De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 15 april pagina 2

15 april 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 April '22. No. 2338 voorstellen der z.g. Herzieningscommissie. Voor een goed begrip van het streven der beweging is dus kennis van de voorstellen dier commissie, voor zoover, die betrekking hebben op Indië als geheel, onmisbaar. Deze komen nu in het kort en in hoofdzaak hierop neer, dat zoowel de landswetten als de landsbegrooting (land = Indië) worden vastge steld in Indië zelf door den (gereorganiseerden) Volksraad welke de commissie ten onrechte als het vertegenwoordigend lichaam" aan duidt met de Indische Regeering samen. De Indische Regeering zou, volgens de denk beelden der Herzieningscommissie, bestaan uit het College van Qouv.-Oeneraal in Rade, d.i. de Gouv.-Oeneraal met den Raad van Indië, waarvan de departementshoofden deel uitmaken. Ingeval van geschil tusschen Re geering en vertegenwoordigend lichaam" be slist de Nederlandsche wetgevende Macht. Voorts wenschte de Herzienings-commissie aan den Volksraad ook de bevoegdheid toe gekend te zien, om ter behartiging van Indi sche belangen in Nederland daarheen gecom mitteerden ad hoc af te vaardigen en ophef fing van de regelingsbevoegdheid der Kroon voor Indië. Het al of niet wenschelijke vandoorvoering dezer maatregelen hier geheel in het midden latende, behoeft voor een juiste waardeering van het uitgangspunt der actie allereerst deze vraag beantwoording: Verzet het herziene Grondwetsontwerp, zooals het thans luidt, zich tegen de doorvoering van deze voorstel len? Het antwoord op deze vraag geven de artikelen 61, 62 en 62bis, die inderdaad een streep halen door het voorstel tot instelling van collegiaal bestuur en de opheffing van de regelingsbevoegdheid der Kroon, doch die niets in den weg leggen aan de doorvoering van de andere in overweging gegeven denk beelden der Herzieningscommissie, waaronder die, welke de kern der meerdere zelfstandigmaking van Indië betreffen: de vergrooting van de macht der koloniale autoriteiten, inzonderheid van den Volksraad. Immers, over de wijze, waarop de begrooting tot stand komt, zijn geen bindende voorschriften gege ven, zoodat geen Grondwetsbepaling zich verzet tegen uitbreiding, desgewenscht, van de macht van den Volksraad ten aanzien van de Indische begrooting. Behalve met betrekking tot onderwerpen, welke door de wet (dus in Nederland) geregeld zullen worden (de Staatsinrichting van Indië en andere onderwerpen, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan),waaroverintusschen de Volksraad vooraf moet worden gehoord, wordt verder, volgens art. 62 ontwerp-grondwet, de regeling van de inwendige aangelegen heden van Ned. Indië, evenals die van Suri name en Curac.ao in het algemeen uitdruk kelijk overgelaten aan aldaar gevestigde or ganen. Men kan daarom zijn oogen nauwelijks gelooven, als men in den oproep van het co mitévoor de autonomie van Indië leest, dat ,,ook na de wijzigingen die sedert de indiening in de (Grondwets)ontwerpen zijn gebracht, ,,niet voldaan (is) aan twee op den voorgrond staande wenschen, die namens de bevolking van Indië door de Herzieningscommissie zijn geuit, n.l.: 1. De regeling van alle inwendige aangelegenheden van Indië over te laten aan hier te lande gevestigde organen, waardoor volledige deelneming van den Volksraad aan algemeene wetgeving betreffende die aangelegenheden mogelijk zou worden; 2. Effectief medezeggenschap van Indië door toelating van Indische afgevaardigden tot de Staten-Generaal bij de behandeling van alle aangelegenheden van den Nederlandschen Staat, die voor Indië belang hebben." Waaraan de verzuchting is vastgeknoopt: De aanhangige grondwetsherziening beteekent daardoor voor Indië een groote teleur,,stelling". Onwetendheid of welbewuste misleiding? vragen wij ons bij de lezing hiervan onwille keurig af. Het laatste mag van de leden, die het comitévormen, niet worden aangenomen. Maar dan vervalt men onvermijdelijk in het voor leiders van een grootscheeps opge zette beweging ook niet aangename alternatief. Deze vergissing" van de leiders geeft in elk geval geen hoogen dunk van den ernst der beweging. Als zóhet groene hout is Blijkbaar heeft het comitéwel ingezien, dat de kans om in verband met de in de Tweede Kamer wel besproken, doch niet vervulde wenschen der Herzieningscommissie alsnog een nadere herziening van de Grondwet tot stand te brengen, niet bijster groot is; daarvoor is de actie waarschijnlijk ook niet begonnen. Waar het dan wél om te doen is? Indië is door het verloop van de grond,,wetsherziening allerminst gerustgesteld ten aanzien van de verder nog te verwachten hervormingen" heet het in den oproep van het comité, dat zich schijnt te vereenzel vigen met Indië". En verder: Over die hervormingen zal worden beslist door de verkiezingen die in het voorjaar (sic!) in Nederland worden gehouden". Volgt een aansporing om ervoor te zorgen, dat er in de Staten-Generaal personen komen die er met kennis van zaken kunnen opkomen voor de groote vitale belangen der Indische bevolking". Dus: een of meer Indische specialiteiten" (medestanders van het comiténatuurlijk) in de Kamers! Is dat nu het groote doel, dat tot heil van Indië in de allereerste plaats moet worden nagestreefd? Moet ter bereiking van dat doel onder aanheffing van de autonomieleuzc, in een tijd als de tegenwoordige, heel politiek" Indië op haren en snaren gezet worden met al de te voorziene en niet te voorziene gevolgen van dien? Daargelaten dat dit doel met beter kans op welslagen langs anderen weg had kunnen worden nagestreefd, daargelaten ook de vraag of het brengen van Indische specialiteiten" in de Nederlandsche volksvertegenwoordiging nog we l een deugde lij k middel is te r bevordering van Indië's zelfstandigheid, had het toch voor de hand gelegen, wetende dat aan het kolo niale deel van het Grondwets-ontwerp, zooals het nu luidt, practisch niets meer te veranderen valt; dat dit Grondwetsontwerp in ruime mate autonomie van Indië toelaat en dat de Regeering doende is, uitvoering te geven aan het in de Grondwet uitgesproken beginsel dat de regeling van de inwendige aangelegen heden aan in Indië gevestigde organen zal worden overgelaten, nu eerst af te wachten op welke wijze dat beginsel door de Regeering zal worden uitgewerkt. Die Regeeringsontwerpen kunnen dan c.q. grond voor critiek opleveren. Blijken die ontwerpen inderdaad zoo reactionnair maar dit dient dan toch eerst te worden afgewacht , dat bijzondere actie daartegen noodig of wenschelijk ge acht wordt, welnu, dan is er in alle .stadia, welke die ontwerpen te doorloopen hebben alvorens in het Staatsblad te worden vastge legd, tijd en gelegenheid te over voor het in stellen van zulk een actie. In dat geval is het echter voor Indië te hopen, dat de critiek met betere motieven voor den dag komt dan de thans in den oproep" geuite vrees, dat de nieuwe staatsinrichting, die krachtens het nieuwe art. 62 moet worden uitgevaardigd, alles bij het oude zal laten en als vroeger de vaststelling van de begrooting nusT fUTIS TOEZEIDIN UI VAN DER HOOP' MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM . «AM HAAR LAATST , ittlirttod \ VERSCHENE* / AHSTELDIJI umtigd: \««'«?»/ k. Tf,Bpttr«t TELEFODN X. / HM ZUID DE VLOOTWET" buiten Indië blijft geschieden of als vroeger' aan de Kroon het recht wordt gegeven, aanhoudend de regeling van Indische zaken aan zich te trekken". Waar thans reeds de ontwerp-begrooting door den Volksraad wordt vastgesteld, zou het volkomen tegen den geest van den tijd en van de nieuwe Grondwet indruischen, den invloed van Indië op de vaststelling der Indische begrooting te ver minderen; geen redelijk denkend mensch kan een dergelijke averechtsche politiek verwach ten. En wat betreft de vrees voor hei aanhou dend aan zich trekken van de regeling van Indische zaken door de Kroon, zij het comit aanbevolen de nauwkeurige lezing van het haar blijkbaar onbekende art.62, tweede alinea, van het herziene Grondwetsontwerp, waarin zooals hiervoren reeds werd vermeld be paald is, dat de regeling van . de inwendige aangelegenheden van Ned. Indië, Suriname en Curac.ao wordt overgelaten aan aldaar gevestigde organen, op de wijze bij de wet vast te stellen, tenzij bij de wet de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen of voor bepaalde gevallen aan den Koning is voorbehouden. De Grondwet sluit hiermede een aanhoudend aan zich trekken" van de regeling van Indische zaken door de Kroon uit. Een actie als die voor autonomie van Indië, praematuur en met onvoldoende kennis van zaken opgezet, is gedoemd tot onvruchtbaar heid. In dezen zin n.l. dat de zoete vrucht, die men voorgeeft te begeeren, bezwaarlijk pro duct van deze actie kan zijn. Wél kan zij daarentegen wrange vruchten produceeren: onrust onder een bevolking, voor welker ont wikkeling op elk gebied rust en orde onmisbare voorwaarden zijn, ontevredenheid met de op fictieve gronden als conservatief en auto cratisch voorgestelde Nederlandsche leiding bij een bevolking, die nog niet voldoende ont wikkeld is om het vooze en opgeschroe fde in een actie als die van autonomie van Indië te door zien, doch die zich laat meesleepen door een pakkende leuze. En al wordt met nog zoo veel klem verzekerd dat het niet in de bedoeling van het comitéligt om anti-Nederlandsche gevoelens bij de bevol king van Indië op te wekken, wie de stroo mingen in geheel Zuid- en Oost-Azië waar van de nu een tiental jaren seleden ontstane zelfstandigheidsbcweging in iMed. Indië een tak is aandachtig volgt, zal geen oogenblik twijfelen aan dit resultaat de r ondernomen actie. Ook Gandhi in Britsch-Indië meende, door het volk zijn lezing te geven van de bedoe lingen van het moederlandsch gezag en door het aan te spore : tot alleen lijdelijk verzet ter bereiking van grootere politieke zelfstan digheid, geen gewelddadige rustverstoringen te zullen veroorzaken. En wat is hec practische resultaat van zijne non-violence-prediking geweest? Gewelddadigheden van allerlei aard, verzet tegen het Engelsche gezag in verschil lende streken van Rritsch-Indië, verzet, waar bij op tientallen plaatsen gemoord en geroofd is en dat zelfs aanleiding heeft gegeven tot De Kamer zat klaar voor bombarie, De Hollandsche Vloot is maar larie, De rechterzij dacht En mompelde zacht: Hoe komen we uit de pinarie? De heeren beleefden een boffie, De Vloótwet was cito 'n soffie, De Kamer werd koud Door Kamerlid Oud En nam gauw een kommetje kof/ie. De Vrijheidsbond maakte zijn smoetsie En bakte de richtsen een poetsif, Drion riep: de vloot Moet harstikke dood ! En even daarna was z? fo?tsie. De koppige Socialisten Die niets van het Paasch-eitje wisten, Di". waren van plan ' Om heet uit de pan De heele Regeering te kisten. Maar Nolens stond op en riep: Hoor's Ook ik ben een man die fr voor is, Ons Vlootwet-tiesluit We stellen 't uit Nu Karnebeek half er van door is. Van Karnebeek zei: Laat ons hoornen Als ik van de reis ben gekomen, Dan zijn we meer mans, Dan komt er een kans Er leiden veel wegen naar Rome. van Ravesteyn had dreigementen: Geen heibeltjes voor onze centen, Die zullen 's fijn Voor d'arbeiders zijn Daar bikken ze rijst voor met krenten ! Toen brulden de knapen: Jandemme, We zullen er maar over stemmen, Ds rechterzij kon Door Oud en Drion Nog opgelucht huis-toe gaan tremmen. De Jantjes van onze Marine Die gaan nu op roeibootjes dienen, Ze zingen bedrukt. Nu alles mislukt, Wühelmussies in de cantine. De Rtiytcr die roept: Potverdikke ! Dat hadden ze mij moeten flikken. Ik gaf ze terstond Een Nederlandsen pond Sjalappen met buskruit te slikken. Het is weer gedaan met het standje, Goddank ! zucht ons staatsarme landje. De Kamer lui zijn Naar huis voor de gijn En maffen eens uit in hun MORAAL In Indië roept men : daar gaal ie Ze dansen er van soeka hati \) 't Is: apa boleh 2) En : itoe aneh 3; Ze voelen zich fijn senang aii4). 1) vreugde, 2) zonderling, 3) 't mag, 4) tevreden. H. S P E E N n o F F. IMIIIIIIIItltlHIHIMMHMMIIItHmlHIHUI den ongelukkigen Moplah-opstand, die alleen al honderden slachtoffers heeft geëischt. Bovendien en dat is uit politiek oogpunt het noodlottigste is die kolonie nu in een staat van beroering gebracht, welke aller minst bevorderlijk is voor de ontwikkeling van het door het Britsch gezag ernstige nage streefde volksbestuur, zoodat met die z.g. lijdelijk-verzet-prediking juist het tegenge stelde is bereikt van hetgeen Gandhi ermede beoogd heeft. andhi-actie en autonomie-van-Indië-beweging jagen verschillende doeleinden na; de eene predikt direct verzet zij het lijdelijk verzet tegen de gestelde machten, de an dere bindt een min of meer Don Quichotachtigen strijd aan tegen de mogelijkheid, dat niet alle politieke wenschen van hare aanhangers vervuld zullen worden, doch spoort niet rechtstreeks aan tot verzet. Toch bestaat er overeenkomst: beide veroorzaken, zij het in ongelijken graad, politieke onrust. Waar nu een man van het gezag en den invloed van Gandhi niet heeft kunnen beletten, dat de door hem ontketende volksbeweging een richting heeft ingeslagen, lijnrecht ingaande tegen de door hem voorgehouden gedragslijn, kan bezwaarlijk worden aangenomen, dat de leiders van het autonomie-van-Indië-comit met mér succes hunne bedoelingen aan de volkemenigte zouden kunnen inprenten. Ook al moge door hen niet een anti-Neder landsche campagne bedoeld zijn, daarmede staat geenszins vast dat de door hen op touw gezette beweging niet, tegen hunne bedoeling in, in zulk een campagne ontaardt. UMIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIE* AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTKKWIJK, DENHOUT, LOCHEM en BOBCÜLG. Agentschappen in Indifi: BATAV1A, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAH ee WELTEYREDEH. Niet dat verreikende gevolgen van deze beweging te duchten zijn; daarvoor is zij te kunstmatig, mist zij den noodigen ernst en ondergrond. Maar elke ophitsing, gegrond of niet, draagt haar steentje bij tot algemeene ontevredenheid. Uit deze volmaakt noodelooze onrustkweekerij blijkt voor den zooveelsten keer het bij Indische leiders" zoo vaak voor komend betreurenswaardig gemis aan ver antwoordelijkheidsgevoel, thans bij degenen, die deze actie hebben ingesteld en gesteund. D. G. S T i B B E iimimiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiMiiiiiiiiiitiiii Fréjus. Stierengevecht in het Amphitheater UIT FRANKRIJK'S ZUIDEN DOOR DR. N. VAN DER LAAN III (Slot) In de zwoelte van Uwe zuivere lucht, onder de genade Van Uwen hemel, omlijst door be sneeuwde bergtoppen, Zal Uwe bron van schoonheid, vreugde en jeugd Nimmer uitgeput raken, O zonneland. Met deze woorden van AndréTheuriet opent het, overigens afschuwelijk vertaalde, P. L. M. boekje over de Azuurkust. Maar dat het in een zonneland nog niet altijd zonne schijn en zonnewarmte is, ondervonden wij, toen we den 7den April voor een bezoek aan St. Raphaël en Fréjus van Marseille OostSt.-Raphaël. Woonhuis van Gounod waarts de kust langs reisden. Trouwens het heele seizoen, dat toen ten einde liep, was slecht geweest en herhaaldelijk hadden we in Grenoble reizi gers zien aankomen, die voor de gure vla gen aan de kust, beschuttingzochten tus schen de besloten bergkloven van Dauphiné. Toch is de mensch zelf hier de hoofdoorzaak van zijn teleurstelling. Immers de verwachtingen op het milde klimaat dezer zegenrijke streek zijn bij de meesten veel te hoog gespan nen, en menige zieke, die in een laat s ter, vleug zijn allengs verflau wende hoop richt op dit aardsch Paradijs", komt naar de Riviera, om er niet zijn herstel, maar zijn graf te vinden. Niettemin was, gelijk eiken winter, ook ditmaal de belangstelling groot. Eind Januari reeds was in Menton bijv. voor het buitensporig aanbod van 80 a 100 frcs. per dag geen kamer meer te krijgen en nu, begin April, was het een onafgebroken stroom van reizenden, meest Parijzenaars, die met eiken trein van dagen nacht via Marseille terugkeerden. Wij, die gingen, hadden het dus ruim. Een groot gerief, ongetwijfeld, op reis. Maar minder geriefelijk was 's morgens het eindeloos wach ten op het perron te Marseille, tot de nachttrein uit Parijs, met verdere bestemming voor de kuststreek, eindelijk anderhalf uur te laat beliefde te arriveeren. Eindelijk waren we dan toch op weg. Maar nu eerst, onder de stationskap vandaan, zagen we welk een woest wolkgevaarte zich tijdens ons wachten had saamgepakt. Ge lukkig hielden we het droog tot Toulon, zoodat we. niet-beiemmerd door een floers van vervagende regenstralen, konden genieten van de lachende natiiurpracht in dezen grooten toovertuin. Vlak langs de boorden der zee slingert zich hier de spoorbaan. Nog is de kleurschakeering scherp, hoewel het zonlicht schuil gaat. Links gluren tusschen het donkere groen der glooiende tuinen de bastides", de witte landhuizen der Marseillaansche patriciërs, waarboven de nu dreigende wolken zich wel ven, en rechts ligt het blauw, het eindeloos diep-blauw der Middellandsche Zee. Telkens steekt even tegen een ver uitstekende, donkerbeboomde landtong, een grijzig dorpje af, daarlangs gebouwd, en plots opent zich dan op den voorgrond een van die heerlijke bochten, die als zoovele plooien van het ruischend zeegewaad zich ontrollen in blijde rij, verder, steeds verder, langs Frankrijks, Italië's, Griekenlands kusten, tot waar ver in het Oosten de godin der schoonheid en liefde het schuim harer golven ontsteeg.... Met een blik op de havenwerken van Toulon waar de Fransche oorlogsvloot voor anker ligt, moeten we deze reeks van vergezichten besluiten, want daarna buigt zich de baan landwaarts in. En uit de inmiddels toegeslagen lucht valt nu de regen als een dicht gordijn, om bruut te beëindigen dit dartel spel van de zee. Tot Fréjus is het een heele rit langs het rotsgevaarte Les Maures, en de regen, die nu in stroomen neerplast doet de afstand nog langer lijken. Want van uitzicht is geen sprake meer. De levendige tinten en de scherpe con touren van het landschap zijn weldra ver vaagd tot n grijze massa en alleen de witte rookrafels uit den dof drennenden trein trek ken laag voorbij. Eindelijk het is middag intusschen naderen we weer de zee, die zichtbaar wordt bij een eerste schuchter schijn sel, dat de nevelen doortrilt. En als juichend over dit weerzien, worstelt de zon tot de wol ken zwichten en de volle tooi van het kustland terugkeert. Juist dan stoppen we te Fréjus. Het is het oude Forum Julium, door Caesar gesticht en later vlootstation der Romeinen. Maar de vroegere, groote haven is met riet begroeid en de stad tot op een derde van haar vroege re n omvang beperkt. Toch moeten van bouwwer ken uit den Oud-Romeinschen tijd belang rijke ruïnes zijn overgebleven, die we straks hopen te zien na een wandeling hierheen van het naburige St. Raphaël uit, op een half uur afstands van Fréjus aan zee gelegen. Na een paar minuten sporens zijn we er en als we uit stappen, wandelen we met een stevigen tegen wind, waardoor het nu verder droo<; blijft, de korte winkelstraatjes door, die dalen naar den palmenboulevard langs zee. Een lief plaatsje, dit Nieuwe Nice", zooals de Franschen het noemen, niet al te duur, erg proper en een voudig. Een kleine pyramide aan de haven, ter herinnering aan Bonaparte's landing bij zijn terugkomst uit Egypte in 1709, en het huis waar Gounod zijn opera's schreef, zijn zoo al de eenige bezienswaardigheden. Maar des te meer boeit de bonte kleuren pracht der natuur. Langs de weinige groote hotels en d? talrijke villa's, verscholen in exotische boo.nenweelde, buigt zich de boule vard langs het blauwe water, dat hier op den voorgrond in groenen en purperen weerschijn schittert en ver in het verschiet door de rood achtige ruggen de' rotsen omrand, in diepdonkere tinten gloeit. Rechts van St. Raphaël, een weinig land waarts in, blokt de grijze huizengroep van het oude Fréjus, door een paar torens beheerscht. De weg daarheen loopt eerst langs het strand. Want hier is werkelijk een smal zandstrookje.dat met eenige overdrijving dien naam dragen kan. Dan verlaten we weer de kust en langs een omhegd weggetje, rijk aan bochten, na deren we langzaam Fréjus. Duidelijke aanwijzingen voeren ons naar de Romeinsche bouwvallen bui ten de stad, in de richtingvan Cannes. Een groot, nu verdwenen, stadsdeel moet hier gelegen hebben, want een uitgestrekt terrein is doorsneden met smalle straatjes, door lage, dikke muren omzoomd. Hier en daar een brokstuk van een ronden toren, blijkbaar een bolwerk op deze wallen. Iets verder de resten van een oud theater, ruige ruïne met struikgewas ovcrgroeid. Zeker zijn deze bouwwerken veel minder goed gespaard dan die te Nimes, waar we met ons reisbiljet niet heen mogen, maar zeker ook zijn ze in hun verval veel romantischer. Ze komen ons weer voor den geest die tijden van de Romeinsche wereldmacht, toen trotsche vloten hier ankerden, de tropheeën, op den vijand buitgemaakt, in triumf meevoerend. Sinds is dit alles vergaan. Na het rijk der Romeinen stortten hun monumenten ineen en eenzaam treuren nog, daar ver, de weinige, klimopbegroeide bogen van het reusachtig aqueduct, dat eenmaal, 40 K- M. ver, het water van de Siagnole stadwaarts bracht. Heel aan de andere ' ~ ~~ ~ zijde der stad ligt de oude arena, zeker wel de merkwaardigste der bouwvallen van Fréjus. Het schemert reeds als we door een der sombere poorten het oude kampperk betreden, van brokke lige steenbogen om cirkeld. Zou niet uit een donker gewelf in dezen ronden steenwand een uitgehon gerde leeuw zich plot seling kunnen storten op ons, die het wagen het slagveld te betre den, waar hij de meester is? Geen nood. Slechts het Fréjus. Amphitheater gelach van twee kinderen, die elkaar spelend nazitten, verbreekt de stilte en een enkel stierengevecht des zomers herinnert nog slechts van ver aan de bloedige tooneelen van vroeger. Het is koud geworden en donker intusschen. Wc verlaten de oude, nu, in den avond lugu bere, schouwplaats van marteling en dood. Aan het station en welk een station ! wachten we geduldig op den sneltrein, die dank zij den toevloed van reizigers uit Nice anderhalf uur te laat aankomt. Hierdoor en tengevolge van een defect aan de machine in het nu volgende traject bereiken we Marseille, met een vertraging van drie uur, eerst om half drie des nachts. Aan de Cannebière is het rustig nu. Slechts een enkel nachtvlindertje fladdert nog en twee aan twee, door vier gewapende soldaten begeleid, patrouilleert de politie. Fréjus. Oud-Romeinsch theater

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl