De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 8 april pagina 11

8 april 1922 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

w 8 April '22. - No. 2337 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE CONFERENTIE TE GENUA Teekenlng voor de Amsterdammer van Job. Braakensiek INTERNATIONAAL BEESTENSPEL Lloyd George: Treedt binnen! Optreden van geheel nieuwe specialiteiten!" i itMimiiiniiiimiiiiitmiii iiiimittiiiimiiiimiHiiimiMiiiiiiiMiffiiii - i HET MUSEUM WEZEN (Slot) IJK vraag kan gesteld worden: zijn de vakgeleerden, die zich de eersten en de onmisbaren wanen, dan niet overtollig? Ze zullen, op de hun toekomende plaats, zeer nuttig zijn. Hun functie dient echter nauwkeurig te worden bepaald. Zij zullen, uit hoofde van hun examens, geen rechten kunnen doen gelden bij het aankoopen van werken voor hun musea. Ze zullen de dagelijksche, administreerende ambtenaren zijn, de historische onderzoekers, maar niet de aesthetische Meesters. Waarom zouden zij dat zijn? In het Rapport staat n zin., die mij op mijn achterste beenen heeft doen staan, en die, daar-na, mij als symptoom van beroepstrots en beroepsziekte vermakelijk heeft toegeschenen. Er staat daar zoo-iets als, dat ook buiten den kring der vakgeleerden in Holland belangstelling voor de schilder kunst bestaat. Het is vermakelijk dit te lezen, zoo ge de confrèrie kent, als ik haar ken, als ik haar ondervond. Het is ten eenenmale juist het tegengestelde neer te schrijven, zooals ik deed: dat de belangstelling voor de schilderkunst binnen de kringen der vakge leerden tot de zeldzaamheid behoort. Hoe zou dat ook anders kunnen? Door een examen wordt ge toch niet tot gevoelige, begaafde ! Eneenigszinsvermakelijkishetin dat Rapport te lezen, dat den aanstaanden studenten in de aesthetika de eisen zal worden gesteld van algemeenen smaak en juisten visueelen aanleg. Wie constateert dat? Wie is in deze .zoo hooggezeten onderde keurders? Wie weet niet meer, dat zulke combinatie zeldzaam is? Wie kan daarom neerschrijven, tegelijkertijd, dat er vele vakgeleerden noodig zullen zijn, en tevens dat ze niet toegelaten zullen worden dan werkelijk-begaafd? Deze uiting van de vakgeleerden deed me denken aan een fa milie, waar ze zoo lang tegen elkaar zeiden, dat ze tot de voortreffelijkste lieden behoor den, dat ze allen ten slotte onder die hypnose kwamen, en niets anders meer wisten, totdat, op een dag, een hunner, Pietje, den algemeenen weg op moest, en te midden der voetgangers meer tot de achterblijvers bleek te hooren. De vakgeleerden zullen noodig blijven, en zeker verdienstelijk werk kunnen leveren, zoo ze zichzelven bewust worden, wat ze eigentlijk zijn: geexamineerden, met een universitaire opleiding, weters, maar daarom geen kenners, dus ook daarom geen rechthebbenden op de leiding, op de eerste plaatsen; niet mogend beschikken over 's land's goed geld voor hun soms onbeheerschte aankoopen. De Museumraad trede dan op; hij trede op in zijn geheel, of zódat door de praktijk niet kan, wijze hij telkenseen bevoegd lidaan of bevoegde leden om den historicus te dienen van aesthetisch advies. Beter werk /al dan worden aangekocht, dikwijls tijdiger, dikwijls eoedkooper. 8 Twee dingen zijn dat dus reeds in het Rap port, die, wei-uitgevoerd, wél-voltooid, belang rijk kunnen zijn voor hèt land: Ie. He t Museum; 2e. de Museumraad. Een juistinzichtis, naast Het Keurmuseum, andere musea te formeeren, die van anderen aard zijn; waar werken, alleen belangrijk om FONGERS-Rijwielen WIE EEN LICHTLOOPEND, STERK, GOED GEBOUWD, FRAAI AFGEWERKT EN IN WERKELIJKHEID VOORDEELIG RMWIEL VERLANGT, KOOPE ZICH EEN FONGERS ONZE NIEUWE PRIJSCOURANT WORDT OP AANVRAAG GAARNE TOEGEZONDEN DetroningerlliiwielenfabfiekA,FOXGEIIS het historische element, saamgebracht zullen worden, etc. Dit is werk voor de kunsthisto rici; hier kunnen ze met alle recht optreden als beheerders, uitleggers, catalogiseerenden. Het maken van den katalogus zal hun ook in de andere musea gewoonlijk moeten worden toevertrouwd, zeker wat het historische deel betreft. Het is toch ware oekonomie, of huisbestier, ieder dat te laten doen, waarvoor hij geschikt is. Uit deze constateerinq; volgt ook, dat ik niet alle musea geleid wil zien door schilders en andere bevoegden. Deze laatsten behooren, zóniet de leiding te hebben, zeker toch allen invloed te bezitten in de levende musea, de musea vooral, waar de wer ken uit den tijd in voortreffelijke specimina moeten worden aangekocht. De enkele kunschistoricus zal hierbij steeds te laat zijn, of als hij daarbij eigenzinnig is (en eigenzinnigheid ontstaat zeer licht door een zittend leven, ge bogen over acte n etc.) blunder begaan na blunder. Opnieuw herhaal ik, dat hier de Museumraad, voornamentlijk saamgesteld uit bevoegden, niet vakgeleerden, zal moeten optreden, of per stad desnoods n lid of een paar leden als gedelegeerden voor die stad kan afvaardigen. Een der beweringen in het Rapport is: dat het zeer moeilijk is, zich zuiver te verhouden, aesthetisch en persoonlijk, tegenover werken uit den tijd, waarin men leeft. Ge zoudt kun nen zeggen, dat is altijd moeilijk; maar niet moeielijker is dat tegenover den eigen tijd dan tegenover andere perioden. Het tegendeel ware zelfs niet zonder klein vol te houden. Te begrijpen is, hoe deze bewering ontstond. Bevoegden bleken er altijd te zijn, maar de napraters zijn, in de periode zelf, meer zeldzaam. Die moeten nog komen met hun leeg geschal, overtuigd(?) als zij geworden zijn van de verdiensten van 't werk door de volgehouden meening der bevoegden. Maar kan iemand werkelijk meenen, dat er tegen woordig zoo velen meer zijn, die de ware groot heid ervaren van een Titiaan, van een Rernbrandt, van een Mantegna dan in den tijd zelf, dat deze leefden? Ik vrees van niet; ik weet van niet. De massa is altijd een napraatster in deze; het ware ervaren van het kunst werk is altijd voor de weinigen, nu en steeds. Het kunstwerk is toch de kristallisatie van psychische waarden, en meent ge, dat iemand, die napraat dat Michel Angelo groot is, en iiiitiiiiiitiiiiiiMtiiiiiiitiiMiiimiimiMiiiiiiimi drie maanden naar Itaütrekt, of zes jaar desnoods, door die reis de psychische grootte verkrijgt om den feilen Beeldhouwer en Schil der zuiver te zien? Het zuiver denken alleen doet onmiddellijk de dwaasheid van zulke onderstelling begrijpen. Het is altijd zóin den tijd, en na de periode: zuiver erkennen zullen steeds weinigen kunnen. De bewering in het Rapport ingeschoven, lijkt me daarom een gebrek aan psychologisch inzicht maar iets anders e veneens. Beteekent het feitelijk niet, dat de kunsthistorici hun onzekerheid ten opzichte der schoonheid langs een omweg erkennen, en tevens erkennen, dat zij, zonder werkelijk inzicht, willen steunen op de massa der napraters, omdat zij in het aesthetische daartoe in het algemeen ook behooren? Ik kan niet anders dan de schijnbare waar heid van het Rapport karakteriseeren als een listig-verstoken eigen onzekerheid. De onjuist heid dezer bewering wordt ook te niet gedaan IIIMI tlll II Illlllllllllllllllllllll HI Illllllll MlllllltllMIIIIIIMIIMIIIIMIIIIMIIIIMIIHIIIIIII Illllllllllllllllllf lllllttllllllllllllltfllllllltlllllllllHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIll De twijfelaar (Passing Shvw) Een diergaarde naar het ideaal van de Heraldische Vereeniging (Punch) (Sydney Bulletin) (Punch) Hij wil de overdreven beweringen van de advertentie >ver de sterkte van de gloeikousjes op de proef stellen. (Punch) iilii "waSt' * (Punch) 'j "?' ' Een kenner maakt aanmerking op het eten in een bekend deftig restaurant. (Daily Mail) Tante, waarom komen de kindertjes altijd 's nachts?" Omdat ze dan zeker zijn, dat Maatje thuis is." (Passing Show) De man (links) tot den man die zijn jas meepakt: Pardon, meneer, mag ik even mijn sigarenkoker -uit mijn jas nemen, voor 't geval we mekaar niet meer mochten ontmoeten?'' ,,En hebt u 'n plezierige jacht gehad ?" Och nee, freule. Jagen doe ik niet meer. Dat is tegenwoordig te veel een volksvermaak geworden." Zoo. Nou ga je hier bij melieer zitte onderwijl ik de ellepels schilt. (Tot den schilder) Och, pas u 'n bietsie op 'm, melieer, dat ie niet an je verf zuigt!'' Uit den weg, jij daar met je ezelwagen!" Best meneer. Zelle me in de lantarenpaal klimmen of in 't riool kruipen?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl