Historisch Archief 1877-1940
N°8331
Zaterdag IS Maart
1°. 1922
E
DE AMSTERDAM
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | | Redactie en Administratie??? Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD : 1. Kantteekeningen op de
discussie over de begrooting van O. K. en
W. Tijdgenooten,door Dr.W.O. C.Byvanck
Wettelijke regeling van hèt levens verzekerings
bedrijf, door Prof. Dr. A. O. Holwerda. 2. De
Kaapsche troebelen, teekeningvan Jordaan
Amerika en Europa, door H. Dunlop
Gedachten over de situatie in Rusland, door
Graaf Perovsky. 3. De reizende hygiënische
tentoonstelling, door Dr. I. H. J. Vos. 5.
Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge):
Bijkomstigheden, door Annie Salomons
Muziekbespreking, door Marie Berde nis van
Berlekom f en Meta Ph. Van Alles wat,
door Geertruida Carelsen De Veerman,
door A. P. M. Moussault Uit de natuur:
De ringen van Rositten, door Jac. P. Thijsse.
6. Muziek in de hoofdstad, door H. J. den
Hertog Op den Economischen Uitkijk,
door Jhr. Mr. H. Smissaert Cacophonie,
teekening van George van Raemdonck
Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 7.
Gedenkpenning, teekening van E. Voet Jr.
8. Een nieuwe aanwinst van het Louvre,
door Conrad Kjckert half-caste, door
P. C. Hoynck van Papendrechr en Mr. H.
G. Koster. 9. De Miranda naar Rusland?
teekening van Joh. Braakensiek
RuizeRijmen, Charivaria en Goede boeken, door
Charivarius 't Schietgat, door Melis Stoke,
met teekeningen van Is van Mens. 10.
Royal Auction Bridge, door Bridger
Rymkronyck, door Melis Stoke
Lcekenspiegel Uit het Kladschrift van Jantje
Feuilleton : Tante Trijn, door Zita Reurling.
Bijvoegsel: Amerika's weigering om naar
Genua te gaan, teekening van Joh. Braa
kensiek.
KANTTEEKENINGEN OP DE
DISCUSSIE OVER DE BEGROO
TING VAN O. K. EN W.
Wanneer de Tweede Kamer zicli niet
haast met den begrootingsarbeid, die
haar nog rest, zal de Paaschvacantie in
het land zijn, voordat het laatste hoofd
stuk der begrooting is aangenomen !
Zooals men weet, draagt de grond
wetsherziening, waarmede de Kamer
zich moest bezighouden in de maanden,
die anders voor de behandeling der
begrooting bestemd zijn, de schuld aan
den achterstand. Maar de Kamer had
nog een heel stuk daarop kunnen
inloopen, wanneer hare leden wat min
der den toom hadden gevierd aan hun
lust tot spreken. Niet zonder reden
vermaande de Voorzitter hen in de
eerste vergadering van deze week om
zich bij de discussies meer zelfbeper
king op te leggen.
Er zou al vast veel gewonnen zijn,
wanneer de Kamerleden zich ervan
wilden onthouden, liet woord te voe
ren over een onderwerp, waaraan reeds
n van hunne collega's alle recht had
laten wedervaren. ?
Bij voorbeeld: toen art. 277 der
begrooting voor Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen (subsidiën ten behoeve
van openbare leeszalen en bibliotheken)
aan de orde werd gesteld, gaf de heer
van Beresteyn zijn leedwezen er over
te kennen, dat de bijdrage van het Rijk
in de kosten dezer instellingen met 10
procent is verminderd. Hij vestigde er
de aandacht op, dat de leeszalen op de
huishuren en de salarissen der beambten
niet kunnen bezuinigen, zoodat zij dit
zullen moeten doen op den aankoop
van boeken; hij noemde er verschil
lende, die voortaan den post voor aan
koop van lectuur met 1/3 zullen moeten
verlagen.
In de tweede plaats deed hij een
goed woord voor de nieuw opgerichte
leeszalen te Meppel en Bergen-op-Zoom.
Toen men in deze plaatsen de plannen
tot oprichting overwoog, kreeg men van
regeeringswege de aanwijzing, dat men
daarmede gerust kon voortgaan; het
Rijk zou subsidie geven, en de provin
cie zou dit dan insgelijks doen. Zoo werd
er te Meppel een vereeniging opgericht
en een gebouw voor een leeszaal ge
reed gemaakt. Hetzelfde geschiedde
te Bergen-op-Zoom, waar, in het ver
trouwen op de toegezegde rijkssubsidie,
door particulieren een katholieke lees
zaal werd gesticht. Eerst nadat het
Rijk door zijne belofte van financieelen
steun de oprichting van deze lees
zalen had aangemoedigd, nam de Mi
nister het besluit geen posten voor
nieuwe subsidiën op de begrooting
te brengen. De heer van Beresteyn
drong er nu bij den Minister op aan,
dat hij de menschen te Meppel en Ber
gen-op-Zoom nog uit de verlegenheid
zou helpen.
Daarmede, zou men meenen, was
over dit onderwerp gezegd wat er over
te zeggen viel. Maar zoowel de heer
Schaper als de heer Juten bleken van
andere meening te zijn. De eerste
achtte liet noodig, het nog eens voor
Meppel op te nemen; de laatste, hoewel
geen geestdriftig voorstander van lees
zalen (?ze zijn er nu eenmaal"), ge
voelde zich verplicht wederom de be
langen van de Bergen-op-Zoom-enaars
te bepleiten; geen van beiden voegde
aan het betoog van den heer van Bere
steyn iets wezenlijks toe. Waarom
voerden zij dan het woord?
Het zal Minister de Visser die reeds
als Kamerlid, in tegenstelling met zijne
geestverwanten, zich een vriend van
e!e leeszalen heeft getoond aan zijn
hart zijn gegaan, toen hij het tiende
gedeelte van de subsidie moest schrap
pen; maar dit kon nu eenmaal niet
anders. Hij erkende echter, dat het Rijk
tegenover Meppel en Bergen-op-Zoom
een verplichting had aangegaan en
verklaarde zich bereid, te overwegen of
het been daar weer in het lid kan wor
den gebracht. Deze kunstbewerking
zal dan echter op kosten van de reeds
bestaande leeszalen moeten geschieden;
verhoogd kan de post voor subsidiën
niet meer worden; Meppel en
Bergenop-Zoom zullen alleen kunnen worden
geholpen, als de subsidie van de ove
rige leeszalen niet met 10, maar met
12 procent wordt verminderd.
Dat zal jammer zijn, maar men zal
er zich bij moeten neerleggen. Bij den
berooiden toestand van de schatkist
dient er nu eenmaal bij alle departe
menten te worden bezuinigd, ook bij
dat van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen; ook zij, die de uitgaven voor
de volksontwikkeling als de b:st
besteede beschouwen, moeten erkennen,
dat zelfs voor dit hoofdstuk van de be
grooting geen uitzondering kan worden
gemaakt, nu de nood dwingt tot ver
lag ing.
Maar er zijn er ook, die juist op dit
hoofdstuk zouden willen bezuinigen,
met name op de uitgaven voor kunst,
en die het niet zoo erg zouden vinden,
wanneer de Regeering de subsidiën
voor instellingen ter bevordering der
kunst vooriuipig introk, of althans
aanzienlijk verminderde, en wanneer er
geen gelden meer werden uitgetrokken
voor het onderhoud van historische
gedenkteekenen en van gebouwen, die
oudheidkundige of kunstwaarde hebben.
Inderdaad, de gevolgen daarvan
zouden zich niet dadelijk doen gevoelen
en het zou ook moeilijk vallen, de
schade, die daarmede aan ons volk
werd berokkend, in geldswaarde uit
te drukken. Maar het welzijn van een
volk wordt nog van andere dingen afge
lezen dan van den koers der effecten
of de balans van in- en uitvoer. Juist
in de tijden, die wij medemaken, waar
in de zorg voor het dagelijksch brood
het hoogere leven dreigt te doen ver
schrompelen, moet er, ook van re
geeringswege, voor worden gewaakt,
dat het peil der beschaving met dale.
Daarom deed het goed, van den Mi
nister te hooren, dat ook hij overtuigd
is Vuil de noodzakelijivueici om de kunst
te blijven steunen en hare waarde meer
en meer te doen beseffen, niet slechts
alseen liefhebberij van enkele individuen
maar als een zegen voor allen, die in
hare sfeer worden opgenomen en als
een opvoedster tot hooger plan van
leven.
Hij kon daarbij gewagen van de an
dere houding, die zijne geestverwanten
ten opzichte van de kunst hebben aan
genomen: hoe men in Christelijke krin
gen niet meer huiverig tegenover de
kunst staat, maar tot het inzicht is
geraakt, dat het aankweeken van het
aesthetisch gevoel het religieuze leven
niet bedreigt, maar rijker en dieper
maakt.
Zelfs in de kringen van hen, d ie niet
tot de naaste geestverwanten van
minister de Visser behooren, ik be
doel die der antirevolutionairen, luwt
het gevoel van vrees, van vijandschap
"l |I'*"'M . v i.,,, .i., ????-? W'.. - 1. i",./ M
DE OORLOGSJAREN
III
Een korte tijd van vurpoozing brak aan na
den heftigen strijd in Juli HH8 die den aanval
van de Oostenrijkers krachtig afsloeg, het was
het eind van het oorlogsgeweld van den
vijand. Vrijheid kwam terug om naar de zon
te zien en het natuurleven in te ademen, het
was een herbezieling.
Hoe zou onze luitenant Stanghellini haar
niet mee hebben ondervonden, wanneer hij
weer genoot van de mogelijkheid om onder
een dak wakker te worden en zijn maal rustig
buitengereed te vinden en zijn oogen te weiden
aan het gezicht van het stroomend water door
het dal. Maar zijn gevoe.ige aard bezwaarde zijn
geest met herinneringen aan de groote, moeite
volle, droeve en toch zoo heerlijke dagen
diewaren doorstaan, toen de dood overal en te
allen tijde ingreep in het leven en men den
stap van het Lot iedere seconde aan zijn zijde
hoorde.
Hij dacht aan de kameraden die waren
heengegaan, aan de beklemming waarmede
het bericht werd gehoord dat men elkander
niet zou terugzien....
Generaal Perris gaf hem verlof om in het
hospitaal van Vicenza een van de officieren
te bezoeken, aan wien in de eerste plaats het
standhouden tegen de Oostenrijkers op de
hoogte Eckar was te danken.
Kom hier naast mij zitten, kwam de
stem van den kapitein. Het gelaat op het
blanke bed in de kale kamer was zoo volstrekt
bloedeloos en strak, dat de oogen van den
bezoeker zich vulden met de aandoening van
wat hij wilde maar niet kon uitspreken. De
stem van den zwaar gewonde echter was vast
en warm, was van een levende.
,,Ik heb er mijn arm aan moeten geven,
eergisteren hebben ze mij hem afgenomen.
Niet mogelijk hem te behouden ! Het zal
wel terecht komen. Kan ik niet in den dienst
blijven, wel, ik heb gelukkig mijn diploma
voor de rechten."
De kalmte van den man ! Zij deed nog meer
pijn aan Stanghellini dan zijn klachten zouden
hebben gedaan. Lijdt ge nog veel?" vroeg hij.
In den arm dien ik niet meer heb," was
het antwoord, Waarlijk, ge zoudt niet
gelooven wat een opgewekt rustig gevoel me
heeft bevangen na de kwelling aan mijn
vleesch en aan mijn jeugd. Ben ik in deze
omstandigheden eigenlijk niet gelukkig?"
Het is het geluk van wien het beste heeft
gegeven van zichzelf."
Het is de genade die aan ieder otter is
verbonden."
En daarop begon de gewonde te spreken
over zijn familie die hij niet wilde veront
rusten, over de soldaten en wat hun zou
worden toegekend voor hun betoonden moed. .
Zoo eenvoudig en zoo plechtig helder schij
nend was het onderhoud, zoo aangrijpend was
het gezicht van de koortsachtig schitterende
oogen en van den rozen gloed die zich over
het wasmasker van hel gelaat verspreidde,
dat de bezoeker bij den terugkeer zich af
vroeg of het geen groote r genade voor den
gewonde zou zijn geweest te worden wegge
nomen in den dood, dan verminkt en
ingekorven iu zijn jeugd voort te blijven leven.
Aan den generaal vertelde hij zijn weder
varen bij zijn terugkeer. Ik vond den gewonde
krachtig gelaten, waarlijk hij had geen troost
van mij noodig.
Het is een held," ze i de de generaal met
warmte.
Maar de ander, uit zijn hart, antwoordde:
Hij leek mij een heilige !"
Ik heb met enkele trekken dit verhaal van
Stanghellini weergegeven, niet omdat ik
het op zichzelf vermeldenswaard vind, maar
om den toon, om de kleur van het Italiaansche
militaire leven die er in heerscht en die niet
geheel verkeerd kan zijn gevat.
Want diezelfde geest en diezelfde geur
doortegenover de meeste uitingen van kunst,
die veelal als werken des Satans werden
beschouwd; men begint zich daar ook
langzamerhand te schamen voor het
gemis aan kunstzin, waar men vroeger
eerder prat op ging. Kuyper had hun
wel is waar beter geleerd in zijn beroem
de redevoering over Het Calvinisme
en de kunst," maar preekte toen nog
voor doovemansooren.
Overigens blijft de steilheid van over
tuiging der mannen-broeders ongerept.
Het anti-revolutionaire Kamerlid
Duymaer van Twist deinsde zelfs niet terug
voor de verzekering, dat, ging het naar
zijn wenseh, alle leerstoelen in de theo
logische faculteiten onzer universiteiten
met Gereformeerden zouden worden
bezet !
Het was bij de discussie over de
benoeming van Dr. Cramer tot
hoogleeraar te Utrecht, dat de lieer
Duymaer van Twist gelegenheid vond deze
opmerking te plaatsen. Minister de
Visser is er niet in geslaagd te recht
vaardigen, waarom hij bij de voor
dracht voor deze benoeming is afge
weken van de aanbeveling, die Cura
toren, in overeenstemming met de
faculteit, hadden ingediend; maar al
mogen zijne kerkelijke sympathieën
in dit geval invloed hebben "uitgeoefend
op zijne beslissing, de geestdrijverij
van een Duymaer van Twist is hem
gelukkig vreemd.
Overigens heeft de zooeven bedoelde
disetissie weder eens aangetoond, dat
bij benoemingen in de theologische
faculteit niet de wetenschappelijke ver
dienste, maar de kerkelijke gezindheid
den doorslag geeft. Dit zal vermoedelijk
niet anders worden, zoolang zij het
dan niet in theorie, maar wel in practijk
de eigenlijke taak van deze faculteit
de opleiding van predikanten voor de
Nederl. Hervormde Kerk blijft.
Ook bij de jongste herziening van het
academisch statuut heeft men het nete
lige vraagstuk niet aangedurfd «f de
theologische faculteit, zooals zij thans
is, uit wetenschappelijk oogpunt ge
zien nog reden van bestaan heeft:
of de daarin beoefende vakken, zij het
dan als een afzonderlijke groep van
wetenschap der godsdiensten, niet
tehuis behooren in de faculteit van
letteren en wijsbegeerte.
Het laat zich begrijpen, dat een
Minister van Onderwijs, en vooral een
minister, elie vroeger predikant was,
dit vraagstuk maar liever onopgelost
laat; maar men zou zich er eigenlijk
over moeten verbazen, dat door geen
enkel lid onzer Tweede of Eerste Kamer
aanmerking is gemaakt op het voort
bestaan der theologische faculteit in
haar tegenwoordigen vorm - - indien
men een oogenblik vergat, dat kwesties
als deze aan de rechterzijde worden ge
schuwd, omdat zij verdeeldheid in de
coalitie zouden veroorzaken, en dat
dringt de herinneringen aan de makkers op
den oorlosweg welke op dien weg zijn achterge
bleven. Hij heeft in het korte intermezzo
tusschen den grooten slag en het verder
voortrokken der troepen den tijd gekregen
om zich te wijden aan de beelden van het
verleden en hij ziet weer voor zich den luite
nant (iazzini met zijn niekmcolieken blik.
Onder jonge officieren was er kort na zijn
komst in de loopgraven een debat ontstaan.
Een vroolijke-rt had gezegd dat men al spoe
dig genoeg had van de zorg in huis en van de
moederliefde. Toen had de eenzelvige (iazzini
het opgenomen voor de moederliefde en
diegeprezen als de onbaatzuchtige weldoende
liefde, waarbij al het andere dat zich
liefdenoemde hinderlijk en egoïstisch was. Van dat
oogenhlik was Arturo Stanghellini zijn vriend
geweest, - hij had zijn moeder vroeg moeten
missen.
Later vindt hij hem ten doode gewond onder
de handen van den arts. Deze waarschuwt hem
en noemt den naam van Stanghellini. De
lijder geheel uitgeput keert zijn gesloten oogen
even naar den vriend en zei hem zacht met
een stem klinkend heel uit de verte: ArUivo,
geef mij een zoen.
Het was de doodskus dien hij van zijn moe
de r vroeg... .
En de andere vriend die, overal waar hij
verscheen, licht en goedheid bracht, de afgod
van zijn familie. Gestorven aan een dronk
water, dat was vervuild ! - - in het hospitaal.
Zijn moeder was bij hem.
Maar de herfst naderde, het werd tijd om
van het Italiaansch gebied de vreemde
troepen terug te drijven die het nog bezet
hielden. Ook de krijgsgeest was bij den tegen
stander ondergegaan. De terugtocht van de
vijanden was een evenbeeld van de vlucht
welke de Italianen had aangegrepen na den
slag van Caporetto. Telkens moest Stangheliini
denken aan de onheilsdagen van een jaar ge
leden.
Den troepen, zorgeloos als overwinnaars
niarcheereiid, kwam een veertigtal Oosten
rijkers tegemoet die onder commando van ecu
Italiaanschen luitenant hun eigen zwaar kanon
uit liet bei'gland vervoerden. Een Hongaarsch
men aan de linkerzijde er niet de min
ste belangstelling voor koestert.
Toch verdient het vraagstuk der
scheiding van Kerk en Staat want
het onderwerp, dat wij zooeven aan
roerden, vormt daarvan slechts een
onderdeel, maar een onderdeel, dat
onmiddellijk tot de zaak ten principale
voert, zoo men het naar den eisch be
handelt toch verdient dat vraagstuk
die belangstelling ten volle.
En vroeg of laat zal men het onder
de oogen moeten zien.
Maar zoolang de coalitie der
rcchtsche partijen duurt, zal dit niet ge
beuren.
Want het aan de orde stellen van het
vraagstuk der verhouding van Kerk en
Staat zou het zekerste middel zijn om
die coalitie uiteen te doen vallen.
En zoo men dit bedenkt, zou men er
waarlijk weer toe komen, zich erover
te verwonderen, dat de partijen van
links ,die jarenlang het goed recht der
antithese hebben betwist, nooit deze
wig in de coalitie hebben gedreven.
WETTELIJKE REGELING
VAN HET LEVENSVERZEKE
RINGSBEDRIJF
Zal de aanhangige wettelijke regeling van
het levensverzekenrigs.bedrijt het Staatsblad
bereiken of niet V Zietdaar een vraag die
zoowel de verzekeraar als het publiek zich
stelt. Moest de beantwoording negatief uit
vallen, dan zou dat en voor liet bedrijf :i
voor het publiek in hooge mate te betreuren
zijn.
Een wettelijke regeling van het
leveusverzekcnugsbcdrijf is iwodig en urgent. Niet
omdat er deconfitures zijn voorgekomen, want
geen enkele wettelijke regeling kan de
miliioenen uit den grond stampen die noodig
zouden zijn om deze ongedaan ie maken,
maar omdat er nog andere krakende wagens
zijn die hoog noodig in het rechte spoor moeten
worden teruggebracht, eer zij te ver van het
goede pad zullen zijn afgedwaald.
Voor wie geen voorstander van staats
inmenging i>. outrance is, is de erkenning va;i
de urgentie ecne-r wettelijke regeling van
een tot nu toe vrij bedrijf op zich zeii onaan
genaam. Als ik dan ook nog een redelijke kan:;
zag om een schoonmaak in liet bedrijf te
houden milder hulp van de overheid, zoi: mijn
standpunt zeker een ander xijn.
Hoe staat nu hel beeiujj zeij tt'genm'cr ai:c
ii'tl? Antwoord: u'Ki.st'/i.' Dat spreekt van
zelf, want elk bedrijfsleider zag liever een toe
stand, dat er geen wet noodig was. Daarbij
komt dat elk bedrijf, ook het allerbeste, zelfs
van de meest soepele regeling wel eens last /..l
ondervinden en wel eei.s in omstandigheden
zal verkeeren waarbij men het staatstoezicht
hartgrondig naar de maan wenscht. Alleen
reeds het voorschrijven van een uniforme
publicatie, een v/;c <]iiu non voor het slagen
van deze wet, geeit aan ieder zonder uit
zondering, dea een meer, den a;ider minder, last
'en stemt wrevelig; daarbij denk ik neg niet
eens aan de stemni'.ng van he:i die zóop hel
randje loopen, dat een wettelijke regeling
hun zelfstandig voortbestaan ernstig z.H
bedreigen.
Bijgevolg zij:i er in het bediijf geen twee
die precies heize-ifde willen; ieder helpt het
officier met opgestoken handen volgden zij
's avonds in een barak waar nog anderen in
hun kooien schenen te liggen. Vroeg den vol
genden morgen zelte-n de Italianen hun tocht
voort, zonder zich veel te moeien met den
Hongaar noch de overige achtergeblevenen.
Stanghellini begon reeds een beschouwing te
honden hoe- men vier jaar verwoed had ge
streden tegen elkaar, om elan rustig tezamen
den nacht door te brengen, toen zijn planton
hem waarschuwde: - De rest waren dooden.
Daar kwam op eens door de radio onder
schept het bericht van den wapenstilstand op
alle tronten. In een oogenblik was het onder
de troep bekend. Niemand juichte, niemand
maakte zich vroolijk, niemand waagde liet zelfs
te spreken. Er was een stilte als in een kerk.
In Italië," zegt Stanghellini, zongen ze,
dansten en maakten zich dronken.
Daarboven in de bergen van het Trentino,
in de middagkou van November, hebben zij,
die zekerheid van leven en van jeugd aan de
anderen heblxn geschonken, zelfs geen glim
lach op hun gezicht gehad. Uit eerbied voor
hen die waren gevallen.
Eindelijk: D" oorlog is uit !
liet lijkt wel een droom de- een of ander.
Ken Siei.iaanseh soldaat heeft een OosU
nrijksche ocarino opgenomen en heel zachtjes
blies hij daarop een liedje- van zijn land.
Zoo is de vrede gekomen ondel' de mannen
van den oorlog ! Niet anders:
Zoo graag waren de soldaten verder gemar
cheerd en hadden zij T rente ais overwinnaars
binnen willen trekken, begroet door schoon-.1
Tvcntseltc oogen. Maar als zij daartoe den weg
wilden inslaan, bereikte hen ele order om langs
lx paalde wegen terug te keeren. De troepen
die ingehaald zouden worden in Tante z^err/ij
onderweg frisch en fier hun tocht aanvaarden.
Het is waar, het regiment waar Stangheliini
toe behoorde, had den oorlog meegemaakt en
was ontoonbaar geworden.
V\michting van on/.en luitenant: De oorlog
is uit, en herbegonnen het oude- eentonige
leven van de onrechtvaardigheden !
,,I)e oorlog! maar men moet alle uren van
den oorlog hebben meegeleefd ! Zoo wel hi l
verlof als de terugkeer naar het front en de
droefheid van de menschen die men verlaat,
de verveling van de lange beurten in de loop
graven, de angst van de bloedige nachtwakcn,
de roes van het opofferingsgevoel, de reinheid
van iedere handeling in 't aangezicht van den
dood, het zien van den dood in 't gelaat van
de- vrienden, gevallen in den slag, het wonder
van het vogele-igezang in den morgen bij
een pauze der artillerie, de verrassing van een
bloem tusschcn de steenen, de stilte van den
sterrennacht geboogd over de ellenden de;'
niensehheid, het wederkomen van de lenti
met haar teedergroe-ne blaadjes van smaragd.
de geheele tegenstelling tusschcn leven en
dood, lief en leed, gelatenheid en marteling,
tiissclien het verlangen naar vrijheid in den
plicht eter gehoorzaamheid, alles wat van
schaduw en licht vluchtig in het hart voor
bijgaat zonder het geheel te verlichten, zonde r
hei geheel te versomberen, maar wat maakt
dat iie-t leeft met sidderingen schokken, kwij
nend en niet lange teugen, en tien jaren ver
bruikt in n enkele maand van leven !"
Nu is het vrede.
Twee oude v n e uden, nog van de universiteit,
komt hij tegen in Bologna. En hoe gaat het?
\Vat is er aan de band? Ik heb dien post
gekregen, en ben getrouwd. Ik heb twee
zoons en heb een studie gepubliceerd over dit
en dat.
Zij hebben de deksels van ik weet uit. t
hoeveel oudheden verbroken, zij hebben
beroemde mannen vernietigd en onlxktncle
geniën ontdekt.
En wat hebt gij gedaan? Ik hen drie jaar
in den oorlog geweest, zoo juist had ik mijn
ontslag.
Dan wordt het nu ioeh tijd om iets te gaan
Te midden van zulk volk, dat wil zeggen te
midelen van het leven, komt men terug met
een xk-l ongerept van zuiverheid, na zooveel
maanden van dagelijkseh samenleven m t
den dood !"
W. G. C. U v v A N e K