Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 April '22. - No. 2338
A, SMITS-GOVERTSEN. De Fci'rei'-legende.
Geschiedvervalsching. Leiden, Uit
geversmaatschappij Futura. 7 j. So.
In dit nummer van de serie
Geschiedvcrvalscliing hebben wij te doen met een zeer
recent geval van wat waarlijk wel /.eer vee!
op opzettelijke geschiedvervalsching gelijkt.
Men weet, dat de Spaansche anarchist
Francisco Fcrrcr in September 1000 door een
krijgsraad is ter dood veroordeeld wegens zijn
aandeel aan den opstand en de verwoesting
van Barcelona in den zomer van dat jaar;
het vonnis is daarna voltrokken. Tegen
deze executie is een onstuimig protest opge
gaan door de geheele wereld; het feit, dat
Ferrer behoorde tot de orde der vrijmetselarcn
zal aan die beweging stellig uitbreiding en
beteekenis hebben gegeven. Ferrer werd
voorgesteld als het nobele slachtoffer van de
zeer partijdige en laaghartige Spaansche
militaire rechtspraak. Hij gold vooreen diep
zinnig wijsgeer, die vooral op onderwijsgebied
nieuwe denkbeelden niet alleen verkondigde,
maar ook in toepassing bracht; als zoodanig
kon hij worden beschouwd als de martelaar
van het moderne denken, vermoord door een
verblind en bekrompen clericalisme. Daarom
ook werd trouwens onder veler protest
voor hem te Brussel een standbeeld opge
richt, dat door de Duitsche regeering is
weggenomen en sedert nog niet is hersteld.
Tegen die voorstelling der feiten komt het
bovengenoemde boekje op. De auteur geeft
een anderen Ferrer te zien, juist het omge
keerde van een groot en nobel man, integen
deel een hoogst immoreel man met een zeer
gebrekkige kennis en zonder de minste
wetenschappelijke beteekenis; een man, aan
wien het denken even vreemd was als aan den
eersten den besten plnnderaar van een wille
keurig achterbuurtrelletje. Er worden daar
over gegevens te berde gebracht, die niet
zonder beteekenis zijn. Intusschen is dit
boekje in een toon geschreven, die niet ge
makkelijk overtuigt.' Even heftig als Ferrer
door zijn partijgenooten werd geprezen, even
krachtig wordt hij hier bestreden en zelfs
even hevig beschimpt. Zoodat men den
indruk krijgt, dat ook hier de waarheid wel
weer in het midden zal liggen. Ferrer ver
dient stellig ni cettehonneur ni cette indignitc.
Wil men in zulke delicate gevallen de waarheid
trachten te onderkennen, dan moet men
zonder hartstocht zich aan het onderzoek
der stukken zetten. Doet men dat, dan zal
wel blijken, dat Ferrer een van die oneven
wichtige exaltado's was, waaraan onze tijd
zoo rijk is. Maar met dit felle boekje komen
wij niet veel verder.
H. B R u G M A N s
GUSTAV FRENSSEN. Klaas Hinricli Baas.
Vcrt. Dr. C. D. Sax. Tweede druk.
Amsterdam z. j. Van Holkema en
Warendorf.
Het zijn sterke hoeken, de romans van
Frenssen. Zij missen elke intellcctueele ver
fijning, en staan daardoor geheel op zich zelf.
De moderne woordkunst in proza en poëzie
heeft zich, zoowel bij ons als in de omringende
litteraturen, vrijwel geheel losgemaakt van
de natuur (die on-persoonlijk is), om op te
gaan in zuiver-individualistisch aanvoelen,
dat alleen met behulp van het intellect na te
speuren is. Frenssen is een heel andere schrij
ver. Men kan van zijn boeken genieten zooaïs
men geniet van een mooien lentedag, van
wind en wolken, van een sneeuwgczicht, van
den' geur van den vochtigen boschgrond.
Het valt niet te ontkennen, dat dergelijk
werk door veel modernen niet. of tenminste
niet volkomen, te savoureeren is. Laten wij
in het midden, of het aan Frenssen ligt of aan
den modernen geest. De tweede druk van
Klaas Hinricli Baas, wel een van Frcnssen's
gaafste scheppingen, bewijst, dat er nog velen
zijn, die dit. eenvoudige en natuurlijke werk
waardeeren.
ELINE VAN STUWE. (Jacqueline Ryneke
van Stuwe). Storm. 's-Gravenhage z j.
N. Veensfra.
Deze roman, spelend in het mondaine
Haagsche leven, doet in het eerst wat
ouderwetsch aan. Niet zoozeer door het gegeven
als door de manier van behandeling, de
milieu-schildering, die we sinds 1880 het
jaar van Eline Vere kennen uit. zoovele
romans. Maar doorlezend, voelt men in dit
boek toch wel degelijk het eigene, en daarmee
komt ook het boeiende, gelegen in een zekere
innigheid, een accent van waarheiden oprecht
heid. Er is in deze schrijfster niets geen pose,
geen enkele poging om literair te doen; met
grootc zuiverheid zijn de weinige personen
gesteld tegen den beweeglijken achtergrond
van het haagsche leven. Jacqueline Ryncke
van Stuwe heeft zich in de laatste jaren
ontwikkeld tot een van onze beste roman
schrijfsters; haar schrijftrant is behecrsclit
en zeer evenwichtig geworden, en het sterk
synthetische element in haar levensopvatting
bewaart haar voor intellcctueele verstarring.
Wanneer ik dus als een der voornaamste
trekken in haar werk zou willen noemen:
verklaring van ievensverschijnselcn, dan is
hiermee allerminst gemeend een opzettelijk
uitwerken van problemen, maar wel een in
prozakunst-vorm vastgelegd Ie vensbegrip, dat
haar werk doorlicht met een beminnelijke
klaarheid.
HENNE SCIIOLTE en JAN R. TH.
CAMPERT. Refereinen. Amsterdam 1922.
P. N. van Kampen en Zoon.
De auteurs van dezen keurig uitgegeven
verzenbundcl doen aan hun werk een kleine
inleiding voorafgaan, die als volgt begint:
Wij betwijfelen het, dat Kunst een curio
sum zou zijn, 't welk zonder eenig verband
met den gang onzer levens, enkel om zijner
zelfs wil, door een aparte schare pausen be
oefend wordt;
eveneens, dat kunst is een ethisch of
aesthetisch middel voor sommige verdienstelijke
luyden tot verheffingen veredeling der massa".
Ieder, die een klein beetje inzicht heeft
in het wezen der kunst, zal bovenstaande
veronderstellingen in het geheel niet be
twijfelen", maar ze voor volstrekte nonsens
houden. Ik betwijfel dan ook, of Henne
Scholte en Jan. R. Th. Campert wel de be
teekenis van het woord betwijfelen" verstaan,
maar ik betwijfel niet, of hun poëzie
prullewerk is. Want dat weet ik wel zeker.
Henne Scholte opent den beurtzang met
het volgende gedicht Wegwijzer":
Van hem vielen vergrilde wegen neder,
hortend als der daemonen wild gebed
den heuvel af, begeerelijke tred
van doolaars cla;>ld' omlaag en keerde weder.
Hij stond ten sein over dees warre sprong
en wees en wees geluk, dat niemand kende
dan de versteende vloek van deze wende,
nar, die met korte hand er zelv' om dong.
Ik wil den lezer niet beleedigcn door hem
het mallotige van dit versje aan te gaan
toonen... Wie deze wartaal te boven is,
moet zijn krachten maar eens beproeven op
de volgende puzzle, ook van Henne, en ge
titeld '?Lach":
Over de wiifte bogen van het naiiw-voorbijc
klom van verklonken lach dit droomende
(vermijen,
maar in den mid-vaart sloeg smart's
hemelgang van zilver
uit blijende verheugens metalen schilfer,
en aan den poel van zijner kim verloren
z.inksel
doofde' in hoon der lichten lach pijnelijk
blinksel.
Wat er van Jan R. Th. Campert in het
boekje staat, is iels minder idioot, schoon
als poëzie evenzeer waardeloos. Zoodat wij
Jan en Henne niet met hun debuut ---? ik
meen althans dat het hun eerste werk is
kunnen felicitceren. Dat zij de pen onverwijld
mogen neerleggen, is mijn oprechte wensch.
Maar ik vrees. Er zijn maar al te veel menschen
die iets mooi vinden, juist als ze 't niet snap
pen, alle denk-monsters ten spijt.
Grand Hotel Fanckler
RESTAURAM1 - HAARLEM
Pension prix-modérés
DE STEEK ONDER WATER"
Teckening voor de Amsterdammer" van Jordaan
H i; R M A N
i D D i: N u o R P
N. V.pHET NEDERLANDSen TOONEKI-.
We de ro p voering van Flcktra.
Toen Royaards vór twee jaar
dcnJStadsschouwburg betrok, bracht hij daar zijn
repertoire, een in den loop van twaalf jaren
gevestigd fonds van beproefde
tooneelvertooningen, mee. Daaraan werden onder de
nieuwe vlag enkele werken toegevoegd, en
voor zoover wij dit speelplan thans overzien
komt mij de opvoering van Sofokles' Elektra"
voor te zijn de theatraal belangrijkste, en als
zoodanig de sterkste interpretatie. Thea
traal", dat wil hier zeggen: in het harmonisch
tooneelverband, hetgeen bijv. een vergelijking
met Goethe's Faust", waarbij de vertooning
secondaire blijft aan den wijsgeerigen treest,
al dadelijk uitsluit, terwijl aan den anderen
kant het Shakespeare-blijspel met zijn onge
breidelde spelfantasie, welke het dichterwoord
vaak overvleugelt, evenmin in aanmerking
komt.
Een werk van Sofokles op het tooneel kan
heden ten dage niet anders zijn dan een
adoptatie op gewijden grond, een wedergave a tra
vers de psyche van onzen tijd. Een poging tot
historische en theatrale benadering van v
rChristelijke gevoelens en verhoudingen, gelijk
deze ons, na zooveel eeuwen, toeschijnen te
zijn geweest, zou slechts tot gebrekkige imi
tatie leiden en het eeuwige leven, dat in zulk
een werk wacht en altijd weer jonge
blocdstoevoer vraagt, zou ongewekt blijven. Het won
der van deze klassieke werken is juist, dat zij
zich aanpassen aan de behoeften en de midde
len van eiken tijd, dat niet de wijzer moet wor
den teruggezet om hen. Naar w.- Ik inzicht, in
welk formaat", men dit werk echter tracht te
spelen, altijd zal als eerste eiseh gelden:
orde, maat en evenwicht, en het
daaruitvolgend streven naar strikt gelijke waarden,
elk van de hoogste spankraclit in het aangeno
men bestek, herstelt hier vanzelf de aloude
rechten van rhythine en modulatie, als dra
gors, als voortplanters der woordelijke be
wogenheid. .Alles blijkt hier even natuurlijk
op zijn plaats en dus noodzakelijk, elk ding
van gewicht zoekt zijn tegenwicht, als in de
natuur. Wat illustratief zou kunnen worden
bijgebracht, moet vervallen om ruimte te
laten aan de elementaire machten, welke
heendrijveii naar het vol, harmonisch
droombeeld. Wij zien dit, door deze vertoo
ning, ais gerezen uit onpeilbare diepten,
legendarisch verbleekt, in den toon van half
uitgewischte muurschilderingen, doch com
pleet en vol nieuw innerlijk leven. Zoolang
het evenwicht nog niet gevonden was, zoolang
zich de meer en minder geslaagde deelen
niet hadden gevoegd, liet de opvatting op
deze schaal, met de tengere gestalte van Magda
Janssens als middelfiguur, twijfel, bleken de
zwakke plekken, kon men ook twisten over
de ingrijpende plaats, die in dit drama de
muziek inneemt; nu het vast-staat -- een
groote reprise, die ui t rijst boven al het werk
van den dag onderschikt zich wat ver
wondering en verzet wekte, aan den nochtans
xegevierenden, harmonischen wil. Modern. . . .
dorst deze opvoering van den classieken
Grickschen dichter in de Nederlandsche taal
zijn, niodcrn-van-wezcn, ver van masker en
kothurnen, van wat voor onzen tijd toch maar
piëteit en experiment blijft, ontheven aan den
looden last van een half-barbaarsch noodlot,
maar geleid in de lichte banen van ons reli
gieus besef, dat gelooft, niet aan den wil der
goden in primitieven zin, maar aan den ver
heven drang van het leven, dat tot eiken prijs
voortgang, oplossing, verzoening eischt, opdat
de zon zal rijzen over de graven. Menschelijk
verklaard, de feitelijke moord en de tweede
plansfiguren, Kiytaimestra en Aigisthos, in de
schaduw, Elektra en Orestes verlicht voor
den bewusten modernen geest, heeft Sofokles'
drama voor mijn gevoelen niets ingeboet,
dat niet vervangen werd door een bemid
delend quivalent. Werd het daardoor in de
vlakke afmetingen kleiner, naar de diepte
groeide het uil. Voor ons, die geen titanen
zijn, actief noch passief, liggen de beste,
want eerlijkste gewaarwordingen onder het
masker, in de levende lijnen van het
zielsgelaat. En Sofokles was zijn tijd ver
Nieuwe
Fransche Boeken
FKANC.OIS MAUKIAC, ,,Le lïaiser au
IJpreux", Bernard Grasset, editeur, Paris.
Wanneer men in een boek bewonderen kan,
allereerst, de scherpe en levende, met sobere
middelen verwezenlijkte karakteristiek der
persoonlijkheden en der
gevoelsverhoudingen, een handeling die zich voltrekt
naar de wetten van een fatale noodzakelijk
heid, een suggestieve aanduiding van de
atmosfeer waarin de figuren zich bewegen,
een solidcn en harmonischen bouw en ten slotte
een edele zuiverheid der taal; dan mag men,
dunkt mij, dit boek, zij het nog altijd met
eenigen schroom waar het door een jong schrijver
werd gemaakt, een meesterwerk noemen. Ik
ben niet bang dat ik overdrijf wanneer ik Le
Baiser au Lépreux" een meesterwerk noem.
Het is in de middelmatige Fransche
romanproductie een onverwachte verrukking, zoo
als verleden jaar het bekoorlijke boek vol
gezonde aardsche wijsheid van den graaf de
Pesquidoux 1) mijn aandacht weken lang
gevangen hield. n, welk een merkwaardig
toeval, het verhaal van Le Baiser au L
preux" gebeurt te midden van dezelfde land
schappen als ons in Chez Nous" geschilderd
worden, de landschappen van Zuid-West
Frankrijk, die, naar de beschrijvingen van de
Pesquidoux en Mauriac van een mysterieuze
en beklemmende schoonheid moeten zijn;
Jean Péloueyre, de zielige schuwe minnaar,
wiens huwelijksverschrikkingcn Mauriac ver
haalt, ligt te sterven voor het open raam. Het
is in den herfst. En hij denkt aan vroegere
herfsten: O matinees de chasse ! Béatitude
des pins aux cimes ternes et grises dans l'azur,
pareus aux humbles qni seront glorifiés !
Alors, au plus pais de la forêt, unc coulée
verte d'herbages, d'aulnes et de brume
dénoiiQait l'eau vive que l'alios colore d'ocre"
En eenige minuten voor het einde ontsteekt
de oude meid Cadette het houtvuur in de
keuken: Cette haleine des pins incendiés que
si souvent, dans les tés torrides, la lande
natale lui souffla au visage, Jean Péloueyre
la rec,ut sur son corps expirant."
Het bittere schoon van deze streken, dat
alleen zij die er leven volkomen beseffen
kunnen, geeft aan de tragedie van den
afzichtelijken Péloueyre, die ondergaat in de
ellende van een huwelijk dat niet hij maar de
pastoor gewild heeft, een bijzonder en voor
dezen nooit gehoord accent. Wanneer men mij
vraagt wat dit boek zoo aangrijpend maakt,
dan geloof ik te moeten antwoorden, niet in
de eerste plaats de treurige figuur van Jean
noch het pijnlijk bestaan van zijn jonge vrouw,
die hem als een goede echtvriendin zoo gaarne
lief zou hebben en die hem niet liefhebben
kan; maar veeleer d<> atmosfeer van onheil
en verschrikking waarin de gebeurtenissen
zich voordoen. Zooals het stil sterven van
Jean geheel wordt opgenomen in de reeks der
natuurlijke evenementen, zóis hier gén
handeling voorgesteld los van de maar heel
even aangeduide, maar niettemin voortdurend
nabije gebeurtenissen der natuur. Hierdoor
krijgt het verhaal een buitengewone drama
tische spanning en de beklemmende schoon
heid van het onvermijdelijke.
Jean Péloueyre is de laatste afstammeling
uit een zeer rijk landheerengeslacht, de
zoon van een zonderlinge ingebeelde zieke. Hij
is van een leelijkheid die spot en afschuw wekt.
En hij mist kracht en tooi van geest die de
omstanders fascineert dat zij het armelijk
lijf vergeten. Hij is schuw en durft zich niet
toonen op straat. Hij zwerft met zijn geweer
in de eenzaamheid en schiet eksters. Troost
vindt hij in een ziekelijk geloof dat hem geen
kracht of vertrouwen schenkt. Hij is intelli
gent maar kan zich op geen arbeid
concentreeren. De mogelijkheid dat hij, zich zoo diep
van zijn zwakheid en zijn afzichtelijkheid
1) Joseph de Pesquidoux, Chez Nous'
(Plan)'
vooruit. In deze regie-opgave en haar
oplossing ligt voor mij de natuurlijke verwe
zenlijking van het vaagen op de spits gedreven
ideaal, dat de expressionisten zich stellen.
Is deze concentratie, dit straf rhythine, de
volle aanslag der motieven iets anders?
Kan men zich den korten, zwaren gang met
de bijl naar boven indrukwekkender denken
dan van dezen, onder verheven dwangbevel
handelenden Orestes? Verlangt iemand sug
gestiever beeld van den moord achter de scher
men, dan wat de gil der klarinet voor Sofo
kles volbrengt? Wij behoeven nog niet aan
Von Hofmannsthal- -Richard Strauss te her
inneren, om toe te geven dat dit alles, met de
gruwelkamers van het paleis in het front,
stellig veel heviger kan, maar is dit schokkende
daarom meer indringend? Op het plan van
menschelijkheid, waarop deze
Elektra-vertooning, opgebouwd om de van nature zachte,
fijn-gevoelige persoon van Magda Janssens,
kwam te staan, is zij in haar mildere bewogen
heid, diep-ernstig, tut de keel beklemmend en
aaiuloenlijk-bevrijdend gebleven. In de er
kenning, dat de wraak, de gerechte, iu hoogste
instantie genademiddel wordt, dat zij deel
heeft aan den barmhartigeii geest, dat de
daad in haar afgrijselijkheid, de goddelijke
verlossing in zich draagt en de natuur
herademt nadat zij is volbracht, ligt het ge
leidelijk gewonnen pleit. Of wij deze ontroe
rende verademing nog als een vreugde kunnen
gevoelen? De druk van onzen tijd is zwaar en
het zijn alleen de grootsten, zooals
Diepenbrock, in wie het Dionysische nochtans weer
klank vindt.
De wederopvoering van Elektra" hield
verband met den vroegen dood van dezen
beminden medewerker en gaf wijding aan
diens op 5 April verjaarden sterfdag. Royaards
heeft gedaan wat hij vermocht om voor du
kunst van Diepenbroek ook buiten den enge ren
imiziekkring, de liefde te winnen welke den
man, die populariteit schuwde, op geen waar
diger wijze kon worden gebracht, en aan de
groote voorstellingen zelte zijn naam allijd
een glans van ho:>;;c verwachting bii. De
Elektra" is van dit kunsienaar^verbond hel
laatste teeken gcwiest. Deze opvoering, die
hei accoord \an i liepjuhrocl;'': /ii i heel';
Dr. Molens (hoffelijk): Het spijt me, dat ik mijnheer niet warmer kan ontvangen."
bewust, nog eens een vrouw zou vinden, is
nooit voor hem opgegaan. De pastoor over
tuigt den oude Jeróme Péloueyre van den nood
zakelijkheid om door een huwelijk van Jean
het fortuin uit de handen der godloochenende
Cazenave's te redden. Hij weet een vrouw voor
den ongelukkigen vereenzaamde: Noémi, de
dochter van een verarmd ambtenaar. Zou
Noémi dit huwelijk aanvaarden? Hoe nu?
On ne refuse pas Ie fils Péloueyre." Het
huwelijk wordt gesloten na een korte verloving
die Noémi nog slechts een vermoeden geeft
van de stille ellende die haar wacht. Want
Noémi wil een goede vrouw zijn voorden man
d;e haar kiest, maar zij kon niet vermoeden
dat juist tle:c haar kiezen zou. Het was een
triestig feest op den huwelijksdag en den vol
genden ochtend kenden Jean en Noémi de
dageliiksche pijniging die hen wachtte. Jean
Pelouyere dut se battre longtemps, d'abord
contre sa propre glacé, puis contre une murte.
A l'aube un gémissement faiblc m.irque la
fin d'une lutte qui avait durésix heures.
Trempéde sueur, Jean Pélouerye n' osant bouger,
plus hideux qu' un ver auprès de ce
cadavre enfin abandonné".
Hoe sober, maar hoe fel, beschrijft dan
Mauriac het leven van Jean en Noémi in een
hel, waarin zij beiden de verfijndste en wreed
ste kwellingen van het lichaam en de ziel
lijden ! En geen ander einde is mogelijk dan
in den dood. De dood vindt Jean zooal niet
voorbereid dan toch zonder wederstreven. In
het lijden ziet Noémi in hem niet meer den
man van wien zij een onvervvinbaren afkeer
heeft, maar niets anders dan een armen mensen,
die van dit leven niets meer vraagt en dien zij,
zonder schrik, kan liefhebben. Fin na zijn
dood weerstaat zij, gelijk bij Jean's leven, de
mannelijke bekoring uitgaande van den jon
gen dokter, die de vrouwen en het leven kent.
Zij blijft in de traditie van Péloueyre's die er
prat op gingen d'appartenir a une familie o
les vcuves ne quittaient jamais Ie noir." Waar
om? Noémi wist het zelve niet, zij was niet
gewend zich zelve te analyseeren en zij las
nooit romans. Kon zij anders? ....elle
conniit que sa fidélitéau mort serait son
humble gloire et qu'il ne lui appartenait plus
de s'y soustraire".
Dit kort relaas van het uiterlijk gebeuren
kan slechts een zeer beperkten indruk geven
van de kracht waarmede deze kleine roman
ons opneemt en ons mcdevoert op een stroom
van angstigen hartstocht. Maar misschien is
het voldoende om de overtuiging te geven dat
we hier staan voor een werk van sterke
originaliteit, zoo in gegeven als in uitwerking
en dat zich daardoor voor goed vastlegt in
onze herinnering. En wat misschien ietwat
gezocht mag lijken in den opzet, blijkt heel
natuurlijk te zijn, wanneer wij eenmaal zijn
opgenomen in de gevoelseenheid die dit ver
haal draagt, de eenheid van menschelijke
vernederingen smart en de getounnenteerde,
mysterieuse natuur van de Landes.
Le Baiser mi Lépreux" is te midden van
de bekroonde en bijna bekroonde boeken, bijna
alle zonder beteekenis, maar waarop zich
onrechtvaardigerwijze de aandacht van het pu
bliek concentreert, inderdaad een meesterwerk.
J. G R E s ti o i r.
Verschenen :
Dramatische Kroniek
Eerste, tweede en derde bundel
door
TOP NAEFF
... l Ing. f 2.25
Pnjs per bundel : j
Uitg. van VAN HOLKEMA & WARENDORF
AMSTERDAM
19 Illllll II Illlll Illl llllllllllMllllllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI Illllll
opgenomen, van Boutens' dichtergccst hoog
bleef omspeeld, door de Lensvelts in strakke
sierlijkheid werd opgezet en van Royaards
het 'leven verkreeg, bewaart een voorbeeld
van samenwerking zooals we er in ons klein,
verdeeld kunstland weinige weten aai1 te
wijzen. En hei is smartelijk te denken, dat bij
dit zeldzaam pogen het tooneel te geven wat
het van oudsher toekomt, juist deze edele
makker aan den strijd ontviel. In meer dan
muzikalen zin houdt de opvoering van
Elektra" het testament van Alphons
Diepjnhrock in.
N. V. HET ROTTEKDAMSCH TOONEEL.
De Schaduw, door Dario Niccodeini.
De sterren".... In het labyrinth van Sua
Eccelienza", Bclla Donna", cle Wcdloop
met de Schaduw" en de Schaduw" zonder
den wedlor.p, zoekt het publiek den
tooneelkunstenaar, hem of haar, in wie het vertrou
wen stelt, van wie het de spel-ontroering ver
wacht. In Amsterdam is het Magda Janssens,
die als Madame-Sans-Gêne- - is ze niet kranig
deze kunstenares, in n week de
nobel-ontn>ercnde Elektra" en deze tintelende Her
togin van Danzig ! de harten verwarmt, in
den Haag trekt" Elsa Mauhs in de japonnen
van Signora allenga, in Rotterdam vult zich
eiken avond de Groote Schouwburg om Alida
Tartaud te bewonderen in een rol, die haar
past. Er zijn ongetwijfeld rollen geschreven
van beter gehalte, welke aan haar veelzijdig
talent, op zijn iniddaghnogte, niet minder
wel zouden passen, een uitgebreid repertoire
de tragedie wellicht, en in elk geval het hoo
gere blijspel ----- wacht haar met smart, doch
wil men onder een mooie rol" verstaan:
een gelegenheid gangbare aandoeningen op
liet tooneel te bevestigen, clan aanvaardt men
ook Dario Niccodemi in den koop.
De Schaduw", spel van vrouwenleed, is
een melo-drama, Enoch Arden, in omgekeerde
verhouding, waarxan met wat fantasie, het
geval verplaatst naar een onwaarschijnlijke
'landstreek, waar de stervelingen poëzie
tegen elkaar praten, een opera te maken zou
zijn. Als realistisch salonstuk behoort dil
\cLz.insi1! ei) de ui;wer!-'ing daarvan tot de
\alsche kunst en de tooneelspeelster, die met
tic ze middelen een volle zaal 'ut snikken
brengt, verstaat haar vak. Berthe Tregnier
is door hysterische paralyse verlamd en, op
het oogenblik dat het stuk begint, reeds zeven
jaren aan haar stoel gekluisterd. Haar
man, een artiest" natuurlijk, heeft zijn
atelier in een verre buitenwijk en brengt daar
ook den nacht door. Berthe geneest, tamelijk
plotseling, dat schijnt voor te komen, doch wat
minder waarschijnlijk lijkt, de zelfbeheersching
die deze hysterica aan den dag legt, is ver
bluffend. Zij toont n overgelukkig moment
den dokter haar herboren ledematen, om ter
stond haar versteende positie weder in te
nemen tot den dag, waarop zij zeker genoeg
van haar genezing zal zijn om haar man daar
mede te verrassen. Die verrassing, op zijn
atelier, waar mevrouw", deze moest
nu weer net de vriendin van Berthe zijn
juist is uitgegaan en cle kleine in een
nevenvertrek slaapt, geeft. ... al wat bij dergelijke
ondernemingen der verrassing" is. En na
veel pijnlijk'over en weer gepraat, waarbij de
ietwat praktisch ontwikkelde toeschouwer
denkt: man, begin nu met de schaduw"
langs een zoet lijntje van het atelier te krijgen
vór aanstonds de z.on van haar boodschappen
thuis komt! en de explosie wanneer dit inder
daad geschiedt - besluit Berthe maar weer
te gaan zitten waar ze zat, tot aan de compli
catie een redelijke mouw zal zijn gepast. I
will be little wiïe of both" bood het dappere
vrouwtje van Enoch Arden nog aan. Gerard
Tregnier bewijst hoe hulpeloos een man in
een dergelijk perikel staat. En aangezien geen
Salomo hem doorsnijdt, bidt Berthe dat God
haar maar weer met de oude kwaal zal. .. .
troosten; hetgeen ik den hemel verzoeken vind.
Al wat deze menschen spreken een on
waar schema kan ik desnoods aanvaarden
is onecht, op de zaal gespeeld. Mevrouw
Tartaud, die zulk een rol technisch natuur
lijk volkomen beheerscht, gaf er de tragische
accenten van haar stem en de fijne
schakeeringen van haar vrouwelijk gevoel aan, en
wist daarmede de stemming te wekken, de
atmosfeer, waarin men haar gaarne ziet. Voor
haar werd het een succes, dat men echter
niet gelijk moet stellen met den dieperen
bijval, welke zij in de laatste jaren o.n. als
Ibsen-speelster bij hei RottenJanisch gezel
schap gevoiuieii Keïl. T o !? N .\ i.' i i