De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 maart pagina 7

25 maart 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

25 Maart '22. No. 2335 DE AMSTERDAM ME R,- W EEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekenlngen van Dr. H. P. Berlage Het nieuwe Hofplein. Op den achtergrond de wolkenkrabber" BOUWKUNST HET HOFPLEIN-ONTWERP VOOR ROTTERDAM Hoe gaarne wenschte ik van overdrijving beschuldigd te kunnen worden, bij de be wering, dat er gedurende de vorige eeuw op 't gebied van stedenschoon door onverstand en willekeur meer geschonden en verwoest werd, dan door alle vroegere oorlogen, beeldenstormen, branden, aardbevingen en overige pestilentiën bij elkander. Letterlijk geen enkele zich ontwikkelende en stoffelijk vooruitgaande plaats in Europa of de andere werelddeelen kan aangewezen worden, waar de noodzakelijke veranderingen en uitbreidingen niet ontstaan zijn ten koste der vernietiging van kostbare werken van geschiedenis en kunst. Door dit feit te constateeren, zou ik niet graag voor 'n oudheidkundigen maniak ge houden worden ! Ver van dat. Voor mijn part kon minstens negen-tiende van al het oude gerust opgeruimd worden, mits ermaarwat beters voor in de plaats ontstaat.... Doch juist in dit laatste schuilt de ellende. Trouwens, het is meestal niet een kwestie van piëteit, indien zoo vaak getracht wordt, met alle mogelijke middelen het bestaande te behouden. In hoofdzaak is dit ook een finantieele aangelegenheid. En vooral op 't gebied van stedenbouw is het zoo gemakkelijk transigeeren ! 't Gaat hiermede als met 'n versleten jas: Jonge, jonge, wat begint ie er gehavend uit te zien ! 'k Durf er haast niet meer mee voor den dag komen. Maarrr alles is zoo duur, zoo schreeuwend duur in dezen tijd. Jan, Piet of Klaas zien er nog heel wat slech ter uit.?Kom! 'n jaartje moet ie nog maar mee" Enz. enz. Zoo gaat het in alles tegenwoordig. Alleen met dit verschil, dat het bij stedenverbeteringen niet om 'n jaar, maar om tientallen van jaren gaat. Uitstellen in deze geschiedt o, zoo gemaklijk! Apres nous?enzoovoort. In gevallen als te Rotterdam dient dan ook door ernstige, degelijke menschen de knoop doorgehakt te worden. Kort maar krachtig dienen ze te besluiten: nu of nooit ! Want er valt zelfs niet over te re de nee re n of het scheppen van een nieuw Hart of Centrum voor deze plaats noodzakelijk is. De appreciatie hiervan hangt immers geheel van ieders ka rakter of persoonlijkheid af. Juist als in 't ge val van de oude jas kan natuurlijk gewacht worden tot de vellen en lappen er bij hangen. De bestaande toestand in de omgeving van het Hofplein heb ik*de vorige weck nog eens in de puntjes opgenomen. En het verval daar is nog erger dan ik verwachtte, 't Is gewoonweg 'n schande voor 'n stad van de eteekenis van Rotterdam. Wie beweren wil, dat ik overdrijf, verzoek ik ernstig dat hier te komen zeggen. Maar steeds is er 'n geluk bij een ongeluk. Want bij alle gebouwen, die voor het Hofpleinontwerp dienen onteigend te worden, heb ik er g?en enkele kunnen ontdekken van histori sche o/ aesthetische waarde. En dit geldt ook voor den geheelen Coolsingel en zijn omgeving, met uitzondering van n schappelijken gevel misschien. Al brak men daar alles af binnen den omtrek van 'n kwartier gaans, dan zou daar geen echte traan om gelaten kunnen worden *) Berlage's plan is een goed plan, omdat het natuurlijk is. Het ontstond niet uit een voor opgezette meening, doch vloeide geheel uit de bestaande gegevens voort. Het is daarom echt modern. Alle op het plein uitloopende onregelmatige wegen behielden hun natuurlijk verloop, maar werden in een enkelen greep, in n groot knooppunt vereenigd. Het plein verkreeg daardoor een werkelijk oorspronkelijke n vorm, een vorm welken men tevergeefs elders zoeken zal. Bij aandachtige bestudeering komt men tot de conclusie, dat de oplossing hier als 't ware gelijk het ei van Columbus is; doch ontwaart daarbij tevens, dat dergelijke eieren niet iederen dag zóop den kop worden getikt. Hier is 't de plaats niet, om ons in technische bespiegelingen te verdiepen. Deze toch behooren in de vakbladen thuis. Wel moge het echter vergund zijn, in 't kort enkele hoofd zaken te bespreken, welke ongetwijfeld ook bij den niet-deskundige belangstelling wek ken zullen. DE WOLKENKRABBER ALS DOMINANT VAN HET HOFPLEIN Niet zelden gebeurt het, dat de in lateren tijd ontstane groote verkeerspleinen der hoofd steden, zelfs ondanks deerheerschcnde drukte, aesthetisch te leeg lijken. Men gevoelt zich door dergelijke pleinen als 't ware opgeslorpt worden, zich erin verdwijnen; hetgeen een onmiskenbare gewaarwording van onbehaag*) (iebouwen als het nieuwe Raadhuis en het Postkantoor vallen hier natuurlijk buiten. Nieuwe toestand lijkheid, van onrust en zich eenzaam voe len tot gevolg heeft. Deze trieste stem ming wordt hoofd zakelijk veroorzaakt door de slechte ver houding welke er be staat tusschen de opgaande wanden van dergelijke pleinen (de hen omringende ge bouwen dus) en de daartusschen gelegen open ruimten die het plein-zelf vormen. Waar toch de hoog ten dier gebouwen ten opzichte van het plei noppervlak te gering zijn, daar wordt het oog te weinig tot de eerste en te veel tot het laatste getrokken, waardoor dan natuur lijkerwijs dat onbe haaglijk gevoel van verlatenheid ontstaat. Waar nu een stad 'n plein van groote afmetingen vereischt, en de omringende ge bouwen natuurlijk niet ad-libitum hoog opgetrokken kunnen worden (daar dit het aspect der aangrenzende straten te veel in de verdrukking brengen zou) is er maar n radicaal middel om dat onaangename leegtegevoel op te heffen: door een alles beheerschend aantrekkingspunt een domi nant te scheppen, dat vór en boven al het andere het oog tot zich trekt, en al het overige geestelijk aan zich ondergeschikt doet zijn. M.a.w. n bouwwerk dient vór alle overige te imponeeren. In vroeger eeuwen ontstonden dergelijke dominanten als vanzelf. Toen waren het de machtige kerken en cathedralen die door hun geweldige afmetingen en hooge torens alles beheerschten en ieders blikken tot zich trokken. Bescheiden voor de dorpen, groot voor de steden, domineerden deze godshuizen steeds hun geheele omgeving. Zij waren de magneten, de Centra van heel het menschelijk leven. En terecht worden zij dan ook bij de kloek ver geleken de moeder-vogel - die hare jongen beschermend onder hcnr vleugels neemt. Geheel andere tijden echter beleven wij. En al koesteren we ook grootcn eerbied voor de schoone werken van voorheen, -- namaak of nageaap is uitgesloten. Het oprichten van bedehuizen als aantrekkingspnnten of domi nanten voor de hoofdpleinen der groote steden is voor dezen tijd ondoenlijk en uitgesloten ??alleen reeds, omdat, wat de geloofsovertui gingen betreft, de gevoelens te zeer uiteenioopend geworden zijn en er geen algemeene overtuiging leeft, gelijk deze in vroegere eeuwen bestond. Geen secte zou zich nu op het voornaamste plein eener stad een godshuis stichten kunnen, zonder dat dit velen anderen een voortduren de doorn in 't oog zou zijn.... Om kort te gaan, bouwmeesters dienen in dezen tijd naar andere dominanten te zoeken. Zijn er zulke ? Ongetwijfeld. Want de Bouw\vei k-typen voor ideeële doeleinden van algcmecncn aard, als Schouw burgen, Concertgebouwen, Musea, Biblio theken, Universiteiten, handhaafden zich niet slechts tot in dezen tijd; zij zijn zelfs tot machtige vraagstukkeu gegroeid, die de innige liefde en algchcele overgave in studie der waarachtig moderne kunstenaars bezitten. Aan deze vraagstukken geven zij hun hart; ?en de resultaten dezer toewijding zijn allerwege merkbaar. Berlage echter koos als dominant voor zijn Hofplein-ontwerp een bouwwerk-type van andere, van meer matcrieele strekking, lui dit m.i. zeer terecht! Want geen dor ei rstgenoemde typen zou een door zijn afmetingen voldoende sprekend niiddenpunt voor dit uitgestrekte plein hebben kunnen vormen. Hunne afmetingen toch, die te geringe hoogte vcreischcn t.n opzichte van dit plein, zijn daarvoor niet ge schikt; en hen van noodelooz'j torens voorzie n,wan-n at uurlijk zoo al niet bespot telijk, dan toch zeker onverantwoordelijk. Deze overwegingen leidden er ongetwij feld als van /.elf toe, het moderne hooge kantoorgebouw hier te verkiezen, een voor 'n handelsstad als Rotterdam even dankbaar als zinrijk object. In n woord: een grootsch, alles domineerend kantoorge bouw móest daar op di t plei n ge pro jectee rd worden. Er bestond go; n betere moge.ijkheid. Dit werd door de ontwerpers terecht ingezien. Zij-/.df zeg gen hierover in hun rapport: Het nieuwe Hofplein. De verhoogde winkelgalerij langs het plein ,,De afsluiting van het langgestrekte plein vereischt een hoog gebouw, waartoe naar onze meening een kantoorgebouw in Amerikaanschen geest zich het best leent. Want het Hofplein, dat door de onmiddellijke nabij heid van het Raadhuis, het Postkantoor en straks van de Beurs, bestemd is ook het middenpunt te worden van zakelijkRotterdam, zal wel een bebouwing moeten krijgen van kantoren en winkelhuizen". Zoo ontstond dan hier logischweg het ontwerp van dezen Sky-scraper, dezen wolken krabber, waarop ik maar n aanmerking heb: hij krabt mij namelijk nog niet genoeg! M.a.w. hij domineert het plein niet voldoende ; is nog te laag. Vandaar, dat het gevoel van leegte, waarover hierboven gesproken werd, zoo inhaerent aan groote pleinen, ook hier nog niet geheel afwezig is. Dit gebrek echter kan gelukkig maklijk verholpen worden. En het doet in 't geheel niets af aan de beteekenis van het ontwerp als zoodanig. Het bouwwerk eenige verdie pingen hooge r optrekken, zal ook in oeconomisch opzicht allicht niet onwelkom zijn. STOAlI'HOKKHiE OF GEBOGEN I'LEINWANÜEN ? De b-ide lange pleinwandcn zijn niet in een rechte lijn gelegen, maar vormen, gelijk de hierbij gereproduceerde plannen duidelijk doen zien, onderling stompe hoeken. Voor meerdere duidelijkheid overdreven voorge steld, aldus: Bij den eersten blik op den plattegrond schijnt het echter, alsof deze wanden lichtgebogui zijn. Eveneens overdreven voorgesteld, als volgt: \ Uit aesthetische overwegingen lijkt mij de laatste vorm verkieslijker. Vooral in onze, meesttijds grauwe, atmosfeer, kan bij de alles beheerschende licht- en schaduwwer king niet genoeg aandacht aan den zonnestand onzer gebouwen en hun omgeving geschonken worden. Gebogen voorwerpen nu zullen zich bij de meeste belichtingen levendiger en aangenamer voordoen, dan lichamen begrensd door stom pe hoeken. Dit komt vooral sterk uit bij zoo genaamd schamp- of strijklicht. De gekozen belichting op de gereproduceerde maquette uit het Zuid-Oosten toont de lange pleinwandal in hun tegenstelling van licht in schaduw op zijn voordeeligst. Doch, neemt men de belichting verder op den dag uit het Zuid-Westen (dus 3 uur als gemiddelde), dan zullen alle langsgevels zich in onzekere halftonen bevinden; alles strijklicht; noch vleesch, noch visch. Het plein als geheel ge nomen, zal zich bij de keuzerder licht-gebogen rooilijnen daarentegen voor een groot deel van den dag veel gunstiger voordoen; meer als een volkomen Eenheid dus door zijn geleidelijken overgang van licht tot schaduw. De gebogen lijn wordt in gevallen als dit ook vaak door een gebroken lijn vervangen. Doch ook deze geeft niet die subtiele, leven dige overgangen. Ook in praktisch opzicht lijkt mij de gebo gen lijn hier het verkieslijkst, daar zij den gale rijen en trottoirs een geleidelijker en aange namer verloof verleent. Maar ook dit is, gelukkig, een betrekkelijk ondergeschikte kwestie; daar zij zonder in vloed op de conceptie van het plan is. Bij uitvoering in de werkelijkheid zijn deze zaken echter van groot gewicht, omdat zij tot de volkomen volgroeiing van het Geheel in niet geringe mate bijdragen. De ruimte laat helaas niet toe, verder op enkele gevallen in te gaan. Alleen zou ik nog willen vragen, of het niet gewenscht is, hoornen om de pleinranden te projecteeren? Niet echter kan ik eindigen, alvorens den ontwerpers de verwezenlijking hunner plan nen in de naaste toekomst hartelijk toe te wenschèn. Zooals gezegd: daarbij zijn degelijke, ern stige menschen noodig ! Plannen werden er nu al genoeg gemaakt. De instemming aller Bouwkunst-lichamen van Nederland is be kend. Moge het hier niet weer op luchtkasteelen, op papieren- en gipsenkinderen iiitloopcn. Dezulke werden de laatste jaren al te veel geboren en gebouwd ! Rotterdam, dat zoo terecht prat gaat op z'n havens, dient toch eindelijk eindelijk een betere STAD te worden ! H. J. M. W A i. E N K A M i' C z. KUHSJHANDEL JACK MIEKEM v/h Chef Goupil A Co 23 & 25a Lange Houtstr,' s-Gravenhage HEtSTERWERKEH VAK DE 17e EEUWSCHE, HAAGSCHE EU FRAHSCHE SCHOOL Bestaande toestand imiiiiiiiiiiHiirmi SCHILDERKUNST-KR ONIEK KUNSTHANDEL BERN-ARD^HOUTHAKKER. Tentoonstelling van etsen door G. Gobo, A. Fléau en Louis Orz. Er is ongetwijfeld onderscheid tusschen de etsers Gobo, Fltau en Orz. De eerste heeft gekeken naar Brangwijn; de andere naar landgenooten uit de reeks Meryou-Lefère; de derde kon een vriend \?n Philip Zilcken zijn. Maar een wezenlijk onderscheid is er toch niet. Misschien zijn hun gemeenschap pelijke karaktertrekken vooral negatief. Zij brengen geen van drieën de etskunst een stap verder; winnen haar geen van drieën nieuwe kanten af. De meest persoonlijke is Orz. hij heeft n goed ding op de beide anderen voor: hij is consciëntieus, ?* oen; hem zacht, week, zwak, hoe ge wilt, maar erken dat hi; zorgvuldig is. Hij zoekt mooie, oude hoekjes van Parijs, steegjes wa;>t verzakte muren, door tiilloozc vensters doorbroken \ooiover bui gen en waar erkers en blinden licht vangen en schaduw werpen. Lijnen en schaduwen geeft hij met een onmannelijke maai lieve teederheid weer De beide andeten flanecren niet meer over het koper, naar Bonnars voorschrift. 7ii dandinceren en hoboelen over de plaat ten koste van hun artistieke verantwoorde lijkheid. De heer Houthakker, die naast hun werk twaalf gekleurde teekeningen van H.P. Schouten ophing, vervaardigd in 1789 en de maanden syrnboliseerend, bewees dezen heeren geen dienst. Hoeveel sympathieker is de argelooze, zijn beste beentje voorzettende en zijn doel bereikende achttiende-eeuwer, dan onze beide oneindig veel artistieker tijdgonooten die hun doel voorbijstreven. Voor sommige naturen is etsen wel een zeer gevaarlijk pro cédé. Was hlarrie Kuyten gelukkiger met een serie l'.iho's, eafé-eoneert, die de heer Hout hakker uitgeeft? Ik geloof het wel. Beschouw ze niet op den keper. Neem ze voor lief om de aardige yerdeeling van zwart en wit, de soms simpele, suggestieve lijn, de wel eens geslaagde typeering. En denk niet aan Daumier en Gavavni. Li'cv .VAN DAM VAN ISSFI.T. Het mag bevreemding wekken, dat van de vele stil levens die wij /oo dagelijks zien, betrekkelijk weinige on* iets zeggen; iets van hetgeen den schilder wel mag bewogen hebben. Zou de oorzaak hierin niet te vinden zijn, dat niet altijd werd begrepen, dat hoe nrxii op zich zelf de dingen mogen zijn, het stil leven in zich zeil een schoon geheel moet zijn, waarbij niet gestreefd is naar portret of studie van de dingen, naar bedriegelijke na bootsing (tr.'mpe l'oeil) waardoor men de dingen zelven mee;it te zien; m:iar slechts en eenig en alleen naar dit schoon geheel? Een schoon geheel, een schoone vulling van het kader: dat, dunkt mij, is voor het stilleven het eenige kunstobject: voor het stil leven datlniet voor de afgebeelde dingen, maar vooi zich als kunst wil spreken; dat niet wil zeggen: .ie hier hoe mooi de dingen zijn, maar: zie, wat kunst vermag. Rhythmisch, synthetisch, gestyk-erd of vrij, realistisch oïimpressionistisch, ruimtebeeld of decoratieve vlakversiering; gezien als C sane, van Gogh. Matissc; het streven zal toch wel altijd moeten zijn. een harmonisch, symphonisch schoon geheel als compositaire vulling van het kader. .-- Dat in de compositie (Whistler sprak van een ..arrangement") de fond. het grondvlak ook. een rol te spelen hebben, behoeft nauwe lijks betoogd; evenmin als dat in het portret de fond en in het landschap de lucht en de atmosfeer, als bindende en enveloppeerende deelen, van groote beteekenis zullen zijn. Stille rust, liefde tot de dingen, de knepen van het vak: peinture, factuur, zijn ook hier voorop gezet. Alle goede stilleven-schilders hebben het immers zóbegrepen :Claes en Heda.Chardin, Vollon, Fantin Latour, Verster en Vaes. Dit vindt men in het werk van Lucy van Dam van Isselt weer; hier {(meer, ginds minder mogelijk; maar het streven is toch altijd in die richting. Men vindt in I'ictura 43 nommcrs, niet n nomnier buiten den Catalogus (No. 44). Zij heeft haar vulling van haar kader, naar saamhoorigheid en band, naar pein ture en tegenstellingen gezocht van witten, grijzen, rood en zwart, en veel schoons daar mee bereikt. Ik noem hier, als het sterkst tot mij sprekend, de nommers 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, II, 35, 39, 42, 43. Behalve de stillevens vindt men hier enkele geestig en vlot geteekende interieurs en een poppenhuis, zie de nommers 22 en 23. Bescheiden als altijd m de geldelijke waar deering van haar werk, mag dit werk vooral op kunstwaardeering aanspraak maken. D i: R o u v i i. i. r..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl