Historisch Archief 1877-1940
H°. 2335
Zateidag 25 Maart
A°. 1932
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
i PrïiQ n P r anrttnn<t f 10
Per No. f 0.25.
Redactie en
Administratie:
Keizersgracht 333,
Amsterdam
Advertentiën
f 0.75 per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: 1. De, Turksche duikelaar, door
Prof. Dr. O. W. Kernkamp. Tijdgenooten :
Guillaume Apollinaire, door Dr. W. O. C.
Byvanck. Het nieuwe maandblad voor
reclasseering, door Dr. W. H. Cox. 2. Degroote
en de kleine maaier, teekening van Jordaan
Het vredesverdrag van Versailles, doorMr.A. B.
van der Vies. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. Doctor of Meester? door Mr. A. J. R.
Heinsius. 3. De natiën der hope, door
H. Salomonson. Inheemsch tooneel, door
Dr. Frederik van Eeden?4. Muziek in de
Hoofdstad, door H. J. den Hertog.
Spreekzaal. 5: Voor Vrouwen (red. F.lis. M. Rogge):
Bijkomstigheden, door Annie Salomons.
Over boeken en tijdschriften, door J.
RiemensReurslag Modeflits, teekening var P.
Haighton. Van kinderen, door E.
TierieHogerzeil. Uit de Natuur: Oagal, door
Jac. P. Thijsse. 7. Het Hofplein-ontwerp
voor Rotterdam, door H. J. M. Walenkamp
Czn. Schilderkunstkroniek, door Mr.
M. F. Hennus en Mr. H. de Rouville. -- 8.
C. K- Chesterton, door Cornelis Veth.
Financiën en Economie :, door Paul Sabel.
De conferentia te Genua, teekening van
George van Raemdonck. ~- Capri, door Ellen
Forest. 10. Ruize-Rijmen en Charivaria,
door Charivarius. Ontdjferkunst, door
Frima. Uit het klarischrif! van Jantje.
11. Het adres van de tooneeldirecties aan
den Amsterdamschen gemeenteraad, teeke
ning van Joh Braakensiel;. 't Schietgat,
door Melis Stoke. Feuilleton: Tante
Trijn, door Zita Reuling. 12. Damrubriek,
red. K. C. de Jonge. --- Omslag:
Buitenlandsche humor, door Charivarius.
Bijvoegsel: Engeland, Turkije en
BritschIndië, teekening van Joh. Braakensiek.
IMIIIIIIIIIMIItll IIIIIIIIIMII Illlllllllll III
DE TURKSGHE
DUIKELAAR
De Turk blijft toch maar een duike
laar: hij richt zich altijd weer op, hoe
stevig hij ook naar beneden is geduwd.
En de afloop van den oorlog scheen
hem een geweldigen duw te zullen toe
brengen. Juist de ineenstorting toch
van de Turksche macht in Azië bracht
de lawine aan het rollen, waaronder de
centrale mogendheden werden ver
pletterd. Men mocht aannemen, dat de
geallieerden aan Turkije
vredesvoorwaarden zouden opleggen, waardoor
het van een groot deel van zijn gebied
zou worden beroofd.
Deze verwachting is dan ook vervuld.
Het heeft lang geduurd, eer de groote
mogendheden het met elkaar eens
waren geworden over de verdeeling van
den Turkschen buit; maar in den zomer
van 1920 werd dan toch het verdrag
van Sèvres onderteekend.
Van het Turksche gebied in Europa,
dat reeds door den Balkan-oorlog van
1912?1913 zoozeer besnoeid was ge
worden, bleef daarbij bitter weinig meer
over. De Sultan moest het grootste
deel van Oostelijk Thracië aan Grieken
land afstaan; feitelijk behield hij alleen
Constantinopel en de naaste omgeving;
maar zelfs daar had hij weinig meer te
zeggen. Geallieerde troepen bleven zijne
hoofdstad bezetten; inter-geallieerde
commissies hielden hem in allerlei op
zicht onder controle; ook de macht
over de Dardanellen en de Straat van
Constantinopel kwam in handen eener
internationale commissie, waarin de
vertegenwoordigers van Engeland,
Frankrijk, Italië en Japan de meerder
heid uitmaakten.
In Turksch-Azië werd niet minder
de schaar gezet. Mesopotamië en Pale
stina vielen aan Engeland ten deel,
Syrië aan Frankrijk. De koning van
Hedsjas werd voor de diensten, die hij
gedurende den oorlog aan de geallieer
den had bewezen, beloond en behield
het grootste deel van Arabië als een
onafhankelijk lijk. Armenië zou een
zelfstandige staat worden. Alleen over
Klein-Azië bleef de Turksche heer
schappij zich uitstrekken, maarSmyrna
met omliggend gebied zon door de
Grieken worden bezet.
Zoo was op het papier hei Turksche
vraagstuk opgelost. Maar ooi- van tut
vredesverdrag bleef de uitvoering on
volkomen.
In de eeiste plaats bracht het geen
vrede, zelfs geen schijnbaren.
De te Constantinopel resideerende
Sultan was aan de genade der groote
mogendheden overgeleverd; maai in
Klein-Azië verrees een nieuwe Turksche
macht, deels gevormd uit restanten
van het vroegere Turksche leger, deels
gerecruteerd uit aanhangers' van de
Jong-Turksclie partij. Evenals in een
vroeger tijdperk van de Turksche ge
schiedenis trachtten ook nu de
JongTurken uit den insolventen boedel te
redden, wat er nog te redden viel; naar
hun aanvoerder Kemal-Pasja kregen
zij den naam Kemalisten.
Al spoedig gedroegen zij zich als de
eigenlijke regeering van Turkije; van
die te Constantinopel waren immers
handen en voeten gebonden; de Sultan
kon alleen besluiten wat de groote
mogendheden hem dicteerden; hij moest
de Kemalisten dan ook verloochenen.
Bij verschillende onderhandelingen met
de groote mogendheden waren zoowel
vertegenwoordigers van de Turksche
regeering te Constantinopel aanwezig
als van die te Angora, waar de Kema
listen den zetel van hunne macht ves
tigden. Aanvankelijk traden zij in con
currentie met elkaar op; liet duurde
echter niet heel lang, of zij werden het
met elkander eens; de vertegenwoor
digers van Angora behielden het over
wicht, omdat zij alleen een werkelijke
macht representeerden.
Het doel van de Kemalisten was de
vernietiging van het verdrag van Sèvres;
om dit tloel te bereiken, riepen zij de
hulp van de Russische bolsjewisten in ;
ook de loop der gebeurtenissen in
WestAzië kwam hun te stade.
De belangen van Frankrijk en van
Engeland bleken daar moeilijk overeen
te brengen; ook toonde de koning van
Hedsjas zich minder gedwee, dan de
geallieerden verwacht hadden. Enge
land moest het grootste deel van Meso
potamië weer uit zijn greep loslaten;
de Fransche diplomatie onderhandelde
op haar eigen houtje met de Kemalisten
en maakte een einde aan den oorlog
met hen.
Alleen de Grieken, die bij de hand
having van het verdrag van Sèvres het
meeste belang hadden, hielden den strijd
tegen de Kemalisten vol. Sinds de re
geering van Venizelos ten val was ge
bracht en koning Konstantijn weer naar
zijn land was teruggeroepen, hadden
de Grieken bij de geallieerden, en vooral
bij Frankrijk, geen wit voetje meer.
Engeland onthield echter aan de regee
ring van koning Konstantijn niet geheel
zijn steun; sinds de Kemalisten de hulp
van de bolsjewisten hadden ingeroepen,
was het gevaar niet denkbeeldig gewor
den, dat van West-Azië uit de bolsje
wistische denkbeelden ook naar
BritschIntlië zouden overslaan; een overwin
ning van de Grieken op de Kemalisten
zou dus middellijk ook ten goede komen
aan de bevestiging van de Engelsche
heerschappij over Indië.
Zooals men zich zal herinneren, werd
in het vorig jaar de strijd tusschen
Grieken en Kemalisten in Klein-Azië
met wisselend succes gevoerd ; geduren
de den afgcloopen winter onthield men
zich aan weerskanten van vijandelijk
heden ; in dit voorjaar zouden zij weer
beginnen, wanneer in den tusschentijd
de diplomatie den vrede niet had her
steld.
Met die taak houdt de diplomatie
zich reeds geruimen tijd bezig; in deze
week zijn de ministers van
buitenlandsche zaken van Engeland, Frankrijk
en Italië weder bijeengekomen om over
de aangelegenheden van het naburige
Oosten" te beraadslagen.
De houding van Engeland daarbij
zal in niet geringe mate worden be
paald door de gebeurtenissen in het wat
verderaf gelegen Oosten, n.l. in
BritschIndië.
Reeds geruimen tijd slingert de En
gelsche politiek ten opzichte van de
Grieksch-Turksche kwestie tusschen
twee motieven. Bij beide is
BritschIndië gemoeid. Het eene is hier boven
reeds genoemd; het andere motief is
dit: ter wille van de Mohammedaansehe
bevolking van Bntsch-Indië moet En
geland concessies doen aan Turkije.
Dit laatste motief heeft zich meer
en meer doen gelden, niet alleen omdat
de Kemalisten in wat minder innige
betrekking tot de bolsjewisten zijn
komen te staan, maar vooral omdat
de uitbreiding der nationalistische be
weging in Bntsch- Indië het voor En
geland geraden maakt, zijne
Mohammcdaansche onderdanen daar in het gevlij
te komen door een meer conciliante
politiek ten opzichte van Turkije.
Hoezeer dit door de Britsen-Indische
regeering zelf als geraden wordt be
schouwd, blijkt uit het telegram, dat
zij op 7 Maart 1.1. aan Montagu, den
Engelschen minister voor Indië, zond.
Dit telegram luidde in hoofdzaak
als volgt:
Aan den vooravond van de onder
handelingen over de Grieksch-Turksche
kwestie achten wij het onzen plicht, de
Engelsche regeering er wederom op
merkzaam op te maken, dat men in
Indië intens overtuigd is van de nood
zakelijkheid, dat het verdrag van S
vres worde herzien. De diensten, die
Indië in den oorlog heeft bewezen, niet
liet minst door Mohammedaansehe sol
daten, en de steun, dien Indië aan de
Indisch-Mohainmedaansche zaak ver
leent, geven haar er aanspraak op, dat
haar billijke wenschen tot liet uiterste
vervuld worden.
Vooral op deze drie punten komt
het aan:
de ontruiming van Constantinopel;
de erkenning van de souvereiniteit
van den Sultan over de voor de Mo
hammedanen heilige plaatsen;
de teruggave aan Turkije van Thracië
(inclusief Hadrianopel) en Smyrna."
Zooals men weet, heeft Montagu we
gens de publicatie van dit telegram zijn
ontslag moeten nemen.
Over de reden daarvan ook de
binneiilandsche politiek speelt daarbij
een rol behoeft hier niet te worden
gesproken. Wij hebben hier het telegram
slechts aangehaald als een bewijs, hoe
zeer de Britsch-Indische regeering er
van overtuigd is, dat de toestanden
daar aan Engeland den plicht voor
schrijven, als beschermer van Turkije
op te treden.
Het is werkelijk niet voor de eerste
maal, dat een groote mogendheid, die
een aantal millioenen Muzelmannen
onder hare onderdanen telt, bij hare
politiek tegenover Turkije rekening zal
moeten houden met de omstandigheid,
dat de Sultan tevens Khalif is en de
geestelijke macht van den Islam repre
senteert.
Maar de ongewone daad der regeering
van Britsch-Indië om zich te mengen
in de buitenlandsche politiek van het
moederland en drie bepaalde punten
te noemen, waarop men Turkije tege
moet zal dienen te komen bij de onder
handelingen over de Grieksch-Turksche
kwestie, toont toch wel heel duidelijk
aan, hoezeer het in de Mohammedaan
sehe wereld gist.
Ondertusscr.en kan de Turk zich in
de handen wrijven.
Montagu heeft hem den dienst be
wezen, aan de geheele wereld bekend te
maken, van welk een groot belang de
Britsch-Indische regeering het acht,
dat hare Mohammedaansehe onder
danen tevreden worden gesteld en wel
ken prijs, naar hare meening, de regee
ring van het moederland daarvoor aan
Turkije zal moeten betalen.
Nu de Turk dien prijs heeft gehoord,
zal hij zelf er nog wel een schepje op
leggen; dat is hem wel toevertrouwd.
K E K N K A M i'
HET NIEUWE MAANDBLAD
VOOR RECLASSEERING
Niet de politiek is hot belangrijkste be
standdeel van de sociale moraal, maar de
gerechtigheid. Deze laat ons niet los, sedert
de onvergankelijke Plato de eerste hoofd
stukken van zijn de Staat" eraan wijdde.
,,Het is geen toeval", schrijft de criticus van
the Nafion <& the Athenaeum" in het no.
van IS Febr. 11., naar aanleiding van
Galsworthy's Justice", dat de schrijver van het
merkwaardigste boek, dat ooit geschreven
werd, de gerechtigheid als onderwerp voor
/.ijn inleiding koos, en als onderwerp volhield,
daar hij wist, dat /.ij het doel is van 's menschen
zoeken op aarde en de toetssteen van zijn
sociale fouten".
En hij noemt 't natuurlijk, dat ook
Galsworthy aan de obsessie van dit onderwerp
niet heeft kunnen ontsnappen. In diens
drama mist hij echter overeenstemming met
den toestand van tegenwoordig, omdat k
in Engeland in de laatste tien jaren belangrijke
veranderingen hebben plaats gehad, zoowel
in de wijze van beoordeelen als van behan
delen van den zoogenaatndcn misdadiger.
Maar, schrijft hij: Galsworthy denkt over
den Staat, zooals Ce Christen en de revolu
tionair er altijd over hebben gedacht: dat
deze van een gezindheid is, die in strijd is,
niet alleen met God, maar met de
menschelijke natuur. En hij is zich bewust, zooals alle
zoekenden, van de ijdelheid der strafrechts
pleging. Onze gevangenissen voeden de mis
dadigers niet op; zij kwee ken ze; onze rechters,
die hun donkere verblijven bevolken, be
zoeken die nooit en hun vonnissen zijn even
zoovele onzedelijkheden, die onvergeeflijk
zijn in een ambtenaar, aan wien het hoogste
van alle moreele ambten is toevertrouwd". . .
De werkgever, die Falder (den beklaagde
in G.'s stuk) vervolgt, de Rechter, die hem
veroordeelt, de gevangenisdirecteur, de gevan
genisgeestelijke, de gevangenisgeneesheer, zij
allen, die zijn ziel pijnigen en tenslotte ver
nielen, zijn allen conventioneel brave menschcn
als 't te laat is tracht n hunner zelfs
den grove n misslag met liefdadigheid weer
goed te maken die genoegen hebben in de
jacht, of die eraan meedoen uit een gevoel
van plicht tegenover de gemeenschap".
Men, of liever de rechtsbedeelenden der
maatschappij moesten het stuk maar eens
gaan bijwonen en zich' erbij bezinnen over
wat zij doen, wanneer zij een volgend maal
weer een dwazen jongen in den dood, of
nog erger drijven."
Toevallig kwam dit referaat mij onder de
oogen in dezelfde dagen, dat ik kennis maakte
met de eerste afleveringen van Mr. Mtiller's
Maandblad voor Be rechting e n Re cl assee ring."
Het lijkt zoo grootsch en zoo veelomvattend
onze beschouwingen uit te drukken in
universalia". Maar onze onverschilligheden, onze
domheden en wreedheden zijn bijna altijd
een gevolg van onze hebbelijkheid om te
veralgemeenen.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII in ii nu iiimminmiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIICIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
GUILLAUME APOLLINAIRE
Wij hadden den vorigen avond samen
gedineerd en waren nog lang blijven napraten.
Dan had AndréSalmon mij langs de
Seinekaden naar huis begeleid. Den volgenden mid
dag ontmoette ik hem op den Boulevard Saint
Germain.
Ik moest denken, gisteren, aan mijn avond
wandelingen met Marcel Schwob langs de
Seine," zeide ik hem.
Apollinaire hield staande dat er geen
mooier en interessanter wandeling was ter
wereld, rnaar hij had een voorliefde voor oude
boeken.en hun uitstalling bij het water trok
hem aan. Weet ge wel dat wij hierin de buurt
van heiligen grond staan. Hij heeft hier ge
woond "
Salmon wees met zijn stok naar een zesde
verdieping op den hoek vanden Boulevardcn
de Rue de Saint-Guillaume. Wat hebben wij
daar dikwijls op warme avonden bij hem ge
zeten ! En ik heb hemervoor het laatst gezien
op het doodsbed, toen hij als het laatste slacht
offer van den oorlog, van zijn wonden opge
komen, aan de Spaansche griep, de pest, is
bezweken. Van dat huis hebben wij hem uit
gedragen, terwijl de stad over den wapenstil
stand jubelde. Men heeft dat verlies niet
gevoeld, niet kunnen gevoelen: wij, zijn vrien
den, weten wat wij aan hem hebben verloren."
. Het was niet mijn plan het gesprek over
het onderwerp verder voort te zetten, het
roerde bij Salmon een gevoeügen plek aan.
Hij had behoord tot de intieme kameraden
van Guillaume-Apollinaire, zijn hoop was op
hem gebouwd: deze held zou de jonge
dichterschool tot de overwinning brengen. En niet
alleen dat de dood geweldig had huis gehouden
onder het jonge geslacht, maar hij scheen ook
pleizier te hebben gehad om de besten als zijn
buit te kiezen. In Apollinaire had hij den
aanvoerder weggenomen.
Ik kan niet anders van hem zeggen," ging
Salmon voort: ,,C\'tait Ie clicl."
De Franschen zijn in het letterkundige de
militaire natie van voorheen en van alle
tijden gebleven. Zij begrijpen wat het beduidt
ondereen hoofd te marcheeren. Ook de geeste
lijke krachten mogen niet versnipperd. Wat
heeft men er aan of men lijsten van namen voor
zich opstapelt, iedere naam met zijn bundeltje
gedichten achter zich aan? Men verlangt or
donnantie; waar gang is en beweging, daar
vraagt men naar richting en stuur.
Maar eenigeu vat te krijgen op de massa's
van feiten, de personen in te gaan deelen naar
linies, dat is een zaak van bijzonder overleg.
Wie zich zelf de niet bijzonder lichte op
dracht heeft gegeven van een onderzoek naar
het geestelijk leven van zijn tijdgeuooten, waar
lijk die bemerkt al spoedig dat hij voor een
muur staat. Wel te verstaan een symbolische
muur. Was het nog maar een heiischc; men
zou ten minste iets hebben om zich aan vast
te houden. Men duizelt en geraakt in de war;
men gevoelt zich als een blinde in een onbe
paalde ruimte; de muur is in ons.
Laat haar wat naïef zijn geweest, mijn
vraag aan de menschcn om mij op de hoogte te
brengen: Wat weet ge van de jonge
dichterschool? Wie zijn haar voorgangers? Hoe
hebben zij elkander gevonden? daaruit blijkt
tenminste mijn goede wil .
Max Jacob, toen hij eenige dagen geleden
mijn vraag hoorde, schikte zich strak; en met
den grootsten ernst verkondigde hij:
De nieuwe school dagteekeni van den
herfst van HI03 en is geboren bij gelegenheid
der samenkomst van Gtiiüaume Apollipaire
en AndréSaimon in een kroeg op den hoek
i'an den Quai Saint Michel".
(Max Jacob is een der medegroothedcii van
de jongeren, hoewel hij in !(I03 ai niet meer zoo
heel jong was).
Wanneer ge voor bijzonderheden en
anccdotes u interesseert, zult ge terecht moeten
komen bij de mercantis van schilderijen op
den Boulevard."
De eerste maal dat Salmon mij daarna kwam
opzoeken, vroeg ik hem den uitleg van het
orakel.
Max is een schalk," zeide hij, hij doet
Apollinaire na, die den tic had alles grootsch te
willen zien. De waarheid is:
Wij hadden beide -- Wilhelm en ik, want
hij heette Wilhelm veel rondgezworven; ik
kwam uit Rusland; op mijn vriend zijn zwerf
tochten daar was geen oog te houden. Het trof
zoo want bij toeval werden wij aan elkan
der voorgesteld', -- dat wij denzeifden smaak
hadden. Het literarische leven scheen ons
duf. Tijdschriften waarvan we groot hadden
gedacht, moesten het afleggen, er was naar
ons idee niets oorspronkelijks meer. Vv'a'
artistiik heette had op den duur den vorm van
conventie en pose aangenomen. Zoo moeten de
menschen hebben gevoeld die het laatste
verval van de romantiek hebben bijgewoond.
Het leek ons alles schraal en gebrekkig.
Tot aan den ochtend hebben wij doorgerede
neerd. Ik zou niet durven zeggen dat de tafel
goed op haar boenen is blijven staan, zeker
is het dat wij zelf naar bniien zwaaiden met
het voornemen om de oneindigheid te door
klieven en geen taai meer te erkennen d'.e
niet door ons zelf in ons was hernieuwd.
Vooruit over alle vooroordeelen en gebroken
glazen heen !'
Apollinaire heeft zijn vriend toegesproken
op zijn huwelijksfcstijn:
Nous nous sommes rencontres dans nn caveau
maudit
Au temps de n o! re ieunessc
Fumaut tous tlcux et mal vetiis atiendant
l'aulv.
Epris dos ni"U!es paroles dout il faudra changer
Ie sous
Trompés tnanpés pauvres petits et ne
saolian'. pas t ncore rire
l.a table '. * los deux verre? devinrent im
mourant qui nnr.s ieta l" dernicr regard d'Orphe
Lis verrcs lombórent se brisèrenl
Et nous apprimc*-' a rire
Nous partimes alors péierins de la perdition
A travers los nies a travers les contrées a
travers la raison....
Daar is die eerste samenkomst gememoreerd.
Hawthorne, do Amerikaansche humonst,
merkte ik toen bij gelegenheid van Salmon's
uitweiding op, eenvoudig om een opmerking
te plaatsen, Hawthorne dan zogt dat drie
gebouwen karakteristiek zijn voor den oor
sprong van iedere stad in Amerika: de kerk.
do kroeg on de gevangenis. Dan is oen nieuwe
dichterschool te Parijs bescheidener in haar
eisenen. Zij verlangt alleen de kroeg, het café!
Apollinaire zou u gelijk hebben gegeven",
zeido Salmon. On/.e vriend liet zich niet van
zijn inspiratie afleiden door
koffijhuisgesprekken, hij ging ongestoord voort, ja, hij vloclUe
in zijn verzen in van wat hij om zich heen hoor
de. Maar denk niet dat wij in hot begin der
eeuw al zoo ver waren. Bij den oorsprong van
oen dichterschool mag er een caféals symbool
staan, do schepping is toch niet onder dak
gebracht oor de stichting van oen revue haar
bekroont. Zoover waren wij in 1(J03 nog bij
lang niet.
Wij wisten wat wij hadden omver te gooien,
maar wat wij als onze bijdragen daarvoor in
plaats zonden brongen, voorgovoeldon wij nog
onduidelijk"
Het gesprek verliep.
Hoe gaat het daarmee? Wij landen maar
hooi zelden bij een conclusie aan. De aan
dacht wordt afgeleid en het zijn heel ver
schillende gebieden die op komen dagen.
Telkens word dan toch Apollinaire herdacht.
Hij had de charme van lovend te maken
do dingen waarmee hij zich bozig hield: do
menschen gingen spreken, hot landschap
onthulde zijn karakter, de wolken werden
tragisch of zwommen weg in droomeng genot.
l lij zelf ook onderging zijn metamorphoses.
Hij had don slag om zich mysterieus te
maken on vertelde hoc hij, in Rome geboren,
do bastaard was van een kardinaal: dan
heette hij OM. r rijkdom te Inschikken, dan
weer moest hij zijn toevlucht nemen tot een
nederige betrekking van klerk aan een bank
om zijn onderhoud te verdienen. Buiten de
dagelijksche zorgen voelde hij zich pas in
het laatste jaar van zijn leven, toen zijn
officicrsso'dij de grondslag werd van zijn leven.
Bij al zijn grootheids/.in en zijn machtsgevoel
was hij in zijn hart een kind; en een aantrek
kelijk kind.
nder zijn gedichten is er een dat heet:
De Kunstenmakers (Les saltimbuntjueK).
Het is de vooravond van 14 Juli. De dichter
gaat uit om de voorbereiding van den feestdag
te z.en. Kunstenmakers hebben zich opgesteld
opeen plein; maar weinigen zijn nieuwsgierig.
Toch zal de séance eindelijk beginnen. Een
hunner haalt van onder het orgel een klein
kereltje te voorschijn in fletsch rose gekleed.
Dat groet zoo gracclijk.:
l'ne janibe en arnère prête a la génuflexion
11 salna ainsi aux quatre points cardinaux
Et quand \\ marcha sur nne boule
Son corps minie devint nne musique si de
licate que nul parnii les spcctateurs n'y
fut inscnsibk'.
F.t cetto musique dos tonnes
Débrnisit cello de l'orgue mécanique
Que moulait l'homme.
Le petit saltiinbanqnc fit la rouo
Ave c tant d'harmonie
Que l'orgue ci'ssa de jouer
Disparition de l'enfant.
l .es saltimbanques soulcvèrent les gros halt ere s
a bout de bras
lis ionglèrent avec les poids.
Mais chaque spectateur cherchait en soi
renfant miraculenx.
Dat zijn van de verrassingen van Guillatime
Apollinaire.
\V. G. C. B v v A s o K