Historisch Archief 1877-1940
N°. 8389
Zaterdag 22 April
A°. 1922
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
j Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
INHOUD: 1. Politieke taken en vooruit
zichten, door Prof. I. P. de Vooys.
Tijdgenooten door Dr. W. G C. Bijvanck.
De Chineesche Jona over boord, door H.
S. M. van Wickevoort Crommelin.
2. Weer in de politiek, teekening van Jordaan.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Ellis
Eiland, door J. van Hinte. 3. Spreekzaal.
Een oer-hollander, door R. P. J. Tutein
Nolthenius. 4. Dramatische Kroniek, door
Top Naeff. 5. Voor Vrouwen: De Kus
sens, door E. M. Rogge.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. De Ned.
Vereeniging van huisvrouwen, door A. H.
Loeft?Bokma. Uit de Natuur: Een
Hekatombe, door Jac. P. Thijsse. 7. Der
Passion te Erl, door Dr. N. J. Singels.
Boekbespreking, door B. M. Noach. Over
de verwoesting van het Nederlandsen, door
Dr. Ch. F. Haje. 8. Oogol-Moessorsgki,
door Dr. J. C. Hol. Schilderkunstkro
niek, door A. Plasschaert. Kololonië'n : Naar
den Tangkoeban Prahoe, door Dr. J. S. S. J.
Ratu Langie. 9. Financieën en Economie,
door Paul Sabel. 10. Ruize-rijmen en
Charivaria, door Charivarius. Uit het
Kladschrift van Jantje. Taktiek,
teekeningen van B. van Vlijmen. Leekenspiegel.
11. Rijmkronyck en 't Schietgat, door
Melis Stoke, met teekeningen van Is. van Mens.
Buiten!, humor, door Charivarius. 12.
Schaakrubriek, red. Dr. A. O. Olland.
Omslag: Het familiestuk, door Ellen Forest.
Bijvoegsel: Het Duitsch-Russisch verdrag,
teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii
POLITIEKE TAKEN EN VOOR
UITZICHTEN
DE KIEZER BUITEN DE PARTIJEN.
In een verkiezingsjaar als 1922 moet
ieder burger en thans ook iedei
burgeres, die ten minste een kwart eeuw
levenservaring achter den rug heeft,
zich met de politiek bezig houden. Voor
velen is het een welkome sensatie,
hetzij om een partij te prijzen, een
andere te bestrijden, of het ge h a K en
getak aan te zien, misschien nog liever
aan te hooren. Er zijn echter ook velen,
die er den neus voor ophalen. De
demogagie, de kiezersmisleiaing, het allooi der
strijdmiddelen staat hen tegen. Of
erger, de politiek zelve in haar hoofd
lijnen en afgezien van
verkiezingsmanoeuvre's heeft hen zoo herhaalde
lijk teleurgesteld, dat zij er niet de
minste belangstelling meer voor over
hebben.
Men moet echter wel onderscheiden.
Van de" politiek, dat is van de toe
passing der politieke organisatie van
ons Nederlandsch staatsleven kan met
recht veel kwaads gezegd worden. Op
grond daarvan elke politiek of politiek
in 't algemeen te veroordeelen is onjuist.
Een demokratisch bestuui, dat ieder
op prijs stelt en niemand wil missen,
is onbestaanbaar zonder politiek. Ook
zij die spreken van een vuile boel" of
van mislukt parlementarisme" voeren
een politiek. En wel een onbewuste,
reclelooze en onvruchtbare, eldt dit
leeds in 't algemeen, de ernst van deze
vergissing is des te dieper waar in dit
jaar en bij deze komende verkiezing
groote belangen op 't spel staan.
Tegen ieder kan men zeggen: Het
gaat om uwe zaak. De wereld is geheel
in de war en deze verwarring heeft
ook ons volksleven zoo aangegrepen,
dat[geen burger of burgeres er door onbe
roerd blijft, nu niet, en niet in de eerst
komende jaren. Daarvan is wel ieder
overtuigd, hetzij door werkloosheid,
door malaise in zaken, door 't belasting
biljet, door verliezen of wat ook. Doch
wat is de consekwentie ervan? Is het
dat ieder zich er terdege rekenschap van
geeft hoe hij of zij het stembiljet zal
invullen? Dat toch schijnt te
beteekenen dat er gekozen wordt voor de een
of de andere partij. En hier ligt de
reden voor veler moedeloosheid. Overal
is teleurstelling over en gebrek aan ver
trouwen in de politieke partijen. Be
doelingen en daden, beloften en ver
wezenlijking zijn door diepe kloven
van elkaar gescheiden. En wat er thans
in verkiezingsprogramma's aan be
doelingen en beloften wordt voorgelegd,
is zoo gecompliceerd of zoo vaag.dat geen
geestdrift kan opkomen, want geest
drift eischt allereerst een ongeschokt
vertrouwen.
Het laat zich dan ook aanzien, dat
de omvang der kleurfooze midden
stof" groot zal zijn. Onder die kleur
looze middenstof verstond men toch
vroeger de kiezers die tot geen partij
behoorden, en die al naar de omstan
digheden hun stem uitbrachten. Aan
gesloten bij een partij is slechts een
klein percentage der kiezers, en in
theorie is dus de kleurlooze midden
stof zeer groot. De vroegere verkiezin
gen wezen echter uit dat practisch een
groot aantal kiezers zonder vaste aan
sluiting toch als in een sleur de aanwij
zingen van partijen volgden. Maar
evenzeer wezen de vroegere verkie
zingen uit dat ei een onpolitieke kleur
looze middenstof overbleef en dat deze
van bijzondere politieke beteekenis was.
Door haar invloed werd bij elk der
opeenvolgende verkiezingen het zittende
kabinei omver geworpen. Door haar
uitte zich de ontevredenheid over
regeeringsbeleid. Uit angst voor haar
stomme wilsuiting moesten regeeringen
en partijen meer rekening houden me
de" partij.
Dit behoort echter tot het verleden.
Niettegenstaande de politieke betee
kenis der kleurioozen, en zonder herin
nering aan het feit dat elke partij of
partijcombinatie op haar beurt door
den steun van deie middenstof eene
overwinning behaalde, hebben de on
dankbare partij-politici van alle rich
tingen nooit anders dan minachting
voor haar gehad. En zij hebben kans
gezien gezamentlijk naar invloed
uit te schakelen door de theoretisch
zoo aanlokkelijk, maar in ander op
zicht zoo verderfelijke evenredige ver
tegenwoordiging. Doordat ons land
belangrijk meer dan twee partijen kent,
is het niet meer mogelijk dat de kleur
looze l iezer zich tegen een bepaalde,
en vór een andere evenzeer bepaalde
regeering uitspreekt. De burger kiest
een partij en een partij programma en
daarmee uit. De partijen maken onder
ling uit welke regeering er zal komen.
IIUIttlltimHUmmillI
iiitiiitiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiitiiiimiiiiiH
TjyDGENCDf EN:
ANDRÉS ALM ON
ui
Wij staan bij den ingang van La nègresse
du Sacre Coeur; niets hindert ons binnen te
komen noch bij den dwazen Philistijn met
zijn planters- en zeemans-man i en, noch bij
den onbezonnen heilige.
Het eerst zoeken wij Médéric Bouthor op,
in zijn struiken- en onkruid-terrein, ter
wildehoogte van het uiterste Montmartre. Hier
heeft hij zijn tent opgeslagen, hier is zijn
museum van alle mogelijke curiositeiten der
tropen.
Krissen vindt men daar, assegaaien, schil
den, bogen, pijlen, boemerangs^ maskers
maskers met buffelhorens, zwarte houten
maskers met wollen baard grimmende cu
lachende fetischen, of in hout met schrille
kleuren gesneden afgoden, schrikmousters en
schutgeesten, en nog veel meer: een enorme
zeeschildpad, een nauwe canoe van
hippopotamusvel, een reusachtigen pompoen, een
opgezetten condor van de Andes. Allerlei
quasisouvenirs zijn het van tochten in Zuid Amerika,
inderdaad, niet zonder zekeren flair bijeen
verzameld waar men van alles vindt, op de
markten van Parijs en zijn voorsteden, en
een reden van grootschheid voor den be
zitter wiens fantazie als veroveraar rondgaat
in de afgelegenste wereldstrekcn.
Wat is het anders, dat baroke brie a brac,
te zaam gegaard op die armoedige, onzalige
plek, dan een onzamenhangende droom van
verlangen ? Een droom zooals hij ons kan over
vallen op een dag wanneer men zich eenzaam
voelt in den vreemde, in zijn hotelkamer met
het uitzicht op zee. Het gezicht leun l tegen
het venster en, met een k.iortsigen wil, zou
het verwachten de.i nevel op het watervlak
te doorboren en het zonlicht te zien; tegelijk
kent de geest zijn oustilbare verveling, zijn
angst, zijn heimwee, zijn brandende zucht.
Er is iets onzegbaars kleins en
kinderachtigs, even goed in de voorstelling van zoo'n
museum als van onzx' eigen gewaarwording.
Gebroken en verwrongen zien wij ons bestaan,
maar laat de levensdrang met de vlucht
van zijn vleugels ons even aanraken en uit de
melancholie rijst de vruchtbare scheppende
verbeelding.
Die planter, die Médéric Bouthor met zijn
over den grond sleepende fantasie, is niet veel
waard, zal nooit veel waard worden, toch mag
de artist hem niet geheel verachten.
Zie daar komen de artisten.
Den avond van den dag, als de planter"
zijn collectie heeft opgesteld en zorgzaam zijn
afgodsbeelden bij elkaar heeft geplaatst als
vormden zij een soort van Olympus tot be
scherming van ziji? dak, kloppen bij hem aan
twee kunstenaars van den Montmartrekring.
Het zijn Sorgue, een schilder die op Pablo
Picasso gelijkt, een der vooinaamsten van de
jongere schilderschool, een zoeker, en Dau
belle, de jonge dichter, die enkele trekken
heeft van Gmllaiinie ApolliiKiire.
Sorgue was dadelijk vol belangstelling voor
de primitief gesneden telisehen. Hij nam de
kaars van de tafel op met zijn linkerhand ei1
hield het licht boven de rij van afgoden, zoo
als hii gewoon was 's nachts te werken aan zijn
schilderstukken, en hij genoot van de direct
door den iulander gegeven expressie.
Ze zijn mooi !" zei Médéric, gestreeld in
zijn ijdelheid als collectioiineur, en ii; zijn
meegevoel met zijn goden.
Er kwam niet veel antwoord op dan een
knikje. Médéric haastte zich nog meer kaarsen
en met welk program. De partijen heb
ben het heft in handen en dwingen
(kiesplicht) den kleurlooze voor n
van haar kleur te bekennen. Weliswaar
kan de kiezer van partij wisselen, en
zelfs een nieuwe partij oprichten, maar
als partijlooze zijn stem in de weegschaal
der algemeene verkiezingen te leggen
is onmogelijk en zijn vroegere, in 't
algemeen heilzame en opfrisschende
invloed op de regeering en het
regeeringsbeleid, is daardoor opgeheven.
Bovendien hief de evenredige
vertetegenwoordiging nog iet? anders op:
den invloed van den kleurioozen kiezer
op de persoonlijkheden der volksver
tegenwoordigers en .op de behartiging
van plaatselijke belangen. Beide waren
dingen, die den onpolitieken,
partijloozen burger zeer ter harte gingen.
Noch hij zelf, noch zijn stad of
streek heeft meer door een afgevaar
digde een stem of steun bij de
landsregeering. Uit den aard der zaak heeft
de ongeorganiseerde middenstof tegen
hare uitschakeling uit de practische
politiek niets gedaan en niets kunnen
doen. En zij kan dat ook thans niet,
ondanks het feit dat haar omvang door
uitgebreide ontevredenheid moest toe
nemen. Zij heeft wel getracht erop te
reageeren door de eenige middelen,
die tot hare beschikking stonden, n.l.
zich te organiseeren. Vandaar bij de
vorige en nog meer bij de aanstaande
verkiezing het verschijnsel der vertegen
woordigers van beroepsbelangen en der
kleine nieuwe partijtjes. Doch beide
middelen hadden en zullen steeds
hebben een desorganiseerende strekking
voor het parlementarisme. Bovendien
zijn beide in hunne beteekenis besnoeid
door de neiuwe wijziging der kieswet,
ten bate van de volgorde der
candidatenlijsten.
Heeft de kleurlooze middenstof deze
nederlaag zonder het triomfeerend par
tijwezen verdiend? Ter beantwoording
van deze vrnag hebben de- partij-politici
sterke troeven in hun hand. De de
mocratie eischt organisatie der kiezers,
eischt partijen, en wel sterke partijen
die een krachtige regeerende meerder
heid en een liefst ook een verbonden
oppositie mogelijk maken. Het laatste
om bij 't gebleken falen der meerderheid
een overname der regeering door de
oppositie in 't vooruitzicht te stellen.
Volgt dan niet daaruit dat het een
eenvoudige burgerplicht is partij te
kiezen, en dat een partijlooze eigenlijk
te kort schiet ? Deze gevolgtrekking
is minstens te haastig. Want al worde
zonder eenige terughouding toegegeven,
dat er partijen en zelfs sterke partijen
noodig zijn, daarom is een correctief
op de gebreken van dit
partijwezenstelsel nog niet overbodig, vooral niet
wanneer die gebreken de deugden over
woekeren. Onze taal heeft naast het
woord partijloos nog een andere scha
keering voor het zeitcle begrip dat er
beter uitziet, n.l. on,,partij"dig. Orga
nisatie is noodig en goed, maar behoef t
daarom den kiezer niet zijn individu
aliteit te ontnemen, en tot een onder
deeltje eener partijmachine te verlagen.
Er kunnen omstandigheden zijn,
dat de onpolitieke kiezer van de kleur
looze middenstof grondige reden van
bestaan heeft. En die omstandigheden
zijn er thans. Zoowel vanwege de drei
gende gevaren voor ons volksleven, al
ook door de tegenwoordige zwakte van
ons politieke j partijwezen.
I. P. D E VOOYS
DE CHINEESCHE JONA OVER
BOORD
De vrede in het verre Oosten is behouden.
De storm is bedaard, de Stille Zuidzee is weer
pacific. Want de Chineesche Jona i? over
boord geworpen.
Het is te vreezen, dat hij door den
Japanschen walvisch wordt opgeslokt.
Toen besloten was dat het
JapanschEngelsche verbond carte blanclie aan Japan
gegeven om in China zijn gang te gaan
zou worden uitgebreid tot een viervoudige
overeenkomst, kon men zeggen, dat de zoo
ernstig bedreigde vrede verzekerd was. Dat
was vredes laatste troef geweest. Dat ontnam
aan Japan elke denkbare reden ten oorlog
te gaan, daar het zonder oorlog veel meer
won dan het reeds bezat of zou kunnen
verwerven. Maar wat was de prijs?
China werd op zij gezer. Het maakte
geen deel uit van de contracteerende partijen,
die het eens waren geworden over zijn levens
belangen. Het moest zijn geschillen met Japan
maar in een afzonderlijke conferentie beslech
ten. Hetgeen niets anders beteekende dan dat
de Chineesche Jona hulpeloos in zee werd
gegooid.
Wat zou er gebeuren met Siantoeng?
Waar was de bezorgdheid ovcr-Mandsjoerije ?
Waar de verontwaardiging een veront
waardiging al van ouden datum over de
beruchte 21 e'schen door Japan aan Clrna
gesteld?
Van den irtslag der afzonderlijke
Ch'neesch-Japansche conference vernam men
zoo goed als niets. Het scheen dat China wel
een groot brok van zijn gebied terug kreeg;
Japan zag --- op papier van al zijn voor
rechten in Sjantoeng af. Maar niets wordt
gemeld over den spoorweg, die zulk een belang
rijke rol speelt in de heele kwestie. Het is
re mee als met de vlootvacantie: zekerheid
voor de toekomst ontbreekt.
Men is plechtig overeengekomen, dat de
pénétration pacifiquc waarvan China (van
de zijde van Japan) te lijden had, even erg is
als annexatie. Die zal dus niet meer worden
geduld ! Vroeger gaf Engeland die belofte,
?- want heette liet Japansch-Engelsche ver
bond niet gesloten tot waarborging van de
eenheid van China en de politiek der open
deur? --- thans waarborgen zij het met hun
vieren. Doch het belangrijkste punt, de
Sjantoeng-kwestie, werd al dadelijk terzij
gelegd. De mogendheden, zoo wordt gezegd,
konden de Sjanfoengkwestie niet bespreken
omdat die reeds te Versaiiles geregeld was ;
een regeling welke heelemaa! niets uitmaakte
of besliste. De reden die werd opgegeven om
China buiten de quadrtiple-entente te houden,
was curieus: het zou onlogisch /.iin. China's
medeonderteekening te vragen voor een over
eenkomst waarbij o.a. zijn eigen onschend
baarheid verzekerd werd. De heele zaak moest
het karakter behouden van een daad van
zelfverloochening der mogendheden, een af
spraak, China te ontzien. Elke reden is blijk
baar goed genoeg", schreef de K/>bc Clinniicte,
,,om aan China een stem in zijn eigen zaak te
ontzeggen".
Het was een levensbelang voor China, dat
uitgemaakt werd of de verdragen, die ge
grond zijn op de befaamde 21 punten, geldig
zijn of niet. Erkende de conferentie van
Washingthon die geldigeid, dan ware zijn
lol bezegeld. Weigerde zij dit dan was een
conflict met Japan te duchten. Zij heeft dit
dilemma trachten te ontwijken door de
kwestie te beschouwen als alleen Japan en
China onderling rakende. Dat was even erg
als een erkenning van den toestand. Onder
die omstandigheden ware het voor China
beter geweest indien het geen vertegen
woordigers had gezonden. De tien wenschen,
die het onder Amerikaansche suggestie op
stelde, werden door alle delegaties aange
nomen om 't beginsel. Waarbij het bleef.
Bisinarck's stelsel om in de practijk te wei
geren wat hij in beginsel aanvaardde is in de
diplomatie vrijwel gemeen goed geworden !
De houding van de Ver. Staten is niet
begrijpelijk, tenzij men aanneemt, dat Ame
rika alles heeft overgehad voor het bewaren
van den vrede. Hetgeen bij de
sterk-pacifistische stroomingen in de Unie niet zoo on
aannemelijk is als het bijv. zou zijn in Enge
land, waar men spoediger de grenslijn trekt
van eer en levensbelang.
; The immediate duty of the Western
powers is to undo all that has been done to
weaken China" 1)
Zoo schreef wijlen sir Claude Macdonald,
die Britsch gezant te Peking was van 1898
Mt 1902 en ambassadeur te~Tokio van !902
tot 1912.
Die plicht was een groot Amerikaansch
belang. Voor den handel van het Western
stond de deur in China al sinds lang niet meer
wijd open, maar nu is de kans groot dat ze
geheel wordt dichtgeworpen. In strategisch
opzicht is de positie van Japan zoo-sterk,
dat het voor geen enkele mogenheid uit
den weg behoeft te gaan voor zoover zijn
Chineesche politiek betreft. En tactisch is
het door de te Washington vastgestelde
vlootverhouding van 60 pet, gevrijwaard
tegen alle ongewenschte adviezen. Maar van
hoe groote beteekenis ook voor het Westen
de handel op China is, men wil er blijkbaar
geen oorlog voor wagen. Althans op dit
oogenhlik niet. Misschien hoopt men ook dat
de 3 deelgenooten in de Quadruple Entente
den vierde binnen de perken van geoor
loofde adspiraties zullen weten te houden.
Misschien heeft Balfour hun dat alleen maar
weten te suggereeren. Waarmede hij dan een
zeer grooten dienst bewezen heeft aan Japan,
welks positie geweldig wordt versterkt.
Was dat onvermijdelijk? Het is dunkt
mij zeer juist wat de heer Nath. Peffer in de
.\'ution2) van 22 Febr. opmerkt: dat men Japan
veel meer had kunnen doen teruggeven 3)
en althans een begin kunnen maken met de
instelling van een nieuw regime in het verre
Oosten. In dat opzicht is de conferentie
te Washington ver achter gebleven bij hetgeen
zij had kunnen doen. Waarom?
Terzake van de vlootbeperking wist de
Amerikaansche delegatie wat zij wilde en
kreeg dat. Ten aanzien van de ver-Oostersche
politiek had zij geen Oostersche politiek,
had zij geen omlijnd program en was zelfs
ten opzichte van Engeland (dat de Ver.Staten
naar de oogen zag) haar houding verwonder
lijk slap. Mag men Peffer gelooven, dan zijn
er invloeden aan 't werk geweest om 't Japan
niet te moeilijk te maken en om Britschc be
langen in China te ontzien, een en ander
onder den schijn, dat aldus ook voor Ameri
kanen de weg geëffend werd, om er in de toe
komst ]'csted intcrests te verkrijgen. Vrij
scherp verwijt Peffer den Amerikanen, het
doel waarvoor zij de conferentie hadden bijeen
geroepen, te voren niet behoorlijk te hebben
overdacht.
En dit lijkt mij een juister standpunt dan
dat van den Engelschen admiraal lord Wester
Wemyss, die in de Niiieteenth Ceiiinry van
Maart den Ver. Staten een groot succes
aanwrijft, misschien alleen om deze
Iriiuiifiliunt issii"" vervolgens te kunnen toeschrijven
aan de ,,nii»!« liearted co-operation" van
(ir. Britannie en de groote opofferingen die
dat edelaardige koninkrijk zich voor de zaak
getroostte. De zaak is, dat Engeland te Was
hington precies gekregen heeft wat het wilde:
een middel om van het verbond met Japan
los te komen, zonder daar uit te tieden en
toch Amerika tevreden te stellen. Tengevolge
waarvan het vrij kon doen wat het wilde
ten opzichte van al de andere onderwerpen
1) De naaste plicht der Westersche mogend
heden is alles ongedaan te maken wat \
erricht is om China te verzwakken.
2) Amerik.
3) De schrijver gebruikt het teekenachtige
woord to disgorge.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
voor den dag te halen en plaatste hen als illu
minatie in zijn galerij. De goden gingen elkan
der toelachen en toegrijnzen en pr,nikten met
hun schelle kleuren.
Dat is Churonepenteck, de Mexicaansche
beschermer van den oogst", declameerde de
eigenaar, beleerend met waardige zelfvol
doening.
Daubelle, de dichter, begreep dat het
oogenblik was gekomen om zijn kunsttheorie te
luchten; hij nam het monstertje met zijn korte
gedraaide beentjes, zijr buik als een doedelzak
en zijn langwerpig, ernstig ge/icht dat alleen
met een paar trekken \\as aangegeven, in
handen en sprak het toe:
,,Mijn lieve Churcntje, ik houd \\el veel van
ie. De man die je uit het hout van een baobab
heeft gesneden, geeft ons een flinke les. De
heele kunst die wij kunnen bereiken, ligt die
niet voor u, Sorgue, en voor mij en misschien
voor onzen gastheer, in de strenge economie
van deze platte tacie die een minimum heeft
van plans en toch uitkomt meteen rijk relief?"
.,Het staat heel mooi voor dit ovaal dat het
geen gezicht is, maar een spiegel die de gelij
kenis geelt van een gezicht. Een spiegel ' Men
moet er in kunnen lezen. Dat is de zaak.
Wanneer ik me zelf in een spiegel bekijk,
dan zie ik daar nog te veel patina's van een
wijdloopigen roman; het spiegelportret van
Churonepenteck daarentegen is een heilii'e
snmnrere voorstelling die de pla.its inneemt
van alles en geheel vervult".
Maar het is geen Churonepeiiteck", zei
Sorgue, de schilder, druogueg; hij had geen
lust op dal ougenblik met een literator over
kunst te dispnteere.i ; ,.en hei is evenmin
Mexicaanse!], het is een betrekkelijk moderne
etisch van Dahoiney . . . . "
Méiicnc's gezicht betrok, er kv.;.m een
paar tranen van verslagen trots bij hem op
die hij met moeite terughield.
,,Betrekkelijk modern, /eg ik", vervolgde
Sorgue om den gastheer in zijn teleurstelling
i 'tiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
te troosten, ,,maar daarom niet minder mooi,
van een aanpakkende schoonheid. Er is van
dat soort nog maar n :n Europa."
De harmonie was daarmee hersteld.
Al< de nacht was gevallen en men genoeg
had van den cognac van den ,,planter", kwam
het plan op om van het terras b.iven de Sacr
Coeurkerk te gaan genieten van een aanblik
van Parijs.
Voor den Parijzenaar is het zijn Eeuwige
Stad.
Duisternis omhulde de ruimte aan de voeten
van de beschouwers. Zij had haar loome oog
leden gesloten over liet schelle electrisclie
licht; alleen enkele gaspitjes spikkelden het
zwart en toonden een abstract Parijs, het idee
van de Stad, /ooals zij was geweest onder
Henri IV en nog vroeger, zooals zij nu \\as,
zooals zij over een paar eeuwen zou zijn.
Een kinde-i'soi! ven i r rees voor de verbeel
ding van den dichter, zoo iets heel eenvoudigs
en precies zeggends, maar alleen belangrijk
voor die er zich een herinnering van heeft
gemaakt: de terugkomst van een rijtuig in
tien vroegen morgen na een feest.
Hij begon daarover te spreken alsof zijn
beide gennoten in zijn gc\',/el k.inden deelen
en greep in zijn enthousiasme den'arm van
den reusacIHiücn Médéric. intiem met
hen" doende op dat ongenhMk; het leek wel
dat hij hem en hem alleen in staat rekende
zijn gedachte geheel te vatten.
Men heeft zulke dingen willen schilderen,
mijn waarde !" yeicle Daubelle. ,J)ie heele
genre-schilderkunst, iets inoi.is ! De e/els ! En
Inch, ze hebben een excuus; \\ant zulke uit:gen
/on HUM moeten kunnen schi'cK'ren, maar
hoe? Literatuur! dal ge. t niet voldoende
weer: 'net schilderen evenmin. Men moet iets
vnden, iets nieuws! Sorgue zal het ontdek
ken l"
V'crweg schout er een vüip'streen '-n. Een
brand'.-1 Nee:', liet was het dagwerk dat onder
het koepelg'as van de Halles Centrales in den
vroegsten morgen reeds begon. I let \\crkm
de Stad ! De duisternis leefde.
Er was een groot stilzwijgen, m afwachting.
Een onzichtbare golf van spanning kwam
over de drie, greep hen op, voerde hen weg,
schonk hun een mome.it te groot voor het
begrip en voor het woord, liet hen dan los, en
bracht hen door een retour-stoot tot scherpe
bezinning van de menschelijke onmacht om
een uitdrukking te vinden voor het on besten
de en oneindige.
Sorgue, anders niet spoUiek, had de geheele
gedachte van zijn vriend gevolgd, o< k in haar
scherpen omkeei. Hij wees .in de Sacrc Coetir
Kerk voor hen, n.et haar zandkleur in de
Blauwende vroege morgenschemer. Het Ca
sino !" z.eide hij.
Zoo vat ik in een paar bladzijden een geheel
hoofdstuk van AndréSalmou's roman samen
en leg daarbij den nadruk, hier c/i daar nog
meer dan h ij ze. ;ttet doet, op het verbindende
van den gevoelsindruk, welke zijn schildering
op ons nii.-et maken. Want het is a's bil zijn
poëzie. Zijn personen dagen op ais uit een
legende. De auteur kent hen als zijn
kindersouvnir; u ij moeten trachten ons met hen te
familiariseeren.
Wat weten wij dan toch van den Planter"?
Wat verwachten wij van zijn plantsoen? Hij
staat voor ons als een motief in een muziekstuk.
Op dezelfde manier hebben wij Sorgue aan
te nemen als een meester onder o c schilders;
maar wat uit zijn verleden waarborgt het ons?
Wij moeten het gelooven.
Brengt de schrijver ons dan verder en dieper
in de Montmartresfeer, dan wordt het ons
enger. De feiten en de gevoelens slaan ons.
onverklaarbaar wreed.
Laat ons hem toch onvervaard volgon !