Historisch Archief 1877-1940
25 Maart '22. - No. 2335
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BTJKOMSTIGHEDEN
XIX
Niemand kan ontkennen, dat tot de bon
ton" en de gedistingueerd"-heid ook rei
zen" en bereisdheid" behoort. Wanneer een
dikke juffrouw, die we in stilte onverdraaglijk
burgerlijk hadden gevonden, zich in het ge
sprek een: Toen we dien winter in Egypte
waren" laat ontvallen; of als de man, die met
zijn mes en vork heeft zitten manoeuvreeren,
tot we hem geen enkele kans meer gaven, op
eens zegt: O, maar voor mij gaat er niets
boven Qranada; daar kan zelfs Venetië het
niet tegen houden;" dan kijken we hen
met nieuwe oogen aan, en overpeinzen, of
we ons oordeel niet nogeens grondig zullen
moeten nakijken. (Al heeft zij misschien in
Caïro als kamermeisje gefungeerd, en a! kan
hij een reizende pédicure zijn.) Over wat ver"
is, ligt nu eenmaal een mythische bekoring en
de conversatie bestaat voor het grootste
deel van het bijgeloof, dat het relaas over een
groentensoepje in Moscou of een oorontste
king in New-York interessanter en grootscher
zijn, dan over dezelfde geneuchten en verdrie
telijkheden, in Amsterdam of in Den Haag
beleefd. Wie op het forum een nieuwe veter
in zijn schoen rijgt, ontkomt niet aan de
sensatie een belangrijke cultuurdaad te
verrichten, en een roman, die ons van twee
gelieven in Californië vertelt, boeit alleen al
door de sinaasappels en de aloë onze aandacht.
Als iemand zegt: ik ga op reis," dan zegt de
ander onmiddellijk: hoe heerlijk voor je;" zon
der de mogelijkheid open te laten.dat het toch
ook heel goed eens niét heerlijk kan zijn,
eigen huis en eigen kring te verlaten. Het
schijnt in niemands hoofd op te komen, hoe'n
geringschatting van en onvoldaanheid over
ons leven van allen dag dat eenstemmige ge
jubel over op-reis-gaan inhoudt.
Het hoogéwoord moet er nu maar uit:
ik houd niet van reizen. Ik weet niet, of die
afkeer mij het eerst bewust is geworden, toen,
in het felst en jammerlijkst van den oorlog,
een dame op een jour, met de stem op de punt
van haar tong, er zich over agiteerde, dat
men al deze vervelende jaren toch maar niet
zijn land uit kon, en nu zeker niet klaar komen
zou met die groote wereld;" of dat de een
zame nachten, dat ik wakker lag in Parijs, in
Florence, in Kopenhagen, in Hamburg, het
mij hebben aangedaan; voor mij is reizen
synoniem met heimweh, en heel dikwijls ook
met snobbisme. Ik vind goed-reizen zoo'n
ontzaglijk-moeilijke bezigheid, dat ik me niet
kan begrijpen, dat juist menschen, die het
verdere stuk van hun leven niets plegen uit
te voeren, er den meesten aanleg voor zouden
hebben. Want, als je in een vreemd land iets
wilt bereiken, en je niet als een zielige
pretparia wilt blijven voelen, dan is het werken,
met al je verstand en gevoel, en al je zintui
gen tegelijk. En alles en iedereen is tegen je;
iedereen duwt je naar den kant van het ver
maak en de feestelijkheid; wie uit een ander
land komt, wordt onmiddellijk gecenseerd op
confiseries met strijkjes en op operettes uit
te zijn; maar den ernst van de leeszalen,
van studiekringen blijft hij verre. De gast
heer weet wel wat hij doet: hij wil den
weinigbegrijpenden vreemdeling wel toelaten tot
de contreien van zijn ontspanning, van zijn
plezier. Maar den heiligen tempel van zijn
arbeid houdt hij voor hem gesloten.
Daarom begint, na een korten tijd, iedere
vreemdeling zich weemoedig te voelen, al
is de stad van zijn tijdelijk verblijf nog zoo
mooi. Als hij niet op de een of andere manier
tot haar hart weet door te dringen, door een
speciaal onderzoek; door de bestudeering van
een bepaald onderwerp, dan zal hij, dwalend
door musea, paradeerend in schouwburg-loges,
of achter een blank-gedekt tafeltje in een
restaurant, toch overal de beschamende ze
kerheid meedragen, dat hij hier eigenlijk niets
te maken heeft.
,,Natuur"-reizen zijn in zekeren zin een
voudiger; en toch weet ik niet, of een weiland
bewoner op een veertiendaagschcn
fjordentocht wel eigenlijk het wezen van die onge
naakbare rotsen kan doorgronden; of het niet
meer blijft bij ten bot verbazen: wat benne
ze hoog en nauw," zooais je je k kunt ver
bazen over een onwaarschijnlijk smal steegje
in een achterbuurt.
Er zijn op iedere reis meestal wel n of
twee momenten, die je werkelijk onvergete
lijk" kunt noemen, en die je in alle eerlijkheid
niet zoudt willen missen". Maar hoeveel
dagen en weken liggen daarom heen van leege
vermoeienis, als de vonk niet opsprong in
ons hart; als onze beenen bewogen en onze
oogen staarden; en onze monden misschien
zelfs bewonderende woorden zeiden, maar het
innerlijke contact met die vreemde schoonheid
niet te vinden was. Hoeveel ongerief en ver
veling, hoeveel onrust en angst moeten we
doormaken, alleen om die paar minuten te
bereiken, waarop de reis wezenlijk geeft, wat
wij voortdurend er van verwachten....
En dan is er ons eigen land, waar we elkaar
allemaal kennen en elkaar allemaal groeten;
(of juist omdat wij elkaar kennen, elkaar na
drukkelijk niet groeten;) ons land met zijn
stille rivieren en zijn boomgaarden om kleine
roode huisjes; met zijn slootjes en weilanden,
en de eeuwige stem van de zee; met al die
wilgeboomen, die persoonlijkheden zijn, en
de blanke zandheuvels tusschen donkere
dennetjes Maar als op al dat altijd-geziene
een avond de blauwe maneschijn valt; of
als de storm met de zee worstelt, zoodat het
witte schuim over de pieren spat; als de
vruchtenboomen bloeien zoo hard als ze kun
nen, tot het kromste boompje toe,?dan staan
we niet te wachten, of ons hart daar ook iets
bij voelt, maar, vór we ons konden bezinnen,
breekt de verrukking in ons open, over de
heerlijkheid en de kracht; de teerheid en de
weelde van ons eigen kleine land, dat we be
grijpen, omdat het ons heeft gevoed; dat we
liefhebben, omdat we er bij hooren; en waar
aan we, als we levende menschen zijn, (omdat
we nu eenmaal geboren Hollanders zijn)
mér beleven kunnen dan aan Japan en IJs
land en de Sahara bij elkaar.
A N N i E SALOMONS
PARIJSCHE MODEFLITSEN
OVER BOEKEN EN TIJD
SCHRIFTEN
Femme, door MAGDELEINE MARX (Paris,
Ernest Flammarion)
L'art pour l'art. Dit is al zooveel herhaald,
dat het afgezaagd wordt. En de kunst van.
dit boek staat op een hoog peil. Hier is een
zeer intelligente jonge vrouw aan het woord,
die in prachtige stijl, met verwonderlijke
scherpte al haar gevoelens ontleedt en weer
geeft. Toch wekt het geheel den indruk, dat
haar intelligentie grooter is dan het gevoel;
op veel plaatsen is het dan ook een gemis aan
gevoelens, dat zij beschrijft.
Doch het is voornamelijk de titel, die slecht
gekozen is, in verband met het werk.?Femme,"
dus vrouw, in den meest algemeenen zin,
met gevoelens, gedachten en wenschen, waar
iedere vrouw min of meer in deelt. Zelden is
zoo duidelijk uitgekomen als in dit werk, dat
er twee soorten vrouwen bestaan, waartusschen
de scheiding misschien dieper is, dan tus
schen man en vrouw. De gevoelens mogen
prachtig geobserveerd zijn, het zijn de ge
voelens van zoovele bekende vrouwen uit de
geschiedenis, en die er ook in de toekomst
altijd zullen zijn. Doch het zijn niet de ge
voelens van zoovele anderen. Haar geschie
denis is huwen, kinderen krijgen, sterven.
Niet emotievol genoeg, om een roman van
te maken. Toch emotie genoeg, om aan het
leven eener vrouw een diepte te geven, die
zelfs de knappe psycholoog Magdeleine Marx
niet peilen kan.
Zij beschrijft de liefde tot'haar man, nadat
zij twee jaren gehuwd zijn. Dit is wellicht het
mooist geschreven hoofdstuk uit het boek.
Doch zonder overgang, zonder strijd zelfs
heeft zij even later een allerbanaalste ver
houding met een anderen man. Nu is er
natuurlijk moraal, door de menschen als
nutteiooze hekjes op den weg gezet. Doch er
is ook moraal, die grondt in 's menschen
binnenste.
Wie ten volle vrouw is, kan dit slechts zijn
voor n man, en tegen deze moraal zondigt
de schrijfster met weinig vrouwelijke fijnheid.
EISCHT STEEDS
SIPKES'JAMS
Teekenlng voor déAmsterdammer"
van P. Haighton
Avondjapon van goudkleurige Crèpe de
Chine, van onderen ingehaald. Lang, strak
lijfje van goudkleurige kralen, waarvan
verschillende ritsen kralen afhangen.
Avondhoed van dezelfde zijde in Sultane-vorm
met lange, zwarte veer.
Het andere, waardoor wél bewezen wordt,
dat de schrijfster hier geen vrouw uitbeeldt,
ten volle dit woord waardig, zijn haar ge
voelens, als zij moeder wordt; zij ontkent het
moederlijk instinct. Doch dat zegt niet, dat
anderen niet juist dan de diepste gewaarwor
dingen des levens ondervinden. Hoe beschrijft
Querido in zijn Jordaan de moeder in die
oogenblikken, en dan nog wel een moeder
van een zevende kind.
Ook verder voedt zij het kind wel goed op,
maar is er toch van overtuigd, dat men:
Door van een kind te houden steeds geeft,
zonder ooit te ontvangen." Is zij dan onvat
baar voor het innigste, wat een vrouw ont
vangen kan, de getuigenissen van liefde van
een klein kind, waarbij al haar geven niets is?
Zij heeft een vriendin gevonden en zij voelt
haar vriendschap geheel als liefde. Dit is
ook juist wat wij in 't leven vaak opmerken,
bij een groot gemis aan de meest vrouwelijke
kwaliteiten een meer dan gewone vriendschap
voor dezelfde sexe.
En ten laatste zal een fijnvoelende vrouw
nooit zókunnen schrijven, over \\at hoort
tot het gebied der onuitgesproken dingen.
Als later de vrouw beschreven wordt uit de
literatuur van dezen tijd, dan ziet het er be
denkelijk voor ons uit, met werken als deze,
irjg wel door vrouwen, 't Is een boek, dat
n door zijn gebrek aan moraal, n door zijn
gedurfdheid veel kwaad kan. Het moge een
hoogstaand kunstwerk zijn, dat het exprime
la femme", zooals Barbusse in de voorrede
zegt, dat zullen, gelukkig, velen niet met hem
eens zijn.
J. R l E M E N S R E U R S L A G
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII IIIIIMIIIIIIII MIIIIIII i iiiiiiuiiiiiiit
VAN KINDEREN
DE GRIEZELIGE POP
Op de zolder is een klein afgeschoten
kamertje, 't poppenkamertje. Dat is het
kamertje van de twee meisjes, daar spelen
ze, daar worden ze niet gestoord, daar leven
ze met de poppen, de poppen, die geschaard
zitten om 't tafeltje, elk met 'n andere uit
drukking op hun poppengczicht.
't Blozende ronde gezicht met de
rondstarende oogen en de blonde krulletjes, zoo
glanzend, zoo heel echt en de donkere pop
met rechte zwarte haren, de steenen tandjes
lachen altijd, altijd en toch zijn de oogen
groot, droomend alsof ze ver weg zijn, ver
uit 't poppenkamertje. Er zijn ook afgeleefde
poppen, half reeds vergaan met slappe
lijven, 't zaagsel uitgebloed; ze zitten tegen
elkaar in een stoeltje, een hoopje afgedane
poppen. Toch worden ze nog geliefkoosd,
opgesierd, recht gezet, maar het blijven arme
stakkers. Er is ook 'n kranig meneertje met
hoogen hoed, die werkelijk kan loopen en
stijf met armbuiging z'n hoedje onder 't
marcheeren afneemt.
En dan is er een pop met geschilderde
kop; zij hoort van de jongste van de twee
meisjes, 't is juist haar pop die ze boven alle
poppen verkiest. Juist die pop met 't akelige
stroeve gezicht, de harde wangen, met
de harde houten haren, stijve armen en 't
stugge lijf. 't Is 'n pop, die zou kunnen be
driegen, 'n misdaad doen en haar gezicht zou
altijd blijven onuitstaanbaar, kalm, onbewo
gen met 'n gluiperige griezeligheid in de harde
oogen.
Hansje, 't jongste zusje van de twee meis
jes, Hansje die net drie jaar is, mag wel eens
mee naar boven, naar het poppenkamertje.
De dikke handjes moeten alle poppen eens
aanpakken, omdraaien, weer in 't stoeltje
zetten, of in de wieg de bakerpop stijf
inpakken, 't Kranige heertje vindt ze verruk
kelijk, als hij zoo kranig de kamer rondstapt,
alsof hij unter den Linden" loopt; ze klapt
dan in de handjes en telkens vraagt ze of
't heertje nog eens mag loopen, maar 't mag
niet téveel, de zusjes zijn al wijs, ze weten
van opdraaien en van kapot gaan. Met de
afgeleefde poppen mag ze sollen, ze mag ze
zelfs op de zolder meeslepen, ze mag er mee
spelen wat ze wil. De zusjes zeggen en knik
ken als twee wijze vrouwtjes, dat kan geen
kwaad" en 't is zoo rustig als zij met hun beidjes
op 't poppenkamertje spelen en Hansje met
de oude poppen over de zolder solt.
Maar voor de pop, de misdadige, huichel
achtige pop, de pop met de harde ziellooze
kop, daar heeft Hansje groote angst voor.
Daarom durft ze niet alleen naar zolder, naar
't poppenkamertje om die pop. Als ze weet
dat de zusjes uit zijn, wil ze wel graag eens
alleen naar 't kamertje. De voetjes loopen al
op de trap, maar opeens blijft ze staan, de
oogen vol schrik. O, de nare pop, o nee niet
alleen in 't kamertje met de pop. Als de zusjes
in 't kamertje zijn en Hansje er in wil komen,
houden ze maar even de nare pop om de deur.
Ze holt dan weg en de zusjes zijn van haar af,
den heelen middag.
Als ze wel eens in 't kamertje mag komen,
begint ze met de pop te negeeren, maar toch
moet ze even schuin naar haar kijken telkens
en telkens weer. O, als ze durfde, ze zou haar
van 't stoeltje willen sleuren en dan weg,
weg voor altijd. Die pop maakt haar bang en
als ze huilend wakker wordt, dan is 't van
die pop, dat ze droomde. Het is een vroolijk,
dartel kindje, ze springt door den tuin,
maar opeens kan ze stil schuw opkijken. Zou
de pop van de zolder komen? Ze letten er
niet zoo op, de groote menschen om haar
heen, ze kennen niet haar leventje, ze zien
haar als lief aardig kindje, ze weten niets van
haar angst om die pop.
En altijd als ze naar boven trippelt, als de
zusjes daar zijn, dan is er een hoop in haar
dat de pop verdwenen zal zijn. Hoe dat weet
ze niet en altijd zit ze er nog, 't nare gezicht
dat ze niet zien wil.
Tot op een dag, wie kan zeggen hoe ze er
toe is gekomen, hoe ze dorst, is zij naar boven
geklommen heel zacht, heel stil. Ze wist dat
de zusjes er niet waren. Ze moest 't nu doen.
Ze moest. Rood en gejaagd is haar gezichtje.
Dadelijk als ze de deur van 't kamertje heeft
opengedaan, ziet ze de pop, maar ze gaat
niet terug. De oogen zijn wel angstig, groot
en 't handje beeft wel als ze de pop met een
ruk aan de arm uit de deur sleurt. Even kijkt
ze en ziet 't gezicht waar ze zoo heel erg bang
voor is. Ze wil niet zien, weg die oogen, dat
haar, die kop. Niet ver van 't kamertje staat
een vat met boter, en opeens verdwijnt haar
andere handje in 't botervat. De vingertjes
vol met boter gaan nu over de kop van de
pop, dikke klonten boter drukt ze in de oogen,
TH.FIUIENvH.VIIJIiE8HO[D
Hofleverancier - Amsterdam
Willemsparkweg 9.
Tel. No. 1793 Zuid.
KOUDE EN WARME SCHOTELS
GAGEL
Nog eer de hagen besprenkeld raken met
groen, vertoont de Lente haar rijkste en liefe
lijkste kleuren. Hiermee bedoel ik niet het
geïmporteerde en zeer gewaardeerde moois
uit onze tuinen, maar de gewone buitenwereld,
de wouden en weiden, de akkers, het duin
en de hei. Daar hebben we den bloei van
hazelaars, wilgen, elzen, ab-jclen en iepen
elk met zijn zeer bijzondere kleuren. De
jonge twijgen van de linde worden helder
rood, een diep wijnrood tint de kronen der
beuken en nog een andere menging van
karrhijn en violet spreidt een glorie over de
berkenboschjes van het duin. De schors van de
populieren wordt al geleren geler, het mooist
wel bij onze gewone zwarte populieren. Wie
dezer dagen het Koninginneduin bij
Bloemendaal beklimt, kan mijlen ver die gele
populiergroepcn in het duin zien afsteken tegen
het purper der berken. In de weide wordt het
grijs der stoppels doorbroken door de frissche
jonge grassprietjes, het eerst
aandenzonnekant van slootenengreppelsenflauwe
terreinplooien. Het wintergraan is op zijn mooist
en men kan nu volop genieten van het contrast
tusschen lavendelblauwe braaklanden en het
smaragd van de jonge rogge.
Ook de heide laat zich niet onbetuigd. De
hooge hei blijft strak en bruin en doodsch,
maar op de lage plaatsen is al leven genoeg.
Daar bloeien allerhande wilgen, het mooie
heide-wollegras schiet op met glanzig donker
groene pieken en op gunstige plaatsen gloort
wijd en zijd het warme goudbrons van de
bloeiende gagel.
Dit nobel struikje is eigenlijk een zeer
gewone plant die tusschen 50 en 70 graden
Noorderbreedte overvloedig groeit zoowel
in de Oude als in de Nieuwe Wereld, maar die
tot nu toe in Nederland en aangrenzend ge
bied het 't meest naar zijn zin had. De naam
Gagel is van Keltischen oorsprong en wordt
in de literatuur het eerst gebruikt door
Dodonaeus. Het is wel merkwaardig dat ons
struikje bovendien nog twee namen voert,
die beide betrekking hebben op ons land.
n.l. Brabantsche Myrte (Brabantiner Myrte)en
Dutch Myrtle. Deze laatste naam schijnt nog
gangbaar te zijn in Amerika, de eerste komt
in de geneeskunde voor, want vroeger wer
den de gagelbladeren wel als geneesmiddel
gebruikt, als Herba Myrti Brabantini. Waar
voor, dat weet ik niet. Wel vind ik vermeld,
dat met de vruchten en bladeren nog een soort
van maagversterkend" likeur wordt ge
stookt. Vroeger werden ze ook gebruikt
in plaats van hop bij de bierbrouwerij en
dat bier moet nog al heel sterk geweest zijn.
De schors leverde looistof, de bloemknoppen
een gele verfstof. De plant heeft dus vroeger
in het volksleven nog al een vrij groote rol
gespeeld. Tegenwoordig hangt een
Brabantsch of Geldersch boertje nog wel gagel
takken op in bedsteden of kleerenkastcn als
middel tegen motten en vlooien en spreekt
dan van vlooienkruid". De Terschellingsche
naam hopriezen" herinnert aan het
bierbrouwersbedrijf, terwijl de naam pos" en
post" overeenkomt met het Duitsche
Pforst", waarmede thans de
heidekruidachtige plant Ledum palustre wordt bedoeld,
die bij ons niet voorkomt, maar beoosten de
E!be op ongeveer dezelfde plaatsen groeit
als onze Gagel en dat is op veilige plekken
van allerlei soort.
Wij denken daarbij hel meest aan natte
heiden en hooge venen en daar vinden wüde
gagel dan ook overal van Groningen tot Bra
bant. Een andere, niet minder interessante
groeiplaats vinden we in de duinen en wel in
het bijzonder van de Berger duinen tot op de
Noordzee-eilanden. Daar zijn prachtige
gagelvalleien, waar naast de gagel nog allerlei
mooie planten groeien. Waar het duin
kalkrijker wordt schijnt de gagel minder goed te
gedijen, maar er zijn toch plaatsen genoeg
ZOMEN
SPECIALE INRICHTING
voor
Maikiezen en Zonneschermen
tegen concureerende prijzen
waar zij zij aan zij groeit met de duindoorn.
Verder vinden we haar in de onschatbare
laagveenplassen, zoodra de veenvorming daar
in een bepaald stadium is gekomen, o.a. in
de plassen van I.oosdrecht en Kortenhoef.
DU vee n in oe rasse n van het Naardcrmeer
hebben al wel reeds dophei, maar nog geen
gagel. Daar zijn thans een heuleboel planten
op komst, waarnaar met verlangen wordt
uitgezien. Hoe eerder de agel het
Naardermeer bereikt, hoe beter, want daar is
hij dan voorlooopig veilig.
Overal elders krijgt zij het gaandeweg te
kwaad. Toen wij deze week in Brabant rond
reden en ik wat'gageltakken mee naar huis
wou nemen, zei onze geleider: doe het dan
dadelijk want verder zien we vandaag geen
gage! meer, alles wordt ontgonnen". Dat
kwam precies uit, want we reden weldra door
duizenden hektaren oude hei, doorploegd en
doorgreppeld en met dennetjes bestoken.
In Amsterdam is de gagel nog weinig be
kend, maar toch zag ik er dezer dageneenige
takjes te koop aangeboden. De gagelkatjes
zijn veel mooier en voornamer en duurzamer
dan de wilgenkatjes. Ze staan zeer dicht
aan de rijk vertakte twijgen. Er zijn er van
tweeërlei soort: mannelijke en vrouwelijke
aan verschillende struiken. De eerste vallen
't meest in 't oog, de laatste zijn 't mooist.
De bruinroode schubben zijn bezet met kleine
gele klierpuntjes, daardoor ligt over het ge
heel een fijne schittering. Die kliertjes geven
de heerlijke geurstof. Als de katjes zich strek
ken komt bij de mannelijke de gele, spiege
lende binnenkant van de schubben te zien en
de purperen meeldraden, die weldra over
vloedig geel stuifmeel uitstrooien. Bij de
vrouwelijke katjes komen dan vlammend
roode stijltjes te voorschijn, nog mooier dan
die van den hazelaar. Als nu de zon schijnt
in zoo'n gagelbouquet, dan hebt ge weer iets
om te onthouden en naar te verlangen. En
als ge iets heel moois wilt zien, ga dan in
de mond. Nu ziet ze 't nare gezicht niet meer
en ze sjouwt de pop tot aan de trap; naar
beneden moest ze. Hansje weet wel de vuil
nisbak, waar alle vieze, leelijke dingen in
gaan, daar moet ze in. Maar dan, de boter
druipt van 't gezicht af, de oogen flitsen haar
aan. O, zoo bang is nu dat heele kleine meisje.
Weg weg, die nare pop, ze gooit haar naar
beneden, de trap af. Bons, daar lag ze, ge
spleten haar poppengezicht.
HèHansje," roept moeder, wat doe je"?
Ze dacht al, dat Hans was gevallen, geluk
kig 't is de pop ! Maar 't is juist de pop waar
Marietje zooveel van houdt.
,,Hansje wat heb je gedaan?" vraagt moeder
streng.
Hansje huilt, niet, kijkt strak, durft nu wel
te kijken naar de pop, die nu niet meer is de
pop van 't poppenkamertje.
Pop moet weg," zegt ze beslist, Hans
zelf gedaan."
Juist komt Marietje thuis; moeder wil nog
gauw de gebroken pop wegdoen. Maar ze
heeft haar al gezien, ook Hans, die heeft 't
natuurlijk gedaan en als 'n kleine furie valt
ze tegen Hans uit.
Moeder troost, praat van 'n nieuwe pop
en Hans mag niet meer zulke ondeugende
dingen doen. Hans ziet, dat de pop wordt
weggedragen, weg is nu die nare pop en ze
laat heel gedwee de vette boterhandjes
wasschen.
E. T I E R I E?H G E R Z E I L
De eerste klompjes
M'n kleuter heeft z'n klompjes an
Nou kan ie stappen als een man !
Z'n beentjes zijn zoo sterk, zoo vlug;
Z'n handjes vouwt ie op den rug,
En met z'n oolijk jongenssnuit
Licht ie de wereld maar wat uit,
Terwijl z'n bol wiegt op de maat
Van 't kleppend klappen op de straat.
Geen zorgen kent ie nog of pijn.
En weet alleen maar blij te zijn.
Hem zoent de zon, hem streelt de wind....
Och, bleef je steeds zoo frisch, mijn kind.
BERT VAN REES T
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illlllllllllllllll
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
Menschen met en zonder zenuwen
De gezonde mensch wordt zich zijn levens
proces niet bewust. Alle functies worden
van zelf" verricht. De eerste mensch, die
bemerkte, dat hij een maag had, was tevens
de eerste maaglijder.
Er zijn gouden eeuwen geweest, dat de
menschen niet wisten, dat zij zenuwen had
den. Tegenwoordig echter zijn de zenuwen
van de meeste menschen verzwakt, en zij
hebben een middel noodig, dat hun zenuwen
versterkt en weer gezond maakt. Dit middel
vinden zij in Sanatogen, dat door 22.000
artsen schriftelijk wordt aanbevolen. O.a.
schrijft een Nederlandsche arts te
's-Hertogonbosch: Sanatogen werd reeds lang
en wordt nog door mij in verschillende ge
vallen van 'zenuwachtige aandoeningen toe
gepast. Dat het een aanwinst voor onze
artsenijschat is, blijkt wel hieruit, dat in
verschillende gevallen van neurasthenie, en
vooral daar, waar de voedingstocstand ge
leden had, het door mij met succes gebruikt
werd, terwijl een rustkuur hier geen invloed
had".
Sanatogen is verkrijgbaar in alle apothe
ken en drogisterijen in verpakkingen van
/ 1.-- tot ? 9. ? . (Adv.)
iiiiiiiiiiMiinimlimiii
deze dagen naar onze Oisterwijksche vennen,
waar het heldere water thans omkranst
wordt eerst door bloeiende gagel, dan door
bloeiende, wilgen en daarachter de donkere
dennen.
Over het algemeen zijn heideplantcn niet
gemakkelijk te kweeken, maar de gagelis
nog al geduldig. Het deert haar ook niet als
op Texel of Terschelling de zee weer eens
inbreekt in de strandvallei en de boel vooreen
poosje onder het keukenzout zet. Wij kunnen
dan ook met groote kans op goeden uitslag
probeercn om gagel in onze tuinen en plant
soenen te kweeken en we zullen er nooit
rouwig om zijn. Vroeger heeft men met een
zekere voorliefde we! Amerikaansche
gagelsoorten aangeplant, in het bijzonder de
wasgagel, Myrica cerifcra, die thans zelfs op een
paar plaatsen verwilderd in ons land voor
komt in concurrentie met onze eigen gagel.
Het is niet meer dan billijk dat we de onze dan
ook een plaatsje in den tuin gunnen. Maar
bovenal is het wenscheliik, dat wij in ons land
gagal-landschap behouden en dat kan alle
maal heel goed, als we maar vasthouden aan
de leus, dat n percent van onzen grond vrije
natuur moet blijven.
J A c. P. T n i j s s E
MOERHEIM"
DEDEMSVAART
LEGT
BORDERS
AAN
Hiiriiiuiiiiiiii i