De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 18 maart pagina 10

18 maart 1922 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 18 Maart '22. No. 2334 Ik zal hieronder nog eens een spel geven en het bieden en daarra het spelen bespreken. Bij goede beoordeeling van het spel ligt de wijze van spelen voor de hand en is er zeer groote winstkans, maar mijn partner beoor deelde de situatie verkeerd, waardoor wij twee slagen down waren. Mijn partner B had het volgende spel: S aas, boer, 9, 8, 3 H heer, vrouw, 10, 7, 2 R K heer, 10, 4 en annonceerde daarop n schoppen. Hij had een twee kleurenspel en begon dus terecht met een bod in de hoogste kleur. Indien hij geen onmiddellijken steun bij zijn partner vindt, kan hij later zijn tweede lagere kleur noemen , waardoor zijn partner dan weet dat hij in die twee kleuren een vijfkaart heeft en deze partner kan dan, al naarmate den steun, dien hij kan ge ven, hetzij het laatste bod laten doorgaan, of wel een bod van een zelfde aantal slagen in de eerstgenoemde hoogere kleur doen. Nu kwam C, die links van hem zat aan de beurt en annonceerde twee harten, waarop ik het bod van mijn partner verhoogde tot twee schoppen. A, de partner van C bood drie ruiten, mijn partner B drie schoppen, waarop C, aangezien het een vrije doublure was, - wij stonden 12 op den robber doubleerde. D. A en B pasten en B moest alzoo drie gedoubleerde schoppen spelen met de hierna volgende spellen: S aas, boer, 9, 8, 3 H heer, vrouw, 10, 7, 2 R K heer, 10,4 B S vrouw, 5 S heer, 10, 7 H H aas, boer, 9, 6, 5, 3 R Heer, 10, 9, C 8, 7, 5, 3, 2 A R vrouw K 8, 7, 5 K vrouw, 3, 2 m llllIIllllllllltlIIIIIIHIIIMIIIIIIIIItllllllllI l Illtlll tWOONHUYS Leidschestraat 73 Prinsengracht 709?13 AMSTERDAM HuiskamerAmeublement, uitgevoerd in Slavonisch Eiken met Ebbenhout volgens Speciaal ontwerp f 650.J TANTE TRIJN (Hofjes-Idylle) door ZITA REULING. Sommigen hadden altijd ruzie, anderen woonden naast elkander zonder zich met elkaar te bemoeien, weer anderen leefden in rustige vriendschap, genietend van elkan ders koffie en leuterpraatjes. Maar Tante Trijn was algemeen populair. Bepaald po pulair. Het woord is als geschapen voor dit doel. Dat kwam zó: Tante Trijn wist alles, zag alles, hoorde alles, begreep alles en.... zweeg over alles als het graf zelf. Dat was iets buitengewoons op het hofje, en niemand had dan ook zooveel aanloop als Tante. Daarbij kwam nog, dat zij op alles raad wist, een feit, bijna zoo bij zonder als haar zwijgzaamheid. Geen wonder, dat haar deur niet stil stond, 's Ochtends, 's middags en 's ayonds, maar vooral 's avonds, kwamen zij met hun zuchten, hun klachten, hun vragen, hun ergernis of hun verdriet bij Trijn. De een stortte enkel haar hart uit over aangedaan onrecht van een buurvrouw of een liefhebbend familielid, de ander vroeg praktisch raad. En altijd ging de bezoekster met een tevreden gemoed weg. Tante Trijn toch had veel, veel ondervonden en klaagde iemand haar nood over een onhartelijken schoonzoon of schoondochter, dan riep Tante met overtuiging ,,ik voel 't heelemaal met je mee, mens, 't Is als was 't mesellef" en gedeelde smart is halve smart, dus daarom.... En als het te erg was greep Tante naar de kaarten. ,,Ze legde puik de kaart, al zei se 't sellef...." En ook prak tisch wist Tante Trijn op alles en alles raad. Als je plant niet groeien wilde, een vingertoppie roet op de aarde van de pot, hielp uitstekend. Wintervingers? Ben je raar.... hè'k nooit last van.... je hande soo met de seep d'r nog an afdroge, niet eerst afspoele, seep maakt vet vel.... en as niks hellept, dat hellept seker. Puissies in je gesich?.... soo.... en in je hals ook? As 't volle maan ist, 's aves met je hemd driemaal over je D S 6, 4, 2 H 8, 4 R aas, boer, 6, 4 K aas, boer, 9, 6 C kwam uit met ruiten vrouw, die B in den blinde met ruiten aas nam. Wat moet hij nu in zijn eigen hand wegwerpen? Hij heeft acht troeven; er zitten dus vijf troeven tegen. Het overnemen van het twee harten - bod van C door A met drie ruiten, terwijl hij zelf vijf harten heeft wijst op renonce of hoogstens een singleton in harten bij A, en die kleur ruiten bij A moet wel heel lang zijn, want de klaveren kleur heeft B bijna ook geheel en C heeft gedoubleerd. B moet dus m.i. trachten zijn bijslagen te maken in de kla veren kleur. Aan zijn lange harten-kleur heeft hij niets, ook met het oog op de kleine schoppen bij D. Hij moet trachten de troeven er uit te krijgen. B moet dus een kleine harten uit zijn eigen spel bij werpen. Op grond van vorenstaande overwegingen moet hij nu uit den blinde troef spelen. Er zitten vijf troeven tegen; zitten daarvan vier op n hand dan is hij altijd weg, maar zitten zij verdeeld, dan is er nog een groote kans, dat hij het spel wint. B moet dus spelen schoppen twee uit den blinde, die met het aas nemen en aangezien A daarbij een kleine schoppen speelde moet hij nakomen met schoppen drie. Dan was dadelijk gebleken of er kans op winnen was en dat was er, want de troeven zaten ver deeld, en ook, wanneer de troeven verder op n hand hadden gezeten, was het de manier geweest om zoo min mogelijk slagen down te gaan, want, komt C aan slag, dan zal hij, na de laatste troef uit den blinde geslagen te hebben, toch wel eens met harten, waarvan nog niets bekend is, beginnen, tenzij hij de voorkeur aan klaveren geeft, waardoor zoo goed als zeker vier klaveren slagen worden gemaakt; en zelfs in het ongunstigste geval, dat C nog een ruiten heeft houdt B in den blinde toch nog boer tweede van ruiten over, zoodat die kleur ook nog zoo heel veel kwaad niet kan. Nu zou A met schoppen vrouw aan trek gekomen zijn. Speelt A ruiten heer, welnu die wordt getroefd door B en ruiten boer is vrij; speelt hij een misleidende kleine ruiten, dan kan B gerust er een kleine harten, die hij toch af moet staan, bijspelen en speelt hij klaveren, dan maakt B drie klaveren en op de dertiende klaveren moet de laatste troei, schoppen heer, vallen. Het is ook mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat C die laatste kla veren niet troeft, welnu dan speelt B uit den blinde een ruiten, en neemt die in zijn eigen hand met een troefje. Die zal C ook laten loopen want nu moet B wel met harten heer nakomen. Die laat C ook loopen en denkt, dat hij B nu te pakken heeft, maar nu speelt B schoppen, die C moet nemen met den heer. C kan nu niet anders dan harten naspelen en B maakt harten vrouw en daarna zijn laatste troef. Al zou dus klaveren vrouw verkeerd zitten wordt in dit spel altijd drie aan trek gemaakt en zooals de klaveren vrouw zit zelfs vier aan trek. Bij Bridge moet e>k spel goed overwogen worden en dan blijkt juist hoe mooi het spel is. B R i D c E R ?:- J. H. DE BOIS -:HAARLEM, KRUISWEG 68 Tableaux - Estampes - Editions D'art Uit het Kladschrift van Jantje Hoe heerlijck blincken immer mijn revues, en nimmer plat ! Het zijn revues voor jong en out En versch gesproten lof stroomt naar mij toe, als klinkklaar gout. Wat vind ik, wiltzangh, stof! Wat is ter Hall zijn vrijheit **) waert? wat mist hij aen zijn' wensen; Terwijl de vreck zijn potgelt spaert ! O slaef! o arme mensen ! Waer stroomt het geldt te Amsterdam? O kommerziecke Beurs, Daer noit genoegen binnen quam ! Wat mist die plaats al geurs ! Mijn koor danst rond, op 't schoonst gedost, en 't davert onder 't dack. De schouwburg schaft ons dranck en kost, De Kamer onderdack. Wij seuren noch wij treuren niet; wij teeren op 't publiek. Als ik uit mijne sloffen schiet lacht Nederland zich ziek. Wij singen sonder haet en nijt, om politieke buit, ons schouwspel bint zich aan gi.cn tijt, het duurt ons leven uit. Wie een revue-held worden wil, die trekke zich niets aan, van al dat politiek geschil en kieze een vetter baen". M E i. i s S T o K E *) Vrij naar onzen geachten collega J. van den Vondel. **) Vrijheidsbond. 1kj£&W&r^ d 55 577*1»>r~*"sF~' ('"^ '~~^r" ^~"/3vj? ^ ^L ^^&r^ nt^ &**n£<y*f*<fr^ <&&teéfèti ^r-^^^?i Oittee, ? ^Lo,J^^ Jf..f tn-flE:"l'*yjiiiirTimiBïi». .ft ? v VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Illlllllllllllllll '«IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII RIJM-KRONYCK WILTZANGH *) Feestlied, opgedragen aan het Tweede Kamerlid Henri ter Hall, ter gelegen heid van zijn 25-jarig jubileum als revue-koning. Wat zong hij ons, de harlekijn die in de Kamer zat? H. V. te U. De beieekenis van I-'ancy in Multatiili's Minnebrieven is mij niet duidelijk. Zoudt U mij Hierover een beknnpte uitlegging kunnen geven ? Men kan Fancy beschouwen als de Muze welke Multatuli aanriep wanneer hij zich geërgerd gevoelde door de bekrompenheid, domheid en kwaadaardigheid zijner landgenooten. Zij was voor hem het verhevenste wat er is, de edelste werking van den geest, gedacht in den vorm eener actieve en tot het hoogste inspireerend persoon. In de Minnebrieven is Sietske geïdealiseerd tot Fancy, onder den indruk van de hartstochtelijke verecring voor haar is in den zomer van 1861 zijn scheppingsdrangplotseling opgevlamd: in enkele weken schrijft hij de Minnebrieven. Een uitvoerige beschouwing over dit onder werp is te vinden in het boekje over Multatuli door Dr J. van den Bergh van Eysinga. iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiinii iiimiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiin GOEDKOOP WOHS.H gern. HEEMSTEDE, buiten da annexatieplanneiiBouwt op Leeuw en Hooft" d/d Haarlem merhout gemeente Heemstede Lage belasting, billijke prijzen. Watersport ; uitstekenoonder wijs ; Centrum van 't land, onder den rook van Amsterdam. Vraagt geill. brochure, die gratis wordt toegezonden. Bouwterreinen LEEUW & HOOFT", Halte Blauwe Brug. Telefeon 6039. gesich vrijve, van links naar rechts .... trekt de vuile stoffe uit.... Wat? Bijgeloof? Het niks niet met bijgeloof te make. Volle maan is d'r toch en je hemd ook en de puissies verdwijne, let op wa 'k seg.... Wat? Wou je 'n lijssie koope voor 't pertret van je kleinkind.... sonde... . tegenswoordig so duur allemaal. Neem n'stukkie bordpapier, besmeer t' met een beetje stijfsel, strooi n' handje rijst d'r over en dan 't heele saakie in 'n bakkie kokend water met rooie ink. Laat 't droge, knip 'n rontetje d'ruit, plak t'pertretje d'rtege en je heit een mooi roze oreseneeel lijssie, kost je hoogstes 'n kwartje voor 'n flessie rooie ink'." En ze deden het. Er was geen die den raad der wijze Tante Trijn niet opvolgde ! en zij werd bewonderd en erkend over 't heele hof, als een vrouw van veel ondervinding, die je graag hielp met een of ander, die redelijk praatte en altijd in een best humeur was. Enfin, alles koek en ei, zooals Swies 't noemde. Tot op een goeden dag dat gebeurde, wat nooit iemand verwacht of gedacht had van Tante Trijn en waardoor 't voor goed uit was tusschen hen en haar. Nu had de in alle opzichten zoo opperbeste Trijn twee gebreken, n.l. zij was doof (een beetje doovig volgens haar zelf en wel wat erg doof volgens de anderen) en zij was niet geloovig, wat in Hofjestaai beduidde, dat zij nooit ter kerke ging. En op deze beide punten, het doovig en geloovig, waar het gold verbetering, was Tante Trijn ongenaakbaar koppig. Zoo was zij er niet toe te bewegen een hoorn te nemen, noch er toe te krijgen eens mee te ga::n naar de kerk. Begon je over de hoorn, dan was 't antwoord: ,,'k neem d'r nog wel 's een" en begon je over de kerk, zei zei: ,,'k ga nog wel 's" en lachte geluidloos, genoegelijk. De erg vroomen vonden het absoluut niet om te lachen en voelden zich gedrongen er op in te gaan. Bedoel je, dat je nog wel 's gaat, zoo nu en dan, of dat je nog wel 's zal gaan?" ,,'k Bedoel wa'k zeg, da'k nog wel's ga !" zei Triin en lachte weer haar onhoorbaren lach van genoegelijkheid. De vroome vraagstel' zweeg dan, hoewel met een zwaar hart en er werd over iets anders gesproken. Kon toch geeneen van hen lang mokken tegen Tante Trijn en zelfs achter haar rug werd nooit kwaad v n haar gesproken, tenzij eens in den loop van 'n gesprek het doovig en geloovig genoemd werden als twee deerniswekkende feiten, juist daarom zoo te betreuren, omdat zij toch beide voor verbetering vatbaar waren. Wie had gedacht, dat juist deze twee gebreken 't 'm zonden doen.... En tóch kon Tante Trijn 't zelf niet helpen, werkelijk niet. Maar dat wilde niemand toegeven en toen Boontje later in een e opwelling van zachtzinnigheid zei och, alles komt toch zooals 't weze mot" waren de aanwezige juffrouwen onder- en bovenburen zeer op haar gebelgd. Tante Trijn woonde, zoolang zij al op 't hof was, aan den binnenkant links in den hoek. Zij woonde beneden en 's zomers stond altijd een stoel onder haar raam. Daar zaten zij graag mn een praatje te maken met Trijn. Tante zelf schoof dan haar schuifraam hoog op en lei niet d'r halve lijf over de vensterbank. Ze deed altijd een kussentje tusschen d'r maag, zooals zij verklaarde aan nog-niet-wetenden, want de riggel was wat hard. En als nu de juffrouw buiten i p den stoel nog een leege stoof kreeg onder haar voeten, staken zij van wal en koeterwaalden, tot in het oneindige. Nu woonde boven Tan'.e Trijn Juffrouw Huppert, weduwe van dui heer Huppert zaliger. De Juffrouw Huppert ging door voor erg hoogmoedig, omdat zij ten eerste een naamkaartje aan haar deur had, netjes vastgeprikt met twee punaises, waarop te lezen stond: Mevrouw de Wed. HuppertKolk, 'm zoet-schninloopend drnkschriit. Ten tweede was zij in het bezit van een echt zilveren theepot, ten derde had zij een dochter die eiken zomer O weken met man en kinderen naar Zandvoort ging. Dit waren de drie voornaamste punten, die vaststelden, dat Juffrouw Huppert trotsch en hoogmoedig was, want wie op 't hofje prikte of had ooit geprikt een naamkaartje aan zijn deur, wie pronkte met een echt zilveren theepot en schepte op over zijn kinderen die naar Zand voort gingen?. . . . \\'as dat niet hoogmoedig? lui als de zomersche dagen er weer waren en de stoel en de stoof en 't halve lijf van tante Trijn weer buitenkwamen, gebeurde het dikwijls, dat ook juffrouw Huppert boven uit 't raam hing, even uitermate vrien delijk knikte tegen stoel, bezitster en de zich den-hals-naar-boven-draaieiide Tante Trijn en verder geen deel nam aan 't gesprek. Onverschillig tuurde /ij over de lunst ers, luisterde naar de vogels, naar het piepend hijgen der pomp, als iemand een emmertje water kwam halen, zoo onverschillig en afgetrokken als hins; zij heel alleen. Natuurlijk hoorde zij alles wat gezegd werd, want de afstand was kort en vooral toen Tante bij den dag doover werd, ontging Juffrouw Huppert geen woord van wat er gesproken werd. Zoo kwamen de overige Hof-dames ertoe, om* als zij iets belangrijks te zeggen of te vragen hadden, naar binnen te gaan, want Juffrouw Huppert behoefde niet alles te weten, (hit mens, se bemoeit zich anders nooit erreges mee" had Tante Trijn gezegd, die alweer heele goede maatjes was met haar bovenbuurvrouw, altijd heel belangstellend vroeg naar de 6-weken-naar-Zandvoortgaande dochter en den theepot bewonderde. Tante had ook al raad gegeven aan Juffrouw Huppert, hem (den theepot n.l.) eiken dag met een scheutje kokend water te overgieten dan bleef-tie prachtig blank en glimmend, welke raad Juffrouw Huppert nauwgezet opvolgde. Toch wil 'k niet dat ze alles hoort" had de bezoekster, Juffrouw Korthoorn van den achterkant, gezegd en met ge wichtig gebaar het raam dichtgeschoven. Maar hoe joeg tante Trijn genoemde Juffrouw den schrik op 't lijf, toen deze haar iets in 't oor getoeterd had, op schor gedempten toon, over een geheimzinnig verschijnsel aan haar hoofd, lijkende op een vetbult, een gezwel of een vetknobbel, of zoo iets. Of wat zou 't kenne weze?.... verstaa a-a je me?" Ik verstaan je, maar zij".... en Tante wees genoegelijk naar de zoldering. . ..verstaat je ook" Wat bedoel je. ..." ,,'k Bedoel wa'k zeg, dat ze ook alles ken hoore, wat hier gepraat wordt." Luistert ze dan, hoe weet je dat?" Ze heit 't me sellef verteld! ____ " Trijn zei 't genoegelijk, ietwas triomfantelijk bijna, terwijl ze lachte haar geluidloozen lach. ,,'k Vin 't schandalig," siste Juffrouw Korthoorn. Da'k 't schandalig vin om soo te luistere. ." Juffrouw Korthoorn's stemgeluid schoot af in 't oor van Tante Trijn als 'n kogel uit 'n kanon en liet een ruischend dreunen achter. Hèmens wat schreeuw je.... Ja, 'k hoor 't wel. Maar wa'k zegge wilde, Juffre Huppert luistert niet expres, ze hoort 't door de balleke heen, heit se geselt. Jullie schreeuwt1 ook soo krimenele hard." Seg liever, dat jij zoo verschrikkelijk doof wordt" snibde Juffrouw Korthoorn. Nou-oii-ou . . . . " een langgerekt ou" van ongeloovige verbazing ontglipte Tante's wijze lippen, zij trok de wenkbrauwen op en keek Juffrouw Korthoorn in 't gelaat als dacht zij: Wat seg je me daarvan, IK doof. ." Je mot toch 's een hoorn koope Trijn, mens 't is voor je eige gemak." Ja ik neem d'r nog wel's een," en Tante direkt weer genoegelijk, begon over iets anders en weldra kwam de vetknobbel op Juffrouw Korthoorn's edel hoofd ter sprake en raadde Tante Trijn Late' uitgroeien, mot nog meer swelle, slinkt dan vansellef wel weer, je hoofd warrem honwe." Juffrouw Kort hoorn ging heen, hoogst gelukkig en gerustge steld omtrent den knobbel, maar plotseling schrok ze hevig, wierp een uitpuilenden blik naar de zoldering as se 't nou gehoord heit?" Ze is d'r niet vanavond" zei Tante en had hierover geweldig pret. Met haar omslagdoek stijf om haar hoofd ter bescherming des knobbels, stak Juffrouw Korthoorn deu tuin over naar den achterkant. Zou ze even inwippen bij Juffrouw de Lange? Maar niks segge van Juffrouw Huppert, of schoon, eigenlijk is 't je plicht. En juffrouw Korthoorn wipte en zeide, gedreven door plichtsgevoel, dat je moest oppasse as je 's wat te vertellen had an Tante Trijn, want dat die Juffr. Huppert alles hoorde nu Trijn zoo doof werd, zie je en je nu zoo hard most prate weet je.... En weldra verspreidde zich het treurig nieuws over het geheele hof dat je niet meer zoo vrij en openlijk met Tante Trijn kon prate', noch binnen, noch buite', want dat die Juffrouw Huppert alles afluisterde en Swies, op een goeden dag, zei het met haar gewone ongegeneerdheid Juffrouw Huppert in 't gezicht. Ik vin' niet, dat je hoeft te luistere', niks niet fijn voor een dame van een zilvere' thee pot," waarop Mevrouw de Wed. Huppert het uitkruiste, of ze soms most verhuize' om Tante Trijn en of f e ze dachte, dat dat ewouwel van hun d'rinteresseerde? Nee, so 'n brutaliteit dee' de deur dicht'", waarop Mevrouw zeif haar deur dicht deed en de diepgedachte overpeinzing uitte: ,,'t Is kaseweel, dat se hier niet kenne hebbe, dat je van nette komaf bent." Jaantje Swies daalde pruttelend en hijgend de trap af en prevelde lekker, 'k het toch geselt" met de naïeve blijdschap van een kind. Maar van dien tijd af had Tante Trijn minder toeloop. En zij kon 't toch eigenlijk niet hel pen. Ofschoon, naar hen toegaan, dat deed ze niet. Maar dat was het ook niet, ze wilden wel bij haar komen, als die Juffrouw Huppert er maar niet geweest was, die altijd alles hoorde.... Ja, ze werd wel wat doovig den laatsten tijd, ze most maar 's zien, misschien zou ze nog wel 's 'n hoorn nemen. (Slot volgt.) J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG DE BEST EHOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl