De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 25 maart pagina 8

25 maart 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 25 Maart '22. - No. 2335 G. K. CHESTERTON O. K. C. zal hier den 29 dezer een lezing houden. Er zijn ongetwijfeld Nederlanders, meer bevoegd dan ik, om een voorbereidend woord te schrijven over dezen merkwaardigen Engefschen publicist en zijn positie in zijn eigen land. Maar als een, die hem louter uit zijn ge schriften kent, en daardoor alleen reeds een grooten eerbied en genegenheid voor dezen buitengewonen geest bezit, heb ik juist mij daartoe gedrongen gevoeld. Het is niet als scheppend kunstenaar, als verteller, dat Chesterton in de eerste plaats de aandacht verdient, al is zijn The Innocence of Father Brown" vol lucide vondsten, en al zijn The Flying Inn", The Man who was'Thursday" en The Ball and the Cross", ondanks het wonderlijk, chaotisch slot enorm leesbare boeken. Als essayist en criticus moet men Chesterton vooral leeren kennen. Zijn monografieën over Dickens en over Shaw, zijn proeven van litteratuurbeschou wing The Victorian Age in Litterature" reiken ver over het plan, dat de tekst aangeeft, heen. Zij zijn visioenen van de cultuur, van de menschheid, in flitsen; zij zijn vertoogcn, en zijn profetieën. Zoo zijn ook zijn essays. En toch is Chester ton het is misschien ook eenigszins zijn gebrek niet de man van een systeem, niet een bouwer, geen groot historieschrijver. Hij is essayist: de man met den critischen ?IIIIIHIIIIIIII IIIIIIIIIHI iiiiiiiti iiiiiii tiiiiiimiiiiiiiiiiiitiiiniiMitiimiiiiiimim iiiiiiitiitniiit IMMIIMMUM blik, met het diepe inzicht, met de sterke verbeelding, die in een iets, alles ziet, wiens geest dadelijk de perspectieven doorschouwt, de enorme belezene, de menschenkenner, en de onvermoeide polemicus. Zelf heeft hij het wel schertsend gezegd het is vreemd dat zijn scherts zoovelen voor zijn grooten ernst blind heeft gemaakt dat elk onder werp goed is om er een essay over te schrijven. Het geringste, het meest alledaagsche is hem voldoende om een levens- en wereldbeschou wing aan vast te knoopen. En wel uniek is in dezen tijd, waarin zoovelen die hoogste dingen in den mond nemen om iets zeer alledaagsch bij voorkeur zich zelf aan te duiden, deze schitterende essayist met zijn familiare, soms moedwillig triviale, soms kinderachtige beelden en gelijkenissen, maar die altijd iets groots bedoelt, uit diepere over tuiging spreekt en ter wille van die overtuiging de machtige menigte trotseert. Chesterton, de briljante schrijver, de para doxale, de man van verrassende meeningen en grillige wendingen heeft zijn leven lang n rotsvaste overtuiging verdedigd. In het algemeen zou men kunnen zeggen dat hij, de luchtig schermende maar raak stootende bestrijder van imperialisme en jingoisme, van het Amerikanisme, van de oligarchie, van de vrouwen-emancipatie, van de sporto-manie en van zoovele andere be wegingen van den tijd, (de echtscheidings sage is zijn laatste doelpunt) altijd de verde diger is geweest van hooger menschelijkheid. Zijn pleidooi voor het gezin, zijn eisch van een eigen huis en hof voor alle menschen, voor het moederschap en de moederzorg is er niet minder ernstig om, dat het vervat is in gees tige vergelijkingen, brutale paradoxen en wilde overdrijvingen. Het wordt er alleen ongeloofelijk leesbaar door, ongekend levendig. Ten slotte er zou zoo oneindig veel meer te zeggen zijn wat Chesterton zoo be langrijk maakt, is voor mij nog niet alleen zijn oorspronkelijkheid, onvergelijkelijke gees tigheid. Het is in zijn geringste essay, datgene wat men thans wel met een modewoord cosmisch pleegt te noemen. Chesterton heeft het schijnbaar over luttele dingen, maar eigenlijk heeft hij het over het heelal. Hij spreekt veel gebruikte, versleten woorden zooals b.v. democratie, doch door zijn wijze van ze te bezigen, door de visie die hij oproept, krijgen zij een wijdsche beteekenis, worden ze weer zuivere en groote begrippen. CORNELIS VET H IIIIIIII1IIIIIIIIIH DE CONFERENTIE TE GENUA Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Het Jaarverslag van Philips' Gloeilampenfabrieken, een lichtbaken in deze donkere tijden. Het jaarverslag van Philips' Gloeilampenfabrieken over 1921 is met meer dan gewone belangstelling tegemoet gezien en dat niet zonder reden. De houders der gewone aandeelen toch, die hun stukken vór de befaamde dividend-uitkeering van 151 % (waarvan 100% in aandeelen-Gemeenschappelijk Bezit v. aand. Philips' Gloeilampenfabrieken) op 1025 % hadden gezien, hadden die het vorige jaar geleidelijk zien teruggaan tot 158%, daar de jobstijdingen uit de binnenlandsche nijverheid ook vele bezitters van aandeelen in deze vennootschap wankelmoedig hadden gemaakt en tot verkoop hadden doen beslui ten. Naarmate het tijdstip van verschijnen van het jaarverslag naderde, trad evenwel een herstel in, daar geleidelijk doordruppelde, dat de resultaten over het afgcloopen boekjaar zouden meevallen. Vandaar dat de koers, die in den aanvang dezer maand nog op circa 180% stond, tot boven 200% is kunnen aantrekken. Inderdaad is deze verbetering volkomen gewettigd, want de cijfers, welke de jaar rekeningen der vennootschap bevatten, be wijzen duidelijker dan iets, dat niet alle Nederlandsche industrieën als gevolg van de tegenwoordige valutaverhoudingen ten doode zijn opgeschreven. Integendeel leert een nadere beschouwing dier bescheiden, dat Philips' Oloeilampenfabrick ook bij de buitengewoon moeilijke omstandigheden, waaronder zij het vorige jaar moest werk zaam zijn, in staat was een zeer be vredigende uitkomst te verkrijgen en hare positie niet alleen onverzwakt te handhaven, maar ook de uitgaven, verbonden aan den voortgezetten uitbouw van haar bedrijf, vol komen uit de behaalde winst te bestrijden. Waar daarnevens op het kapitaal een divi dend kon worden voorgesteld, dat in vór oorlogstijd als bijzonder bevredigend gold, kunnen aandeelhouders over den gang van zaken bij dit bedrijf inderdaad geheel vol daan zijn, te meer, wanneer men bedenkt, dat zoowel het gewone als het preferente kapitaal de laatste jaren een belangrijke uitbreiding heeft ondergaan, zoodat voor uitkeering van een even groot dividend als vór den oorlog een zooveel grooter bedrag benoodigd is. Nooit zal hij er komen'als hij den doorgang niet ziet iiMiiiiiiiniMimiii Straat met huizen in Ana C APRI Capri Achter ons ligt de lange droom Egypte". Achter ons ook de korte, intense droom, Pompei'. En ook Napels, en nu zijn we dan op 't eiland van slechte faam en naam", een reputatie, die het heeft weten te handhaven sedert in 29 v. Chr. Keizer Augustus het boven Ischia verkoos en er een serie kasteelen bouwde. Oude bewoners van Capri toonen u nog een eik, een directe afstammeling van degenen, waaraan Capri zijn roem te danken heeft. Oh, die eik, die statig uit den dood herrees en zichtbaar begon te herbloeien op het moment dat Augustus er langs reed. Buon augurio" ! zeiden de hovelingen en goed voorteeken" leek het ook Augustus. Paleizen rezen uit den grond; wegen, die nog dienen, werden gelegd! In paleizen bouwen en wegen leggen was Augustus zeer sterk. En tenslotte: toen hij Capri tot lustverblijf koos, volgde hij alleen de Mode, die wilde, dat alle grooten, in het eiland een ze kere isolatie ziend, een van de vele eilanden langs de Italiaanschc of Grieksche kust tot hun verblijf kozen. Na hem was het Tiberius, die na jaren lang Rhodos boven alle anderen verkozen te hebben, Augustus' plaats op Capri innam. Als ge een beetje Italiaansch spreekt, is het aardigste wat ge doen kunt, met een ouden gids de beroemde punten te gaan zien. Wij troffen een heel goede, een man met een beetje verstand, die begreep wat we zochten. Tenslotte is een steen geen steen en een ruïne meer dan een paleis in verval. Anti quiteiten, voor die ze anders zoeken dan sightseeërs", zijn wezenlijker, hebben meer dere realiteit dan het moderne rondom hen, dat zooveel afstootends heeft. Die oude steenen in Pompei' en Herculanum, in Saq.;uaraen Luxor en zelfs hier op Capri, roepen het beste in ons op: onze liefde voor harmonie en schoonheid. Onze gids begreep dat. De eerste maal dat hij ons naar Punta Tragara bracht, wees hij ons de Faraglione en het eiland Monacone, het eiland der nietsdoeners, zooals eens Augus tus het noemde. Hij deed een wonderlijk verhaal uit oude tijden.... en dan, vertrouwend op onze litteraire kennis, liet hij ons met rust. Aan onze voeten lagen de Faraglione en dan de Oceaan, zoo vredig, maar schuimend van woede tóch, waar ze hare heerschappij aan het land moest overgeven. Over de Verre Rotsen, over Monte Salario met het oude kasteel, over de Monacone rotsen, ver in zee, speelde de zon, een wreed spel van geven en nemen. Geen geluid dan dat van de zee. O, ik wil gelooven, dat de tijd teruggegaan is, dat straks, als we onze oogen kunnen af trekken van de zee en land inwaarts gaan, de bebloemde pergolesa van het keizerlijk kasteel ternauwernood de schoone statuëu verbergen kan, dat we het blank geklater zullen hooren van hoog opspuitende fonteinen, wier vallend water de geuren aanneemt van duizende heliotropen die te bloeien hangen van de trotsche muren. Onze gids begreep, en pas toen we ons omkeerden om weg te gaan, wees hij ons nog eens Monacone en vertelde van den Egypte naar, Mashgabash, een sterrewichelaar van Augustus, die daar begraven ligt en wiens graf we zullen bezoeken. Van fantastische fakkeltochten, vertelde hij, die .Augustus gebood: bedevaarten voor dat graf. En voor ons leefde alles. Kwamen ze daar niet, van ver over de bergen, Thrasyllus, Petronius Agreopns en al de anderen, hun gasten en volgelingen V Was de ondergaande zon iets anders dan de terug geslagen gloed der laaiende fakkels? Putita Tragara was de ee ';te tucht. Er vele volgden. Hij bracht ons naar de Piccala Marina waar woeste zeeën lul hol der Sirene telkens weer binnendringen. Op een (lag, dat de sneeuw hoog !ag up Monte Soiario, bracht hij ons daarheen, langs Anacapri, het kleine dorp met de prachtige oude huizen, met het wonderlijke kerkje, waaraan teere en gruwzame legenden verhonden zijn. Langs woeste bergpaden voerde hij ons tot op den top, vanwaar we het vaste land van Italië konden zien, achter Sorente, Napels en Pompei', en ver en verder de zware snecnwknppen der Apenijnen. . . . Hij bracht ons. over een zee als een meer van olie, naai' de (irotta Azzura, eens een Caetusplanten op Capri Door een nauwe holte, laag en griezeshmrdc hij han dig zijn bootje .... grotta Azzura ! Ee n symphonie in blauw, blauw als lapiz la/nli.... (.en feërie, die nu ts van het wonderlijke verloor door zijn verhaal van luie de kleur ontstaat. Zoo simpel is (iods werk. Een paar aardscluiivingen, en de grot ontstond met haar smalle, lage opening, een donkere grot, waar niemand notitie van zou nemen, als niet, aan een anderen kant, een wijde onder/.eesehe opening was, waardoor het daglicht binnen kon. .Als een geleerde legde hij ons uit: Het licht komt door het water, het water absorbeert de roode en gele stralen en breekt de witte, die dan op 't donker fond lufli vreemden, mageren schijn in somber blauw achterlaten. Ons bootje, even maar, versperde hel licht van den natuurlijken ingang en het effect was veranderlijk. ? Een woest verhaal van ouderaardsehe gangen, van monsters, die in andere grotten matro/.en vingen en levend verorberden, van geestverschijningen en een grijzen monnik die hotels doorspookt, verkortte den tocht huis waarts. Drie weken, dag in dag uit, heeft Antonio ons om het eiland gevoerd en ik geloot' niet, dat er een plekje is, dat we niet kennen of een grot, waarvan de kleur ons ontgaan is. Capri is een heerlijk eiland. Midden in zee, is men er als op een groot schip, maar een schip met bergen en'vestingen uit ver verleden. Als de zon over Capri schijnt en de oranje en citroenboomgaarden belicht, die omlijst zijn door sobere olijvendrcven, is het een wonder. Vanuil ons hotel /.ien wc di zie, du bergen, de amandclblueseiii:-, de rnïik.-; van een oud klooster, het sprookje. .Maar Capri is wél hol eiland van wellust en luiheid, en het erfdeel uit den tijd van Augustus ; de slechte naam, is ten volle verDe ,,Faraglione"-rotscn diend. Daar is CaféMorgano," waar de dikke waard, de koning van Capri. heerscht on zonder genade regeert. Een sluwe vos, dom maar sluw, wij Laarders kennen het soort wel. In CaféMorgano," zijn onbetaalbare studies te maken ! Daar komen de onzalige artisten, die in plaats van onze geit en koe, de ..grotta azzura en de man met de roode baret" schilderen. Samen en om hen evolueert in liefde, haat, hoop of wanhoop het griezelig zoodje cosmopolit'sche vieilles sottes", dat al of niet ook schildert, maar altijd geld heeft. Van tijd tot tijd zijn er in Capri schandaaltjes, schiet de een of andere fanatieke Rus zich dood, of neemt een oude coquette den jongen man van een ander af. Maar veel wordt er gesust, want er is te veel om alles te vertellen ! Een heel speciaal soort mannen wacht er lederen dag de boot van Napels af: de mooie mannen," de Modellen." Eris er een, die 2805 maal geschilderd is, het type met den grijzen baard en de roode baret." waarvan de ongeloofelijkste verhalen de ronde doen. Hijzelf vertelde me dat hij een Hollandsche dochter had van ongeveer 2(> jaar.... zwart als de nacht en mooi ! Een ander is de Christus"; draagt zijn vieze, zwarte haar tot op de schouders, loopt iu een witte toga, en poseert niet zonder Maria. . . . Men zegt, dat hij het volgend jaar Josef" wordt, zókan men zijn eigen vader zijn. Het leven is goedkoop op Capri; voor 35 lire per dag kom je goed ouder dak, pension en al, de natuur is schitterend en voor schrij vers die de pathologie a's hun richting be schouwen liggen er schatten in CaféMorgano.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl