Historisch Archief 1877-1940
18 Maart '22. No. 2334
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
XVIII
ledere Hollandsche vrouw, die zich respec
teert, moetin deze maanden iets uitkloppen,
afstoffen, opruimen of uitslaan; ze moet met
open ramen, stofdoeken, trapleeren en een
huishoudschort in de weer zijn, en afwisse
lend zich midden in een chaos, en dan weer voor
een onwezenlijk-nette kast, of een
beangstigend-rechthoekig-gerangschikt bureau be
vinden; haar handen moeten stug voelen
van het dikwijls-wasschen, en als ze'geen pijn
in haar rug van moeheid heeft, draagt ze
verborgen de schaamte, dien dag in haar
roeping te zijn te kort geschoten.
Zoo heb ook ik mijn jaarlijksche taak op mij
genomen, en vier boekenkasten, negen bureau
laden en twee boekenhangers achter elkaar
leeg geladen, uitgeklopt, afgeveegd en weer
volgeladen, tot een volgend voorjaar ons weer
een stoffig weerzien brengen zal.
Ik kan niet anders zeggen, dan dat het een
geestelijk-boeiend en ontroerend werk is.
In de eerste plaats de boekenkasten: al
meen je nog zoo precies op de hoogte te zijn
van je eigen bezit, uit hoekjes en gaatjes ko
men altijd verrassingen, die je wel zózoudt
willen gaan lezen, op de bovenste tree van
het trapje, met stapels tijdschriften, school
boeken, romans en verzen door de heele kamer
verspreid; en er zijn altijd bandjes, die je
ergens op een hooge plank hadt opgeborgen,
omdat hun naam je niets zei, en die nu ineens
je dierbaarste bezit en je heiligste schat wor
den, omdat je ergens iets hebt gelezen, ge
hoord of beleefd,waardoor die doode bladzijden
opeens hun volle beteekenis, hun eigenlijke
leven voor je krijgen. En dan de altijd weer
opwindende sport de rijen te schikken."
Het is als een tafel met gasten, waar de
teuitbundige uit de buurt van de te-stille moet
worden gehouden, en -waar de geestelijke
harmonie evenzeer moet worden in acht ge
nomen, als die van de japon-kleuren.... Wie
van Rostand op Maeterlinck te land moet
komen, kan een glimlach niet onderdrukken,
als hij de comtesse de Noailles als traitd'union
vindt, en als op de plank van de gróte boeken
Geertje" en Voor de Poort" naast elkaar
staan, en op de plank van de kleine Ooethe's
liefdeleven" en Charlotte von Stein," dan
dringt zich opnieuw de diner-"visie op, en
lijkt het een zeer geslaagd feest.
Maar nog sterker wordt ons hart bij het
werk onzer handen betrokken, als de laden van
het bureau in het licht worden getild, die
laden, die de liefste herinneringen en de stout
ste plannen van jaren in hun donkeren schoot
bewaren; want naast de eerste balboekjes,
.verfrommeld en vergeeld, de menu's met
nen, dierbaren naam, en de
armelijkverf lenste cotillonverrassingen, liggen er ook
het schema voor mijn eerste en eenige
tooneelstuk; het voorspel voor een zinnebeeldig
drama" en half-affe verzen bij dozijnen..».
Ondereen pakje contracten komen de mooie"
recensies te voorschijn, (wie bewaart zuinig
de slechte?) die eerste woorden van waar
deering, toen ik net de helft van het aantal
jaren van nu telde, en dronken van verbazing
' en hoop en angst 'en verwachting, zoo'n
courantenuitknipsel diep-verborgen in m'n
portemonnaie koesterde, tot het op de randjes
volkomen doorgesleten was.
En dan al de uiteenloopende opzetten"
voor verhaaltjes, voor romans zelfs; de blad
zijden, waarover je nu heen gebogen zit, met
een verbaasde onzekerheid:.waar wilde ik naar
toe? waarop moest deze geschiedenis
uitloopen? terwijl het toch eens heel diep uit
je binnenste opgekomen moet zijn, en je er
toch de ernstigste overtuiging over moet
gehad hebben.
Aan den anderen kant slapen de
reisherinnenngen, de portretten en de brieven; het was
.vandaag te koud om iets voor Noorwegen
te voelen, maar Italië raakte me op een
teer plekje, en het graf van Swinburne op het
eiland Wight deed me opeens zoo hartstochte
lijk verlangen naar de weelde van het voorjaar
daar, in tegenstelling met onze schrale luchten,
dat ik naar de zonnige prentjes van het Bois
joli" heelemaal niet meer durfde kijken.
Maar niets geeft zoo sterk de sensatie van
oud-worden, van de vergankelijkheid van alle
vreugde en de onzekerheid van het leven, als
het rommelen in oude photo's en oude brieven.
O, het terugzien van de kieken uit
mijn studententijd, waar" we lachend
samenzaten, vol van het
gaudeamus igitur, juvenes dum sumus"
terwijl elk jaar, bij het natellen der
geliefde hoofden, er al weer meer, aan
de humus" ten prooi gevallen zijn. Die
kieken, die een blij of een pathetisch
moment vastlegden, waarvan we, als
we ze nu in handen houden, de essence
nog eens op de tong proeven, met een
nieuwen bijsmaak; want toen wisten we
nog niet, hoe alles anders zou worden
dan we dachten, en hoe we uit elkaar
zouden raken, en als vreemden zouden
worden; terwijl toen onze oogen e"én
toekomst tegemoet droomden.
Oude kieken, oude brieven, van
menschen, die ons lief waren, en die
gestorven zijn; ^van rrjenschen, die ons
lief waren, en die (vreemder speling
van het lot !) naast ons zijn blijven
voortleven, en toch, geestelijk, onbereik
baar ver van ons zijn afgedwaald; die,
tegenover hun eigen vroegere brieven,
niet-begrijpend en afwerend zouden
staan....
Wie, op een stormigen, zonnigen
lentedag, een heelen middag op den
grond heeft gezeten, tusschen pakjes
vergeeld papier; wie verklonken stem
men heeft beluisterd, en op lieve ge
zichten gestaard, die nu veranderd en
verouderd over de wereld rondloopen,
hij keert met een weemoedig hart
en een eigenaardig, in-zich-zelf-gekeerd
gevoel tot het gewone, dagelijksche
bestaan terug; en hij kan de gedachte
niet van zich afzetten, dat het leven
toch wel heel erg lang moet zijn, als
zooveel, dat toch eens gloeiend en
stralend leefde, zoo volkomen begraven
en vergeten worden kan.
ANNIE SA i. o M ONS
KLEEDING VAN DE MAAND
Takenlnt voor ,^te Amsterdammer" van P. O. Haighton
E. v. d. Sigtenhorst Meijer, De Maas
(voor piano op. 11); Oude Kasteelen
(voor piano op. 14).
Deze composities zijn niet naturalis
tisch beschrijvend, maareen weerspiege
ling der fantasieën, bij den componist
door de gedachte aan die onderwerpen
gewekt. Zooals Schiller zijn Wilhelm
Teil" schreef, zonder ooit in Zwitser
land geweest te zijn, zoo geeft de
dichter-componist zijne uitbeeldingen,
zonder de werkelijkheid gezien te heb
ben. En dat die beelden raak zijn,
waarborgtj^ons^de echtheid van het
gevoel en het kunstenaarsvermogen
van den toondichter. Zoo lieflijk is
de beschrijving van Twickel" met
de bloemen-guirlanden, en de bloei
rhododendrons in de bosschen; en
zoo majestueus is ,,de Brittenburg",
in 1600 bij Katwijk in de zee verzonken.
Men hoort de hoogopgaande golven
bruischen, men waant zich midden
in de onstuimige zee, waarin het slot
verzwolgen wordt. Een prachtig
stemmingsbeeld !
M. BERDENIS VAN BERLEKOM
MUZIEKBESPREKING
Wij meenden goed te doen deze
muziekbespreking als laatste medewerking van Marie
Berdenis van 3?rlekorn na haar overlijden nog
te plaatsen.
E. M. R.
E. VAN DEN SIGTENHORST MEYER,
I. ST. QUENTIN; RUÏNEN. 1)
Te droef voor woorden zijn deze tonen.
De steenen leven, spreken hunne schrijnende
klacht. In de blauwe, ijle lucht verheffen
zich stukken van spitse torens; door holten
van de gothische vensterramen, hunne zachte
contours nog even toonend, speelt spook
achtig het licht, en waar men het oog
wendt, ziet men leege vormen, afgebrokkeld,
als door een demon. Hopeloos schreien zij
hun leed, want deze steenen, weerspiegelend
het leven van eeuwen, zijn geschonden,
onmeedoogend, en hunne naakte wonden
stellen zij hulpeloos ten toon. De cathedraal
eene huivering bevangt ons bij het zien
van die afgebroken staken, van hetgeen
eens heilig leven was, rein in schoonheid
en zuiverheid. De steenen zelve klagen aan
eene wreede wereld. Geen klacht kan te zwaar
zijn voor zulk een smart.
Op een begeleiding van duistere, gesynco
peerde tonen, verheft zich zacht in het
donker zwaar de klacht, even in een kort
motief, als een zucht, zich doordringender
uitend. Ten tweeden male klinkt zij, in oc
taven, krachtiger wordend, naar de hoogte
gaande in gillende septimen-sprongen, waarna
zij, diminuendo, daalt in schrille dissonanten.
Weer zet de klacht in, molto pesante",
nu, nijpender, tot zij, na een
hartstochtelijken climax ff. piu accelerando", over
f mineur in fis mineur, als in machtige ba
zuinen davert over de aarde con tutta
forza". Dan breekt zij, in gis mineur, in
snijdende kreten uit, waarna zij, in de donkere
akkoorden van den aanvang, troosteloos
verzinkt.
II. ST. QUENTIN; OPBOUW. 1)
Allen Gewalten
Zum Trotz sich erhalten;
Nimmer sich beugen,
Kraftig sich zeigen,
Rufet die Arme
der Götter herbei. '
(Goethe).
Deze stemming van Goethe's ' gedicht
leeft in Opbouw". Het is een drang tot
leven, een wroeten en strijden, een worstelen
van titanen,* bovenmenschelijk zwaar,
waar
1) Op. 12. G. Alsbach, Amsterdam.
Zwart laken cape, versierd met Turksche figuren,
in veelkleurige zijde geborduurd. Kleine, zwarte zijden
hoed met lange, zwarte veer.
iiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit IIIIMII iiiiiiiiiiimiiimiiiiiii tui
tusschen de machtige klare melodie van het
bereikte klinkt. Somtijds schijnt deze in lichte
teere kleuren, dan weder voelt men in haar
den reusachtigen, somberen strijd. In den
klassieken vorm der fuga wordt dit grootsche
weergegeven, voorafgegaan door eene in
leiding, die het materiaal der fuga schetst,
en gevolgd door een coda", waarin de
fugathema's verbreed optreden.
Aarzelend, zacht, in leege tertsen, in
b-mineur, in de laagte, zet het
opbouwmotief" vragend in; zacht klagend in de
hoogte beantwoord. Weer klinkt het op
dezelfde wijze, gevolgd door de klacht,
eindelijk in de diepte zinkend.
Dan ontwikkelt zich, uit de
opbouwkiem" eene langere melodie, tweestemmig,
contrapuntisch bewerkt, waartegen een twee
de thema, uit de klacht ontstaan, maar
breeder, energiek optreedt poco marcato",
zeer teer wordend, dan krachtiger, in ver
schillende overgangen, tot het fortissimo,
largamento" schalt, begeleid door het
opbouw-motief en dalend molto ritardando",
verzinkt.
Hier begint lieflijk con chiarezza", in
hooge tonen, de fuga driestemmig, in hare
ontwikkeling dramatisch de stemmingen der
motieven weergevend. Een grootsch expos
van den strijd ontstaat, daverend klinkt
het opbouw-thema, in de worsteling. Na een
geweldigen climax, eindigt de fuga in eene
lieflijke periode; in het vage licht der opvol
gende tertsen, schijnt zacht de melodie.
Een coda" volgt, die eene amplificatie der
motieven brengt. Geagiteerd, somber, twee
stemmig, werkt de opbouw-kiem" in ge
weldige stijging, gevolgd door een machtig
optreden van het tegen-thema, in het heldere
d-majeiir, midden in den strijd ter over
winning voerend. Een plotselinge overgang
naar f majeur, molto aéreo" doet een krach
tig licht schijnen, tegen de zware slagen in
den bas. Aan het slot klinkt het
opbouwthema, eenstemmig, marcatissimo", beant
woord, als in de aanvang, door de klagende
tonen, maar nu in de laagte; op het laatst,
door de majeur-terts, bemoediging gevend.
Deze composities verbreeden het uitdruk
kingsvermogen van het klavier, door de
bijna orchestrale kleur en de geconcentreerde
macht der motieven, die de gevoelens zelve
weergeven. Gevoel en uiting zijn gelijk:
in forsche lijnen verrijst het tonengebouw
voor ons: het wee zeggend.
iiMitmiiiiiMim
VRAAGT:
SIPKES' FIJNSTE
DESSERTWERKEN
IIIIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIlllllllllllHIllliiiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHIIIIIIIIHIIIIIlllllll Illlllllllllllllllllllll Illllllllllll
DE RINGEN VAN ROSITTEN
De terugkeer der vogels is sedert eenige
weken aan den gang en dank zij het strenge,
late wintertje, genieten wij het natuurver
schijnsel weer eens op waarlijk indrukwekkende
wijze. Toen de vorst week, waren op een dag
opeens alle weiden vol van kievitten en zong
allerwege de zanglijster. De troepen spreeuwen
telden opeens honderden inplaats van
dozijntjës. Gisteren joelden als van ouds een
half dozijn wulpen boven het meertje van
Berkhout en zochten er 's avonds een dertig
tal witte kwikstaartjes hun -slaapplaats in
het riet, om den volgenden dag de reis voort
te zetten.
Of het ieder jaar dezelfde kwikstaartjes
zijn, die daar komen pleisteren? En of de
zelfde zanglijsters van verleden jaar weer
in mijn stekelspar gaan bouwen? Op deze en
dergelijken vragen geven de ringen van
Rossitten antwoord. Daarbij zijn in de laatste
jaren ook nog gekomen de ringen van Leiden,
de ringen van Londen en vroeger hadden we
ook al de ringen van Denemarken.
Omdat het aluminium nog zoo duur is en
de porto's hoog en om nog meer narigheid
wordt er thans niet zoo veel geringd als vroe
ger, maar Rossitten heeft in het afgeloopen
jaar toch tusschen de vijf- en zesduizend
vogels voorzien van het lichte
herkenriingsteeken om den poot: een genummerd en
gewaarmerkt .ringetje dat door een vernuf
tige en eenvoudige constructie zeer gemakke
lijk met een knijptangetje om den loop be
vestigd wordt. Het dier heeft er geen last
van en kan er heel oud mee worden. Men heeft
wel eens de vrees geuit, dat weetgierige men
schen nu druk op alle vogels zouden gaan
schieten, otrTtnaar zooveel mogelijk geringde
exemplaren te bemachtigen, maar die vrees
blijkt gelukkig ongegrond. Verreweg de meeste
ringvogels komen op geheel andere manieren
aan hun eind.
Dat een vogel ondanks zijn ring heel oud
kan worden blijkt uit No. 1120, een kokmeeuw,
die als donsjong geringd werd bij Rossitten
op 8 Juli 1908 en die daar op dezelfde plaats
door Thienemann zelf op 11 Juli 1920 werd
bemachtigd. Dat dier was dus twaalf jaar
oud geworden, had twaalf maal de reis heen
en terug gedaan naar de Atlantische kusten wie
weet hoeveel jonge meeuwtjes op de Nehrung
uitgebroed. Hij werd er nu nog eens goed op
aangekeken, om te onderzoeken of de hooge
leeftijd bij deze vogels ook bepaaldekenmerken
met zich brengt, maar 't bleek, dat een twaalf
jarige meeuw niet van een zesjarige is te
onderscheiden. Op 7 Augustus 1920 werd er
nog een kokmeeuw ingeleverd met een ring
waarvan het nummer heelemaal versleten
was, en die dus waarschijnlijk een nog hooger
leeftijd had bereikt.
Meeuwtje 18852 werd 5 December 1920 bij
Zwolle geschoten, een metgezel bij Baiceloha.
Hieruit en uit nog tal van andere gegevens
blijkt dat de meeuwen van een en dezelfde
broedplaats zich in den winter over een zeer
uitgestrekt gebied verspreiden.
Een andei zeer leei/.aam geval is Buizeid
Nu. 27505.C. LX'ze weid in de lente van 1919
in gevangenschap groot gebiacht te Lulu aan
de Main door Dr. Stadier, den geleerde, die
in de laatste jaren zooveel gedaan heeft voor
nauwkeuriger studie van den zang der vogels.
Hij ringde zijn vogel en liet hem vrij. In No
vember kwam de vogel terug, werd weer een
poosje gevangen gehouden en weer vrij
g-elaten. Een jaar later werd hij geschoten door'
een jager, die hem er op betrapte dat hij naar
een haas stiet. Hierui| leeren wij ten eerste,
dat een vogel terugkeert naar zijn bakermat
en ten tweede dat vogels,die uit gevangenschap
worden vrij gelaten er toch wel in slagen, om
in hun eigen onderhoud te voorzien. Men
meent wel eens van niet en heeft vriende
lijke vogelbeschermsters, die op markten
kooienvol puttertjes de vrijheid gaven, wel
eens verweten, dat zij hun lievelingen prijs
gaven aan een wissen dood.
Nog interessanter is in dit opzicht
gierzwalnw No. 18529 F. D;ze is in Brunswijk
geboren, maar dadelijk, nog naakten hulpeloos
naar Berlijn gezonden, waar hij binnens
kamers werd opgefokt door Heinroth.een nog
al bekend Dultsche ornitholoog. Toen het
dier vliegen kon, werd het naar het dak ge
bracht en daar vrij gelaten. Het diertje had
nooit van zijn leven een oudere soortgenoot
gezien en van de heele wereld niets anders dan
Heinroth's vogelkameitje. Maar hij he.eft zich
erdoor weten te slaan. Op 9 Mei 1920, bijna
twee jaar nadat hij was vrij gelaten vloog hij,
waarschijnlijk bij ongeluk, binnen in een
badkamertje te Spandau, dat is voor een
gierzwaluw zoowat hetzelfde als Berlijn. Hij werd
weer vrijgelaten. Hier zien wij dus, dat de ge
boorteplaats, het familieverblijf, de woonplaats
van den stam voor dezen vogel niets te be
duiden hadden. Hij is eenvoudig teruggekeerd
naai de plaats, waai hij zijn vlucht is bügtmnin.
't Zuu nog aaicligei wezen, als wij nu
metterVAN ALLES WAT
E. v. D. SIGTENHORST MEYER.
Veltdeuntjes van P. C. HOOFT, op.
15. Uitgave van A. A. Noske,
's-Gravenhage.
Zij zijn zoo licht en teer, geestig]en
bekoorlijk gecomponeerd, dat tekst en
muziek allerkeurigste tafreeltjes vor
men: eenige van oud-Holland's beste
minnedichtjes, door eenmeesterhandop
muziek gezet.* Hoe natuurlijk weet de
componist zich aan te passen aan den
eenvoud, en de leukheid en de charme
van den tekst. Want vorm en inhoud
zijn onafscheidelijk in de kunst. Door
haar goddelijke inpasierti worden
beide n.
A. A. NOSKE. Tien Bagatellen voor kla
vier Uitgave van A. A. Noske,
's-Gravenhage.
Eene uitgave, bij gelegenheid van zijn
25 jarig jubileum als uitgever verschenen.
Composities, in dezen levensmoeden, zwaren
tijd, als rozeknop.jes zoo teer en frisch, ge
lukkig en natuurlijk, Ontbloeid als zij zijn,
in de sfeer van vrouwenliefde, en kinder
stemmetjes: Lenteliedje (?Aan Wim"). Daar
is het keurige, wiegende walsje, en het
droomerige Slaapliedje, en het verrukkelijke
Oostersch dansje, en de lichte Tarantelle,
waarbij men de elfjes ziet dansen.
Fleurige muziek, voor kleintjes en voor
grootere.
M E T A P H.
SPECIALE INRICHTING
voor
Markiezen en Zonneschermen
tegen concureerende prijzen
ittMilimillimiMlimilllllllMltttll iiiim.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimliiiiiiiiiiiin
bekwame huismoeders, alles behalve volmaakt
zijn. Maar zij kunnen iets geven wat bij de
beste familie-opleiding niet mogelijk is: het
meer systematisch werken, waardoor een
leerling niets doet zonder te moeten
bearijpen waarom ; meer gelegenheid tot het vormen
van een zelfstandig oordeel, b.v. op het stuk
van warenkennis en vergelijking van werk
tuigen en hereedschap; en, door gezamenlijken
arbeid, het zich spiegelen aan elkanders fou
ten. Hierdoor kan het onderwijs op huis
houdscholen prachtig dienen, ter aanvulling
van de in eigen keuken en kelder en
provisiekast enz. opgedane oefening.
De huishoudkunde, zooals zij tegenwoordig
wordt opgevat als een op degelijke kennis
gegrond bedrijf, is waarlijk heel wat minder
eentonig, en daardoor gezonder en frisscher,
dan b.v. het meeste kantoorwerk, en rijk
aan voldoening voor wie er in geslaagd is,
haar werkelijk te beheerschen.
Aan alle jonge meisjes, die niet weten
welk vak zij zullen kiezen", zou ik willen
aanraden met dit vak te beginnen, 't Zal
haar stellig geen kwaad doen, en allicht, voor
haar later leven, veel goeds opleveren.
GEERTRUIDA CARELSEN.
iiiiiiiftiiiiMiiiiiiillMliilllillliltliMliiiimiiiiiiilliiiiimiir tlliiliiiiiitimi
DE VEERMAN
ZONDER VAK.
Van de vele dozijnen meisjes, voor wie in
dezen zomer haar eigenlijke schooltijd afge
sloten werd, zijn nu waarschijnlijk de groot
ste helft reeds bezig zich voor een of ander
vak te bekwamen.
Ja, gaandeweg is dit zoozeer in zwang
gekomen, en werken de tijdsomstandigheden
mee om dat bijna tot regel te maken, dat
sommigen, met wie dit niet het geval is,
er een zekere leegte of gemis door voelen.
Zoo zei mij dezer dagen een jonge dame
op eenigszins weemoedigen toon: ,,Ik heb in
het geheel geen vak, en ik weet niet ns
welk ik zou kiezen."
Aan haar en haars gelijken zou ik, op
grond van eigen ervaring, willen verzekeren :
,,Mij dunkt, dat is volstrekt zoo naar
niet. Ik had ook op uw leeftijd geen speciaal
vak; en eigenlijk heb ik er nog geen. En
ik heb daarvan nooit spijt of berouw gehad ;
ook niet toen het er op aan kwam, zelve
den kost te verdienen. Ik heb eenvoudig,
altijddoor gedaan wat mijn hand vond om
te doen, onderwijl steeds oppikkend wat kon
dienen om mijn algemeene ontwikkeling te
bevorderen en mijn horizon te verruimen."
Thans, meer nog dan in mijn jeugd, komt
het er, voor meisjes van alle standen, op aan :
goede huishoudsters te worden.
Daartoe mogen zij trachten zich te be
kwamen, al naar de omstandigheden er
toe leiden; misschien gedeeltelijk in het
ouderlijk huis, als moeders helpster, of in
andere, drukke gezinnen, gedeeltelijk aan
huishoudscholen. Deze laatste versmade
men niet. Ik weet wel dat zij, volgens vele
De jonge veerman voer reizigers over
het meer met zijn zeilboot. De zon scheen
hel op het groe*e water. Hij zag het niet
en zijn ziel was onbewogen.
Maar eens betrad een vrouw zijn schip
en wenschte naar de overzijde van het
meer te worden gevaren. Haar mond glim
lachte terwijl zij sprak en haar oogen waren
blauw als de onbesmette lucht boven het
meer.
En terwijl zij glimlachend opzag tot den
veerman, ontwaarde deze, dat de zon scheen
op het groene water....
De jongen heesch het zeil, maar het water
was glad en blank als de hand der vrouw.
En slechts langzaam voer de boot. Maar
de vrouw zong een lied, dat vreemd klonk
over het rimpellooze water en toen de jonge
veerman vroeg, welk lied zij zong, antwoordde
zij: '
Heb je nooit eerder dat lied gehoord?
Het is de serenade aan het geluk".
Slechts langzaam voer de boot, maar
de jonge Veerman, zittend bij het roer,
luisterde naar haar stem en zag stil naar
haar oogen, blauw als de lucht, zoodat zij
spoedig aan de overzijde van het meer
gekomen waren.
De vrouw stond nu op en stapte aan wal
en de veerman, staande op den voorkant van
zijn boot, bukte zich en zij kusten elkander
den mond....
Toen ging zij verder en hij bleef staan
kijken tot haar gestalte lang verdwenen was
tegen den horizont en toen hij weer de lichte
blauwe lucht zag, vielen twee tranen in het
groene, onbewogen water.
En hij zong het lied, dat zij gezongen
had en het ontroerde zijn ziel. Hij weende,
maar tusschen zijn tranen door zag hij de
lichte zon schijnen, warm als haar kus en
hij zag in den blauwen hemel haar lichtende
oogen en lachenden mond.
Nog vaart de veerman reizigers met zijn
zeilboot over het meer, maar als hun voeten
de boot verlaten en den grond bestijgen,
waar de vrouw eenmaal ging, sluit hij even
de oogen.
A. P. M. MOUSSAULT
iiiiiiilniiimiillilmii
iiiiimilliliiiiiiiiiiii
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
tijd te weten kwamen, dat hij met een echte
Berlijnsche getrouwd is.
Meteen zien we, dat we heel wat van
ringvogels te weten kunnen komen, zonder dat ze
gedood behoeven te worden. Er woont een
gekraagd roodstaartje te Herrnsdorf bij
Berlijn, dat als klein vlekkig donsjong op
16 Mei 1919 geringd werd en een poosje ge
vangen gehouden. In Juni bracht men het dier
een klein uurtje ver weg en liet het vliegen in
een bosch. Regelrecht keerde het jonge beest
naar zijn geboorteplaats terug. In den herfst
verdween hij natuurlijk, maar 21 April 1920
kwam hij weer terug in zijn tuin en 5 Mei
1921 opnieuw. Tusschen tijdswerd hij ook her
haalde malen gevangen en weer vrijgelaten,
zoodat we nu wel zeker weten, dat de
roodstaart van den tuin van Hermsdorf drie jaar
achtereen wel steedt dezelfde is geweest.
De Engelschen zijn niet minder bezig ge
weest dan de Lhiitschers. Vanwege het tijd
schrift Biïtish Birds wordt er in Engeland
geringd sedert 1904 en tot ultimo December
1921 zijn er 105,435 vogels gemerkt. De
Engelschen vatten dat nog al sportief op. Het
tijschrift deelt mede, wie de meeste vogels
heeft geringd. De recordhouder voor 1921 is
een zekere mijnheer Mayall, die niet minder
dan 1408 keer met goeden uitslag in liet
tangetje kneep. Ongeveer drie percent van al
die vogels werden weer gevangen of ge
dood, van de eene sooit meer, van de an
dere minder. Van 645 geringde eenden werden
er 143 geschoten, natuurlijk door de jacht.
Als gehate vogels moesten de sperwers, reigers
en de aalscholvers tol betalen niet 14,9; 15,3
en 16,8 pi-rcent, een waie slachting. Daar
staat tegenover dat van ik- 7597 geringde
zwaluwen er slechts ll weer vielen in de han
den van onderzot1 kei s en van de giauwe
vliegenvangers slechts een op de duizend.
Uit al deze cijfers blijkt zeer duidelijk, dat
het ringen van vogels en de zucht om geringde
vogels te bemachtigen niet den minsten in
vloed heeft op de vogelsterfte. Men kan
dan ook gerust deze proeven voortzetten.
Tot nu toe gaat het vrij wel in het wilde weg;
iedereen die er lust in heeft kan het doen en
dan zonder bepaalde voorwaarden van tijd
en plaats of vogelsoort. Naarmate evenwel de
verkregen resultaten bewerkt en vergeleken
winden zal het werk meer systematisch kun
nen gebeuren en dan zullen we ook langzamer
hand een heel anderen kijk dan tot nu toe
krijgen op het wonder van den vogeltrek.
. Wie hier in Nederland ringen wil, kan zich
daarover verstaan met professor E. D. van
Oort te Leiden.
J A C. P. T H l J SS E
lllllllllllllllllmillllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIHHIIII
?itimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiMiimiuiimiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM
(?MOERHEIM"!
jDEDEMSVAARTi
l heeft l
l de vaste-planten-prijzen l
teruggebracht f
| tot het gemiddelde j
van l
I 1914 f
s
?tlllUlUimMtUmilltllUllllll«lltlimmtllttlttmttlllltllttltimttilttmill)~