldoening voorde twee kunstenaars, l.ensvelt en Wijdeveld, die voor hun deel niets verzuimden en meer bereikten dan redelijker wijs op deze schaal mocht worden verwacht, dat het buitenland om te beginnen Enge land hun werk zoozeer waardeert, dat de overplaatsing in zijn geheel werd verzocht, doch nog grooter zou de voldoening zijn wan neer ook in ons landde belangstellenden waren toegestroomd om deze tooncelwerken mee te maken, de voormannen te hooren over een arbeid, die in zijn geweldigen omvang en zijn peillooze diepte zooveel van de kunstenaarskrachten vergt. Al ware het maar om de Ned. Regeering met klem te herinneren, dat de dramatische knust niet een artistiek onder onsje i-;, maai een onafwijsbaar uatic/iuial en internationaal belang, dat in alle beschaafde landen, op een na, metterdaad wordt erkend. ?"- Btjt - , T u r N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl