De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 29 april pagina 2

29 april 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

f DE AMSTERDAM M E k, W E !: K B L A D V K N E D E R LAND 29 April '22. No. 2340 DE WONDEREN VAN GENUA Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan (Volgens de bladen heeft Tjitsjerin zich waardeerend over koning Victor Emanuel uitgelaten, terwijl Krassin het betreurde dat de koning geen president van eer. republiek was). s HM'GT > HUIS TOEZEIDUS / Ul \ VAN DER HOOP's MEUBELBEWARiNGEN TRANSPORT MM. S. AMSTERDAM \ AN HAAR LAATST / DiWiRnd \ VERSCHENEN / 1MSTEIDIII vmW:^??"?5 k.Tn«pitnit TELEFOON \ / 2195 ZUIO zoo mogelijk en met alle macht verweer te bedenken en toetepassen. Die plicht rust op allen, op bedrijfsleiders en ( p arbeiders en op alle burgers, die tot oordeelen. en daden ir. staat zijn. Maar hun aller inspanning eischt leiding, die samenwerking mogelijk maakt en tegenwerking voorkomt. In die plicht tut leiding liggen de nieuwe politieke taken opgesloten, die aan de leiders van ons demokratisch staatsleven, door den dwang der omstandigheden worden gesteld. In het vorig artikel zijn een tweetal zinstorende fouten blijven staan, die hier gecor rigeerd worden. Door het uitvallen van enkele woorden staat er te lezen uit angst voor haar stomme wilsuiting (d. w. z. van de kleurlooze middenstof) moesten regceringen en partijen meer rekening houden met ,,de" partij." Dit moest zijn meer rekening houden met het geheele volk dan met de" partij". Verder staat er: ,,Heeft de kleurlooze middenstof deze nederlaag zonder het triomfeerend partijwezen veidiend." Dit moet zijn een nederlaag onder." I. P. D i: V o o v s DUITSCHLAND EN RUSLAND De Sovjets: Evviva, il Ré!" minimi minimi $F Het is namelijk voor ons geheele volk nood zakelijk ? dat zijn bedrijfsleven belangrijk meer opbrengt dan voor den oorlog het geval was. Dit blijkt duidelijk uit enkele cijfers, die den toe stand van vór den oorlog, b.v. van 1912 vergelijken met dien van nu. Allereerst is de bevolking in die lüjaren zótoegenomen, dat in ronde cijfers er nu zes personen zijn tegen in 1912 vijf, in wier behoeften voorzien moet worden. Bij een gelijkblijvenden .levensstandaard.dient derhalve de opbrengst van het bedrijf 20 % grooter te zijn. Maar is die levensstandaard gelijk gebleven? Wie geen vreemdeling is in Jeru zalem, weet dat dit niet het geval is. De oorlogswinst heeft eerst enkelen, en aldoor meerderen eraan gewend om de behoeften uit te zetten, en het is juist de vloek van die, niet door inspanning maar door het toeval, verworven inkomsten, dat het thans zoo moeilijk vallen moet om terug te gaan. En nog erger. Die zelfde oorlogswinst werd een oorzaak voor geringere inspanning, daar ook flan toch een behoorlijk en verbeterd bestaan was te verwerven. Met andere woorden wil dit zeggen, dat in vele bedrijfstakken omzet en productie geringer konden worden vanwege de abnormaal 'groote rentabiliteit gedurende den oorlog. Doch zoodra de abnormale win sten wegvielen, moest blijken dat, vergeleken bij 1912, de opbrengst van menigen bedrijfstak door die geringere inspanning, kleiner is ge worden, zelfs wanneer overigens de ekonomische en commercieele omstandigheden voor dat bedrijf even goed zouden zijn, nu als in 1912. Maar ook dat is niet meer het geval. Voor menigen bedrijfstak is de mogelijkheid om het product af te zetten-, afgezien nog van den prijs,die ervoor bedongen kan worden, eerst in het buitenland, en daarna ook door de ma laise in het binnenland belangrijk verminderd. Ieder die zich van deze feiten ernstig reken schap geeft, gevoelt het gevaar, dat zelfs bij een verbeterd Europa ons bedrijfsleven niet in staat is om op gelijke wijze als in 1912 in de sedert zoo sterk toegenomen behoeften te voorzien. Om dat te kunnen moet het herzien, hersteld en opgevoerd worden. Herzien ten einde het onvermijdelijk verlies in enkele tot teruggang gedoemde bedrijven goed te maken door andere sterker te ontwikkelen. Hersteld door met de grootst mogelijke inspanning omzet en productiviteit uit de inzinking op te heffen. Opgevoerd om aan de aanspraken van het nieuwe millioen Nederlanders, en[aan den wensen tot handhaving van het levenspeil te kunnen voldoen. Geschiedt dat niet, dan is de malaise niet voorbijgaande, maar zal die aldoor erge: worden. Want wat gebeurt er ondertusschen? Er wordt overal geld ver loren en geleend, doch dat is slechts het uiter lijke teeken voor een veel ernstiger verschijn sel. Er wordt geen kapitaal meer gevormd, en er wordt op het volkskapitaal ingeteerd. Het is een dwaasheid te denken dat dit alleen de bezitters en niet het loontrekkende volk raakt. Natuurlijk zijn de bezitters van het kapitaal de eerst getroffenen, maar allen dragen de gevolgen ervan. In 1912 werd niet de geheele opbrengst van het bedrijfsleven besteed om aan de behoeften van het Nederlandsche volk te voldoen. Er was een over schot, en idit vormde het nieuwe kapitaal. Ook dit was een behoefte, niet van de af zonderlijke personen, en zeker niet van hen, die niets bezaten, maar wel van het Nederlandsche volk als een geheel. Een volk dat op een klein plekje grond zich sterk uitbreidt, kan dit alleen doen door zijn productiemiddelen krachtig te doen toenemen. Ingepolderde en ontgonnen woeste gronden, nieuwe fa brieken, havens, wegen, sporen, kanalen, en ook woningen moeten den aanwasfder bevolking in staat stellen brood te verdienen. Naarmate er meer kapitaal overschiet uit de opbrengst van het bedrijfsleven, naar die mate kunnen omzet en productiviteit ervan opgevoerd worden. En vandaar het nieuwe groote gevaar van den tegenwoordigen toestand, nu er de dringende eisch bestaat tot een krachtige en snelle opvoering, dat het kapitaal verbruikt wordt en verloren gaat. Een gevaar is nog geen ongeluk. Het kan afgewend worden. Misschien door het toeval en door den loop van onberekenbare omstan digheden. Maar moet men het daarop laten aankomen? Plicht is het de dreigende gevaren te onderzoeken en te leeren kennen, niet in het algemeen ten behoeve eener pessimistische discussie, maar in bijzonderheden ten einde ,,Het is alsof men, verblind voorde mogelijke gevolgen, Duitschland van alle neigingen in Westelijke, transatlantische richting heeft willen doen afzien, en het a.h.w. heeft willen dwingen, den blik naar het Oosten te richten" Aldus schreef ik in het nummer van K) Decem ber 11. van dit blad. De groote fout, die men te Versailles heeft gemaakt, ligt niet zooals Keynes beweert, in het stellen van onmogelijke financieele eischen. Immers wanneer die onmogelijk zijn, wordt er vanzelf geen gevolg aan gegeven. Men kan duizenderlei dingen eischen, en de ander kan alles buloven hetgeen er met het mes op de keel van hem wordt verlangd. Daarmede schept men een economische of financieele impasse, waarover ten slotte te praten valt, of liever gepraat moet worden. Iedereen be greep dat Engeland r/ich niet dan in den uiter sten nood, wanneer het door binnenlandsche moeilijkheden machteloos r/.ou zijn bijvoorbeeld, zou laten afdringen van de oudebekeni.e richtingslijnen zijner Europecsche politiek. Het streven naar zelfbehoud brengt mede dat Engeland niet werkeloos kan toezien wanneer cene enkele mogendheid de hegemonie op het vasteland zou veroveren. Daarom zou de bezetting van het Roergebied bij wijze van sanctie door Frankrijk toe te passen, in Enge land zeker wantrouwen wekken, en liet stre ven is, het zoo ver niet te laten komen. Maar tevens ligt daarin, en ook in antagonismen in het nabije Oosten veel dat Frankrijk en Enge land gescheiden houdt. Dat is voor de toekomst van Europa ten zeerste te betreuren en men moet hopen dat de diplomaten er ten slotte in zullen slagen, de klove te overbruggen. Maar de fout is nu eenmaal begaar, en de Entente, in plechtig conclave te Genua ver gaderd, is verwonderd" over de gevolgen. Men heeft Duitschland, inplaats van het aan te moedigen, zich bij de Westersche beschaving aan te sluiten, van al zijne koloniën beroofd. De Junkerpartij, in tegenstelling met de groote nijverheid, Hamburg, Breinen en de Rijnprovincies heeft zich nooit tot de Westelijke democratieën aangetrokken gevoeld, integen deel, Bismarck, hun groote woordvoerder, gevoelde weinig of niets voor ovcrzeesche koloniën. Hij kende Rusland en hij wist welke mogelijkheden daar voor Duitschland lagen, en welk gevaar van daar kon dreigen. Hij waar schuwde dan ook steeds dat men den draad tusschen Berlijn en St. Petersburg nooit moest afsnijden.Toen Castlereagh, bij de groote opruiming na den Franschen tijd, aan Nederland zijne rijkste koloniën terugga i, zag hij een eeuw vooruit. Alsof hij de toekomst-mogelijkheden o;i een goudschaaltje had afgewogen, zag hij vooruit dat een zou krachtig en welvarend mogelijk Nederland als bewaker van de ri vierdelta, een Neik'iland dat n h'l dan nood gedwongen zich naar hel Continent 7011 orienteeren, vuur Engeland een levensqnaestie was. Engeland? geheele houding tijdens den oorlog en ook bii de onderhandelingen met Be'gië na den vrede, heett dat nogmaals aan getoond. Waarom is ten opzichte van Duitschland van die traditie afgeweken V Een samengaan van Duitschland met Rusland is voor Enge land zelf we! geen directe bedreiging, maar wanneer beide landen zich hersteld zullen hebben, wel degelijk een bedreiging vour Engelands macht in Britsen-Indië. Een opmarsch der door Duitsche officieren geleide en door Duitsche nijverheid geoutilleerde DuitschRnssische legers via Herzie en Afghanistan zou wellicht bedenkelijk kunnen worden. Natuurlijk is daarvan nog in geen jaren sprake, maar de toekomst is wel degelijk zorgwekkend, of liever, zij kan dat worden ten/ij men, o.a. door teruggave aan Duitsch land van een deel zijner koloniën, nog in tijds tegenmaatregelen neemt. Dat was trouwens, zooals hier reeds herhaal delijk werd opgemerkt, reeds dadelijk het geval, zoodra het tractaat van Versailles werd gesloten. Economisch gesproken heeft de DuitschRussische overeenkomst, die de niet weinig naïeve verbazing der Conferentie te Genua heeft gewekt, weinig te beteekenen. De ontwrichting van Ruslands econo mische leven is zoo ontzettend, dat zelfs van een werkelijk omvangrijken ruilhan del nog weinig sprake kan zijn, hetwelk dan ook door de bekende cijfers duidelijk wordt aangetoond. De Russen hadden weinig meer aan te bieden dan goud, en dat goud loopt geleidelijk op zijn eind. Die ontwrich ting is door de Bolsjewisten, onder aitschlands zegen, met schier Duitsche Gr ndlichkeit" ten uitvoer gelegd. Daarvoor was, van een Duitscli standpunt, wel iets te zeggen. I let Russische gevaar was voor dat land ont zettend groot. De bijna griezelige vermeerde ring van de bevolking in Rusland, met zijne ongeveer 150 nr.llioen bewoners hing als een onweerswolk boven Duitschland. Men vergete toch nooit dat economische vraagstukken ten allen tiide in de tweede plaats komen en poli tieke steeds den voorrang hebben. De hoofd zaak is dat een land zich niet verwoest en zijne inwoners niet vermoord wil zien. Immers in een woestenij (zooals een deel van NoordFrankrijk) hebben economische vraagstukken, omdat er niets meer is, geen waarJe meer. De voornaamste beteekenis van de gewraakte overeenkomst is natnuilijk van politieken aard en daar men tot het beproefde systeem deigeheime diplomatie terug is gekeerd, en het oude ras der diplomaten noch in Engeland noch in Frankrijk uitgestorven is, terwijl deze landen juist door den schrik veel eerder naar een compromis aangaande hunne geschilpunten zullen kunnen streven dan tot nog toe, kan er nog veel worden goedgemaakt. Het spreekt toch vanzelf dat ihiitschers en Bolsjewisten elkander niet vee! verder vertrouwen dan zij elkander zien. Ook staat het vast dat wanneer er van financieele hulp op groote schaal aan Rusland sprake is, de Eiuente en Amerika voor Rus land nuttiger vrienden zullen kunnen zijn dan Duitschland. Ongerust behoeft men zich dus over de nieuwe broederschap voorloopig niet te maken. Maar de hoofdzaak is eu blijft de vraag of en in hoeverre Engeland en Frankrijk het met elkander .>ens zullen worden. Onder het Briand-regime leek die overeenstemming nader dan onder dat van the gentleman in Paris" zooals Lloyd George Poincaréschijnt aan te duiden. Misschien, wanneer de poli tiek van dezen laatste niet inderdaad de opinie van de groote meerderheid der Franschen blijkt weer te geven, komt daarin nog wel JAPAN MEESTER IN O.-AZI China ondervindt thans wel alle nadeelen van zijn eeuwenoud pacifisme. Laotse vertelt van een haan, die door langdurige oefening het in zelfbeheersching zoo ver bracht, dat hij, in de kampplaats tegenover zijn bevechters geplaatst, deze alle op de vlucht joeg door zijn volstrekte onbe wegelijkheid. Bij de moderne hanen in de politiek is helaas dit ontzag absoluut verdwenen en het inerte Chineesche rijk is ten weerloozen prooi aan eiken aanvaller. Het heeft steeds maar op zijn beschermendeii muur vertrouwd, door de vreedzame landbouwende bevolking aangelegd om beveiligd te zijn tegen wie den vrede wilde storen. Toen het tot de ontdekking kwam, dat de muur niet meer hielp, was het te laat. Achter den muur woonde een volk van heel anderen aard: het Japansche eilandenvolk, oorspronkelijk jagers en visschers, die van nature voor den landbouw weinig voelden. Bij het begin der Christelijke jaartelling hadden zij de oorspronkelijke bewoners, de Ainoes, nog niet verdreven en voerden tegen hen een verbitterden strijd. De oorlog tegen China, in 1894 om Korea begonnen, had behalve een instinctmatigen haat tusschen de beide volken, een diepen ondergrond. Dit bleek toen Tokio tot dien oorlog besloot onmiddellijk nadat het Japansch-Engelsche verdrag geteekend was, waarbij de extra-territoraliteit in Japan werd afgeschaft. De oorlog werd in Japan niet alleen beschouwd als noodzakelijk ter vol tooiing van zijn internationale emancipatie, maar tegelijk om zijn verhouding tegenover China geheel te wijzigen. Dit gelukte volkomen. Nadat de andere mogendheden Engeland's voorbeeld inzake de extraterritoraliteit hadden gevolgd, moest de strijd dienen om ook China daartoe te dwingen en tevens in China de voorrechten der extra-territoraliteit te eischen, die Japan daar tot dusver niet had bezeten. Dat China bijna aanstonds na zijn eerste nederlagen toestemde tot de onafhankelijk heid van Korea neerkomende naar men weet op de volkomen onderwerping van dat ongelukkige land aan Japan was dus niet genoeg. Ook niet de afstand van Liautong, het Jaloe-gebied en Formosa. De werkelijke prijs was de omkeer in de vroegere verhouding tusschen China en Japan: de suzerein China moest schatplichtig worden aan zijn vroegeren vazal en Japan, de vazal, moest suzerein worden 1). Na den troonsafstand der Mandsjoes in Febr. 1912 werd het weldra duidelijk dat Joeantsikai, die een kwarteeuw lang de vijand was geweest van de regeering te Tokio, gesteund werd door al de Westersche mogend heden opdat de politiek ook de financieele van het vroegere bewind zou worden voort gezet. De Japanners zagen hierin het bewijs der noodzakelijkheid van drastische maat regelen. De gelegenheid daartoe bood de wereld oorlog. Japan stemde toe, aan Duitschland den oorlog te verklaren, maar alleen onder eigen voorwaarden. Die kwamen op 18 Januari 1915 in den vorm van de sedert zoo berucht geworden 21 eischen, waarvan Japan wegens den hevigen tegenstand, dien zij terstond ontmoetten, den ergste n: het Japansche protectoraat, liet vallen. Door een ultimatum dreef het al de andere door: de bepalingen betreffende Mandsjoerije.cn Sjantoeng en een groot aantal voorrechten in flagranten strijd met de open-deur theorieën en brandstof voor tal van toekomstige internationale conflicten. Om te verhoeden, dat China aan den oorlog deelnam en daardoor een zekere vrijheid van beweging zou herwinnen, sloot Japan in 1916 een herverzekering voor zijn Chi neesche politiek met Rusland: een verdrag dat zich richtte tegen elke derde mogendheid welke de Japansche plannen in China mocht willen dwarsboomen. Doch de verzekeringmaatschappij ging failliet en toen nu de V. St. China schenen over te halen zich bij den oorlog aan te sluiten wendde het ministerie Teraoetsji den boeg. Het sloot zich in 1917 bij de militaire Peijang-partij aan en beloofde deze alle soort van financieelen steun. En nu begon de meedoogenlooze verknechting van China, dat bewogen werd, alle beschikbare hulpbronnen te verpanden, opdat wanneer de ver-Ooster se hèkwestie eenmaal geregeld zou worden, Japan zulke krachtige eischen zou kunnen stellen dat ziin wil wet zou zijn geworden. Te Charbin werd een ingewikkeld spel van intriges gevoerd wa'irbii Japan den reactionnairen generaal Horwat, die den Chineeschen Oosterspoorweg beheerschte, steunde teneinde dien spoorweg in zijn macht te krijgen. Het reactionnaire Russische element in het Russische verre Oosten, waaronder de Ko zakken-gemeenten van Transbaikalië, werd tegen de Bolsjewiki opgezet, omdat Japan in de onrust aan de Noord-Mandsjoerijschc grens een aanleiding vond om zijn geheime militaire overeenkomst met China door te drijven (1918). De regeering te Peking scheen daardoor gedurende de rest van den oorlog aan de Japansche politiek gebonden, die niet minder beoogde dan ecu militaire bezetting van heel Noord-A/.ië ten Oosten van het Baikal-meer. Wel hebben de Ver. Staten door behendig gebruik te maken van de Tsjecho-Slowaksche moeilijkheden een 'interventie van de ge allieerden te Wladiwostok bewerkt, maar zij hebben niet kunnen verhinderen dat Japan meester werd in Noord-Mandsjoerije, Transbaikalieen de Anioei'-pvovineie,tn dat Charbin, Tsjita en Blagowestsjenstk feitelijk Ja pansche steden zijn geworden. De Chineesche kwestie is grootendeels een spoorwegkwestie. Zoolang Japan een groot deel van het Chineesche gebied bezet houdt en daarmede allereerst het spoor wegverkeer beheerscht, is er op een verbetering van den toestand van China geen kans. Daarom zou het in de rede liggen, dat alle mogendheden gelijkelijk de spoorwegen op Chineeschen grond zouden verklaren vooreen integreerend deel dei' Chineesche sonvereiniteit, dat rechtstreeks onder 't beheerder Chintesche regeering moet staan; dat stationschefs, perso neel en politietroepen Chineesche onderdanen moeten zijn onder vaststelling van een grens voor het gebruik van buitenlandsch personeel en dat alle spoorweg-concessies binnen het gebied der Republiek /.onder uitzondering in 't vervolg zullen w-orden beschouwd als nationaal Chineesch bezit,hetwelk zoo spoedig de ojnstandigheden zulks toelaten, aan den Nationalen Spoorwegraad moet worden over gedragen. Vier groote kwesties zijn er: naast die der spoorwegen de kwesties van de pachtgebiedcn en invloedssferen, de tariefhervorming en juridische hervorming. Nu de macht van Rus land in Oost-Azië voor altijd is gebroken, kunnen de zeemogendheden de verhoudingen regelen op den grondslag van haar macht ter zee. Want het was de macht van Rus land en niet, zooals in Europa, van Duitsch land, die de bedreiging vormde en waaraan het tegenwoordige |apansche continentalisme oorspronkelijk moet worden toegeschreven. Nu, wat er te Washington van deze regeling terecht is gekomen, weet men: de kwesties zijn commissoriaal gemaakt, d.w.z. eervol begraven. Maar zelfs bij de radicaalste herziening van de verdragen tusschen China en de Westersche mogendheden blijft de neteligste van alle moeilijkheden over: het te Peking instellen van een werkelijk competente regee ring, die instaat en bereid is langs constitutioneelen weg te regeeren en die betrekkelijk stabiel is. Wat het probleem der spoorwegen betreft - die onzakelijk en onzuinig beheerd worden en onder een centraal bestuur te Peking behooren te staan -?Japan had, zoo het in 1905 eerlijk was geweest volgens Putnam Weale moeten verlangen, dat de geheele Mandsjoerijsche spoorweg aan China teruggegeven en ver volgens veranderd werd in een baan met normaal spoor. De tijd daarvoor had zoo uitgemeten moeten zijn dat Rusland niet vroeger met zijn Amoer-spoorweg -?- tot verbinding van zijn ver-Oostersche bezit tingen met liet moederland ? gereed zon kunnen komen. Door deze politiek zou Japan zich China voor altijd tot bondgenoot hebben gemaakt, zijn invloed over het geheele uit gestrekte Chineesche gebied verdrievoudigd hebben en op het Westen zulk een voorsprong hebben gekregen, dat westersche invloed nooit zooveel terrein- zou hebben gewonnen. Onder die omstandigheden zou de Mandsjoedynastie niet gevallen zijn, zooals in 1912 gebeurde, maar langs vreedzamen weg in een constitutioneele monarchie zijn veranderd. De Japansche politiek heeft dus door haar kortzichtigheid het republikanisme en daar mede den Weslerschen invloed bevorderd. En daarmede in de kaart gespeeld van de vij anden van den vrede en het keizerlijk Huis, dal thans van allen kant door de stormen der democratie wordt bedreigd. De verklaring van die kortzichtigheid ligt waarschijnlijk in de omstandigheid, dat te 'l'okio het militarisme de geheele politiek beheerscht. Den buitenstaander kwam het voor, dat de beminnelijke dikke lieer, die als eerste gedelegeerde van Japan fungeerde: Prins Tokoegawa, alleen naar Washington gezonden was om daar de pillen te vergulden die admi raal baron Kato toediende of trachtte toe Ie dienen. De .Amerikanen waren slim genoeg DE NATIONALE OPERA Ach! waar moet 't met u henen, Nationale Opera ? Ziet toch aan:....een Italiaanschc Houden we er wel op na. (iaat ge waarlijk van ons scheiden Door gebrek aan gi, ga, geld; Of is men op uwen arbeid Niet zoo fiks gesti, sta, steld? Zullen nn de Italjaanders Met de pegels strijken gaan?i Kan een Bijieveldt-gezeischap '^ Niet in Kikker land bestaan? Was er soms gebrek aan leiding Aan talent en... .harmonie? $*$ Was wel alles in uw midden: ? Do.. Re. .Mi.. Fa. .Sol..La. .Si? Oom de Houdt krijgt geen subsidie, En hij opereert toch goed. Is hij knapper, rijker, flinker; Weet hij beter hoe het moet? Is de Nederlandsche zanger Iemand die het minder kan? Is hij niet zoo fijn-kunstzinnig Als de Macaronie-man? Is soms onze Liesbeth Meissncr Niet een zang- en spel-genie; Is ze minder als artiste Dan Signora Knofloki? Is van Raalte niet een leider, Zelfs al zit hij zonder rok, Van erkende groote gaven, Meester op den korten stok? Beste, rijke Vaderlanders, Redt uw eigen Opera; Schuift die arme veertig mieltjes In haar Nationale ld. J. II. S i' E E x n o r F UMIEBAMK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTEÜDAM Agentschappen in Nederland: 's-URAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWMK, UDENHOUT, LUCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERARAYA, SEMA1UKG, RANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN verbetering. Indien het waar is, en wij gelooven niets liever, dat Frankrijk inderdaad geene imperialistische bedoelingen heeft, maar krachtig v, i l medewerken tut een op lossing van het Midden-Europeesche vraagstuk, mag men daar goede verwachtingen over koesteren. Wanneer Engeland en Amerika tezamen Frankrijk gaven wat Wilson te Parijs aan Clemenceau beloofde, dan zou Frankrijk reeds dadelijk van zijn grootste zorg bevrijd zijn. Maar Amerika houdt zich nog op een afstand. 24 April 1922. H. D u N L o iom ze niet in te nemen, maar het resultaat was, dat er tenslotte maar zeer weinig van beteekenis verricht werd. Men vindt vermoedelijk den wortel van het kwaad in het tegenwoordige karakter der Japansche regeering: in de omstandigheid, dat onder de tegenwoordige grondwet het Japansche ministerie van Oorlog volkomen in'overeenstemming met de wet de Japansche politiek in China kan leiden en zich boven de controle .van den Rijksdag stellen. Achter het Japansche politiek program staat niet het Recht maar de Macht; de methoden van het Duitsche imperialisme worden in het verre Oosten stelselmatig toegepast. Macht en corruptie. Simpsons 2) stelling is, dat Japan een dubbele politiek voert: tegenover het Westen gebruikt het diplomatie en publiciteit, voor het Oosten militaire macht en geheime leeningen. Het eenige middel dat naar zijn meening het Westen hiertegenover kan en moet stellen is: het zenden van grijze slagschepen 3). ,,Te lang, schreef hij reeds in 1919, is de Gele Zee zonder voldoende bescherming geweest". Oh Japanese you are a wonderful people and mighty fighters" 4). Wij wagen het niet, den raad te beoordeelen van een man die het verre Oosten zoo goed kent. Maar constateeren, dat er, na Washing ton, vooreerst geen grijze oorlogsschepen naar de Gele Zee worden gestuurd. En dat staat gelijk niet te constateeren, dat China is losgelaten en a la merci ligt van Japan, dat door China Azië wil belieerschen 5). Een oorlog is daarmede voorkomen. Maar het Oost-Aziatische vraagstuk is hiermede niet opgelost. H. S. M. V V N W l C K 1£V O O H T C R O M M K I. l N ()) l) Putnam Weale. The Truth about China and Japan N. York 1919. 2) Zoo is naar men weet de eigenlijke naam van Putnam Weale. 3) De oorlogskieur. 4) O Japanners, gij zijt een merkwaardig volk en machtige vechtersbazen". 5} Zie ook A. M. Pooley, japan's Foreign Policies. Londen 1919. (i) Schrijver van Een Herlevend Volk" (de Japanners), De Toekomst van Oost-Azië", enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl