Historisch Archief 1877-1940
15 April '22. No. 2338
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BUK OMSTIGHEDEN
XXII.
Wij, die op een vast plaatsje up de wereld
zitten en aan geen verandering denken,
vergeten misschien te makkelijk, dat een
heele schare onzer medcmenschen zich dag
aan dag door de straten der groote en kleine
steden voortbeweegt, zich wijdend aan
sollidte'eren. Wanneer eens kon worden opgeteld,
hoevee! nationale tijd er ieder jaar aan deze
eigenaardige bezigheid wordt vcrmorst, dan
zon men waarschijniijk tot eenwen" opklim
men; en toch schijnt er geen weg te vinden
te zijn, waarlangs dit euvel uitgedreven
zou kunnen worden.
Het meest onontbeerlijke vooreen sollicitant
zijn: een gestreepte pantalon, een jacquette,
en glacéhandschoencn; (misschien is peau de
Snede noggedistingueerder). Overigens begint
hij, zoodra hij het huis van een ,,macht
hebber" betreedt, onmiddellijk iedereen het
hof te maken, van de sprot, die de deur
opendoet, af, tot de oude dame, die er haar
laatste dagen slijt, toe.
Er zijn zeer tiiteenloopende soorten van
sollicitanten; en een van de meest curieuse is:
de solücitant-van-professie. Dat is meestal
een man op leeftijd, .met moeë, onrustige
oogcn, die in zijn lange leven van het eene
baantje naar het andere heeft gezworven,
en die niet kan begrijpen, dat het nu eindelijk
tijd voor hem is geworden een beetje stabili
teit te houden in zijn levenskeuze. Hij wil
nog altijd trachten, weer eens iets anders te
beginnen, waar hij zich dan misschien beter
thuis voelen zal; hij trekt op de meest
uiteenloopendc mogelijkheden" af, omdat er geen
betrekking kan bestaan, die niet op eenige
wijze verband houdt met een van zijn vroe
gere, zeer veelzijdige, bezigheden; hij vertelt
zijn bewogen loopbaan bescheiden en vloeiend,
maar naarmate hij haar vaker heeft herhaald,
komt er iets moedeloos in zijn blik; neen, hij
kan zélf niet meer gelooven, dat deze zeven
en vijftigste sollicitatie mér succes zou hebben
dan de ze? en vijftig vorige; en toch kan hij
er zich ook niet bij neerleggen, zich nooit
meer in nieuwe aspecten te kunnen verdiepen;
nooit meer tenminste te kunnen drómen,
van een nieuwe levensrichting.... Zoo
wordt het solliciteeren-op-zich-zelf voor hem
levensvulling en troost; en als hem ooit, bij
ongeluk, nog eens n van de geambieerde
betrekkingen ten deel viel; dan zou hij
zeker, na een maand, zich weer zorgvuldig
in gala steken, en opnieuw bij bestuursleden
en commissie's, bij raadsleden en afgevaar
digden bezoeken gaan maken, omdat de
bereikte werkelijkheid hem zijn onbereik
bare droombeelden niet kon vergoeden.
Dan is er de verlegen sollicitant, die voort
durend doet en zegt, wat hij juist niet had
moeten doen of moeten zeggen; of die, (wat
nog erger en nog vermoeiender is,) zich voort
durend verbeeldt, dat hij het verkeerde doet
en zegt.
De verlegen sollicitant heeft in de vestibule
al een reeks mal entendu's met het meisje,
dat hem zijn jas afneemt, en als hij, daarover
rood van verwarring, de trap is komen op
vallen, rolt hij op onnavolgbare wijze
het deurkleedje om zijn voeten, gooit 't
kamerschut om, en heeft al zooveel excuses
gestameld, vórdat hij naast zijn stoel komt
te zitten, dat het een buitengewoon moeilijke
overgang is, om vanuit die diepte" op de
hoogvlakte zijner geschiktheden en talenten
aan te landen.
Toch is de ijdele sollicitant oneindig veel
dwazer (vooral, omdat hij minder ons mee
gevoel opwekt). Wie naar een ijdelen solli
citant met de vereischte tact en passiviteit
weet te luisteren, kan in een kwartier tijds
zoo'n man zien opzwellen en uitzetten van
zelfvertrouwen, zoodat zelfs de Tartarins er
verlegen jochies bij worden. Hij bezit niet
alleen alle, tegenover elkaar-staande en elkaar
meestal uitsluitende, deugden, zooals: zuinig
heid en gulheid, geduld en voortvarendheid,
strengheid en zachtheid; maar is bovendien
eigenlijk zooveel te goed voor het baantje,
dat het slechts aan een onbegrijpelijken gril
van hem is toe te schrijven, dat hij er /.ich
voor beschikbaar stelt Alle vroegere
bazen, met wie hij zich verwaardigd heeft
samen te werken, hebben getreurd, toen hij
hen verliet, en rekken hun leven slechts op
de hoop, dat hij eens weer bij hen zal
terugkeeren.... En als geen woorden meer in
staat zijn, de voortreffelijkheid van zijn
gaven te benaderen, dan wordt hij mystiek:
hij kan het niet nader omschrijven; maar
alles, wat er tot nu toe aan het bedrijf mag
hebben gehaperd, zal bij tooverslag ver
dwijnen, als hij het in handen neemt; hij zegt
er niet meer over; het is zijn geheim; maar
het zal verdwijnen....
Behalve deze vermakelijke bezoekers zijn
er ook nog de normale menschen, die zelfs als
ze solliciteeren, normale menschen blijven,
en waarvan daarom, gelukkig, als zoodanig
niets te vertellen valt.
Maar wie in de aanbevelingsbrieven van
meerdere gegadigden" heeft gegrasduind,
en even over hun levensondervindingen heeft
nagedacht, voelt een kille mistroostigheid
langs zijn hart strijken: wat een
uiteenloopendc vakken", alle toch eens vol illusie
begonnen, en ontgoocheld opgegeven; w:at
een strijd en wat een teleurstelling moet er
onder n zoo'n nuchtere opgave verborgen
liggen: eerst drie jaar operazanger in
München; dan door den oorlog zonder werk
geraakt; naar Deli, in de rubber; door de
malaise ontslagen; nu in Gorinchem ineen
winkel voor dameshoeden...." Wat loopen
er veel menschen op de wereld, die niemand
noodig schijnt te hebben, en voor wie nie
mand een geschikt hoekje schijnt te kunnen
vinden.
Toch is mij persoonlijk die toomelooze
ijdelheid het meest dwars blijven zitten,
als een revelatie van de menschelijke ziel.
We zijn nu eenmaal overeen gekomen, dat
het niet betamelijk is, over jezelf op te snijden;
maar als, wanneer de gelegenheid zich voor
doet, de mensch zooveel spontane woorden
tot zijn eigen lof weet te vinden, zouden
we dan misschien allemaal met een vat vol
loges en verheerlijkingen van ons eigen
ik rondloopen, en zouden wij ook, als de
kurk er eenmaal afgesprongen was, niet
kunnen ophouden vol gloed te getuigen van
onze eigen voortreffelijkheid ? Zijn we
eigenlijk allemaal ijdele mallooten, en houdt
alleen ons fatsoen de uiting van dit zwak
binnen de heining onzer tanden besloten?
Wie zijn bescheidenheid nog nooit bij een
sollicitatie op de proef heeft gesteld, zij voor
zichtig met zijn zelfverzekerd: neen".
Maar als ik ooit weer iets met een benoeming
te maken krijg, dan hang ik, tot sterking van
alle gegadigden, deze spreuk van La
Rochefoucauid boven m'n deur:
11 est plus facile de paroistre digne des
emplois qu'on n'a pas que de ceux que I'on
exerce". A N N i E S A L o M o N s
WAT DE MODE BRENGT
Teeken ing voor ,4e Amsterdammer^
van Marietje Heyligers
MlllltllllMIIIIIIIII MIlimillllllMI
R OMA
Er is nog een Hollandsche hier een
journaliste" zei de consul; maar, wijs ge
worden door jarenlange ervaring, wierp ik het
verre van me. Dat niet, geen joffers en vooral
gén collega's...." En toen, op een morgen,
in het atelier van van Wouw, die een stand
beeld van Botha maakt voor Johannesburg,
kwam ze binnen : Marie van Maanen.
Een klein, gezet, blond, lachendjVrouwtjc.
We keken elkaar eens aan, gaven elkaar de
hand en lachten eens. We hebben niet ge
vraagd wie clkaars broers of zusters waren,
noch waar onze respectievelijke familie ge
boren was of woonde en dat we later uit
vonden dat we beiden onze jeugd in Rotterdam
hadden doorgebracht en elkaar in kattekwaad
waard waren, was alles toeval. We wisten
niets van elkaar, maar tusschen ons stond
plotseling de vriendschap en legde onze
handen in elkaar.
Tot nu toe hadden we Rome lawaaiig,
stoffig, protsig en naar gevonden en waren
we dagelijks gevlucht naar de Chapelle
Sixtine, naar Forum, T.hermen of Palatijn waar
Vraagt:
SIPKES5 ?STE
Dessertwerken
DE KAUWTJES.
Les gons que vous tuez se
portrent assez bien.
In MitU'ihmgen ber die Vogelwelt,
Orgnn der Siiddeutsche Vog-elwarte," vind ik
het b.Ticht dat de Eerste Afdeeling van het
Koninklijk Nederlandsen Landbouwcomit
besloten heeft, den Minister van Landbouw te
verzorkeii de kauwtjes en de roeken op de
zwarte lijst te plaatsen, d.w.z. dat eikeen
altijd en overal roeken en kauwtjes mag
dooden, hun nesten verstoren en alles doen
wat leiden kan tot den ondergang van deze
vogels. Het was mij heusch in onze pers ont
gaan, want ik heb al zooveel aan mijn hoofd
met die tram door het Naardermeer, den on
dergang van Het Gooi, de Duinenkwestie,
de boorput bij Coirle, de al te langzame stij
ging van het ledental der Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten, de lang
durige droogte en het koude voorjaar en nog
een stuk of z<.s dingen, die mijn
onbekommerdheid op de proef stellen. En nu weer dat
Landbouwcomitémet zijn zonderling besluit,
dat het om meer dan n reden liever achter
wege had mogen laten.
Het heeft in 't minst geen zin, om die zwar
te lijst nog uit te breiden, integendeel, we
deden beter haar geheel te laten vervallen.
Indertijd meende Minister Talma, dat hij de
Vogelwet er in de Tweede Kamer niet door
zou kunnen krijgen zonder zwarte lijst,
zooals die door verscheiden leden
ty\\vnscht werd. Mr. Tydeman toonde de on
logische overtolligheid van die lijsl aan en
diende een amendement in, nm /A Ie schrap
pen, maar dat werd verworpen Zoo zitten we
thans met een lijst van een dozijn vogels, die
bij de wet schadelijk zijn verklaard en die nu
door iedereen mogen worden verdelgd. Je
begrijpt niet, waar de wet de parmantigheid
vandaan haalt, want de wetenschap heeft om
trent geen van de twaalf zondebokken een
beslissend oordeel. Slechts omtrent een van de
twaalf, den blauwen reiger, is een eenigszins
diepgaand hoewel nog onvoldoende onder
zoek ingesteld en het resultaat was - - als
gewoonlijk trouwens ? - voorwaardelijke vrij
spraak. Toch kwam de reiger op de lijst.
'Je komt op die lijst, als je schadelijk bent
voor landbouw en veeteelt, houtteclt, jacht
en visscherij. Of je soms in eenig ander op
zicht heil aan de menschheid brengt, doet
niets ter zake. Ook komt het niet in aanmer
king of je soms nuttig bent voor den landbouw,
terwijl je schadelijk geacht wordt voor de
visscherij. Dit is het geval met den reiger en
zoo zien we meteen wat een gek ding die
lijst eigenlijk is en hoe vreemd het moet
aandoen, dat de Landbouw haar nog wil uit
breiden.
Het aardige van het geval is namelijk, dat
de Landbouw er heelemaal niet in slaagt om
de vogels te beteugelen, die de oogsten bedrei
gen. Denk maar eens aan de musschen. 't Is
trouwens ook best te begrijpen. Vondel wist
het al, die zijn vogels op den boer liet teren. De
landbouw maakt voor vele vogelsoorten de
levensvoorwaarden onbegrijpelijk veel beter
en ook de niet-landbouwcrs werken er toe
mee, om den grond om en bij de mensche
lijke woningen rijk te maken aan voedsel en
aan gelegenheid tot broeden. Zeer veel land
bouwers bekommeren
z.'ch dan ook geenszins
om de door de vogels
aangerichte schade en
slechts zeer enkelen
voeren krijg tegen de
ongelukkige drom
mels van de zwarte
lijst, die zich
oiulertusschen flink ver
menigvuldigen. Over
hel algemeen is dus
praetKch de houding
van de landbouwers
jegens de schade
lijke" vogels nog re
spectabel genoeg en
't is wel jammer, dat ze
Zijden japon, waarvan de rok uit smalle
slippen bestaat. Bol van den hoed van
dezelfde stof.
rust was en waarachtige schoonheid.
Ze vroeg niet veel, ze begreep het wel, onze
groote teleurstelling, om een met gouden
kroon en engelen ontsierde Piëta, om een
in een hoek gcdrukten Mozes, om prachtige
manuscripten, als verloren, in de brutale
leelijkheid van een Galerie Lapidaire....
Ze begreep onzen afschuw van wat men
noemt de Moderne bibliotheek van het
Vaticaan", de kamers waar de geschenken en
adressen der laatste Pausen liggen als een
getuigenis van den wansmaak van onzen tijd.
Ze begreen ook. dat hè* kleine züzaaltje met
de oude fresco's van Ulysess in de onderwereld
niet voldoende troostte met alle leelijks
integendeel, te meer ons ellende deed uit-;
staan. Ze zei ook niet veel. Ze begreep wel dat\
we de mooie dingen waardeerden, maar dat
het ons vermoeide ze telkens weer te moeten
zoeken tu?schen zoo ongeloofelijk veel leelijks.
Ze zei alleen: We gaan er eens een dag
samen op nit -, slenteren."
Dat hebben we gedaan. Groote dingen zijn
we niet gaan zien, maar ze heeft ons ge
bracht uit de herrie van het moderne Rome,
uit de overladenheid der grove Renaissance,
naar plaatsjes waar deze tijd haar schoons
had vastgelegd voor den enkeling.
Een kleine cour hier en daar, een vergeten
fonteintje in een volksbuurt, een straatje
langzaam naar boven windend, dat voerde tot
een oud kerkje, waar de mozaïeken, als ge
schenk van den tijd, een schooner glans over
hun sagen kregen.
Ze bracht ons naar de kleine kerk waar
Adriaan VI, de Hollandsche Paus,begraven
ligt. Door een kleine Cour, een juweeltje van
eenvoud, frischbegroeid en romantisch, kwa
men wc er.
't Is een leelijke kerk, werkelijk leclijk;
maar iets is er toch - wat ons vreemd ont
roerde. Waar lag hij, de Hollandsche Paus,
de eenige? Een fresco vertoonde zijn intocht
in Rome. Hij, zoo eenvoudig, een puritein
gelijk, op een ezeltje, te midden van al de
pracht en praal van Rome's Vaticaan. 't Was,
of zijn ellende op eens de mijne werd. 't Was
als iets heel wezenlijks, di'e stille man, en
zijn intocht in de Hel die Rome was.
Wat moet er in hem omgegaan zijn? Wat
ging in ons om toen we in de groote St.
Picter Cardinaal Mcrry del Val de Mis hoorden
opdragen, terwijl alles heen en weer liep,
praatte, flirtte en van tijd tot tijd een beetje
bad, of een kruisje sloeg? Bij ons ben ik vaak
een Katholieke kerk ingeloopen, om even
in mezelf te voelen de leegte van ongeloof
en den nood en het verlangen naar iets.
In de groote stilte, als 't lichtje op 't
altaar van eeuwigheid vertelt, of als 't orgel,
breeduit, van wijding en lof zingt, vind je
in je zelf het wonder geloof" even terug.
Hier in St. Pieter was niets van dat alles.
Het knapenkoor zong, de orgels speelden,
maar niemand luisterde en niemand kon
ook iets hoorcn. In een biechtstoel zaten
twee manneiien toonderïelkaarstalen zijde.. .
Zoo is het nu, zoo zal het vroeger ook
geweest zijn. En Paus Adriaan, die kwam
uit het Noorden, met al den diepen ernst
van hen die aan de Noordelijke Zeeën wonen,
hoe moet hem dit alles gehinderd hebben.
Hij meende het zoo goed en ziende hoe alles
was, wilde hij hervormen. Hij ging te keer
tegen weelde en overdaad en meest van al,
tegen de schandelijke klecdij der vrouwen.
En telkens weer kwam hij in botsing met
allen rondom voor wie Rome, Rome was en
geloof iets anders.
Zoo ernstig en zorgelijk ziet hij er uit op
zijn ezeltje en zoo vredig is zijn laatste rust.
Ons Hollandsche hart even bloedde voor dezen
eerlijken?en werkelijk even kwamen tranen
in onze oogen en we schaamden ons niet.
Samen zijn we nog eens gegaan naar de
Villa Borghese, maar niet naar de schil
derijen en beelden, naar oude prieelen,
waar zoet souvenir van liefde nog trilt tusschen
oeroude steeneiken, waar fonteinen hun
eeuwenouden, regelmatigen plicht doen en den
tijd markeeren met hun klaterende droppels.
Ze is met ons gegaan naar oude kloosters,
waar zwijgende, droomende nonnen in medi
tatie hun leven doorbrengen, verstoken
diep in hun witte huik, die is als een aureool
van vroege gelukzaligheid. Ze heeft ons een
Rome van vrede en rust laten zien, waar de
geluiden der stad versterven tegen de wanden
van stilte.
Alle hoekjes kent ze, alle verteedcrende
plekjes, een kolom hier, een oud steentje
daar en ze belicht het alles met een liefde,
zógroot, dat geen minnares voor haar
minnaar meerder hebben kan.
Waar ze komt, lachen de menschen haar toe.
We liepen de Cour der Cancelleria binnen,
dat is verboden. Toen de portier haar zag,
lachtte hij, en zei: La Signoria houdt buiten
gewoon veel van Rome hè' gaat u maar door."
En zoo zagen we Bramante's gave werk,
n van de zuiverste paleizen die ge er zien
kunt.
Onvermoeibaar was ze. Na onzen eersten
dag bleven we bij haar eten. We kookten en
braadden zélf en leefden daar hoog in de lucht
van Rome (ze woont heel hoog en heeft een
prachtig balcon van waar ze haar geliefd
Rome in zijn geheel kan overzien) als ns in
6Amsterdam, toen we jong waren en alles
jjkonden, durfden en deden zonder te denken
aan latere kritiek van bravc(?l) burgerliën.
En we spraken over Rome en ze vertelde
anccdote op anecdote -?ieder huis heeft er
immers in de oude stad en ze zijn levend
gehouden door de levendige verbeelding en
praatlust der Italianen. Toen de zon onder
was, en we gegeten hadden, gingen we er
weer op uit in den fluweelen nacht, langs
de Tiber, door het Ghetto, langs oude Ka
pellen en Paleizen, en zij vertelde maar en
tooverde voor ons dat andere Rome,waar eens
Michel Angelo zijn genial-en wil tegen dien des
Pausen mat, waar Raphael slenterde en
Bram ante intrigeerde.
Er waren, Gode zij dank, geen Amerikanen
op stap en waar we geluid hoorden, was het
Italiaansch. We vertelden hoe we tweemaal
getracht hadden het Coloseum rustig bij
maanlicht te zien. De eerste maal was Cook
er met 23 automobielen en hun vrachtje,
dat probeerde echo's te verwekken, terwijl
de gidsen de wilde dieren nabootsten. De
tweede maal was er een harmonica en werd
er gedanst ! Ze kent dat alles zoo goed en zei:
Wij zeggen op een gegeven oogenblik
Goddank, ze zijn weg, de vreemdelin
gen"".
gZONEH
KLEUREGHTE
GORDIJISTOFFEI
Breed 125 cM. fl. 1.55 per Meter.
De manierwaarop ze het zei, was heerlijk.
Ze was plotseling Italiaansche.
We zijn nog veel samen uit geweest. We
hebben eens gegeten bij Ulpia, in 't laatste (?)
overblijfsel van het Eoruni Ulpia.... en
ook daar weer wist ze verhalen over hoe het
er was, toen het er nog niet mondain" was,
maar een echt Italiaansche artistencafé!
Door haar hebben we Rome tóch wel leeren
liefhebben.... een gedeelte van Rome. Het
antieke in zijn geheel, de Renaissance alleen
daar, waar ze zich niet te buiten gegaan is
aan eigen weelde en wulpschncid.
Ze heeft een boek geschreven, waarvan de
titel de voor haar eenig mogelijke was. Italië
kennen is Italië liefhebben. Ik heb het nog
niet gelezen, maar ik ken haar en wat zij over
Itaü' schrijft, is ten eerste goed gedocumen
teerd en dan met zooveel liefde geschreven
en met zoo fijnen smaak gekozen, dat het voor
ieder die het echte Italië kennen wil, meer
dan de moeite waard is. Ze is zes en
twintig jaar in Rome en zei me: En 'k hoop
er eeuwig te zijn want ik wil er begraven
worden."
Het moderne Rome is een hel !
Roma, als geheel en als Renaissance-stad
was een teleurstelling. Maar antiek Rome
en het Rome'der kleine straatjes, der oude
vergeten fonteintjes, der stille cours is een
openbaring.
En dan is er Michel Angelo en de Velasquez
van het Pallazzo Doria (het ccnig werkelijk
mooie doek daar) en hier en daar een goed
schilderij en heel veel schoone beelden.
Maar ge moet in Rome wél selectie plegen,
anders vermoeit ge u noodeloos en daarvoor
lijkt me het boek van Marie van Maanen
zoo goed. E L i. EN F o R H s 'r.
GEBREK AAN KRACHTEN
EN HOE DIT TE HERSTELLEN.
Waarom de physieke en zemnvkraehten
zouden verminderen bij een normale levens
wijze is moeilijk uit te leggen. Het feit is
dat de krachten verzwakken bij personen die
veel daarvan vergen, hetzij in zaken of in
ontspanning. Wat de oorzaak mag zijn van
dit gebrek aan kracht, dat den lijder lusteloos,
vermoeid en absoluut onverschillig voor
alles, behalve zijn gezondheid maakt, zijn
overweldigend verlangen is zijn krachten ie
herstellen opdat hij wel geschikt en in staat
zal zijn zich weer in het leven te verheugen.
Hetgeen deze menschen noodig hebben is
een voedsel dat spoedig het gevoel van zwakte
verdrijven zal en het vervangt door een ge
voel van kracht. Voor dit doel is niets beter
geschikt dan Sanatogen, waarvan Dr. OU,
Marienbad, lijfarts van wülen Z. M. Koning
Edward VII, schrijft:
Reeds eenige jaren gebruik ik Sanatogen
in mijn praktijk met uitstekende resultaten.
Deze resultaten waren bijzonder goed in
gevallen van herstel na zware ziekte speciaal
bij infectie, en ook wanneer het van belang
was de krachten op te bouwen, de lichamelijke
werking te prikkelen en den bloedsomloop te
verbeteren".
Ongeveer 22.000 andere artsen en vele voor
treffelijke beschaafde mannen hebben in den
zelfden geest geschreven. Onder hen is de
bekende componist en operettendirecteur, de
heer Max Gabricl te Amsterdam, die schrijft:
Na Sanatogen sinds kort gebruikt te heb
ben, kan ik U tot mijn genoegen berichten dat
het preparaat mij ten zeerste voldoet.
Ik ben er zeker van dat bij verder gebruik
de werking op mijn zenuwgestel eene uitste
kende zal zijn".
Sanatogen is te verkrijgen bij alle apothekers
en drogisten. (Adv.)
tl
l
uit ,,D; Levende^Natuur'
nu theoretisch gaan stekelen. Met de
visschers en jagers is het eventjes anders,
die zijn krachtens hun bedrijf meer tot
verdelgen toegerust en daarom kunnen ze
enkele vogels, die zelf bijna uitsluitend leven
van jacht en visscherij, ook wel uitroeien. Zoo
zou het met de aalscholvers nog wel eens
slecht kunnen afloopen. Alles met alles hebben
de vogels van de visschers het meest te vree
zen. DJ jagers zijn nog wel eens goedmoedig.
Maar de landbouwers en hou'ttelers zijn uit
den aard der zaak eer vogelfokkers dan
vogelverdelgers. Daarom verwonder ik mij er over,
dat ze nu de kauwtjes en roeken te lijf willen.
Niets is gemakkelijker dan het opmaken
van een acte van beschuldiging jegens roeken
en kauwtjes want het zijn omnivorcn,
die even goed het kiemend graan eten als het
ongedierte, dat het graan bedreigt en even
graag een vogelnest verstoren als het kunstig
bouwsel van de dwergmuisjes. Ik weet niet
of het Landbouwcomitéde heele zaak ernstig
en wetenschappelijk heeft onderzocht, ook
niet of de veetelers zijn geraadpleegd over de
vvenschelijklveid van roeken eu kauwtjes te
weren uit de graslanden. Die konden er wel
eens heel anders over denken. Dat alles zal
wel overwogen worden eer de Minister een
beslissing neemt en ik ben er werkelijk be
nieuwd naar, wat de Oniitholoog van den
phytopathologischen dienst over dit geval in
't midden zal brengen.
Het bericht in de Mitteilungui besluit met
de verzuchting dat
de eventueele verdel
ging van de roe ken
en kauwtjes weer
een groot verlies voor
ons zou beU'ekencn
aan schoonheid en
levensvreugde. Dat
geloof ik ook, of
schoon ik niet aan
neem, dat de land
bouwers alken in
?-'laat zullen zijn, om
de roeken en kauwen
uit te moorden. De
vrijheid ertoe zou ook
nimmer verleend wor
den, indien iedereen
de schoonheid en de vreugde der vosels kendi'.
Voor de aar- dighcid reproduceer ik nog evi n
den Kamvtjesmiik'.i, waarvan WoUla eens in
De Levende Natuur lu-eft verteld. Ge ziet,
hoe de aardige vogels reeds midden MI
den winter gepaard zijn, ie ziet ze altijd
zitten twee aan (wee. Wij hebben hier
in Bloemendaal een kauwljesboom, den
reusachtigen populier van Wildhoef, waar het
heele jaar door de zwarte vogeltjes samenko
men om te spelen en te kakelen en uit te zien
over de weiden waar ze zooveel nut stichten.
Altijd zijn ze druk en speels en jolig. Dat
kun je in Amsterdam ook zien aan het Paleis
voor Volksvlijt, de Vondelkerk, het
Buitengasthuis, waar ze de dolste spelletjes spelen.
Het mooist zijn ze als ze in groote gezelschap
pen zwijgend hun vreugdevluchten houden en
dan k mi t ge ze meteen vvaardeeren als de best
geproportïoiineerde van alle kraaiachtige
vogels. Waar ze niet vervolgd worden zijn ze
ook zeer vertrouwelijk en er zouden boeken
vol te schrijven zijn over de ervaringen, op
gedaan met" tamme kauwtjes. Het lijkt dan
ook zeer ongerijmd zulke aangename schep
selen te verdoemen, omdat men meent dat
hun nut eu schade-rekening sluit met een
voor de landbouwers nadeelig saldo.3$
J \ c. P. T ii i j s s i;
lw.v. Kon. Kweekerijf
1?MOERHEIM"1
j Dedemsvaart j
l levert boven tien gulden j
| FRANCO j
| stal ion van bestemming \
iiiiiimiiiiiiiiiiiuiiiiiiiinni"i"uiiiiimmini ' "mini ""?