Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 April '22. No. 2339
GOGOL-MOESSORSGKI
De verbinding dezer twee namen geeft de
oplossing van het raadsel dat de componist
Moessorgski voor ons is. Eenvoudiger gezegd:
zij geeft het antwoord op de vraag: waarom
heeft Moessorgski niet, als ieder ander, zijn
vak willen leeren?
Laat ons nu eerst zien, wat Qogol en Moes
sorgski met elkaar te maken hebben, dan
komt het antwoord op de bovengestelde
vraag van zelf.
Moessorgski heeft Gogol's comedie Het
Huwelijk gecomponeerd. Deze comedie was
tot kort geleden voor het niet Russisch-lezend
publiek niet toegankelijk, maar er is nu een
Fransche vertaling door Denis Roches van
verschenen. De ondertitel luidt bij Roches:
erg onwaarschijnlijke gebeurtenis in twee
bedrijven," en bij Moessorgski: volkomen on
waarschijnlijke geschiedenis in drie bedrijven."
Lit onderscheid komt hiervan, dat Qogol
zijn comedie, die in 1833 klaar was, nog zes
maal heeft omgewerkt, voor zij in 1842
in het theater Alexander voor het eerst werd
opgevoerd. Zij sloeg toen volkomen fiasco.
In 1909 bij de Qogol-feesten, naar aanleiding
van Oogol's honderdsten verjaardag hij
was toen al 50 jaar dood werd het Huwelijk
in denzelfden schouwburg te Petersburg en
natuurlijk met schitterend succes opgevoerd.
Wat de critiek van 1842 en vroeger, vooral
op het werk tegen had, dat de handeling zoo
onwaarschijnlijk was, heeft Gogol in den onder
titel aanvaard. Nu moet men toegeven, dat
Gogol s comedie inderdaad hoogst ongerijmd
is. Vat men haar echter niet als comedie, niet
als spiegel der werkelijkheid, maar als een
klucht op waarin op de wijze der Italiaansche
geïmproviseerde comedie (Commediadell' arte)
alles sterk overdreven wordt, om op de groote
menigte te werken, dan is alles in orde. Want
met de commedia dell' arte hangt, langs Goldoni
en Molière, Gogol's Huwelijk zeker te zamen.
De handeling is in 't kort deze: Podkolessin,
hofraad en regeerings-ambtenaar, wil op
zijn ouden dag nog trouwen. Maar hij is even
traag van geest als van lichaam. Bovendien
heeft hij als 't er op aankomt huwelijks-vrees,
zoodat de huwelijks-makelaarster, die nu al
drie maanden bij hem aankomt, niet met
hem opschiet. Hij ligt maar 't liefst op zijn
canapéte rooken, bestelt nieuwe rokken en
nieuwe laarzen, kletst den heelen dag over
zijn huwelijk, maar 's er niet toe te bewegen,
met de hem door Fiokla, de makelaarster, toe
gedachte schoone ook maar even te gaan
kennismaken. Terwijl Fiokla vergeefs haar
welbespraaktheid aanwendt, komt
Podkolessin's vriend Kotcha'ref naar binnen. Deze
bruist eerst op als hij merkt dat Podkolessin
zoo in 't geniep, zonder er hem in te kennen,
op een vrouw wil uit gaan. Maar ten slotte
zal Kotcharef toch, energiek als hij is, den
steen aan 't rollen brengen. Met rooskleu
rige voorspiegelingen van het huwelijksgeluk
en ook met ongeloofelijk grove beleedigingen
krijgt hij Podkolessin zoover, dat deze met
hem de deur uitstapt: naar de jonge dame toe.
Dat is het eerste bedrijf.
Het tweede bedrijf speelt, gelijktijdig met
het eerste, bij Agafia, die de kaart legt over
haar toekomstigen vrijer. Zij is koopmans
dochter, maar wil geen koopman hebben,
omdat die een baard dragen waarlangs bij het
eten de soep siepelt. Dan komt Fiokla, die
Agafia ook te hulp heeft geroepen, en somt
de pretendenten op. De eerste is arrogant en
brutaal; de tweede te mager; de derde heeft
geen meubels; de vierde draagt den
belachelijken naam Omelette en is een dronkelap.
Dus blijft alleen de vijfde over, Podkolessin,
Fiokla's bijzondere beschermeling.
Maar die is, zegt Fiokla, moeilijk in
beNAAR DEN TANGKOEBAN
PRAHOE
(Teekeningen van den schrijver)
Het was een jeugdblonde morgen, toen de
zonnebal even boven de kam van gebergten
zich had verheven en haar zachte
koesterstralen over de hoogvlakte van Bandoeng
heen liet glijden, dat onze auto de kronkelende
steilten van den Lembangweg opklauterde.
Grimmig brommend, als geirritcerd door
de steile hellingen van den weg, werkte de
car zich de hoogten op, bestuurd door de
vaardige hand van een onzer metgezellen.
In een groot half uur waren we in Lembang,
vijf honderd meter boven Bandoeng, het
plaatsje door de onverzoenelijke"
Zuid-afrikaanders ontdekt" en tot bloei gebracht,
thans de groente- en bloementuin en melk
producent voor de steeds in omvang toene
mende stad daar beneden.
In het mondaine" hotel Lembang, welks
mondainiteit hoofdzakelijk hierin bestaat, dat
er een pendoppo-imitatie met den
mondainen naam bar" gedoopt werd, vormden
wij het plan-de-campagne om hooger op te
gaan en den krater van den Tangkoeban
Prahoe te zien.
Ingewonnen informaties luidden, dat de
tocht ongeveer twee uren zou duren te paard.
Wij deponeerden onze auto bij een kennis en
vingen den tocht aan op kleine berhpaardjes,
die aanvankelijk ons geen vertrouwen in
boezemden, maar die later wonderbare pres
taties van uithoudingsvermogen en handig
heid te aanschouwen gaven.
De weg voerde eerst langs een paar boer
derijen en inlandsche kampongs, maar heel
spoedig hadden wij de
grens van het geculti
veerde gebied overschre
den en aanschouwden
een vegetatie, waarin
natuur zelf haar regelen
had gesteld.
Hoogopgeschoten grassoorten in
dichten groei overdekten
den grond; hier en daar
verspreid, als zeldzame
kleinoodiën in het groene
veld, stonden roodlila
bloemetjes, tot
ruikertjes saamgegroeid.
Langzaam, stap voor
stap maar zonder op
houden, zwoegden de
kleine paardjes de hei
weging te krijgen: Agafia moet hem eenige
avances" doen.
Er wordt gebeld: de huwelijks-candidaten
komen een kijkje nemen. Groote conster
natie. Agafia is nog in négligéen de kamer
niet gedaan. Gauw een schoon tafelkleedje
en Agafia gaat zich kleeden. De pretendenten
worden binnen gelaten en ook Podkolessin
wordt door Kotcharef naar binnen gesleept. De
heeren praten en kibbelen wat; tenslotte
kijken allen n voor n door het sleutelgaatje
om te zien hoe Agafia een andere japon aan
doet. Dit heeft men terecht als al te onwaar
schijnlijk gelaakt. Dan verschijnt Agafia.
Maar als zij ten slotte haar voorkeur moet
zeggen, wordt ze bleu en holt weg. Haar
tante Arina vliegt haar achterna, wat weer
heel onwaarschijnlijk is, want ze laat de
gasten heelemaal alleen. In het laatste bedrijf
vinden wij dan Agafia met Podkolessin in
tête-a-tête. Hij zegt helaas niet veel, louter
onnoozelheden, krijgt dan weer trouwvrees
en loopt ten slotte weg. Maar Kotcharef, de
onverbiddelijke, brengt Podkolessin terug en
steekt de liefdesverklaring voor hem af. De
trouwpartij zal dadelijk beginnen, Kotcharef
heeft het diner al besteld en de gasten
genoodigd. Maar op 't laatste oogenblik word
't Podkolessin toch weer te machtig.Hij springt
uit 't venster.
Deze handeling heeft Gogol met tal van
zotte invallen en geestige dialoogjes door
weven, zoodat Moessorgski hier werkelijk
een tekst onderhanden had, dien men een
lotje uit de loterij mag noemen. Want in
Boris Godoenoj is te weinig handeling en in de
Kovantchina, Moessorgski's andere opera,
heerscht te veel de politiek. Trouwens,
Dargomieski en César Cui hadden Moessorgski bei
den Gogol's Huwelijk warm aanbevolen.
Wat doet nu Moessorgski? Hij componeert
het eerste bedrijf, en blijft dan steken. Dat
een nationaal onderwerp als Poechkin's
Boris Godoenoj hem aantrekt, is begrijpelijk.
Maar als dat werk af is, waarom keert hij
dan niet naar Gogol terug, in plaats van andere
dingen en op 't laatste nog de Kovantchina te
gaan componeeren? Als hij in 1873, acht
jaar voor zijn dood, dit fragment van het
Huwelijk aan zijn vriend en lateren biograaf
Stassof ten geschenke geeft, en het dan het
werk van een scholier noemt, is dat toch
maar een doekje voor het bloeden. Het heeft
hem, Moessorgski, aan energie en volharding
ontbroken om het zoo goed begonnen werk
te voltooien.
Wat Moessorgski van ogol's comedie ge
componeerd heeft is werkelijk meesterlijk en
in geen ander groot werk is hij zoo geheel zich
zelf, zoo consequent in het toepassen van zijn
beginselen als in deze opéra dialogné,ge\\\k hij
deze comedie in zijn brieven noemt. Men leze
deze brieven aan Cui, aan Stassof, om te zien
hoe hoogelijk ingenomen Moessorgski zelf
met het reeds gecomponeerde was, en hoeveel
hij van de praegnante motieven, die hij geheel
als leidmotieven behandelt, voor de latere
bedrijven verwachtte. En het zijn niet eens
deze markante motieven (voor Podkolessin's
traagheid bijvoorbeeld, of voor het vleiend
bekoorlijke der bruid) die deze muzikale
comedie in aansluiting aan Dargomieski's
Steenen Gast tot een mijlpaal in de geschie
denis der Russische muziek zouden hebben
CADILLAC
Hei Meesterstuk der Autotechniek
Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT
lingen op, aangevuurd op zware gedeelten
door hun drijvers, met een lang uitgehaald
Awas Tempo ! Awas Tikoes", al naar den
naam van de viervoeters wicn het gold.
Even voor wij het woud ingingen, maakten
wij halt. Een der tochtgenooten wilde in
grondverf het panorama vastleggen.
Ver beneden ons, als onbereikbaar ver,
roodden'de daken van Bandoeng in de groene
omlijsting der sawahs; nog verder op: Tjimahi
als Neurenbcrger speelgoed op grasveld. Wij
zagen de hoogvlakte van Bandoeng in haar
heele uitgestrektheid omringd door den ge
sloten keten van bergen en gebergten, de
Malabar massief silhouetteerend tegen den
zuidelijken hemel.
Dichter bij ons lag Lembang met het meertje
en de witte huisjes in de ochtendzon.
Beneden ons de u.tgestrekte vlakte met
kleine verhevenheden en in alle kleurnuancen
van groen; boven ons de strakblauwe hemel,
waarin slechts hier en daar grijswitte vlekjes
zweefden, en tegen de berghellingen eenzame
woningen en kampongs. Wij maakten ons los
van de werkelijkheid, onderdrukten de ge
dachte aan de nijvere menschenhanden die
gindsch gewroet en geploeterd hebben om ten
slotte de sawahs en huizen tot stand te brengen;
onderdrukten ook de gedachte aan de minder
sublieme tendenties, die wij daar beneden ken
nen, maar dachten ons het /.iepbare als gescha
pen dooreen meesterhand.Hetiseen magistrale
compositie van blijde levensvreugde ; liet is
de natuur, die hoopvol oplacht, die
vertrouwensvol uitschalt het lied van het groote
leven. Het is de natuur waarvan iedere nerf
trilt van levenslust en levensdrang. Dit was
de impressie.
Wij reden verder op den bochtigen weg
thans het woud in. Hoe verschillend echter
de omgeving: zooeven neg de blijde schater
lach van het leven, nu niets dan sombere
levensernst. Ernst in de oude hoornen, waar
omheen zich lianen als vlechtwerk ge
slingerd hebben, ernst in de half vermolmde,
dikke boomstammen die over den weg ge
vallen ons dwongen tot een onnvegje, ernst
PIET MONDRIAAN
exposeerde op de, ter gelegenheid van zijn
vijftigste n verjaardag ingerichte, tentoon
stelling van den Hol!. Kunstenaarskring
onder andere bovenstaand zelfportret.
gemaakt. Het is de overbluffende soepelheid
waarmee Moessorgski de intonatie en de
spraakmelodie van het gesproken woord
muzikaal heeft weergegeven. Zeker, de mu
ziek is hier en daar even uitgelaten, even
onwaarschijnlijk als de tekst zelf; zoodat
Rimski Kosakof meende er flink wat in te
moeten veranderen, vór het onvoltooide
werk gedrukt kon worden. Maar als wij
bedenken wat voor dolle situaties in de twee
laatste bedrijven nog volgen en hoe
Moessorgski's onuitputtelijke verve die in muziek zou
hebben gebracht, dan huilen wij bijna van
spijt, zooals wij,, had Moessorgski zijn werk
voltooid, het zeker van 't lachen zouden
hebben gedaan.
En waarom heeft Moessorgski nu zijn werk
niet afgemaakt? Echt Russisch, meneer", zei
een Rus met wien ik erover sprak, ,,geniaal,
meneer, maar geen volharding. Het nieuwe
lokte hem aan, het oude bleef liggen."
Wellicht was het ook onzekerheid en gemis
aan zelfvertrouwen, die hem het bijltje er
bij neer deden leggen. Dat Moessorgski bij
het spelen een er symphonie van Schumann
vór de doorvoering ophield, zeggende:
nu begint de rekenkunde, dat is zijn zaak.
Niemand had van hem kunnen of willen
vergen, dat hij nog syrnphonieen naar het
oude recept zou schrijven. Maar het had
Moessorgski toch geen kwaad gedaan, wanneer
hij gewoonweg een beetje geblokt had, zooals
ieder ander, zelfs Beethoven nog bij Haydn en
Schenk, dat heeft gedaan. Het zou zijn instinct
onzeker hebben gemaakt, zoo zegt men. Waar
was dan de zekerheid van zijn instinct als mu
zikaal baanbreker, toen hij Gogol's Huwelijk
in den steek liet? Want in al Moessorgski's
werken, in Bons en vooral in de Kovanlschina
vindt men naast het nieuwe veel ouds; ook
Moessorgski's liederen zijn meerendeels een
compromis. Maar de onvoltooide muziek van
het Hnw'elijk heeft iets heel aparts; dat is
zuiver Moessorgski; dat kón toen alleen Moes
sorgski. Het ware daarom wel te wenschen
dat dit schitterende muzikale foedraal voor
Gogol's onverbleekbaren humor eens door
een vaardigen componist met gebruik van
Moessorgski's motieven werd afgemaakt. Tot
het zoover is, kan men zich met het uit
treksel*) van het eerste bedrijf aan de piano
Biekjes die geen vertrouwen inboezemden.
.... de paardjes vechten...."
ook in den weg dien wij volgden, en die eigen
lijk niets anders was dan een rivierbedding,
bezaaid met rotsblokken waartusschen door
de paarden zeldzaam vaardig laveerden.
Het was ook of de omgeving op onze drijvers
inwerkte. Het vroolijk geroep, waarmede in
het open veld de paarden werden aangezet,
maakte plaats voor een ernstig manen tot
voorzichtigheid. En deze werkten zich zonder
weifelen door haast onmogelijke moeilijk
heden heen. Zoo heb ik het in den bioscoop
nog nooit gezien", was de typeerende uitroep
van een der tochtgenooten. Een engelsch ren
paard zou al lang alle vier pooten of den nek
gebroken hebben", vulde een ander aan.
Wilde balsemicnen langs den we,> en af en
toe orchideeën in fantastische kleuren, door
het bladerdak schemerend, alles accentu
eerde des te meer de haast deprimeerende
somberheid van het woud.
Geleidelijk veranderde de plantengroei ;
vuurroode paddestoelen als bloeddruppels op
grüenzijden mostapijt gloeiden ons in donkere
hoeken tusschen vermolmde stnnken tegen ;
meer en meer kregen de overhand
boomvarens, omhangen met een _
goudbruin gewaad van
dorre bladeren, als m
de kleur- en
lijnphantasieën van den
inystischen schil
der de Winter. >/<t'l
,. ,.. i///
Een fijne v^/ ' '
doordringende O*.
zwavel l ucht ^^
verried de na '?/ ? bijheid
van den krater. /// /' Nog
eenigen tijd rijdens en 1,1 na een
boschje te zijn door ty gegaan'.waar
alle boomgroei is op f g e hou den en
vermaken, zooals Moessorgski dat met zijn
vrienden tallooze malen heeft gedaan. Over
het gedrukte pianouittreksel maken wij ons
echter wel wat ongerust. Rimski Korsakof
heeft het namelijk bewerkt en deelt de ge
zichtspunten mede, van waaruit hij zijn ver
anderingen heeft aangebracht. Meestal geeft
hij deze door een sterretje te kennen ;maar ten
slotte heeft hij nog zonder het te vermelden,
de schrijfwijze zuiverder gemaakt, en de
stemvoering duidelijker." Dat zijn ruime be
grippen, waarbij men zich heel wat veroor
loven kan. Soms voegt Rimski er ook iets
aan toe (bijv. op blz. 49, 50, 56) en dat is te
veel. Moessorgski's muziek is zeer rank en
luchtig,nooit verdrukt zij den tekst; zoodoende
komen er nog al eens algemeene pauzen voor,
gedurende welke de muziek geheel zwijgt.
Dat mag niet, zegt Rimski Korsakof. Dit doet
me aan een der prachtige parket^ van Genève
denken, vroeger een landgoed en nu stedelijk
eigendom. Naast het woonhuis was daar een
open plek met heerlijk uitzicht, waar de kin
deren speelden. Op een mooien zomer-ochtend
om zeven uur waren ze bezig met
bric-abrac van rhododendrons en waaierpalmen
daar een perk op te bouwen. Ja wel meneer,
dat doen we voor de eerste maal," zei droevig
de oude tuinman, die in dienst van de stad
was overgegaan. Men kon het meer nog
maar even zien en de lichte lijnen-gracie van
den acacia naast het huis was ook verbroken.
Het komt mij voor dat Moessorgski, kon hij
het gedrukte piano-uittreksel van het Huwe
lijk nog in handen krijgen, vaak net zoo'n
meewarig gezicht zou zetten, als de oude
tuinman. Maar waarom heeft hij dan ook
zijn vak niet beter geleerd? Er is nu bijna geen
werk van Moessorgski zonder verbeteringen
van Rimski-Korsakof verschenen. En Rimski
heeft, voor zoover men het kan nagaan, lang
niet altijd ongelijk.
DR. J. C. HOL
*) Met Franschen en Russischen tekst
/erschenen bij Bessel & Co. te Petersburg; in
iépót bij Bre'tkopf en Hartel.
Huize l. ZOMEIDIJK BU5SINK
PaviljofinVondelparüel.Ziiid4190 en 5795
Restaurant a la carte
Lunch-Afternoon-tea,Diners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
iiimiiiiiiiniMtiitiiiiMiiiM
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiim
SCHILDERKUNST-KRONIEK
HOLLANDSCÜE KUNSTENAARSKRINO, AM
STERDAM, l
Zoo de tentoonstelling van den
Hollandschen kunstenaarskring ons niets gebracht
had dan het werk van Matt/üeu Wiegman ware
zij al de moeite waard geweest van een aan
dachtige beschouwing.
Wiegman, deze Wiegman, is inderdaad een
schilder van talent; vaneen niet voorbij te gane
innerlijkheid. Hij doet ons dat op de meest
belangrijke manier zien in zijn Maria en
Elisabeth, een modern godsdienstig werk, dat over
tuiging, grootheid en levende kleur bezit.
Hij is in den Barmhartigen Samaritaan, en,
ietwat zwaar, in Adam en Eva's van overeen
komstige sterkte.
Maar naast deze schilderij en teekeningen,
waar de figuur de hoofdzaak is, verheugt hij
ons, die zoo tuk zijn op verheugende schilder
kunst, door een reeks landschappen, geschil
derde zoowel als geteekende, waar de vorm
groot is maar lenig bleef, waar het licht door
speelt, en waar een vreugd in is, die we
niet altijd in hern vonden. Er is in deze reeks
landschappen iets losgelatens, iets dankbaars
tegenover de natuur, een uitdeinen van de
persoonlijkheid in die natuur, wat ik in dezen
belovenden, en zijn beloften verwerke l ij ken
den jongen schilder niet nog vond. Er is een
natuurlijke eenvoud hier, van iemand, die
zich in blijdschap liet gaan.
J. LAVERY (hij Kleikamp)
Het is misschien voor Lavery niet noodig
zijn roem in Holland te verzorgen. Wanneer
de schilder van dat standpunt is uitgegaan,
kunt ge deze tentoonstelling begrijpen; zij
vertoont dan 's schilders onverschilligheid ten
opzichte van de Hollandsche meening o\er
hem. Gedeeltelijk zal dit de waarheid zijn
in dit geval. Maar toch maar gedeeltelijk.
Een schilder, die zulke werken maakt als
Lavery hier laat zien, is nooit een werkelijk
groot schilder. Hij is een dier schilders, die,
aangelegd voor het mondaine portret (en
voor het mondaine landschap) de waarheid
duidelijk maken, dat deze schilders dikwijls
niets zijn dan talenten met een begin van
oppervlakkigheid dadelijk in zich, welke
oppervlakkigheid met het klimmen van 't
getal der werken, breeder en breeder wordt,
en ten slotte in een conventie geworden
schilderwijs oppervlakkige wezens (en landschappen)
ons laat zien. Zóvind ik Lavery hier: onbe
langrijk voor ons, ons niets leerend; niets ons
duidend; ons geen schoone innigheid noch
weidschheid noch perfecte schilderkunst
brengend.
FLORIS VERSTER (karakteriseering). Er
zijn van die meeningen, die met moeite ont
staan en met hartstocht dan verdedigd, een
hardnekkig leven krijgen, dat door zijn hard
nekkigheid verwondert. Zoo 'n geval vinden
wij bij het werk van Floris Verster, wat de
schilderijen en de teekeningen aangaat in
hun onderlinge verhouding. Er bestaat nog
steeds een groep, aangevoerd door een bekend
docent, die de teekeningen verdedigt ten koste
van de schilderijen. Deze verdediging berust
op een verkeerd inzicht in het wezen van
Verster's werk, en zeker op een verkeerd in
zicht in de teekeningen. De teekeningen van
Verster zouden grooter zijn dan zijn schilde
rijen, zóze van een beschouwenden
synthetiseerenden geest de getuigenis waren. Maar
ze zijn dat niet. Ze missen de zalige openheid
van Vermeer's werk; de teekeningen van
Verster zijn bits-bedwongen hartstocht. Ze
zijn dikwijls een noodzakelijke factor gebleken
in het werk van Verster natuurlijk zijn ze
dat maar ze zijn daarom niet zijn grootste
werk. Het grootste werk van een persoonlijk
heid als Verster is dat werk, waar de hartstocht
het meest bloeiend, broeiend en brandend is.
Daar wordt door den schilder alles meegesleurd
wat hij bezit; daar wordt zijn kleur soms tot
een ongekende kracht in Holland. Daar is de
werkelijke volledig-gegeven Verster; daar
is de schilder Verster met den meest eigen,
diepsten trek; daar is hem in zijn diepten
geen geweld aangedaan. Het verst van deze
uitingen staan de zorgvuldig-gedétailleerde
teekeningen af. Deze teekeningen zijn een
schoon werk van geduld; ze zijn, ik herhaal
het, niet saamvattend, niet beschouwend;
ze openbaren dus geen eigenschap, die grooter
kon zijn, dan de hartstocht is in Verster.
Tusschen deze twee uitersten is een midden.
Het zijn die schilderijen, waar de hartstocht
betoomd werd, waar meer vorm kwam,
dan ge vindt in de werken vol van de drift
der kleur. Hier zijn werken te vinden, die een
schoonheid vertoonen, die te miskennen
dwaasheid is mits ge ze houdt op de plaats,
waar ze hooren, en niet, verwarrenderwijs,
hun elementen toe-dicht, die ze niet bezitten.
P L A S S C H A E R T
, . ...UHUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
slechts heesterachtige planten hier en daar
het grijze zand groenplekten,?en wij waren
aan den rand van den krater.
Ver beneden ons in een dal,
changeanteerden groen-geel de twee vulkaanmeertjes,
gescheiden door het voetpaadje naar den
anderen kraterrand.
Troosteloos grijs-grauw zand, verkoolde
boomstammen, af en toe loodzware wolken,
die door de kom heenschoven, op enkele plek
ken van den Westelijken wand smeulende,
rookende zwavel het was een aanblik van
verlaten doodschheid.
De struikachtige, dungezaaide poesta's,
ze zijn als eenzame schildwachten van het
Leven, voorloopers en pioniers in het gebied
van den dood, teekenen tevens, dat als na
jaren en jaren de geheimzinnige krachten
inwendig uitgewerkt hebben, ook hier het
leven de zege zal behalen. Wij dachten aan
de landschappen van Osian, den apocrieven
schilder van legendarische landschappen,
wiens werken wij eens in enève uitgestald
zagen. Het is het landschap, waaraan onze
oriëntatie vreemd is geworden.
Wij daalden af in den krater, waartoe
wel eenige gemzenvoetvastheid vereischt
werd, volgden het voetpaadje tusschen
de vulkaanmcren naar den overkant
en bevonden ons weldra voor een
rotswand, waaruit glashelder ijs
koud water stroomde. Vreemde
sensatie, in de omgeving waar woed,
dood en verderf hebben ge water ;
dit borrelende kristalheldere
eenvouis het wonder dat de de mystiek
dige kinderen des lands p | e k j e?
aanvoelen in dit water des
Tjikahiroepan" of bron in den
levens" heet deze derdaad het zal
volksmond. In- worden van leven
het middelpunt die voet na voet
zulen vegetatie, ren op de dorre grijze
len verove hejd Van den krater. Het
verlaten ,ms duidelijk, waarom in
werd algemeen bronnen als
gellet wijde, heilige plaatsen werden
beschouwd.
Een windvlaag uit het Zuiden
hulde ons in een dikke, mistige wolk,
die haai waterdampen tot stroomen
regen verdichtte. Een regen in het
Preanger hooggebergte is niet een regen
van grootere of kleinere druppels van min
of meer verstoven waterstralen, maar men
staat in het water dat ncergudst. In dezen
dichten waternevel" zochten wij ons den
weg opwaarts, maar dat ging niet zoo mak
kelijk ; het voetpaadje was een bruisend
stroompje geworden.
Af en toe een schrilhelle bliksemflits, waar
bij wij ons plat tegen de kraterhelling aan
legden, en die ons voor eenige oogenbiikken
verblindde.
Na een uur van bovenmenschelijke in
spanning, ons
opsjorrend en ophijschend
aan uitstekende
rotspunten,
beieikten wij den
rand.
Het achter
gebleven
van het ge
schap, met de
en de paar
echter ner
wij besloten
te aan vaarden
het nabijgele
wel vonden
op ons
Maar in
De
deel
zeldrijvers
den, was
ens te zien;
terugtocht
Per pedes. In
gen boschje
evenwij de expeditie's
wachten.
welk een toestand !
lichte zomertoiletten der
dames waren tot formeele
zwempakjes verregend ; de
hoeden van Maison Eemina (de
Bandoengsche Hirsch, Amster
dammers !) waren tot een onooglijk
strooknoedeltje op het hoofd vast
geplakt.
Zoo gauw mogelijk naar beneden",
luidde de raad van hem, die zich opge
worpen had als leider in het moeilijke oogenblik.
Hieraan werd voldaan ; echter was dit
niet zoo eenvoudig. Ook hier was de weg een
rivier, waarin de paarden tot den buik in het
water zakten. Maar ik zal niet uitwijden over
dezen tccht van ongelooflijke situatie's.
Hier zagen wij een der reisgenooten bij het
struikelen van het rijdier een salto maken
en met de beenen in de lucht hangen in het
struikgewas. Ginds balanceerde een der
dames op den nek van haar ros, terwijl
dit een eleganten knieval deed als een goed
ingereden Bedouinenpaard bij de finale van
een phantasia. Weer iets verder liepen de
paarden niet meer, maar gleden zij de helling
af, terwijl de berijdsters zich krampachtig aan
staartriemen en manen vasthielden.
Toen wij in Lembang aankwamen, had de
regen reeds opgehouden. Het was het uur
dat Lembangs vacantiegasten de spelonken
der hotels verlieten om de middagwandeling
te doen.
Thuis gekomen, in een makkelijken
stoel met een warm glaasje bowl voor ons,
nadenkend over den tocht, waren wij tevreden.
Het koudwaterbad moge het enthousiasme
tijdelijk ietwat bekoeld hebben, gebleven is
de impressie van den blijden vreugdlach van de
Bandoengsche hoogvlakte in de milde
ochtendzonnestralen. Navoelen kunnen wij den
soirberen ernst van het woud en de troostelooze
vervallenheid van het kraterdai.
En.... hier tusschendoor bleef ons bij de
herinnering aan het bescheiden klateren van de
bron des levens" als het zachte, eeuwige lied
van het Leven in de omgeving van den Dood.
Dr. J. S. S. J. R A T u L A N c i E