Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 April '22. - No. 2340
MODI
OVER DIPHTHERIE EN DE
BESTRIJDING ER VAN
door Dr. J. KUIPER,
Geneesheer-Directeur van liet
WilhelminaOasthuis, Lector voor de infectieziekten aan de
Universiteit van Amsterdam.
In menig gezin roept het woord diphtherie
herinneringen op aan angstige dagen en nach
ten doorgebracht aan het ziekbed van een
der kinderen, ja erger, aan de groote droefheid
bij het verscheiden van het afgetobde kind.
Geen wonder, want in 1919 stierven in Neder
land nog 724 kinderen aan diphtherie en 101
aan croup, in 1920: 439 aan diphtherie en 60
aan croup. Diphtherie en croup worden zoo
samen genoemd, omdat ze een gemeenschap
pelijke oorzaak hebben, de diphtherie-bacil.
Feitelijk is de verwantschap nog nader:
croup is diphtherie voornamelijk gelocaliseerd
in het strottenhoofd.
Is het onvermijdelijk, dat er in Nederland
jaarlijks eenige duizenden kinderen diph
therie krijgen en eenige honderden daaraan
sterven? Gelukkig kan het antwoord luiden:
dat aantal is belangrijk'te beperken. Met alle
middelen, die ons ten dienste staan, moeten we
trachten die sterfte, het lijden van velen te
verminde re n. Hoe kan dat?l°. door de diagnose
vroeg te stellen, 2°. door de met diphtherie
bedreigden door inenting te vrijwaren voor de
infectie.
Vroegtijdig de diagnose stellen ! Een eisen,
waaraan helaas, nog al te dikwijls niet wordt
voldaan. Moeders, ge kunt daarbij helpen.
Leert uw kinderen jong zich goed in de keel
te laten zien, niet alleen door Uzelf, maar ook
door een ander. En dan, \vanneer uw jonge
kind lusteloos is, niet gewoon speelt, kijk het
even in de keel, en let daarbij vooral op de
amandelen. Ziet ge witte stippen of grauwe
vlekken op de amandelen of elders in de keel:
roep uw dokter, en laat hem denzelfden dag
nog komen. Van de diphtheriepatientjes, die
van den len dag der ziekte af goed worden
behandeld, sterft er geen.
Jonge kinderen klagen niet over pijn bij
het slikken en daardoor heeft de
diphtheriebacil vrij spel: wordt er niet naar diphtherie
gezocht, dan vindt men haar niet of eerst z
laat, dat de patiënt reeds in levensgevaar
verkeert, ja reddeloos verloren kan zijn. Ge
zult dan ook zien, dat, wanneer ge zelf ver
zuimd hebt Uw kind in de keel te zien, uw
geneesheer dit lichaamsdeel wel nauwkeurig
inspecteert. Geen arts, die iets van kinder
ziekten afweet, zal dit ooit verzuimen.
Ik zcide zooeven, dat de kinderen, die op den
len dag van hun ziek worden ontdekt worden als
lijdende aan diphtherie,een zoo gunstige kans
hebben om te genezen. Dit is te danken aan
de uitvinding van het serum tegen diphtherie,
een uitvinding,die gedaan is door eenDuitscher,
von Behring in 1890, nadat een Franschman,
Roux, in 1888 een methode had ontdekt om
het vergif, dat de diphtheriebacillen afschei
den, te isoleeren. Sedert.1894 zijn we in het
bezit van een serum, dat tijdig en in goede
E. J. B. JANSEN. Konstantijn de Groote.
Geschiedvervalsching IV. Leiden, Uit
geversmaatschappij Futura", z. j. 8 .
Wij hebben reeds meer dan eens een deeltje
van deze serie aangekondigd en daarbij ook
de 'aandacht erop gevestigd, dat in de be
sproken historische controversen slechts zel
den van bewuste geschiedvervalsching sprake
is. Bedoelt men met geschiedvervalsching
echter niets meer dan min of meer onjuiste op
vattingen over bepaalde historische personen
en toestanden, verhoudingen en vraagstukken,
dan kan men er vrede mede hebben. Evenwel
alleen onder voorwaarde, dat men het dan
ook duidelijk zegt. In de historische
contfovers, die door pr'. Jansen is behandeld, is
van vervalsching nauwelijks sprake. Immers
het document, dat vroeger in de geschiedenis
van Constantijn den Groote een rol speelde,
de bekende schenking, waarbij aan den Paus
Rome en zelfs geheel Italië zou zijn ge
schonken, is reeds lang als valsch erkend;
terecht komt pr. Jansen daarop niet terug. Wat
er dan nog overblijft, is een niet zoo heel
gemakkelijk historisch vraagstuk: heeft Con
stantijn de Groote gehandeld uit aandrang
des harten, uit godsdienstige overtuiging of
wel uit politieke overwegingen, toen hij aan
Wanneer gij keelpijn hebt, is
dit een bewijs dat bacteriën Uw
keel zijn binnengedrongen.
Gebruik dan dadelijk Formamint.
Het vernietigt de bacteriën van
verkoudheid, influenza, roodvonk,
angina enz. in mond en keel.
hoeveelheid_bij den diphtherie-patient ingespo
ten, hem zo'oveel goed kan doen. Dit serum
heeft de sterfte van ongeveer 35 pCt. (dus 1/3
van alle diphtherie-patienten stierf, voordat het
serum bekend was) tot gemiddeld 8 pCt terug
gebracht. In Amsterdam hebben we jaren ge
had van beneden 4 pCt., in 1919 zelfs van
2,2 pCt.
Dédiphtheriebacil zelf hebben we met
dat serum helaas niet kunnen uitroeien. Het
aantal diphtherie-patienten is sedert 1894 niet
afgenomen; er zijn jaren geweest van groote
toename, van groote en kwaadaardige
epidemiën zelfs over de geheele wereld. Wel bleek
het mogelijk door inspuiting van dit serum bij
gezonden deze gedurende 3 weken voor diph
therie onvatbaar te maken. Twee omstandig
heden staan de toepassing van deze methode,
het passief immuniseeren, in den weg: l°.de
korte duur dier onvatbaarheid, 2°. de er
varing, die men opdeed, dat iemand, een
maal met dit serum, dat van paarden
afkomstig is, ingespoten, nog jaren later,
wanneer hij opnieuw met paardenserum werd
ingespoten, hoogst onaangename verschijn
selen kon vertoonen, verschijnselen van groote
benauwdheiden slechte hartswerking,die zelfs
het leven bedreigen.
Er werd dus ijverig gezocht naar een
betere beveiliging tegen de diphtherie. Wel
wordt er veel bereikt door vroegtijdige af
zondering en door het opsporen van dragers
van virulente bacillen, maar gelukkig heeft
v. Behring, die ons het genezende serum ver
schafte, ook een middel ontdekt om een langer
durende onvatbaarheid voor diphtherie op te
wekken.
Voor ik deze methode bespreek, een enkel
woord tot toelichting over die virulente
diphtherie-bacillen. Met virulent" willen we
zeggen: in staat tot het verwekken van ziekte
verschijnselen. Er zijn bacillen, die in uiter
lijk geheel op diphtherie-bacillen gelijken, maar
bij het proefdier geen ziekteverschijnselen doen
optreden. Wil men dus weten, of de bacillen,
die uit keel of neus van den mensch gekweekt
zijn en op diphtherie-bacillen gelijken, viru
lent zijn, dan moet worden onderzocht of zij
bij het dier, de cavia, een afwijking teweeg
brengen, die typisch is voor diphtherie. Men
heeft eenig recht te concludeeren, dat de
diphtherie-bacillen, die bij het dier geen ziekte
verschijnsel opwekken, ook voor den inensch
ongevaarlijk zijn.
Er zijn menschen met virulente bacillen in de
keel of in den neus of in beide organen. Som
mige van die
virulente-diphtherie-bacillen-dragers zijn genezen diphtheriepatienten, anderen
herbergen die bacillen zonder ziek te zijn ge
weest en vaak zonder ziek te worden. Zoo'n
bacillendragcr kan gevaarlijk zijn; hij is het
in een omgeving, waar veel menschen bijeen
zijn en de eenvoudigste begrippen der gezond
heidsleer in het gedrang komen. Met die een
voudigste begrippen bedoel ik o.a.: geen
vingers, potloodjes of pennehouders in den
mond, ieder een eigen zakdoek, ieder een eigen
handdoek, in het algemeen dus het zooveel
mogelijk vermijden van het overbrengen van
stoffen uit mond en neus van den een op den
ander. Weet men dat iemand drager is van
virulente diphtheriebacillen, dan moeten hij
en zijn omgeving worden geïnstrueerd over
het gevaar, en met het kennen van het
gevaar verdwijnt het ook hier meestal. Verder
moet de omgeving, d.w.z. moeten degenen,
die in de onmiddellijke nabijheid van dezen
bacillendrager verkeeren, onvatbaar worden
gemaakt voor diphtherie.
het Christendom eerst vrijheid van godsdienst
en kerk schonk, daarna het nieuwe geloof
beschermde en tegelijk in den vorm van een
keizerlijke kerk organiseerde, ten slottc toen
hij zelf Christen werd? Over die vraag is
veel gestreden en pr. Jansen legt den nadruk
op den godsdienstzin van den Keizer.
Terecht. Want een oprecht Christen is daar
mede nog niet een volmaakt Christen. Maar
voor het overige ligt de waarheid hier toch
ook weer zonder twijfel in het midden. Dat
Constantijn niet meer was dan een oprecht
Christen, kan toch moeilijk worden volge
houden. Hij was bovendien een uitnemend
staatsman, die zijn tijd begreep en met de
bovendrijvende strooming meeging, zoodra
hij tot het inzicht was gekomen, dat zij niet
meer te keeren was. Ook daarom heeft de
persoon en de periode van Constantijn den
Groote altijd groote beteekenis. En wat
bovendien den Keizer ten goede moet worden
aangerekend: de groote geloofsovergang is
zonder bloedvergieten tot stand gekomen.
Dat is te zeldzaam in de wereldgeschiedenis
om het niet even te noteeren.
H. B K u G M A N s
beschermt tegen Besmetting.
AUOUSTIN FII.ON : Sini\'enirs w;- ;'
impératricc l-.u«cnic. Préface de
Ernest Lavisse, de l' Académie
Fratic.aise. Paris-Calmann-Lcvy I'.i20.
Het boek over Keizerin Eugénie van Hlon
heeft dit voor op het in dit blad door Pro
fessor Brugmans aangekondigde werk,
Eugénie, Keizerin van Frankrijk. Mijn ge
denkschriften -- dat het van een degelijke in
leiding voorzien is, zoodat wij kunnen weten.
wie de schrijver van de souvenirs" is en vv;tt
voor doel hij met zijn werk nastreefde. Ernest
Lavisse, die de inleiding schreef, heeft niet
alleen het keizerlijke hof van nabij gekend en
de catastrophe van 1870 meegemaakt, maar
hij was bovendien een goed vriend van
Augustin Filon, zoodat hij in staat was, zoo
wel van den schrijver als van diens werk,
een juiste karakteristiek te geven.
Filon, die in 1864 de Ecole Normale" te
Parijs verliet, werd eerst leeraar aan het
lyceum te Nice, daarna te Grenoble en werd
in 1867 benoemd tot précepteur",
h;;i,fdgoiiverneur van den Keizerlijken Prins,
Louis Napoléon, terwijl Lavisse later n
van 's prinsen leeraren geweest is.
Toen Filon in 1867 aan het hof kwam, was
de glanspenode van het tweede Keizerrijk
eigenlijk al voorbij, vooral door het echec van
de keizerlijke politiek in 1866, en van de groo
te populariteit van het keizerpaar was nog
maar weinig overgebleven. Van de hoogtepun
ten van het hofleven en van de rol, die F.ugénie
daarin gespeeld heeft, kan hij dus niet zoo
goed een beschrijving geven, maar wel heeft
hij tijd genoeg gehad om Eugénie als vorstin
en als mensch goed te leeren kennen, want
juist in de belangrijkste tijdperken van haar
leven heeft hij haar van nabij kunnen gade
slaan : in de beslissende dagen van (iili,
Augustus en September 1870, bij den dood
van Napoléon en later bij den slag haar toe
Bij het zoeken naar een middel tot het on
vatbaar maken voor diphtherie ging von Beh
ring uit van de wetenschap, dat elke stof, die
schadelijk is voor het lichaam, daaraan een
prikkel geeft tot het maken van een tegenstot"
d.w.z. van een stof, die de werking van de
schadelijke stof opheft of tegenhoudt. De
vragen waren in dit geval: welke hoeveelheid
diphtherievergif, in welken vorm moet op
welke wijze in het lichaam worden gebracht
zonder schade te doen en toch in staat een
productie van anti-diphtheriestoffen op te
wekken, een productie krachtig genoeg om den
aldus behandelden mensch gedurende
geruimen tijd tegen de infectie met diphtherie
te vrijwaren. Door noeste vlijt is v. Behring
er in geslaagd, die vragen tot een goede op
lossing te brengen. Met het middel van von
Behring, dat hij T. A. doopte, (om aan te dui
den, dat het een mengsel is van to.xine, in
casu:diphtherievergif en antitoxine,in casu : de
tegenstof van het diphtherietoxine),is menin
staat den mensch, vaak zonder dat hij er eenig
bezwaar van ondervindt, soms met een kort
durende en gemakkelijk te bestrijden pijn in
den arm, waarin het middel is aangebracht,
ongeveer twee jaren onvatbaar te maken voor
diphtherie, te immuniseeren tegen diphtllerie.
Het aanbrengen" van T. A. bestaat
in het spuiten in de huid van T. A. in
twee bepaalde graden van verdunning nl.
40 x en 16 x verdund. Wanneer de patiënt
reageert" krijgt hij op de plaatsen der in
spuiting een roode vlek, die na een paar
dagen verdwijnt met achterlating van een licht
bruin vlekje, dat geleidelijk geheel verdwijnt.
10?14 dagen na deze inspuiting krijgt de
patiënt n inspuiting van 2 druppels 16 x
verdund. T.A. drie weken na de Ie inspuiting,
heeft bij een voldoende hoeveelheid, anti
stoffen gemaakt.
Heeft de patiënt op de Ie injectie niet gere
ageerd, dan krijgt hij na 2 dagen een injectie
met een ietwat minder sterk verdunde T.A.;
reageert hij daarop, dan krijgt hij na 10?14
dagen nog een injectie van dezelfde stof.
Reageert hij na de 2e injectie nog niet, dan
krijgt hij na 2 dagen een injectie met onver
dund T. A. en na H) 14 dagen nog een in
jectie daarmede.
Dewijl de patiënt bij deze methode zelf de
antistoffen maakte, zegt men, dat hij actieve
immuniteit bezit, actief is geïmmuniseerd.
Zoo kan men handelen met verpleegsters, die
niet binnen drie weken naar een besmettelijke
afdeeling zullen gaan. De huisgenooten van
een diphtheriepatient of van een
virulen.tediphtlieriebacillcn-drager kunnen echter zoo
lang niet wachten. Deze krijgen bij het begin
der behandeling met T. A. tevens een in
jectie van een bepaalde hoeveelheid serum van
een schaap, dat actief immuum gemaakt is
tegen diphtllerie. De behandelde wordt daar
door terstond voorzien van een zoodanige
dosis anti-diphtherie stoffen, dat hij een nog
pas plaats gehad hebbende of hem bedreigende
infectie het hoofd kan bieder.. Intusschen
maakt hij zijn eigen anti-diphtheriestoffen en
wordt, zooals gezegd, geruimen tijd onvat
baar voor diphtllerie.
Nu zijn er menschen die van nature anti
stoffen tegen diphtherie hebben.Deze personen
kan men ontdekken door middel van de
reactie van Schick: een kleine dosis
diphtheriegif wordt in de huid gebracht; reageert
de patiënt hierop niet, dan is hij onvatbaar
voor diphtherie en behoeft hij derhalve
noch passief noch actief geïmmuniseerd te
worden. Deze reactie is op hare plaats,
DE OUANTITÉNÉGLIGEABLE TE GENUA
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
wanneer er geen haast is bij het
immuniseeren, als er dus nog geen kans bestaat, dat
men reeds geïnfecteerd is. Heeft men de kans
op infectie wel geloopen, dan zou het instellen
derSchick'sche reactie noodelooseen dag verlies
opleveren hij het waarschijnlijk noodige
imiminiseeren. Kinderen beneden het jaar zijn
inliet algemeen wjinig vatbaar voor diphtheric;
van de kinderen tnsschen l en 3 jaar zijn ruim
60 pCt. vatbaar voor het krijgen van
diphtherie, vandaar dat men in gevallen, waarde kans '
bestaat, dat een kind reeds is geïnfecteerd,
h j t best doel niet eerst de reactie van Schick
af te wachten, maar terstond antitoxine in
schapenserum toe te dienen ui het actief
immuniseeringsproces in gang te brengen.
Een jaar geleden hebben Dr. Vitringa, hoofd
van h/t Bacteriologisch-serologisch laborato
rium aan het Burgerziekenluiis, en ik met toe
stemming van het Gemeentebestuur van Am
sterdam aan alle medici in Amsterdam een
circulaire gezonden, inhoudende de
mededeeling, datzij personen, die bedreigd waren door
diphtllerie, kosteloos in het Wilhelmina Gast
huis tegen diphtherie konden laten
immuniseeren. Van dat aanbod is slechts een zeer
spaarzaam gebruik gemaakt. Het begrip, dat
deze methode van immuniseeren tegen een
ziekte, die, zooals gezegd, jaarlijks in Nederland
eenige honderden kinderen ten grave sleept,
een ziekte, die in Nederland ruim 12 x zooveel
kindjren jaarlijks ernstig doet lijden met
Illltll Illlllllll IMMUUN lllllllll
OELOF ITROEN
KALVERSTRAAT 1
Amsterdam
OPGERICHT 185O
TELEFOON 658 N.
DEN HAAG - PLAATS 23
firma M. L GOUDSMIT
PAAR L f N, BRILLANTEN
Goud, Zilver en Horloges
Uitsluitend eerste kwaliteit
gebracht bij het sneuvelen van haar eenig
kind, in een ver vreemd land voor een vreemd
doel.
Filon had voor Keizerin Eugénie een diepe
bewondering, maar hij staat gelukkig zelf te
hoog en hij is te oprecht om zijn werk over
haar te maken tot een vlakke laffe verheer
lijking van haar persoon. De waarde van zijn
boek stijgt ook nog daardoor, dat hij 'z
onbevangen is, om daar, ----- h.v. in verband met
de houding van generaal Trochu in Septem
ber 1870 en in verband met de rol, die
Bazaine speelde, nadat Metz was ingesloten -
?waar de ware partijmw klakkeloos zou
veroordeelen, te spreken van raadselachtige
verhoudingen, waarover hij zijn meening niet
wil vastleggen.
Het beeld, dat men zich onder het lezen
van Filon's werk van Keizerin Eugénie gaat
vormen, wijkt wel zeer veel af van het
traditioneele. Er blijft niets over van de op haar
schoonheid ijdele, oppervlakkige vrouw, die
ondanks haar geringe kennis en haar volkomen
gebrek aan inzicht, een groote rol heeft willen
spelen in de politiek van het Tweede Keizer
rijk. Wat heeft zij toch absoluut niets van dit
beeld, waarmee haat, afgunst en kwaadwillig
heid haar hebben willen vereeuwigen ! Eugénie
de Guzman werd in Parijs, waar haar ouders
zich als bannelingen gevestigd hadden, in
een vrij liberale omgeving opgevoed. De lief
de en bewondering voor Napoléon den Grooten
werd haar als 't ware met den paplepel inge
geven, n door haar vader, die in 1814
meegevochten had n door de geestdriftige verhalen
uitliet groote tijdperk van Beyle-Stcndhal, den
Napoléon-enthousiast, O ie een huisvriend van
de familie de Montiio was. Later als iong
meisje aangetrokken door de avontuurlijke
daden van Prins Louis Napoléon, ging haar
bewondering ook op hem over en toen het
toeval haar tot Keizerin van Frankrijk ver
hief, kon zij dan ook met liefde en geestdrift
in de tradities van het Bonapartisme opgaan.
Keizerin Eugénie zou een bigotte, een dwaas
vrome vrouw geweest zijn. Volkomen onjuist.
Zij was zeer religieus en als goede Katholieke
liet zij ook niet den geringsten geloofstwijfel
bij zich opkomen. Maar van dweepziekte was
geen sprake en wat haar verdraagzaamheid te
genover andersdenkenden betreft, daaraan
zou menigeen uit de twintigste eeuw een voor
beeld kunnen nemen. Uut echter het verlies
van de wereldlijke macht van den Paus haar
/eer pijnlijk trof en zij al haar invloed op
Napoléon aanwendde, om den Heiligen
Vader tenminste in het bezit van Rome te
laten, wie zal dat van een waar Katholiek niet
.kunnen billijken?
Jien democraat in den waren /in van hel
woord was Keizerin Eugénie in 't geheel niet.
Zooals zij in de verbanning eens aan Filon
bekende, was zij sterk tegen de liberale her
vormingen van iiet einde van het Keizerrijk.
Zij dacht, dat de Keizer te ver gegaan was,
dat het later de taak van den zoon moest
zijn, Frankrijks politieke vrijheid te grondves
ten. Maar nmaal begonnen moest de nieuwe
richting ook loyaal worden gevolgd. Dat zij
daarvan was doordrongen, blijkt uit den raad,
gezonden aan haar man op de reis in Egypte
waar zij in 18(>(J bij de opening van het
Suezkanaal voor het laast het Tweede Keizerrijk
nog ns in al zijn schittering vertegenwoor
digde -?: ,,ik geloof, dat je je niet moet laten
ontmoedigen en dat je door moet gaan op den
weg, dien je hebt ingeslagen. -- Ik houd niet
van plotselinge sprongen en ik ben er zeer
vast van overtuigd, dat men niet twee keer in
n regeering een coup d' tat moet maken."
Overigens was de Keizerin zeker niet be
houdend ; sociale hervormingen hadden haar
volle instemming en van de emancipatie der
vrouw was zij een warm voorstandster.
Wat de houding van Keizerin Eugénie
in 1870 aangaat, Filon \! daarover een zeer
bevoegd beoordeelaar. Toen namelijk Napo
léon naar het leger vertrok en zijn vrouw
als regentes van het Rijk achterliet, werd
Filon haar secretaris en in die functie heeft hij
natuurlijk gelegenheid gehad, haar politiek
zeer van nabij te volgen. Aanvankelijk stelde
hij zich niet veel voor van het aandeel, dat
de Keizerin in de regeering zou gaan nemen ;
haar ongedurige natuur kennende, wist hij, dat
zij van regelmatigen arbeid niet hield en niet in
staat was gestadig methodisch te werken.
Haar patriotisme en haar zuiver inzicht
echter openden haar een anderen ook goeden
weg, om Frankrijk uit den nood te helpen.
Van het begin van haar regentschap af, stelde
zij zich een dubbel doel voor oogen, dat zij
zeer consequent nastreefde : a nheid van
het Fransche volk naar buiten door het laten
rusten van allen partijstrijd (de Godsvrede dus,
die in 1914 de verschillende landen zoo sterk
gemaakt heeft); b het winnen tot
bondgenooten van de groote neutrale machten of ten
minste het verkrijgen van hun bemiddeling.
Met het laatste was de Keizerin al zeer goed
op weg om te slagen, toen de catastrophe
van Sedan en de daaropvolgende revolutie
den geheelen toestand veranderden. Frankrijk
was "in 1870 niet te redden ; een land waar
ondanks den oorlog, partijstrijd zófel blijft
wieden, is al daardoor alleen tot verliezen
gedoemd.
Dat de Keizerin op den oorlog zou hebben
aangestuurd, dat zij zich zelfs geuit zou heb
ben : ,,cette guerre c'est ma guerre", is sedert
kans op blijvende stoornissen, noodzakelijk
ook in Nederland op ruime schaal moet wor
den toegepast, waar Duitschland, .Amerika,
Engeland ons zijn voorgegaan, dringt echter
geleidelijk door. Het geneeskundig Staats
toezicht houdt er zich mee bezig. Wie er tot
dusverre zich afzijdig" van houden, hebben
daar redenen voor, die, door mij en andere
voorstanders van een prophytactische therapie
(d.i. een behandeling tot voorkoming van
ziekte, als het vaccineeren tegen pokken)
gaarne gehoord zullen worden.
Ik heb met dit korte stuk vooral bedoeld
moeders en verzorgsters van jonge kinderen,
ook onderwijzers en onderwijzeressen, op deze
hoogst belangrijke ziekte en op de methode
van bestrijding er van opmerkzaam te maken.
Wie er meer van wil weten, kan mij de ge
rezen vragen toezenden. De redactie heeft me
toegezegd, dat ik de vragen in haar blad mag
beantwoorden.
IMIIIIIMMIIIIMMUIIMMlmMMIMMMIMMMIIMMIIlNMIIIMMIHMMHMMHMMIII
wel voldoende weerlegd. Dergelijke uitingen
waren verzinsels, voornamelijk van Thiers,
wiens persoonlijkheid, tenminste zooals Filon
hem teekent, .al een zeer weinig verheffenden
indruk maakt.
Koelbloedigheid en vastberadenheid heeft
Eugénie in de crisisdagen in voldoende mate
bezeten ; daarvan hebben zelfs haar politieke
tegenstanders later voor de enquêtecommissie
van de nieuwe regeering getuigd.
Krijgt men door Filon van Keizerin Eugénie
een zeer volledig beeld, ook met zijn schaduw
kanten de persoon van Napoléon is meer
schetsmatig aangegeven. Van den grooten
invloed, dien Keizerin Eugénie op hem uit
oefende, blijkt weinig. Filon kenschetst de
verhouding tusschen Keizer en Keizerin heel
mooi, als hij zegt: misschien zonder het
zichzelf te bekennen, kwam Napoléon
er toe, haar tot zijn tweede geweten te maken
en kan ik het zeggen, zonder een nage
dachtenis te belecdigen, die ik vereer dit
tweede geweten bleek beter en sterker te zijn,
dan het eerste . Eugénie heeft haar respect
voor den Keizer behouden, al bracht de onver
klaarbare ontrouw van den man, die zijn vrouw
toch vereerde, haar wél een grievende teleur
stelling.
Aan den jongen Prins, Louis Napoléon, dien
hij als gouverneur door en door kende, heeft
Filon een apart boek gewijd: Le Prince imp
rial. Wel leeren ons ook de Souvenirs", dat
de Prins niet was de onhandige jongen met
zeer beperkte geestelijke vermogens, zooals de
Anti-Bonapartisten hem zoo graag hebben
willen schilderen. Zeer zorgvuldig opgevoed
Eugénie was met haar opvoedkundige denk
beelden vér haar tijd vooruit en zij heeft zich
veel om zijn opvoeding bekommerd zou
Louis Napoléon als Keizer van Frankrijk
lang geen slecht figuur geslagen hebben, onder
andere omstandigheden zou hij zeker tot
groote daden in staat geweest zijn.
Waar Mémoires van Keizerin Eugénie zelf
niet zijn verschenen en nooit zullen verschij
nen n Filon n Lavisse beweren dat ten
stelligste is Filon's boek een kostbare
bijdrage tot de kennis van haar persoon
lijkheid. Onwillekeurig krijgt ook de lezer
ontzag voor deze vrouw, die, als Keizerin
van Frankrijk uitgekreten voor de
Spaansche", in de verbanning nog een voorbeeld is
geweest van een zówaarachtige vaderlands
liefde, dat menig vorst of politicus van dezen
tijd er zich aan zou kunnen spiegelen.
B.. D E JON G?B o s N A K
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiim IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII
Huize l, «DOK BUSSINK
PiriljmMilpirklTil.ZiM4IIO «n 5Ï95
Restaurant a la carte
Lunch-Afternoon-tea,D!ners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest