De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 18 maart pagina 5

18 maart 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

18 Maart '22. No. 2334 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN XVIII ledere Hollandsche vrouw, die zich respec teert, moetin deze maanden iets uitkloppen, afstoffen, opruimen of uitslaan; ze moet met open ramen, stofdoeken, trapleeren en een huishoudschort in de weer zijn, en afwisse lend zich midden in een chaos, en dan weer voor een onwezenlijk-nette kast, of een beangstigend-rechthoekig-gerangschikt bureau be vinden; haar handen moeten stug voelen van het dikwijls-wasschen, en als ze'geen pijn in haar rug van moeheid heeft, draagt ze verborgen de schaamte, dien dag in haar roeping te zijn te kort geschoten. Zoo heb ook ik mijn jaarlijksche taak op mij genomen, en vier boekenkasten, negen bureau laden en twee boekenhangers achter elkaar leeg geladen, uitgeklopt, afgeveegd en weer volgeladen, tot een volgend voorjaar ons weer een stoffig weerzien brengen zal. Ik kan niet anders zeggen, dan dat het een geestelijk-boeiend en ontroerend werk is. In de eerste plaats de boekenkasten: al meen je nog zoo precies op de hoogte te zijn van je eigen bezit, uit hoekjes en gaatjes ko men altijd verrassingen, die je wel zózoudt willen gaan lezen, op de bovenste tree van het trapje, met stapels tijdschriften, school boeken, romans en verzen door de heele kamer verspreid; en er zijn altijd bandjes, die je ergens op een hooge plank hadt opgeborgen, omdat hun naam je niets zei, en die nu ineens je dierbaarste bezit en je heiligste schat wor den, omdat je ergens iets hebt gelezen, ge hoord of beleefd,waardoor die doode bladzijden opeens hun volle beteekenis, hun eigenlijke leven voor je krijgen. En dan de altijd weer opwindende sport de rijen te schikken." Het is als een tafel met gasten, waar de teuitbundige uit de buurt van de te-stille moet worden gehouden, en -waar de geestelijke harmonie evenzeer moet worden in acht ge nomen, als die van de japon-kleuren.... Wie van Rostand op Maeterlinck te land moet komen, kan een glimlach niet onderdrukken, als hij de comtesse de Noailles als traitd'union vindt, en als op de plank van de gróte boeken Geertje" en Voor de Poort" naast elkaar staan, en op de plank van de kleine Ooethe's liefdeleven" en Charlotte von Stein," dan dringt zich opnieuw de diner-"visie op, en lijkt het een zeer geslaagd feest. Maar nog sterker wordt ons hart bij het werk onzer handen betrokken, als de laden van het bureau in het licht worden getild, die laden, die de liefste herinneringen en de stout ste plannen van jaren in hun donkeren schoot bewaren; want naast de eerste balboekjes, .verfrommeld en vergeeld, de menu's met nen, dierbaren naam, en de armelijkverf lenste cotillonverrassingen, liggen er ook het schema voor mijn eerste en eenige tooneelstuk; het voorspel voor een zinnebeeldig drama" en half-affe verzen bij dozijnen..». Ondereen pakje contracten komen de mooie" recensies te voorschijn, (wie bewaart zuinig de slechte?) die eerste woorden van waar deering, toen ik net de helft van het aantal jaren van nu telde, en dronken van verbazing ' en hoop en angst 'en verwachting, zoo'n courantenuitknipsel diep-verborgen in m'n portemonnaie koesterde, tot het op de randjes volkomen doorgesleten was. En dan al de uiteenloopende opzetten" voor verhaaltjes, voor romans zelfs; de blad zijden, waarover je nu heen gebogen zit, met een verbaasde onzekerheid:.waar wilde ik naar toe? waarop moest deze geschiedenis uitloopen? terwijl het toch eens heel diep uit je binnenste opgekomen moet zijn, en je er toch de ernstigste overtuiging over moet gehad hebben. Aan den anderen kant slapen de reisherinnenngen, de portretten en de brieven; het was .vandaag te koud om iets voor Noorwegen te voelen, maar Italië raakte me op een teer plekje, en het graf van Swinburne op het eiland Wight deed me opeens zoo hartstochte lijk verlangen naar de weelde van het voorjaar daar, in tegenstelling met onze schrale luchten, dat ik naar de zonnige prentjes van het Bois joli" heelemaal niet meer durfde kijken. Maar niets geeft zoo sterk de sensatie van oud-worden, van de vergankelijkheid van alle vreugde en de onzekerheid van het leven, als het rommelen in oude photo's en oude brieven. O, het terugzien van de kieken uit mijn studententijd, waar" we lachend samenzaten, vol van het gaudeamus igitur, juvenes dum sumus" terwijl elk jaar, bij het natellen der geliefde hoofden, er al weer meer, aan de humus" ten prooi gevallen zijn. Die kieken, die een blij of een pathetisch moment vastlegden, waarvan we, als we ze nu in handen houden, de essence nog eens op de tong proeven, met een nieuwen bijsmaak; want toen wisten we nog niet, hoe alles anders zou worden dan we dachten, en hoe we uit elkaar zouden raken, en als vreemden zouden worden; terwijl toen onze oogen e"én toekomst tegemoet droomden. Oude kieken, oude brieven, van menschen, die ons lief waren, en die gestorven zijn; ^van rrjenschen, die ons lief waren, en die (vreemder speling van het lot !) naast ons zijn blijven voortleven, en toch, geestelijk, onbereik baar ver van ons zijn afgedwaald; die, tegenover hun eigen vroegere brieven, niet-begrijpend en afwerend zouden staan.... Wie, op een stormigen, zonnigen lentedag, een heelen middag op den grond heeft gezeten, tusschen pakjes vergeeld papier; wie verklonken stem men heeft beluisterd, en op lieve ge zichten gestaard, die nu veranderd en verouderd over de wereld rondloopen, hij keert met een weemoedig hart en een eigenaardig, in-zich-zelf-gekeerd gevoel tot het gewone, dagelijksche bestaan terug; en hij kan de gedachte niet van zich afzetten, dat het leven toch wel heel erg lang moet zijn, als zooveel, dat toch eens gloeiend en stralend leefde, zoo volkomen begraven en vergeten worden kan. ANNIE SA i. o M ONS KLEEDING VAN DE MAAND Takenlnt voor ,^te Amsterdammer" van P. O. Haighton E. v. d. Sigtenhorst Meijer, De Maas (voor piano op. 11); Oude Kasteelen (voor piano op. 14). Deze composities zijn niet naturalis tisch beschrijvend, maareen weerspiege ling der fantasieën, bij den componist door de gedachte aan die onderwerpen gewekt. Zooals Schiller zijn Wilhelm Teil" schreef, zonder ooit in Zwitser land geweest te zijn, zoo geeft de dichter-componist zijne uitbeeldingen, zonder de werkelijkheid gezien te heb ben. En dat die beelden raak zijn, waarborgtj^ons^de echtheid van het gevoel en het kunstenaarsvermogen van den toondichter. Zoo lieflijk is de beschrijving van Twickel" met de bloemen-guirlanden, en de bloei rhododendrons in de bosschen; en zoo majestueus is ,,de Brittenburg", in 1600 bij Katwijk in de zee verzonken. Men hoort de hoogopgaande golven bruischen, men waant zich midden in de onstuimige zee, waarin het slot verzwolgen wordt. Een prachtig stemmingsbeeld ! M. BERDENIS VAN BERLEKOM MUZIEKBESPREKING Wij meenden goed te doen deze muziekbespreking als laatste medewerking van Marie Berdenis van 3?rlekorn na haar overlijden nog te plaatsen. E. M. R. E. VAN DEN SIGTENHORST MEYER, I. ST. QUENTIN; RUÏNEN. 1) Te droef voor woorden zijn deze tonen. De steenen leven, spreken hunne schrijnende klacht. In de blauwe, ijle lucht verheffen zich stukken van spitse torens; door holten van de gothische vensterramen, hunne zachte contours nog even toonend, speelt spook achtig het licht, en waar men het oog wendt, ziet men leege vormen, afgebrokkeld, als door een demon. Hopeloos schreien zij hun leed, want deze steenen, weerspiegelend het leven van eeuwen, zijn geschonden, onmeedoogend, en hunne naakte wonden stellen zij hulpeloos ten toon. De cathedraal eene huivering bevangt ons bij het zien van die afgebroken staken, van hetgeen eens heilig leven was, rein in schoonheid en zuiverheid. De steenen zelve klagen aan eene wreede wereld. Geen klacht kan te zwaar zijn voor zulk een smart. Op een begeleiding van duistere, gesynco peerde tonen, verheft zich zacht in het donker zwaar de klacht, even in een kort motief, als een zucht, zich doordringender uitend. Ten tweeden male klinkt zij, in oc taven, krachtiger wordend, naar de hoogte gaande in gillende septimen-sprongen, waarna zij, diminuendo, daalt in schrille dissonanten. Weer zet de klacht in, molto pesante", nu, nijpender, tot zij, na een hartstochtelijken climax ff. piu accelerando", over f mineur in fis mineur, als in machtige ba zuinen davert over de aarde con tutta forza". Dan breekt zij, in gis mineur, in snijdende kreten uit, waarna zij, in de donkere akkoorden van den aanvang, troosteloos verzinkt. II. ST. QUENTIN; OPBOUW. 1) Allen Gewalten Zum Trotz sich erhalten; Nimmer sich beugen, Kraftig sich zeigen, Rufet die Arme der Götter herbei. ' (Goethe). Deze stemming van Goethe's ' gedicht leeft in Opbouw". Het is een drang tot leven, een wroeten en strijden, een worstelen van titanen,* bovenmenschelijk zwaar, waar 1) Op. 12. G. Alsbach, Amsterdam. Zwart laken cape, versierd met Turksche figuren, in veelkleurige zijde geborduurd. Kleine, zwarte zijden hoed met lange, zwarte veer. iiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit IIIIMII iiiiiiiiiiimiiimiiiiiii tui tusschen de machtige klare melodie van het bereikte klinkt. Somtijds schijnt deze in lichte teere kleuren, dan weder voelt men in haar den reusachtigen, somberen strijd. In den klassieken vorm der fuga wordt dit grootsche weergegeven, voorafgegaan door eene in leiding, die het materiaal der fuga schetst, en gevolgd door een coda", waarin de fugathema's verbreed optreden. Aarzelend, zacht, in leege tertsen, in b-mineur, in de laagte, zet het opbouwmotief" vragend in; zacht klagend in de hoogte beantwoord. Weer klinkt het op dezelfde wijze, gevolgd door de klacht, eindelijk in de diepte zinkend. Dan ontwikkelt zich, uit de opbouwkiem" eene langere melodie, tweestemmig, contrapuntisch bewerkt, waartegen een twee de thema, uit de klacht ontstaan, maar breeder, energiek optreedt poco marcato", zeer teer wordend, dan krachtiger, in ver schillende overgangen, tot het fortissimo, largamento" schalt, begeleid door het opbouw-motief en dalend molto ritardando", verzinkt. Hier begint lieflijk con chiarezza", in hooge tonen, de fuga driestemmig, in hare ontwikkeling dramatisch de stemmingen der motieven weergevend. Een grootsch expos van den strijd ontstaat, daverend klinkt het opbouw-thema, in de worsteling. Na een geweldigen climax, eindigt de fuga in eene lieflijke periode; in het vage licht der opvol gende tertsen, schijnt zacht de melodie. Een coda" volgt, die eene amplificatie der motieven brengt. Geagiteerd, somber, twee stemmig, werkt de opbouw-kiem" in ge weldige stijging, gevolgd door een machtig optreden van het tegen-thema, in het heldere d-majeiir, midden in den strijd ter over winning voerend. Een plotselinge overgang naar f majeur, molto aéreo" doet een krach tig licht schijnen, tegen de zware slagen in den bas. Aan het slot klinkt het opbouwthema, eenstemmig, marcatissimo", beant woord, als in de aanvang, door de klagende tonen, maar nu in de laagte; op het laatst, door de majeur-terts, bemoediging gevend. Deze composities verbreeden het uitdruk kingsvermogen van het klavier, door de bijna orchestrale kleur en de geconcentreerde macht der motieven, die de gevoelens zelve weergeven. Gevoel en uiting zijn gelijk: in forsche lijnen verrijst het tonengebouw voor ons: het wee zeggend. iiMitmiiiiiMim VRAAGT: SIPKES' FIJNSTE DESSERTWERKEN IIIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIlllllllllllHIllliiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHIIIIIIIIHIIIIIlllllll Illlllllllllllllllllllll Illllllllllll DE RINGEN VAN ROSITTEN De terugkeer der vogels is sedert eenige weken aan den gang en dank zij het strenge, late wintertje, genieten wij het natuurver schijnsel weer eens op waarlijk indrukwekkende wijze. Toen de vorst week, waren op een dag opeens alle weiden vol van kievitten en zong allerwege de zanglijster. De troepen spreeuwen telden opeens honderden inplaats van dozijntjës. Gisteren joelden als van ouds een half dozijn wulpen boven het meertje van Berkhout en zochten er 's avonds een dertig tal witte kwikstaartjes hun -slaapplaats in het riet, om den volgenden dag de reis voort te zetten. Of het ieder jaar dezelfde kwikstaartjes zijn, die daar komen pleisteren? En of de zelfde zanglijsters van verleden jaar weer in mijn stekelspar gaan bouwen? Op deze en dergelijken vragen geven de ringen van Rossitten antwoord. Daarbij zijn in de laatste jaren ook nog gekomen de ringen van Leiden, de ringen van Londen en vroeger hadden we ook al de ringen van Denemarken. Omdat het aluminium nog zoo duur is en de porto's hoog en om nog meer narigheid wordt er thans niet zoo veel geringd als vroe ger, maar Rossitten heeft in het afgeloopen jaar toch tusschen de vijf- en zesduizend vogels voorzien van het lichte herkenriingsteeken om den poot: een genummerd en gewaarmerkt .ringetje dat door een vernuf tige en eenvoudige constructie zeer gemakke lijk met een knijptangetje om den loop be vestigd wordt. Het dier heeft er geen last van en kan er heel oud mee worden. Men heeft wel eens de vrees geuit, dat weetgierige men schen nu druk op alle vogels zouden gaan schieten, otrTtnaar zooveel mogelijk geringde exemplaren te bemachtigen, maar die vrees blijkt gelukkig ongegrond. Verreweg de meeste ringvogels komen op geheel andere manieren aan hun eind. Dat een vogel ondanks zijn ring heel oud kan worden blijkt uit No. 1120, een kokmeeuw, die als donsjong geringd werd bij Rossitten op 8 Juli 1908 en die daar op dezelfde plaats door Thienemann zelf op 11 Juli 1920 werd bemachtigd. Dat dier was dus twaalf jaar oud geworden, had twaalf maal de reis heen en terug gedaan naar de Atlantische kusten wie weet hoeveel jonge meeuwtjes op de Nehrung uitgebroed. Hij werd er nu nog eens goed op aangekeken, om te onderzoeken of de hooge leeftijd bij deze vogels ook bepaaldekenmerken met zich brengt, maar 't bleek, dat een twaalf jarige meeuw niet van een zesjarige is te onderscheiden. Op 7 Augustus 1920 werd er nog een kokmeeuw ingeleverd met een ring waarvan het nummer heelemaal versleten was, en die dus waarschijnlijk een nog hooger leeftijd had bereikt. Meeuwtje 18852 werd 5 December 1920 bij Zwolle geschoten, een metgezel bij Baiceloha. Hieruit en uit nog tal van andere gegevens blijkt dat de meeuwen van een en dezelfde broedplaats zich in den winter over een zeer uitgestrekt gebied verspreiden. Een andei zeer leei/.aam geval is Buizeid Nu. 27505.C. LX'ze weid in de lente van 1919 in gevangenschap groot gebiacht te Lulu aan de Main door Dr. Stadier, den geleerde, die in de laatste jaren zooveel gedaan heeft voor nauwkeuriger studie van den zang der vogels. Hij ringde zijn vogel en liet hem vrij. In No vember kwam de vogel terug, werd weer een poosje gevangen gehouden en weer vrij g-elaten. Een jaar later werd hij geschoten door' een jager, die hem er op betrapte dat hij naar een haas stiet. Hierui| leeren wij ten eerste, dat een vogel terugkeert naar zijn bakermat en ten tweede dat vogels,die uit gevangenschap worden vrij gelaten er toch wel in slagen, om in hun eigen onderhoud te voorzien. Men meent wel eens van niet en heeft vriende lijke vogelbeschermsters, die op markten kooienvol puttertjes de vrijheid gaven, wel eens verweten, dat zij hun lievelingen prijs gaven aan een wissen dood. Nog interessanter is in dit opzicht gierzwalnw No. 18529 F. D;ze is in Brunswijk geboren, maar dadelijk, nog naakten hulpeloos naar Berlijn gezonden, waar hij binnens kamers werd opgefokt door Heinroth.een nog al bekend Dultsche ornitholoog. Toen het dier vliegen kon, werd het naar het dak ge bracht en daar vrij gelaten. Het diertje had nooit van zijn leven een oudere soortgenoot gezien en van de heele wereld niets anders dan Heinroth's vogelkameitje. Maar hij he.eft zich erdoor weten te slaan. Op 9 Mei 1920, bijna twee jaar nadat hij was vrij gelaten vloog hij, waarschijnlijk bij ongeluk, binnen in een badkamertje te Spandau, dat is voor een gierzwaluw zoowat hetzelfde als Berlijn. Hij werd weer vrijgelaten. Hier zien wij dus, dat de ge boorteplaats, het familieverblijf, de woonplaats van den stam voor dezen vogel niets te be duiden hadden. Hij is eenvoudig teruggekeerd naai de plaats, waai hij zijn vlucht is bügtmnin. 't Zuu nog aaicligei wezen, als wij nu metterVAN ALLES WAT E. v. D. SIGTENHORST MEYER. Veltdeuntjes van P. C. HOOFT, op. 15. Uitgave van A. A. Noske, 's-Gravenhage. Zij zijn zoo licht en teer, geestig]en bekoorlijk gecomponeerd, dat tekst en muziek allerkeurigste tafreeltjes vor men: eenige van oud-Holland's beste minnedichtjes, door eenmeesterhandop muziek gezet.* Hoe natuurlijk weet de componist zich aan te passen aan den eenvoud, en de leukheid en de charme van den tekst. Want vorm en inhoud zijn onafscheidelijk in de kunst. Door haar goddelijke inpasierti worden beide n. A. A. NOSKE. Tien Bagatellen voor kla vier Uitgave van A. A. Noske, 's-Gravenhage. Eene uitgave, bij gelegenheid van zijn 25 jarig jubileum als uitgever verschenen. Composities, in dezen levensmoeden, zwaren tijd, als rozeknop.jes zoo teer en frisch, ge lukkig en natuurlijk, Ontbloeid als zij zijn, in de sfeer van vrouwenliefde, en kinder stemmetjes: Lenteliedje (?Aan Wim"). Daar is het keurige, wiegende walsje, en het droomerige Slaapliedje, en het verrukkelijke Oostersch dansje, en de lichte Tarantelle, waarbij men de elfjes ziet dansen. Fleurige muziek, voor kleintjes en voor grootere. M E T A P H. SPECIALE INRICHTING voor Markiezen en Zonneschermen tegen concureerende prijzen ittMilimillimiMlimilllllllMltttll iiiim.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimliiiiiiiiiiiin bekwame huismoeders, alles behalve volmaakt zijn. Maar zij kunnen iets geven wat bij de beste familie-opleiding niet mogelijk is: het meer systematisch werken, waardoor een leerling niets doet zonder te moeten bearijpen waarom ; meer gelegenheid tot het vormen van een zelfstandig oordeel, b.v. op het stuk van warenkennis en vergelijking van werk tuigen en hereedschap; en, door gezamenlijken arbeid, het zich spiegelen aan elkanders fou ten. Hierdoor kan het onderwijs op huis houdscholen prachtig dienen, ter aanvulling van de in eigen keuken en kelder en provisiekast enz. opgedane oefening. De huishoudkunde, zooals zij tegenwoordig wordt opgevat als een op degelijke kennis gegrond bedrijf, is waarlijk heel wat minder eentonig, en daardoor gezonder en frisscher, dan b.v. het meeste kantoorwerk, en rijk aan voldoening voor wie er in geslaagd is, haar werkelijk te beheerschen. Aan alle jonge meisjes, die niet weten welk vak zij zullen kiezen", zou ik willen aanraden met dit vak te beginnen, 't Zal haar stellig geen kwaad doen, en allicht, voor haar later leven, veel goeds opleveren. GEERTRUIDA CARELSEN. iiiiiiiftiiiiMiiiiiiillMliilllillliltliMliiiimiiiiiiilliiiiimiir tlliiliiiiiitimi DE VEERMAN ZONDER VAK. Van de vele dozijnen meisjes, voor wie in dezen zomer haar eigenlijke schooltijd afge sloten werd, zijn nu waarschijnlijk de groot ste helft reeds bezig zich voor een of ander vak te bekwamen. Ja, gaandeweg is dit zoozeer in zwang gekomen, en werken de tijdsomstandigheden mee om dat bijna tot regel te maken, dat sommigen, met wie dit niet het geval is, er een zekere leegte of gemis door voelen. Zoo zei mij dezer dagen een jonge dame op eenigszins weemoedigen toon: ,,Ik heb in het geheel geen vak, en ik weet niet ns welk ik zou kiezen." Aan haar en haars gelijken zou ik, op grond van eigen ervaring, willen verzekeren : ,,Mij dunkt, dat is volstrekt zoo naar niet. Ik had ook op uw leeftijd geen speciaal vak; en eigenlijk heb ik er nog geen. En ik heb daarvan nooit spijt of berouw gehad ; ook niet toen het er op aan kwam, zelve den kost te verdienen. Ik heb eenvoudig, altijddoor gedaan wat mijn hand vond om te doen, onderwijl steeds oppikkend wat kon dienen om mijn algemeene ontwikkeling te bevorderen en mijn horizon te verruimen." Thans, meer nog dan in mijn jeugd, komt het er, voor meisjes van alle standen, op aan : goede huishoudsters te worden. Daartoe mogen zij trachten zich te be kwamen, al naar de omstandigheden er toe leiden; misschien gedeeltelijk in het ouderlijk huis, als moeders helpster, of in andere, drukke gezinnen, gedeeltelijk aan huishoudscholen. Deze laatste versmade men niet. Ik weet wel dat zij, volgens vele De jonge veerman voer reizigers over het meer met zijn zeilboot. De zon scheen hel op het groe*e water. Hij zag het niet en zijn ziel was onbewogen. Maar eens betrad een vrouw zijn schip en wenschte naar de overzijde van het meer te worden gevaren. Haar mond glim lachte terwijl zij sprak en haar oogen waren blauw als de onbesmette lucht boven het meer. En terwijl zij glimlachend opzag tot den veerman, ontwaarde deze, dat de zon scheen op het groene water.... De jongen heesch het zeil, maar het water was glad en blank als de hand der vrouw. En slechts langzaam voer de boot. Maar de vrouw zong een lied, dat vreemd klonk over het rimpellooze water en toen de jonge veerman vroeg, welk lied zij zong, antwoordde zij: ' Heb je nooit eerder dat lied gehoord? Het is de serenade aan het geluk". Slechts langzaam voer de boot, maar de jonge Veerman, zittend bij het roer, luisterde naar haar stem en zag stil naar haar oogen, blauw als de lucht, zoodat zij spoedig aan de overzijde van het meer gekomen waren. De vrouw stond nu op en stapte aan wal en de veerman, staande op den voorkant van zijn boot, bukte zich en zij kusten elkander den mond.... Toen ging zij verder en hij bleef staan kijken tot haar gestalte lang verdwenen was tegen den horizont en toen hij weer de lichte blauwe lucht zag, vielen twee tranen in het groene, onbewogen water. En hij zong het lied, dat zij gezongen had en het ontroerde zijn ziel. Hij weende, maar tusschen zijn tranen door zag hij de lichte zon schijnen, warm als haar kus en hij zag in den blauwen hemel haar lichtende oogen en lachenden mond. Nog vaart de veerman reizigers met zijn zeilboot over het meer, maar als hun voeten de boot verlaten en den grond bestijgen, waar de vrouw eenmaal ging, sluit hij even de oogen. A. P. M. MOUSSAULT iiiiiiilniiimiillilmii iiiiimilliliiiiiiiiiiii VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. tijd te weten kwamen, dat hij met een echte Berlijnsche getrouwd is. Meteen zien we, dat we heel wat van ringvogels te weten kunnen komen, zonder dat ze gedood behoeven te worden. Er woont een gekraagd roodstaartje te Herrnsdorf bij Berlijn, dat als klein vlekkig donsjong op 16 Mei 1919 geringd werd en een poosje ge vangen gehouden. In Juni bracht men het dier een klein uurtje ver weg en liet het vliegen in een bosch. Regelrecht keerde het jonge beest naar zijn geboorteplaats terug. In den herfst verdween hij natuurlijk, maar 21 April 1920 kwam hij weer terug in zijn tuin en 5 Mei 1921 opnieuw. Tusschen tijdswerd hij ook her haalde malen gevangen en weer vrijgelaten, zoodat we nu wel zeker weten, dat de roodstaart van den tuin van Hermsdorf drie jaar achtereen wel steedt dezelfde is geweest. De Engelschen zijn niet minder bezig ge weest dan de Lhiitschers. Vanwege het tijd schrift Biïtish Birds wordt er in Engeland geringd sedert 1904 en tot ultimo December 1921 zijn er 105,435 vogels gemerkt. De Engelschen vatten dat nog al sportief op. Het tijschrift deelt mede, wie de meeste vogels heeft geringd. De recordhouder voor 1921 is een zekere mijnheer Mayall, die niet minder dan 1408 keer met goeden uitslag in liet tangetje kneep. Ongeveer drie percent van al die vogels werden weer gevangen of ge dood, van de eene sooit meer, van de an dere minder. Van 645 geringde eenden werden er 143 geschoten, natuurlijk door de jacht. Als gehate vogels moesten de sperwers, reigers en de aalscholvers tol betalen niet 14,9; 15,3 en 16,8 pi-rcent, een waie slachting. Daar staat tegenover dat van ik- 7597 geringde zwaluwen er slechts ll weer vielen in de han den van onderzot1 kei s en van de giauwe vliegenvangers slechts een op de duizend. Uit al deze cijfers blijkt zeer duidelijk, dat het ringen van vogels en de zucht om geringde vogels te bemachtigen niet den minsten in vloed heeft op de vogelsterfte. Men kan dan ook gerust deze proeven voortzetten. Tot nu toe gaat het vrij wel in het wilde weg; iedereen die er lust in heeft kan het doen en dan zonder bepaalde voorwaarden van tijd en plaats of vogelsoort. Naarmate evenwel de verkregen resultaten bewerkt en vergeleken winden zal het werk meer systematisch kun nen gebeuren en dan zullen we ook langzamer hand een heel anderen kijk dan tot nu toe krijgen op het wonder van den vogeltrek. . Wie hier in Nederland ringen wil, kan zich daarover verstaan met professor E. D. van Oort te Leiden. J A C. P. T H l J SS E lllllllllllllllllmillllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIHHIIII ?itimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiMiimiuiimiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM (?MOERHEIM"! jDEDEMSVAARTi l heeft l l de vaste-planten-prijzen l teruggebracht f | tot het gemiddelde j van l I 1914 f s ?tlllUlUimMtUmilltllUllllll«lltlimmtllttlttmttlllltllttltimttilttmill)~

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl