Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Mei '22. No. 2341
VRAAOTi
SI-FA-KO
S IQ ARC. N
Hot voornmmmmto Sorlomork
die zich opdringen, niet gezien worden als
uitingen, van nzelfde organisch samenhan
gende verslapping van ons volksleven, doch
elk op zich zelf bekeken en bedokterd worden.
Zoo allereerst de bezuiniging. Het motief
ervoor isde verminderingderstaatsinkotnsten,
maar de ware oorzaak ligt in de maatschap
pelijke malaise. Opheffing van die malaise is
het voornaamste, daar dan van zelf de
staatsihkomsten zich herstellen. Het eischt echter
inspanning van den staat. Hetzelfde geldt
voor de doelmatige leniging van den nood.
Geld is noodig voor opheffing uit de ver
arming. Krimpt de Staat zijn uitgaven
in, dan is het onmogelijk dat krachtige maat
regelen getroffen worden om het bedrijfsleven
te herstellen. Daartoe heeft de staat bekwame
ambtenaren en middelen noodig, die de
bezuiniging aan de regeering onthouden wil.
Zoodra dit verband goed wordt ingezien, krijgt
de bezuiniging een geheel ander karakter.
Het gaat er niet orrt de staatsuitgaven per se
te verminderen,. maar het doel moet zijn
staatsgeld vrij te krijgen voor het dringend
noodzakelijke door het te onthouden aan ver
kwisting, aan het overbodige, en zoo noodig
zelfs aan het nuttige maar niet urgente
staatswerk.
Zoo ook de werkloosheidsbestrijding. De
eenige aanvaardbare vorm daarvan is onder
de dreigende algemeene inzinking herstel
van 't bedrijfsleven. Daarom moeten deze
twee steeds in den innigsten samenhang bezien
worden, en de motieven die in 't algemeen bij
bestrijding van de gewone en zelfs van crisis
werkloosheid gelden, dienen snel, op nieuw en
ernstig onderzocht te worden en getoetst aan
de thans dreigende gevaren van volksvcrval.
In de tweede plaats is o.e malaise-politiek
meer dan onvoldoende omdat de fout die onze
Nederlandsche politiek maar al te dikwijls
aankleeft, zich weer erbij herhaalt. Zij is
namelijk dogmatisch en schematisch,
inplaats van reëel en levend. Zoo is de bezuini
ging al druk bezig een posten-schrap-dogma
te worden, dat volgens foruuile's en schema's
toegepast zijn doel voorbij schiet. Niet enkele
bepaalde soorten ambtenaren, die overbodig
werk doen of voor hun werk onbekwaam zijn,
maar alle ambtenaren worden als
bureaukraten gedoodverfd, en om dat te verbeteren,
wordt een goede kracht, die geen waardeering
of voldoening vindt en daarom eruit loopt,
naar vaste regelen vervangen door een
hangengebleven, overbodigen slechten ambtenaar.
Zoo'n bezuiniging is echter werkelijk een ver
kwisting.Dit is slechts n voorbeeld, hoe de
poitiek een zuinig beleid door schematiseering tot
een paskwilkan maken.Penny-wise and
poundfoolish is de bekende uitdrukking daarvoor.
Ieder behoort te weten dat zuinig zijn zonder
schriel en bekrompen te worden een zeldzame
kunst is en niet een toepassing van formule's
en schema's ten opzichte van de staatsadmi
nistratie die juist nu tot een groote taak
geroepen wordt.
Een ander voorbeeld voor het dogmatisch
en schematisch karakter dat de
malaisepolitiek reeds nu vertoont, is de vorm waarin
de strijd tusschen protectie en vrijhandel is
opgezet, n.!, met volkomen dergelijke argu
menten en historische voorbeelden als dit
vroeger geschiedde. Algemeene maar grauwe
theorie neemt de plaats in van feitelijke en
zakelijke onderzoekingen voor eiken bedreigden
bedrijfstak. Bovendien geschiedt het
theo/etiseeren op grond der veronderstelling alsof
de keuze gaat tusschen goed en kwaad, zonder
ria te gaan of niet het geval zich voordoet dat
er tusschen een minder en een erger kwaad te
kiezen is. Ten slotte brengt het dogma mee
dat er schrik bestaat voor qu-alificatie's. De
n vreest protectionist, de ander
reactionnair genoemd te worden, en tracht voor ver
schillende maatregelen een mooier naam in
gang te doen vinden, inplaats van te zoeken
naar helderheid en zuiveiheid van doel en
middelen.
In de derde plaats is de bemoeiing der poli
tiek met de dreigende gevaren meer dan on
voldoende, omdat zij dank de antithese
opvoeding erop uit is zoo spoedig mogelijk
geschil en dus strijdpunten te vinden. De
onderlinge kamp der partijen voor de verkie
zingen zoekt voedsel in belangen die de kie
zers ter harte gaan. Wat de een aanprijst
noemt de ander ondeugdelijk. Op zichzelf is
daar niets tegen, indien de politici van
alle partijen te voren de gestelde problemen
en de politieke oplossingen ernstig hebben
onderzocht. En wat thans aan de orde is,
eischt dit bovenmate.
Hiermede nadert van zelf de hoofdvraag:
wat de politieke taken zijn, die door de drei
gende gevaren naar voren worden gedrongen,
m.a.w. wat is de plicht der politici in dezen
donkeren tijd? Na te gaan is wat de staat
kan doen ot wat hij moet laten, om het be
drijfsleven te helpen herzien, opvoeren en
ontwikkelen .Van wegen de ernst der omstandig
heden, niet oppervlakkig, maar grondig en
degelijk. Daartce is noodig dat de toestanden
en vooruitzichten, de omvang en de beteekenis
van eiken bedrijfstak worden bestudeerd, opdat
kennis worde verkregen van de bedrijven, die
noodig zijn en dieontwikkelingskansen bieden.
Onze bevolking moet in die bedrijfstakken met
de hoogste efficiency" werkzaam zijn en
blijven. Eerst na zoo'n onderzoek kan buiken
wat de staat kan doen om te helpen, zij het
dan liquideeren of opbouwen.
Indien nu blijkt ciat de politici deze taak niet
kunnen vervullen, en dat zij missen de daarvoor
noodige bijzondere kennis en bekwaamheid,
dan moeten zij dit niet verdoezelen, doch
erkennen en aan de kiezers duidelijk maken. En
wel opdat de bekwameren gerechtigd zijn
het werk aan te vatten. De staat moet zich
niet alleen bezuinigen maar reorganiseeren.
Slechts daardoor kan de zware taak worden
aanvaard de gevaren te weren. Kennis en
bekwaamheid, practische zin en snel aanpas
singsvermogen /.ijn niet te vervangen door
wat dogma's en schema's opleveren, zoodra
die worden toegepast door een geplaagde en
verzwakte bureaukratie of omkomen in ecu
strijd van theorieën.
Het welvaartsproblcem vraagt niet maar
tijdelijk en zijdelings plaats in oe politieke
programma's zooals die nog altijd overladen
zijn met ouden voor-oorlogskost. Zoodra naar
diepen ernst wordt gestreefd, zal ieder dit
moeten inzien. Want welk onderwerp men ook
uitkiest, ot het is defensie, liet koloniaal en
buitenlandsch beleid, dan wel de behar
tiging van onderwijs, kunsten en weten
schappen, of eindelijk de wijze waarop de
staat invloed wil uitoefenen op de samenstel
ling der maatschappij en op de verdeeling
van het maatschappelijk inkomen, steeds weer
ligt er onder elk probleem een nieuwe grond
slag. Het is niet meer als voor den oorlog een
volk dat door eigen kracht en inspanning toe
neemt in gezondheid, kracht, welvaart, zelf
bewustzijn en ontwikkeling; het is een volkdat
ernstig bedreigd wordt zoo als een boom in
zijn wortels, door een gevaar van teruggang
en verval. Wat men ook voor plannen maakt
op een van die genoemde gebieden, steeds
moet daarbij de vraag gesteld worden of en
hoe het de welvaart weer kan herstellen. Al
wat daaraan schadelijk is, hoe nuttig en aan
bevelenswaardig op zichzelvc, moet in de
toepassing verdorren en verschrompelen. Zelfs
alles wat ten opzichte van de welvaart neu
traal staat kan door opslurping van energie
en middelen belemmerend werken, want thans
is het de tijd alle krachten te concentreeren
en te bezuinigen op elke inspanning om de
beschikbare hoeveelheid daarvan voor het
dringendste belang aan te wenden. Dat zijn
de dringende politieke taken.
Wat voor vooruitzichten biedt ons politiek
leven, dat deze politieke taken aanvaard wor
den en welke vooruitzichten dat dit geschiedt
met inzicht en bekwaamheid, met kracht en
voortvarendheid, met den ernst dien het lot
van ons volk vergt?
I. P. DE V o o v s
AAN DEN RIJN
Wie Duitschland langs het grensstation
Elten binnenkomt, krijgt geen grootschen
indruk van de organiseerende kracht van de
jonge Duitsche republiek. De vertrekken,
IIMIIIHMIIlltlllllltmiMMIltimillllllllllMmmilllll'MIIIIIIIIIIMIIIIIIIimiMHIIMMIlmiMIHm
POLITIEKE
KANTTEEKENINGEN
De politiek is dood, leest men in sommige
bladen, d: inlandsche beweging is
vastgeloopen. De schwung van de jaren 1917
en 1918 is verloren geraakt, gesmoord in de
verschillend; processen tegen de leiders der
volksbeweging.
JDju^es Dekker heeft zijn jaar u'tgediend"
en zwijgt vjjrlojp'.g; S-.iard.ie zijn drie maan
den en zivij^t; en o.)!< zij d'e niet gediend"
hebben zwijgen vojrloopig; allen zijn gedach
tig aan de wj:>rd:n van Dr. R vai in den
volk;raad uitgesproken, dat in dezen tijd van
klopjacht op indische iiatuj.ialiste.ii het
paro3l zij: individueele propaganda. Van huis tot
huis maet men gaan en van man tot man
luide de bjudichap: ontwaak, werk mede aan
di herrijzenis van het Indische volk, houd U
gereed voor den dit;, die komen zal, waarin
geappelleerd zal worden op U.ve liefde voor
den grond onzer voorouders.
Z'et, zoDver is het geko.nen, dat een man
als Dr. Rivai, fanatiek maar van een scherp
zinnige intelligentie als g'en enkele der
Indische academïderis, deze vlammende woor
den moet slingeren onder het Indische
volk. Onder het Indische volk, zeggen wij,
want over de hoofden der raadsleden heen,
die, d; een met verbeten woede, de andere
me.t flikkering van sympathie in de oogen,
zwijgend zijn indrukwekkende rede aanhoor
den, richtte deze staatsman zich tot zijn volk.
De inlandsche. pers zorgde voor een trouwe
vertaling van zijn pjlitieke rede en zoo
behïsrscht de geest van Rivai eigenlijk de heele
volksbeweging van heden. Individneele pro
paganda !
Wij fubben reeds vroeger opgemerkt,
dat de tijd van
associatie-sentimentaliteiten voorbij is; dat men tot het klare
besef is gekomen dat in de antithese van
overheerscher en overheerschte geen midden
weg is, dat de een slechts iets zal winnen waar
de andere iets prijsgeeft. Inderdaad voelen de
progressisten wel de harde hand van den
meester; de censuur heeft overal haar
voelhorens uitgestoken, en de vangarmen der
justitie zijn in voortdurende activiteit.
Processen over spreek- en schrijf delicten komen
herhaaldelijk voor.
R. M. A. Sosrokardono, eens een politieke
figuur van beteekenis, broeder van een
regent, mag in de mijngangen van
SawahLoentoe over zijn politieke Afd. B-zonde
nadenken; Marca heeft twee jaar tijd gekregen
om zijn zenuwen tot bedaren te brengen in de
een of andere gevangenis; Tjokroaminoto zelf,
de leider van den Sarikatlslani.de man, die de
congressen vau de S. I. wist te bezielen door
zijn gloedvolle woorden, die met zijn figuur
en zijn stem de volksbijeenkomsten eens
beheerschte en fascineerde, zit nu in preven
tieve gevangenschap. Zoo wordt geleidelijk
de Indische beweging ontmand.
De meesterlijke zet van Engelenberg om
het behoud te organiseeren in den Politiek
Eeonomischen Bond met zijn
partijmeerderheid in Volksraad en vele locale raden, sa
menwerkende met het Indo Europeesch
Verbond, dat de formule beeft uitgevonden:
Wij Iiidü-europeanen staan en vallen met
het Nederlandsen, gezag," dit alles werkt er
toe bij o:n de inlandsche beweging zelf, de
beweging die de urllioenen en nogmaals
m'llioenen beroert, op den achtergrond te
dringen. De politiek van de gepantserde vuist,
waarop het behoud reeds lang aandrong,
heeft de beweging in den toestand van
kopschuwheid gebracht en in stille propaganda,
intrige en conspiratie zal de eenmaal
breedopgezette geestelijke emancipatie zich voort
planten. In de rede van Rivai lezen wij de
zinsnede: De ethiek is thans door de poli
tiek van gebalde vuist en knallende zweep,
van klopjacht (op inlandsche nationalisten.
R.) en bezuinigingswoede verdrongen. Wagen
wijd blijft voor de inianders de deur der
gevangenis opengehouden".
Inderdaad kan men zeggen dat er een klop
jacht wordt gehouden onder de inlandsche
volksleiders. Njg geen week geleden is R.
M. A. Soerjoepranoto, de stakingskoning, de
Sultan" van het arbeidsleger, in Djocjacarta
teruggekomen na 14 dagen op staatskosten
in een der gmverneinentshotels gelogeerd"
te hebben, eveneens wegens persdelict. Zijn
terugkeer in de Sultanstad is een ware blijde
inku.nst;; hij werd door tallooze belangstel
lenden tegenuet gereden waaronder niemand
minder dan de vorst van Pahoe-Alam.
Daar is echter teekening en lijn in de ge
beurtenissen, zoowel links als rechts, al is
zij niet makkelijk te onderkennen.
De geproclameerde staking van het
pandwaarin de controle der passen en de vfsitatie
van de reizigers en van hun bagage plaats
heeft, zijn een schande voor den staat, die
ze voor een dergelijk doeleinde aanwendt.
Het minste Nederlandsche plattelandsstation
is een paleis, vergeleken bij de voorhal,
waarmede men het Duitsche rijk betreedt.
Alles schijnt hier provisioneel en bij toeval
en op goed geluk neergezet; het schijnt
nauwelijks de moeite te loonen hier iets
definitiefs te construeeren.
Steekt er geen symboliek in dezen
haveloozen voorhof van wat eens het trotsche
en machtige Duitsche rijk was? En
datiseigenHjk nog niet eens het ergste. Eigenlijk nog
smartelijker is de indruk van onwezenlijkheid,
die het Duitschland van deze dagen op den
buitenlandschcn bezoeker maakt. Uiterlijk is
er natuurlijk nog niet veel veranderd, maar
wie wat verder en vooral wat dieper ziet,
constateert overal van die schrijnende tegen
stellingen, die den stempel dragen van onwe
zenlijkheid, soms zelfs van onoprechtheid en
onwaarheid. Hoog op zijn reuzenpaard, geleid
door een kolossale Victoria zit de oude Keizer
Wilhelm, den wapperenden pluunbos op den
helm, aan de samenvloeiing van de Moezel
met den Rijn; nog schijnt zijn
vorstengestalte stad, rivier en land te beheerschen.
Maar vlak tegenover hem wappert van het
eenmaal zoo geduchte Ehrenbreitstein de
Amerikaansche vlag. Fier, de gelauwerde
keizerskroon in de linkerhand, de rechter op
het zware slagzwaard geleund, staat daa'r
nog de geweldige Germania van het
Niederwald, als een dreigende wacht aan denRiin,
gereed den erfvijand te verjagen. Maar vór
haar ligt Bingen, dat een Fransen garnizoen
heeft. Tegenstellingen, die wij onmiddellijk
met onze zintuigen waarnemen, zonder dat
wij ze onmiddellijk in onzen geest en vooral
in ons gemoed kunnen verwerken.
Wij zien een regiment Fransche poilus,
nog met de oorlogshelm op het hoofd, niet
volle muziek door de straten van Wiesbaden
trekken. Het station te Duisburg is bezet
door Belgische infanterie; een'Belgisch
stationskommandant deelt hier zijn bevelen uit.
In Nassau vinden wij zouaven ingekwartierd
in het oude paleis der vrijheeren van Stein:
het monument van den bekenden
Pruisischen staatsman, den laalsten van zijn stam,
wordt bekeken door Fransche soldaten. Op
het oorlogsmonument te Eins worden Fran
sche overwinningen ingebeiteld. In Coblenz
waait van de meeste openbare gebouwen
het zijn er vele in de hoofdstad van de
Rijnprovincie een vreemde \ lag, de Fransche,
de Engelsche, de Amerikaansche, ook de
Belgische. Dat alles is vol tragische tegen
stellingen, die ten slotte onwezenlijk aandoen.
Onwezenlijk is ook de ge heele omgeving
van menschen en dingen. Vór 1870 reisden
steeds veel Franschen aan den Rijn; na dien
tijd vermeden zij de geliefde rivier. Maar thans
schijnen de toestanden van vór 1870 terug
gekeerd; de Franschen blijken hun schade
te willen inhalen. Opvallend groot is het
aantal Franschen in alle steden en plaatsen
aan deu Rijn; veelal hoort men meer Fransen
dan Duitsch spreken. Steden als Coblenz,
Mainz en Wiesbaden maken den indruk van
Brussel of liever van Antwerpen, waar de
landstaal natuurlijk nog: wel wordt gesproken,
maar sterk op den achtergrond gedrongen
wordt door het F.ansch. En men krijgt den
indruk, dat ook hier meteen bepaalde politieke
bedoeling wordt gewerkt. De Franschen gaan
natuurlijk niet in de bevolking op, maar zijn
tegenover deze voorkomend en beminnelijk.
Wat men van de Fransche officieren te zien
krijgt, gaat geheel in dezelfde richting; zij
DEGRUYTER&Co.
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEA
Internationale Verhuizingen ?
weten allercharmantst met kinderen om te
gaan en winnen daardoor natuurlijk de
ouders. ? Over de vreemde bezetting in het
algemeen hebben wij eigenlijk geen andere
klacht gehoord dan dat de soldaten zoo
moeilijk zijn te verstaan; men vreest dat de
vreemde militairen daardoor een verkeerden
indruk krijgen van de bevolking, wat men
allerminst wenscht. Er zullen natuurlijk wel
ongeregeldheden en zelfs ongerechtigheden
voorkomen ; in welk ecnigszins groot garnizoen
kan men ze niet constateeren?'Dat men zulke
gevallen uit politieke overwegingen tot ge
weldige feiten opblaast, is begrijpelijk en kan
men daar in de politiek nu eenmaal veel ge
oorloofd is ook billijken. Op rekening van
de politiek moet het ook wel worden geschre
ven,dat men steeds van zwarte troepen spreekt,
alsof het Rijnland bezet is door ongeregelde
horden negers.Welnu, wij hebben geen enkelen
neger gezien. Wel staan aan den Rijn Alge
rijnen en Marokkanen, Zouaven en anderen,
wier kleur afwisselt tusschen donkerbruin en
bijna blank, zooals Frankrijk ze in alle oor
logen heeft gebruikt. Van ongeregeldheden
hebben wij niets gezien of gehoord.'In iedere
willekeurige Nederlandsche garnizoensstad ziet
men des Zondagsavonds meer dronken sol
daten dan wij in Ems met zijn sterke Fransche
bezetting waarnamen. Wel doet zich ook
hier het algemeene verschijnsel voor, dat de
uniform de Afrikanen zien er in hun
khaki kapot jas en roode fes lang niet kwaad uit
het vrouwelijk geslacht bijzonder blijft
boeien.
De Fransche uniform moet ook wel aan
trekken, nu de Duitsche zoo goed als geheel'
ontbreekt. Een enkele maal'ziet men een
officier van de riiksweer in zijn eenvoudige,
haast Engelsche uniform, maar dat is dan
ook alles wat van de kleurenpracht van het
vroegere Duitsche leger is overgebleven. Met
het Pruisische militarisme is ook de bontheid
van het openbare leven verdwenen. De
trotsche generaals, de kokette officieren, de
stramme onderofficieren, de fleurige
Einjahrige hebben zich in de civiele kleedij moeten
wringen, die hun voorloopig niet af te best
staat. Men herkent deze oud-Pruisische mili
tairen dan ook gemakkelijk; ook hun burger
pakje heeft iets onwezenlijk*.
Onwezenlijk reu slotte in de hoogste mate
zijn de prijzen, die in dit irreeële land
moeten worden betaald. Men went er wel
aan, maar onwezenlijk blijft het, wanneer
men steeds met een'klein kapitaal in den
zak loop* t.n niet de veelvouden van
marken om zich heen strooit als een
tooverprins. Men deukt onwillekeurig aan de ver
halen van de Duizend-en-een Nacht, waar
de khaliefen en de koningen aan hun gunste
lingen bij de geringste aanleiding beurzen
met duizend dinaren in den schoot werpen.
Alleen met dit verschil, dat deze dinaren
zeerreeele goudstukken waren, terwijl Duitsch
land het doet met den fictieven rijkdom van
baukpapier. Beneden tien mark is nauwelijks
iets te koop en biljetten van duizend mark
gaan even ving door de vingers als ten onzent
die van tien gulden. Het zou belachelijk zijn,
als het niet zoo droevig was. Maar "het "is
vooral in de hoogste mate onwezenlijk; ten
slotte maakt natuurlijk de duurte volstrekt
niet den indruk van rijkdom. En nog heeten
in het bezette gebied de algemeene toestanden
beter dan in het overige Duitschland.
Het .spreekt van zelf, dat zulk een onwe
zenlijke toestand on den duur niet zal kunnen
blijven bestaan. Om slechts daarbij te blijven,
wat zal duurzaam het lot zijn van het schoone
Rijnland? Het land hangt altijd nog wat slap
aan Pruisen en dus aan Duitschland. De
Rijnlanders zijn nooit anders dan
Muszpreussen" geweest. Ook nu nog worden in een
cabaret hatelijkheden op Berlijn en zelfs op de
groote aanvoerders in den wereldoorlog luid
geapplandisseerd. Wat daartegenover van
officieele zijde met hooge woorden wordt gezegd
van de eeuwige trouw aan Pruisen, is natuurlijk
\olstrekt niet waardeloos, maar moet toch
ook weer niet al te zwaar worden genomen.
.Aan den anderen kant voert Frankrijk
blijkbaar aan den Rijn een stille maar daarom
niet minder krachtige propaganda. Men is hier
toch ook waarlijk op oud en bekend terrein.
Mainz is stellig de zetel geweest van den
primaat van Duitschland; de dom spreekt hier
nog de imposante taal van de Duitsche
midDUYS BLIJFT DUYS
,,De Heer J. W. Duys, het socialistisch!
Kamerlid, gebruikte dezer dagen de lunch
bij den ex-kroonprins in diens woning op
Wieringen". (Stads-Editie)
Duys, de groote menschentrooster,
Is naar Wieringen gegaan,
En de vriendelijke Kroonprins
Bood hem er een Innchje aan.
Ja\ hoe moet ik je nu noemen?"
Vroeg de ronde, roode man....
Hohenzollern zei goedmoedig:
Zeg maar Willem, beste Jan.''
Na een lekker hapje eten
Met een glaasje gerstebier,
Nam Jan uys een sigaretje
En hij zei: 't Lijkt me hier".
Als ik ook werd ajgewimpeld"
,,En ik Prins was van Zaandam,"
Meen ik dat ik voor mijn bestwil''
Ook naar Wieringen toe kwam."
Willern ging toen zitten staren
Met zijn voorhoofd in zijn hand
En hij zuchtte: Ik zat liever"
In mijn arme Vaderland."
Niet zoo droevig", zei toen Jantje,
Houd den kop er bovenop \"
En hij tapte als dessertje
Camv 'n Tweede Kamer-mop.
Kom, 'n ritje rond het eiland,"
Spring eens op d? motorfiets,"
Neem me op de duo-zitting,"
Al dat klagen helpt \e. nii'ts."
Nee, in Duitschland is 't treurig,"
Wees maar blij dat je hier zit,"
Laat je natnralisecren
En wordt Tweede Kamerlid".
Willem tras maar niet te troosten,
Jan ging naar Zaandam, naar huis,
En hij peinsde bij zich zclven:
Ik ben toch maar liever Duy;".
J. H. SPE E N H O F F
MiiiiiMiimiiiMiiiiMiiMiiiiiiiHitii iiiiMiiiiiiiiiiiimiiiiimiiimiiiiiiiititM
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWLJK,
DENHOTJT, LOCHEMenBORCÜLO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SUERABAYA,
SEMARANG, BANDOEiNG, MEDAN en
WELTEVREDEN
lltlMIIHIItllllllMIMII
deleeuwen. Maar datzelfde Mainz was ook
in later tijd de hoofdstad van het departement
Mont-Tonnerre. In Coblenz verdringen
Oermaansche en Romaansche herinneringen el
kander. Vór de Castorkerk staat een monu
ment, ter herinnering aan den Russischen
veldtocht van Napoleon opgericht door den
prefect van het departement Rhin et Moselle.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat Rijnland
Fransen is, maar alleen, dat de Franschen
hier niet voor het eerst zijn. En ook dit, dat
de kwestie van den Rijn, die van de natuur
lijke grenzen, nog altijd aan de orde is. Ten
slotte"dit, dat ook die onzekerheid den indruk
der onwezenlijkheid zeer versterkt, dien de
aandachtige reiziger onvermijdelijk in Rijn
land ontvangt.
H. B R u u M A N s
h.iispersoueel werd finantieel en moreel ge
steund d:>or bijna alle georganiseerde in
landsche vereenigingen. Waarom? Omdat
m;n in den strijd zag een strijd tegen den
werkgever, tegen den heierscher en tegen den
westerling. Want deze drievoudige antithese
is het d.Mirneercnde moment van haast elk
openbaar conflict.
De aanleidig tot de hierboven genoemde
staking van het panJhuispersoneel was futiel:
een iiilandsche beambte Bawadi vond het
beneden zijn waardigheid om een pak van de
bewaarplaats naar de verknopplaats te dragen;
er ontstond een woordenwisseling met den
europeeschen dief, met 't gevolg schorsing
van den iuland;clieii beambte. In korten tijd
werd het conflict tot een beginselquestie en
een nusenquestie gemaakt, l let
Bawadiconflict was enkel de ontstekende eleetrische vonk
in een nrmte met explosief ga< gevuld.
De politiek van de ij/eren vuist door den
Gouverneur-Generaal aangekondigd in een
zijner redevoeringen, de krachtdemonstratie's
van h et reactionaire bloc, zich uitende in
wapeuteesten, oprichting van burgerwachten
met het parool geweer aan deu voet" ouder
leiding van deu lieer Berrety, deu directeur
van Aueta, provoeeerende stukken in Onze
Vloot" met zinsneden als ..Wetende dat de
tegenwoordige politiek van lijdelijk toezien
naar deu afgrond voert, is het somwijlen te
wenschen dat de rand van deu afgrond reeds
bereikt was, want dan kan men weer eens
uitroepen: Compagnie Swart voor", tle dage
lijks iu de curopeesche pers voorkomende
grievende en kleiueerende bespreking van
de inlandsclie beweging en hare leiders, dat
alles heeft elementen van verbittering op
elkander gestapeld. Is liet wonder, dat ten
slotte een der meest bezadigde voormannen
van de Boedhi Oetomo uitriep: Waartoe
dat alles dienen moet, weet God alleen l
Maar toch zal eens de tijd komen dat wij
het debet en credit kunnen opmaken en God
verzachte dan ons gemoed opdat wij het
hebraische leerstuk van: oog om oog en tand
om tand, niet in een oostersche interpretatie
gaan toepassen".
Waardig is hetwoord van de Soeara
Boemipoetra:
Ons wapen zij: de waarheid, overtuiging
en geloof in God. Wanneer men aan den over
kant het geweer wil laten spreken, het zij zoo;
maar onze Heer de Almachtige is de verper
soonlijking der rechtvaardigheid, de waarheid
is een vaste burcht l"
In deze zinsnede is geformuleerd het alge
meene standpunt dat de volksleiders ten
op'.'chte van het kraehtsvertoou der reactie
innemen.
Men kan zeggen wat men wil, maar dit
antwoord der Soeara Boemipoetra getuigt
van meer politieke bezonnenheid en geeste
lijke kracht dan het wapengekletter aan den
anderen kant.
Resinnecreiide /ij het volgende gezegd: de
\eratuiering van deu politiekeii koers der
regeering, aangekondigd in een der eerste
redevoeringen van den Gouverneur-Generaal
l;ock, st,muieerde tot de dikwijls na onderzoek
ongemotiveerde gebleken vervolging der
inlandsche p ditieke propagandisten wegens
spreek- ot schrijfdelicten: de psychologische
proiecl'c h'ervan op liet europeesche publiek
is: het politieke kracht- en inachtsbewustzijn
van de reactiona;reu. die gesteund door de
europeesche pers een campagne zijn begonnen
tegen de inlandsclie nationalisten. Wetend
de re geer i lig en de daadwerkelijke macht achter
zich, slaat deze campagne dikwijls over in
een hooueii en u'.ttarteii van het inlandsclie
nat;oualisme, om de orde te handhaven".
De weerslag van deze activiteit aan de
andere zijde van de scheidingslijn is besloten
in het parool van Rivai : afwachten, kalm maar
onbevreesd zijn, in stille individueele propagan
da deu geest van emancipatie verbreiden;
er zal eens een gunstiger conjunctuur komen
voor de bruine rassen.
lul zoo is tenslotte de Indische politiek ge
komen in het stadium, waartoe het eens onver
mijdelijk had moeten komen, dat de blanke
heerscher staat tegenover den bruinen
overheerschte.
De antithese die men zoo dikwijls heeft
willen wegdoezelen en wegredeneeren,
opeii' baart zich thans als een element, essentieel
behoorend bij den psychologische1!! ondergrond
van het politieke gebeuren in Indonesië.
De actie voor autonomie heeft weder een
bewijs geleverd voor bovenstaande bewering.
Nadat eenigen tijd twijfel bestond omtrent
de reactie der politieke organisaties op den
oproep van het comité' voor autonomie, is er
eindelijk klaarheid gekomen.
Het comitéwordt gesteund door alle in
landsclie nationale orgaiiisties; de politieke
groepeeringen ouder de eiiropeaneu ontzegden
er alle steun en sympathie aan.
Ook hier dus weer de groote tegenstelling
in willen tusschen den blanken heerscher en
den bruinen overheerschte.
De actie werd op touw gezet door eenige
europeanen van vrijzinnigen huize en drie
regenten, waaronder de bekende
Djajadiningrat, regent van Se rang; den 28sten December
werd een vergadering belegd ten huize van
den regent van Bandoeng. Doch reeds een
week daarna liet de regeering weten, dat het
der reg'eeriug niet welgevallig was, dat de
regenten in het comitézaten en dezen trokken
zich terug, slechts n van de drie,
Djajadiningrat deed dit onder protest. Het inlandsche
publiek veroordeelt in deze niet de regeerini*
maar de regenten; het is het goede recht der
regeeriug een beweging sympathiek te vinden
of niet, maar deze mannen, die zich opgewor
pen hebben als voorvechters voor de vrijheid
van hun vaderland, die zich par droit de
naissance ook hiertoe geroepen gevoelden, van
hen kon en mocht verwacht worden dat ze
de ingenomen stellingen niet zonder strijd
zullen prijsgeven. Nagenoeg aldus sprak een
inlandsche Onderwijzer op een
propagandavergaderiug, en hij voegde er sarcastisch aan
toe, of het den boepatis alleen maar te doen
was om een beetje op den voorgrond te treden.
Het uittreden der regenten gaf de reactie
een gereede en gerechtvaardigde aanleiding
om op de ongeschiktheid van het indisclue
volk te wijzen voor zelfstandigheid, daar
zelfs zijn voormannen niet genoeg
karakteren beginselvast waren om voor hun beginselen
te strijden. Ook wij veroordeelen de handel
wijze der drie regenten, ook wij zijn van
meening dat zij meer ruggegraat hadden moeten
toonen, maar aan den anderen kant weten wij,
dat de hand van den meester zwaar kan neer
komen.
Intusschen heeft het Comitéde leeggekomen
plaatsen aangevuld en de samenstelling is
een der vele indicatie's, dat alle kracht in de
toekomst zal uitgaan van een nationale
demokratie. De inlandsche adel als zoodanig
zal gén leidende functie innemen in de staat
kundige en cultureele ontwikkeling van het
wordende liidié'; op het laatste Boedi Oetomo
congres in Soerakarta is wel wederom een po
ging gedaan om in deze vereeniging den adel
een groote rol te laten spelen (o.a. is een prins
van den bloede voorzitter geworden) maar
deze zal automatisch van het publieke leven
teruggedrongen worden. Kunstmatige schep
pingen als het Java-instituut, voornamelijk het
werk van Europeesche vrienden der inlanders,
zullen hieraan niets veranderen. De algemeene
teiidenz van de ontwikkeling in Indié' is in
deinokratische richting, omdat alle krachtige
figuren hierin door traditie en geboorte
demukratisch zijn.
DR. R A T u L A N a i E
Bandoeng, Februari 1922.