Historisch Archief 1877-1940
15 April '22. No. 2338
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nature-morte
LE SALON DES
ÏNDEPENDANTS 1922
Charles Dufresne
Om het beeld van dezen Salon te verklaren
zou ik meer over politiek artiestenpolitiek
dan over kunst moeten spreken.
Wat een gedoe, vór alles hangt en als 't
dan eenmaal hangt, wat nog een gedoe om
critici heen, om reproducties in de revues
te krijgen, om zich zelf te verdedigen, lief
hebbers te ontmoeten, kunsthandelaren te
vriend te maken. Amsterdam heeft nog geen
idee hoe Parijs vecht, hier, waar er van tien
tot vijftienduizend beeldende kunstenarcn
zijn, zich verbeelden er te zijn. Maar er boven
uitkomen is nog wat anders dan in
't kleine Holland bekend zijn, hier, waar
bijna elk roempje na een jaar weer taant.
En een merkwaardig onderscheid tusschen
beide kunststeden is ook: de hoogstaande,
zeer talrijke talentvolle middelmaat in Hol
land, de ontzettende minderwaardigheid hier
van de menigte, -vooral buitenlanders maar
de, aan Holland zeer superieure genialiteit
van de enkelen Franschen ! Het zou merk
waardig zijn eens een vijftig van de beste
Hollandsche schilders op de Indépendants
te doen exposeeren, zij zouden, een heel enkele
zeker niet, onopgemerkt in de menigte ver
drinken. De maatstaven worden hier te
scherp aangelegd.... door de quantitcit der
exposanten, door de qualiteit der besten.
Die besten, in alle geval, die wij meenen
dat het zijn, hadden hun werk verleden jaar
tentoongesteld in de, schier berucht ge
worden, Salie IV; berucht, omdat de geheele
Parijsche critiek verleden jaar voor die Salie
IV gemarcheerd heeft en alle succes voor
die buiten gesloten werden uitgebleven is.
Daar waren Moreau en de Segonzac, Boussin
gault, Dufresne, Gromaire, Kickert, Favory,
Dufy, Lhote Bissiere, Barbey, Utter, Alix,
Sabbagh, Huyot, Kisling, Robert, Galanis,
Lotiron, met den helaas overleden Fauconnet
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii iiiiiiliiiiiiiiiilllllliiiiiiillliliiiiiii
Huize l, ZOMEÏDIJK BUSSINK
PaviljoenVonil6lparUel7uiil4l90en5795
Restaurant a la carte
Lunch-Afternoon-tea,Diners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
milllilililllllllllllliiiiiiiillllllllllliiiiiiiililiillllliiiiiiiiMlllllliiiiiiiiiiiiiiiii
GOETHE'S FAUST
vereenigd! Wat
wonder dat dat
haken en oogen
gegeven heeft.
De meerderheid
er is niets
onartistiekers
dan een meer
derheid?heeft
er door handi
ge politiek wel
voor gezorgd
dat dit jaar de
plaatsing rui
mer was en het
gevolg van een
betrekkelijk
alphabetische
groepeering is
geweest een
totaal onover
zichtelijke
Salon, alle rich
tingen,
cubisten en extre
misten naast
pompiers" en
officieelcn, alle
kleuropvattingen, technieken
schots en scheef
dooreen, een
Salon uiterst
vermoeiend om
te zien, onmo
gelijk om te
beoordeelen
doordat 't goe
de zoo verloren tusschen de rommel hing,
dat stuk voor stuk aangekeken moest worden,
om, in de afmatting van het wikken en wegen
een uitstekende niet over te slaan. Kunst
is aristocratisch zeldzaam en zwijgend
verdraagt de luide menigte niet!
Een ander goed idee van verleden jaar was,
door de enorme toename van nieuwe leden,
en dus het nijpend gebrek aan cimaise (ieder
1.20 Meter), ook opgegeven. De vele kleine
benedenzalen van het Orand-Palais waren
niet meer voor teekeningen gereserveerd, maar
vielen door loting der groep van letters A, B, C,
ten deel.
Het zou mij wel verleiden om de methode
van schier alle Fransche critici te volgen en
zaal na zaal doornemend, steeds de belang
rijksten te vermelden. Maar ten eerste voel ik
niets voor het enkel vermelden van namen
hier geldt dit reeds als een heele onderschei
ding?en ten tweede waar Hollandsche lezers
toch de Parijsche tentoonstellingen niet zien,
stel ik mij meer voor die enkelen hun nader
bekend te maken, die zóbelangrijk zijn of
zullen worden, dat Hollanders hen kennen
moeten, zó, dat zij toch eens in Holland ook
verspreid zullen worden; stel ik mij voor een
algemeen beeld te geven van het Fransche
kimstge beuren.
De Salon des Indépendants volgt te snel op
den Salon d'Antömne om iets nieuws te kunnen .
brengen, trouwens, al volgen richtingen en
generaties elkander tegenwoordig met
aeroplaan-snelheden op, in een half jaar tijds ont
staat toch een nieuwe geesteshouding nog niet.
Deze Salon bevestigt wat ik van d'Autómnc
zei: de dood van het cubismc en het leven van
een moderneren, na-oorloogschen stijl.
En twee der hoofdfiguren van dieti stijl
wier afwezigheid op d'Antömne betreurd
werd domineeren juist dit voorjaar:
LucAlbert Moreau en Charles Dufresne.
Luc.-Albert Moreau, met zijn te. groote
bescheidenheid, titelt zijn doek ,,Etude sur
la Boxe". Het is een groot, een kapitaal en
compleet werk.
Het onderwerp ! Moreau is niet van oordeel
dat het onderwerp niets met de waarde van
liet kunstwerk te maken heeft. Hij wil zijn
een moderne tot in zijn onderwerpen. In zijn
oeuvre is: Les Aviateurs (1<J14! !) Les Amies
1912(twee vrouwen naakt te zamcn.een vaneen
serie doeken die hem de Baudelaire der schil
ders deed genoemd worden) I.,e Banjoiste 1914,
daarna, gedurende den oorlog tallooze teeke
ningen uit de voorste loopgraven, hij bleef
ongedeerd en onvervaard dór teekenen in de
Hotel Duin en Daal
Te midden der bollenvelden. Centr. verwarmd
hel van Douaumont!; les Combattants,
(1919) het meest aangrijpende wij! zelf
beleefde doek van de loopgraven; hij zelf,
gedoken in een granaatkuil, bruin de aarde,
grauw de lucht waartegen op steekt het been
van een lijk, blauw, van k een poilu ; stil
levens van wat eenvoudig keukengerij, por
tretten van vrouwen om hem heen nu de
Boxer en zijn neger-trainer in den ring.
Het is mogelijk dat het nu nog een tijd is om
een Graflegging te schilderen voor wie zulks
innig en waarachtig doorvoelt, of steeds maar
als zoo velen hier naakte dames in
landschappen, zooals dames nooit meer naakt
in landschappen liggen of staan. Moreau
voelt het niet en geeft het niet. Hij geeft eer
lijk en eenvoudig zijn eigen tijd.
Ik zou aan den Boxer nog als
onderwerpverdienste willen toevoegen dat hij vermeden
heeft een gemakkelijk succes met sterke actie.
Een stand van een academie, een quasi mo
derne heldenstrijd, een houding van een klas
siek beeld, een hedendaagsche Hector en
Achilles, het is alles vermeden terwille van
een effectlooze eenvoudigheid.
De kleur van Moreau is steeds in mineur.
Het is een uiterst gedistingeerde, verfijnde,
zachte kleur, maar een kleur in volle pate,
toon over toon gelegd met ijzeren wil en
straffe methode, er is een weemoed en een
bescheidenheid in zijn kleur, gekomen uit
welbewuste kracht. Er is nooit een rood dat
bloedt als een roode roos doet, nooit schettert
een geel als een koperfanfare en zelden praalt
een blauw. Alle toon is gebroken en zelfs het
hemd van den neger-helper dat een groote
roodc noot in het gamma is, is donker, diep
en zwijgend rood, naast het grauw-groen-blauw
van zijn broek. Het naakt van den boxer is
niet fcl-lichtend en glanzend, is niet in de
levensvolle fnschheid van 't naakt van een
sterken man gegeven, maar blijft in de stille,
mat blonde, gebroken tonen van het avond
licht. Het geheel is aan den tabakswalm der
menigte, aan de blauwige sfeer der lampen
onderworpen en slechts de koorden flitsen
grillig wit in het doek.
Charles Dufresne neemt betrekkelijk laat
zijn vlucht, maar schilderkunst is een langzame
kunst. Er zijn veel wonderkinderen in muziek,
er was een enkele groot dichter toen hij meer
derjarig werd, en zelfs een heel, heel zeldzame
volbracht wat grootsch in beeldende kunst vór
hij dertig, vijf en dertig werd -? en alle drie
stierven jong of gingen anders onder - want
slechts met het rijpen der wijsheid ont
bloeit kunst ??maar in beeldende kunst
komt het inzicht laat het laatst - - och
meestal nooit !
Al komt hij wat later ? zijn werk van voor
den oorlog moet heel anders geweest zijn
Dufresne is er te rijper om. Hij is plotseling
tusschen ons in de rij gaan staan en dade
lijk stond hij vooraan ! Hij is de meest
phautastische van de nieuweren, een reis door Al
giers liet als bij Delacroix blijvende
sporen na het is trouwens niet zijn eenige
overeenkomst met Delacroix er is een heele
serie stukken met bont geweme! van kameelen
en Arabieren, er zijn woeste leeuwenjachten,
karavanserails, tropische landschappen met
magnifieke gebladertccompositie. Daartegen
over gaf hij het leven van havens, matrozen en
booten, het bonte kermisgewriemel, dan
seuses en clowns, het buitenleven, koeien,
paarden, landschappen, naakten !
Hij is een der 'weinigen, die nog volop
composities maken, de groote compositie als
Delacroix dat verstond.
Nu een Maternitéen een Stilleven.
Hoe rijk ook en hoe gecomponeerd ook,
altijd is er een groote simpelheid in Dufresne.
Neder l. Munt
Hollands beste tO cent sigaar*
Etude sur la Boxe
Een groote, eerlijke, eenvoud in de wijze van
teekenen, straf, strak en toch vibrcerend.
Zijn werken doen nooit den schHder van
decors vergeten en zijn eenvoud is zoo groot
en zoo direct uit het volk, dat 't altijd aan
images doet denken.
Zijn verf is dof, ingezogen en zonder glans
gewild, maar hoe prachtig, vol, rijp en be
schaafd is zoo een onvcrniste kleur bij hem !
Als een wonder van teederheiden zijn fijne
rose en blonde en grijsgroene appels in de
zachte witten van een doek gevleid, een stil
leven in het stilleven, als een intiem nestje
gedoken is in groot loover van geboomte.
Twee jongeren hadden dit jaar een welver
diend succes ! Sabbagh en Alix. Sabbagh
omdat bijeen hoogtepunt in zijn talent bereikt
heeft, Alix omdat hij een knappen stap vooruit
is gegaan. Het naakt dat Sabbagh exposeerde
is gezeten in een fauteuil behangen met een
bont, als achtergrond sneeuw op daken en
straten, door 'n raam! Een tapijt op voorgrond.
De conceptie is eenvoudig en goed degelijk,
de schildering goed, degelijk en eenvoudig.
De heer Sabbagh heeft zichzelf gevonden en
zal ongetwijfeld in het gevondene zichzelf nog
vervolmaken. Er zijn schilders die den heelen
hemel op aarde willen halen, zich verrekken
en den nek breken, het zijn de zoekenden
en zij zijn nooit heel degelijk zij zijn hun
eigen martelaars ; en er zijn er die voldaan
kunnen zijn en in het gevondene gelukkig, en
goed. O wat zou het goed zijn ns eenmaal
zoo gelukkig te kunnen zijn ! Gelukkig be
hoort Yves Alix niet tot dezen. Noch heeft
hij zich zelf gevonden, noch wil hij in het
gevondene tevreden zijn. Dit is de eenige weg
tot het goede. Zoo heeft Alix zich dit jaar
van Gromaire los gemaakt. Een stap ! En
heeft zijn kleur vereenvoudigd. Een stap !
Zijn teekeuing natuurlijker gemaakt, minder
caricature en meer natuur. Als hij nu zijn wil
tot het grootsche inbindt, overwint en zoo
maar doodeenvoudig natuurlijk wordt, komt
hij ????- er zijn vele stappen te doen tot het
goede -?zekerlijk tot iets goeds.
Ik zei, het is niet het doel, volledige ver
slagen te geven en het is beter onbillijk te
zijn door vele roemens-waardigen te ver
zwijgen. Anders zou 'k Boussingault vermelden,
die dezen winter in een groep-tentoonstelling
Luc-Albert Moreau
bij de galerie Barbazonges met een enorm
doek in herinnering bracht welk een groot
begaafd schilder hij is maar die hier slechts
een elegante schets stuurde en Valdo
Barbey niet vergeten, de fijne, zachte, voor
name kunstenaar met zijn teedere grijsgroenen,
zijn glanzende blanken en witten Départ en
canot"(roeier duwt boot af, drie dames om hem)
noch Metzinger overslaan, den ouden cubist
die sympathiek aan 't vermenschelijken is,
en zeker niet Gromaire, die een geweldig
sterke uiting van 't dierlijke in 'n vrouw gaf,
een bleek grijs naakt met al de sensualiteit
van de meid" naast een stil innig en zacht
portret van 'n ouden marchand d'estampes",
de groote grauwe kop vol fijne grijzen en witten
en oude, gerimpelde, glanslooze huid.
Maar ik sla er velen over, want dat was de
indruk van dezen Salon: veel talent, zeer veel
verspreid talent, om te eindigen met wie een
gelukkig begin maakte: het debuut van den
jongen Jacques Thevenet, die met n slag
zijn rang nam en zijn beduidenis imposeerde
met zijn eigen portret, grootsch en groot een
voudig, vol en zwaar en rijp, van bruine kleur;
n geel boek, een groen citroengeel in het
donkere kleurgeheel, en de gevoelige, droevige
kop, met den mond die trekt en de oogen ver,
als zoovele oogen ver en droef kijken en mon
den bitter trekken van jonge kunstenaren,
die jaren van oorlog hebben geleden, die
jaren en jaren moesten verwoesten en niet
geschapen hebben.
CONRAD KICKERT
NEERLANDSWAPEN"
Sigarenlabriek te Utrecht
levert direct aan particulieren drie
concureerende merken SUMATRA Sigaren.
Rood etiket f 6.5O per 1OO, Groen etiket
f8. per 1OO, Bruin etiket f IO. perlOO
Franco levering tegen rembours of vooruitb.
Niet goed, geld terug!
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIAIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIMIIIIIIIII
i iiiiiiiilliiliililiiilllilllllllMiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiieiiiiniiiiiiiiiiiii
IIMIIIIIIIlllllllllllllllllMllllllllllhlIltllIlllltllllllllllllllllllll
Gelijk Goethe's Faust" de kern blijft van
zijn werk als scheppend kunstenaar, de
rijkste vrucht niet alleen van dezen rijk bloei
enden mensch, maar tevens, om in zijn eigen
geest te spreken, het oertype der gansche
plant, waarin hij alle verscheidenheid van zijn
wezen heeft uitgedrukt blijft de Faust" ook
in de literatuur van zijn volk de altijd frissche
bron van schoonheid en wijsheid, van
menschelijkheid bovenal, waaruit ons bij al 's
levens aandoeningen als vanzelf weer een
woord naar de lippen welt. Zooals Italië
zijn Dante, Engeland zijn Shakespeare heeften
wij daarnaast op de meer intuïtieve grootheid
van onzen Rembrandt mogen wijzen, heeft
Duitschland zijn Goethe als een onuitputtelijke
mijn van geestelijke waarden - gelukkig het
volk, dat een Goethe heeft !
Het is zeker niet ieders taak zulk een werk
en zulk een figuur altijd weer opnieuw te be
lichten?immers met het licht van altijd weer
een anderen tijd maar Wolf 1) toont zich
deze taak gewassen, toont zich een begaafde en
toegewijde gids, door wien wij gaarne opnieuw
onze aandacht laten boeien en leiden eu dien
wij hier dus, ter aankondiging van zijn studie,
een poos willen volgen door het tiental hoofd
stukken, waarin hij zijn rijke stof verdeelde,
om daarbij hier en daar een oogenblik onze
meening te toetsen.
In I wordt het Faustisch conflict aangegeven
en daarmee de belangstelling voor den
dramatischen geest van het werk gewekt al
twijfel ik of, speciaal met wat hier, aan de hand
van Burckhardten Huizinga.over de renaissan
ce gezegd wordt, den historischen leek een dui
delijk begrip wordt bijgebracht omtrent het
cardinale keerpunt in de verhouding van den
individueelen mensch tot de wereld. De histo
risch eenigszins geschoolde zal niettemin op
nieuw worden aangetrokken door het tragisch
conflict van dat ontwaken der zelfstandige
ziel tot.... haar verscheurdheid en twijfel,
waaruit alleen de drang tot de daad haar
schijnt te bevrijden.
1) Ideeën en Problemen in (ioetlie's Fuust
door Hcrm. Wolf. De Erven F. Bohn 1922.
IIIIIIIIIIIMlIlllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIII
TRIPLE SEC. COMIit"
Importépar SCHMITZ & CO., Utrecht
In II wordt ons dan duidelijk de Urfaust"
tegenover de latere behandelingen gesteld.
Wolf deed misschien goed niet op alle netelige
gevolgen van deze verschillende bewerkingen,
waar vaak zoo groote tijdruimten tusschen
liggen, in te gaan, a! had hij wel even nader
mogen wijzen op het tooneel van ,,Wald und
Höhle," dat vroeger na, later vór Gretchcn'?
val geplaatst, een gemoedsstemming van Faust
geeft die niet geheel natuurlijk is (vgl. mijn
Faust-aant. bij 3217 e.v.)
Treffend is het nog eens op te merken hoe de
Napoleontische tijd ook den Faust" niet
onbcïnvloed liet: het Duitschland daarvór
was niet hetzelfde als het Duitschland daarna.
Aus dein Jahrhundert des Schancns wachst
das Jahrhtfndert der Tat hervor" haalt Wolf
uit Max Wundt aan, en deze woorden zeggen
ons veel, jain hun zin schijnt FausF'ons re', ds
op dat latere Duitschland te prehideeren
het Duitschland elat door zijn
over-dadelijkheid eenmaal de wereld zoo rampzalig zou
maken! Ware die wereld niet zoo doodarm
geworden, dan zouden wij wenschen dat de/.e
oorlogstijd het omgekeerde bewerkte als de
Napoleontische en ons terugvoerde van de
daad tot den schoonen droom !
In III staan wij gaarne met Wolf een oogen
blik stil bij dat merkwaardig probleem: de
ontdekking door den mensch van de schoonheid
der natuur, waarbij echter aan de renaissance,
in navolging van Biirckhardt, te vee! eer
wordt gegeven. We! bracht de renaissance ook
hierin ecu keer, ol' licvrreen eerste openbaring,
en in den2en druk mijner Faust-vertaling mocht
ik in de aantcckenini/en (3278 e.v.) wijzen op
de verbluffende, bijna woordelijke (!), overeen
komst lusschen eer, brief van Petrarca over
natuurimpressie en \an (ioellie (aan Herder)
maar niettemin /agdt renaissance de schoon
heid der natuur toch wezenlijk anders, en staat
bijvoorbeeld de idyllische Watteau, dien Wolf
tegenover Botticeili noemt, iu waarheid juist
dichter bij onze natuurbeschouwing clan een
Botticelli, welke de natuur in de enkele
mythologische scènes die hij schilderde toch
après tout alleen maar als coulisse gebruikt
heeft. He t vaak aan ge haal de bewijs voor gebrek
aan natuurgevoel uit het scheren en snoeien
van boomeii enz. gaat niel op, d:iar dit ei n
mode was, dfe thans immers juis! terugkeert,
ja zelfs uit overmaat van eerbied voor <!-?
natuur verdedigd word!, die men nie! moet
na-maken" maar slechts mag stylecan" i
In IV haalt Wolf dan bij de betrekkelijk zoo
eenvoudige figuur van Wagner wel wat veel
overhoop. Als hij hiervoor naar wijsgeer i ge
uitspraken van mee dan een eeuw vór
Goethe terug moet, loopt hij kans buiten
zijn bestek terecht te komen - maar de
Beschrankung" blijft altijd een moeilijke
kunst, wanneer de stof zoo rijk en de kennis
paraat is.
Duidelijk wordt dan in V op het onvaste in
de figuur van Mephistopheles gewezen, door
Goethe aanvankelijk als ondergeschikte van
den Aardgcest geconcipieerd, waarop Faust's
woorden in Trüber Tag" nog doelen, later
als dienaar Gods opgevat terwijl Goethe's
wezen hem venier toch weer niet geheel
in orthodox Christelijken zin kon aanvaarden.
Gaarne hadden wij hier ook nog, zij het ter
loops, den invloed uit Goethe's vroegere om
geving (dien van zijn oudereu jeugdvriend
Merck) zien aangewezen -?de persoonlijke
invloed op een schrijver verlevendigt en
vermensclieiijkt immers vaak zijn beeld voor
ons.
Waar Wolf elders nogal eens gaarne uitwijd!
had in VI Mephistopheles' verliezen der wed
denschap wel ietwat uitvoeriger behandeld
mogen worden. Het gaat immers om pro
blemen" in de Faust" en het merkwaardigste
probleem is toch zeker wel of Faust de wed
denschap wint dan wel.'... verliest! Hier
had dus over Türck's merkwaardige Neue
Faust-Erklarung", waarin hij wil aantooncn
dat Goethe wel degelijk bedoeld heeft, hoe
Faust feitelijk verliest, niet gezwegen mogen
worden. Al mag ons zijn bewijsvoering weinig
overtuigend schijnen ? het stemt toch tot
nadenken dat een onzer beste Faust-kenners,
Prof. Frautzcn, TürcICs uiteenzetting wel de
aandacht waard acht.
Nadat Wolf ons iu Vil het onbepaalde,
eclectische, half pantheïstische, hall' Christe
lijke, in Goethe's godsgcvoel heeft aangegeven,
doet het goed als wij hem niet, gelijk sommige
andere Faust-bcstudeerders, met een
wclwillencleu glimlach aan de Gretchen-tragödie voor
bij zien gaan, maar hij juist onze liefdevolle aan
dacht vraagt voor deze eenvoudige, voorwaar
Hofleverancier - Amsterdam
Willemsparkweg 9.
Tel. No. 1793 Zuid.
KOUDE EN WARME SCHOTELS
weinig problematische", maar zoo innig
meiischelijke episode in Faust's ontwikkelings
gang. Heeft de Faust" tenslotte immers niet
aan retchen zijn warme populariteit te danken
ja: wat ware er van Goethe's schepping voor
de groote massa levend gebleven zonder haar
en.... Gounod?
Terecht duidt Wolf er hierbij op, hoe weinig
Goethe metterdaad waarschijnlijk de Don
Juan geweest is, waarvoor zoo velen hem
houden.
Een wat weifelenden indruk maakt Wolf's
uiteenzetting omtrent Faust's hemelvaart,
waartoe de mystieke gedachteusfeer eenige
aanleiding geeft. In het bijzonder de altijd
misbruikte slotwoorden: Das Ewig-Weibliche
zieht uns liman" brengen den schrijver tot
een wat vagen uitleg (filz. 140), waarbij hij,
schijnt mij, teveel aan het subject vasthoudt,
waar toch m.i. de eenig juiste opvatting is:
zieht uns liinau.... ziim Hinimel, in welken
zin ook v. Suclitelen de woorden vertaald
heeft:
Het eeuwig vrouwelijke
Opwaarts ons leidt".
lu IX maakt Wolf, om ons Goethe's
aesthetisch ideaal en daarmee de Helena-figuur te
verduidelijken, een vrij grooten omweg over
zijn wetenschappelijke!! arbeid. Wij winnen er
slechts bij, want juist in onzen tijd is liet be
langwekkend zich nog eens te verdiepen in
opvattingen der wetenschap e u haar methoden,
waaraan wij ons zoozeer ontgroeid wanen.
Aan Goetlie's arbeid in cle/.en zin, waarbij
Wolf - - toch eenmaal op het zijpad ? ?- naast
Goethe's theorie omtrent het
tusschenka-iksbeen eu zijn botanische oertype in het blad,
ook zijn kleurentheorie had mogen noemen,
gaat de tegenwoordige wetenschap voorbij
met een glimlach voor het geniale
dilettantenwerk. En toch komt juist bij Goethe's
figuur de vraag wel eens op of de huidige
wetenschap in haar exacte specialiseering en
systematiseering niet a! te zeer de geniale
intuïtie heeft uitgeschakeld.
Goethe's acsthetisch-klassiek ideaal vormt
overigens op zichzelf weer een probleem, want
eigenaardig genoeg hecht het zich (gelijk dat
van Lessing, Wiuckelmann e.a.) aan de toen
meest gekende voorbeelden (de Apollo van
BeKtdère en de Laocoongroep), welke werken
uil den laleren tijil (.n uit di; koloniënJang
door vondsten uil de waarlijk groote eeuw van
Hellas overtroffen zijn. l let beu-ijst nog eens
hoe de bronnen voor de schoonheid van een
grooten geest er eigenlijk niet veel toe doen,
wanneer die geest zelf maar schoon is, wat
doet het er toe als de zoo verrukkelijk be
zongen roos feitelijk geen mooie roos, ja:
heelemaal geen roos was als het lied maar geurt
van rozen !
Goethe's tijd, het eind der XVII Ie eeuw, was
immers een felle reactie op de verstandelijk
materialistische levens- en wereldbeschouwing
en terecht wijst Wolf er aan het slot van zijn
studie op, hoe met het eind der XlXe eeuw
eenzelfde verandering zich afteckent en wij
thans opnieuw in den chaos verkeeren, waaruit
opnieuw de Faustische mensch groeit. De
figuur van een Strindberg wordt hiervoor zeer
juist als een typisch voorbeeld genoemd, waar
naast m.i. minder gelukkig op de grootere ge
stalte van een Dostojewski wordt gewezen,
dien wij soms eer als een geweldige middel-'
eeuwsche schaduw kunnen zien.
Zoo is het geen toeval, dat onze tijd weer
nader bij Goethe's figuur en schepping staat
dan een voorgaand geslacht: hoezeer wij metter
daad van hem en zijn tijd mogen verschillen
de twijfel en de wanhoop nochtans van den
Faustischen mensch, zijn drang naar het veel
zijdige, zijn begeerte naar het absolute, zijn
stormloop naar den hemel, ja, zijn verbond
met Mephistopheles wij begrijpen hem maar
al te zeer. Ons dit alles weer nader voor oogen
te hebben gebracht is de verdienste van Wolf's
boekje, dat vooral aan hen, die reeds met
oethe en zijn Faust" min of meer vertrouwd
waren, een degelijke en welkome nalezing
moge brengen.
C. S. AD A M A VAN S C H E L T E M A
IIIIBIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllMllllllllllI. Illlllllllllllltlllllllllllllllllllliinii
WEM HAAfi
VAftHOHD