Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Mei '22. - No. 2342
r
e.
OUO VADIS ?
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
Zoek maar vast weer een plaats op, James, waar wij nog niet geconfereerd hebben."
IIII1IMIIIMM1MIMMI
bevolkingsgroepen, die tezamen den
clericalen strijd gevoerd hadden, waren daardoor
als van zelfsprekend naar de kerken inge
deeld, zooals de populaire voorstelling dit
aanduidde als het monsterverbond van
Rome en Dordt. Maar elk dier partijen kende
behalve de zuiver kerkelijke, ook eene
inwendige tegenstelling, die slechts door
talent en inspanning der leiders overbrugd
werd. Noch voor den socialen strijd, noch ook
voor de nieuwe komende welvaartspolitiek
bevat de eens machtige coalitie een eenheid
van belangen en inzicht. Daardoor werd
het bijeenblijven kunstmatig. Dat zij toch
bijeenbleven dankten zij niet aan zichzelve,
maar aan hunne vroegere tegenstanders, die
geen gelegenheid voor een andere samenvoe
ging mogelijk maakten. De oude schoenen
werden opgelapt omdat er geen nieuwe klaar
stonden.
Want tegenover de clericale coalitie stonden
in scherp gescheiden kampen, de vervallende,
zich splitsende, en zich weer bijeenvoegende,
maar aldoor zwakker wordende restanten der
eens zoo machtig regeerende liberale partij,
en de opkomende maar zich streng dogmatisch
rsoleerende arbeiderspartij. Geen van beide
bood aan eenige der drie clericale groepen een
aannemelijke gelegenheid om zich bij hen
te voegen. De liberalen niet, omdat deze steeds
weifelden stelling te nemen in de sociale
vraagstukken, en zich telkens daardoor lieten
verdeelen, zonder eenheid of vastheid van
richting te vertoonen; de sociaal-demokraten
niet, van wege de hooge eisenen die zij stelden
en de stugge, onplooibare vastheid hunner
beginselen. De liberalen konden hun verleden
van gezaghebbende regeeringspartij niet ver
geten; de sociaal-demokraten konden zich
geen regeeringsplichten denken zonder over
macht.
Daarom hebben de clericale groepen, in
zekeren zin noodgedwongen, het verval der
coalitie ontvlucht in het fatale evenredig
kiecrecht. Dat toch gaf aan elk der drie
groepen de zelfstandigheid terug. Tegelijk
bracht het ook een omslag doordat niet langer
de protestanten maar de katholieken het
overwicht en daarmede de leiding verkregen.
En dit laatste was niet een versterking, doch
eene verzwakking van het verbond, daar de
bestaande kerkelijke en innerlijke tegenstel
lingen erdoor scherper naar voren kwamen.
Het evenredig kiesrecht is door den krachtigen
steun der anti-clericale groepen ingevoerd.
Hadden de liberalen en sociaal-democraten
daarmede een verzwakking of ontbinding der
coalitie op het oog, of was het de zucht naar
een schematische en theoretische volmaakt
heid van het kiesstelsel? Staatsmansinzicht is
uit de invoering niet gebleken. Bleven de
clericale groepen in de meerderheid, dan waren
zij toch innerlijk verzwakt. En kwamen zij in de
minderheid, dan nog ontbrak bij de tegen
standers der coalitie het verband om eenheid
van staatsbeleid en op dien grondslag eene
regeering te vormen. Het evenredig kiesrecht
had erger gevolgen dan eene ontzenuwing der
tot regeeren geroepen meerderheid, want er
ontstond een groepeering die nergens een
meerderheid deed ontstaan. Het doode punt
werd bereikt, en tegelijk had het evenredig
kiesrecht de krachten die over dat doode punt
heen konden voeren lamgelegd.
Wat toch ging gepaard met de invoering
van het theoretisch volmaakte der
overheersching van het getal, dat het evenredig
kiesrecht verlokkelijk maakte? Dat de partijen
in het staatsleven een allesbeheerschende
positie verkregen. Niet meer de kiezers, maar
de partijen kozen staatsbeleid en regeering.
De kiezers kozen slechts partijen. De partijen
beslissen over wie gekozen zal worden, en
handhaven een strenge discipline. De mooie
theoretische verwachtingen van het stelsel
konden en kunnen alleen opgaan, indien er
aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste
dat het overwegend grootste deel der kiezers
in partijen georganiseerd is, aan het innerlijk
partijleven formuleering der beginselen,
mm
fiUTIS TOEZEIOIII
UI
"VAN DER HOOP'!
MEUBELBEWARINQEN TRANSPORT MIJ.
Wortind
limiigd:
TELEFOON
AMSTERDAM
YAN HAAR LAATST
VERSCHENEN
PROSPECTUS
USTELDIII
h. TrtDpitrui
1185 ZUID
en verkiezing van bestuur en vertegenwoor
digers -?ernstig aandeel neemt, en ten tweede
dat die partijen ook ingesteld zijn op de
practische politiek van den tijd, en niet verouderd
en aan het volksleven vervreemd ziin.
Is aan die twee voorwaarden voldaan, dan
vormen de partijen inderdaad een waarde vollen
schakel van het kiesstelsel, daar zij de kiezers
voor het uitbrengen van hun stem
organiseeren. Aan die voorwaarden is echter niet
voldaan. Het aantal partij-leden is slechts
een kleine fractie van de kiezers, en juist ook
omdat de partijen een verouderd restant
zijn eener voorbijgegane politieke periode, is
er in de partijen geen krachtige belangstelling
en medewerking der kiezers te zien.
Dit gebrek wordt sterk gevoeld. Het toont
zich in allerlei pogingen, hetzij om nieuwe
partijen te vormen, hetzij om eene reviveerende
belangstelling bij kiezers voor partij-leven op
te wekken, maar die pogingen loopen steeds
het gevaar voor ontmoediging. Voor het
vormen eener partij zijn niet alleen noodig
propagandisten, middelen en tijd. Partijen
ontstaan als regel niet uit kiezers maar uit
afgevaardigden, niet uit vage wenschen, maar
uit de practische beoefening der politiek zelve.
En dit alles wordt door het hoog-getimmerde
hek van 't evenredig kiesrecht afgesloten.
Zooals b'oedarme personen die heil zoeken bij
allerlei veelbelovende geneesmiddelen niets
hereiken, omdat en zoolang zij voor eene ver
werking daarvan en voor elke krachtige uiting
te zwak zijn, zoo heeft ons politieke partij
wezen met honderden middelen hulp gezocht.
Doch het staalpraeparaat van het evenredig
kiesrecht heeft meer aan de spijsvertering
bedorven dan aan het bloed goed gemaakt.
Ons partij-wezen is zwak, allereerst omdat
de partijen zelve innerlijk niet kerngezond
tegen hun taak aankijken, in de tweede
plaats omdat het partij-wezen is samengesteld
uit te veel, versplinterde oude partijen, en de
nieuw-opkomende partijen ook al sectarisch
zich aan het kleine hechten en naar het groote
niet reiken; ten derde omdat de groepeering
der partijen in samenwerkende combinatie's
niet uit kracht van scheppingsdrift tot stand
komt, doch kunstmatig en verwrongen in
elkaar geknutseld wordt, en in de vierde en
laatste plaats omdat de eenige door traditie
en gewenning samengaande groep noch door
beginselverband, noch door de getalsterkte
in staat is boven opportunisme en compromis
verder te gaan dan van dag tot dag het leven
te rekken.
J. P. DE VÜOYS
iiiiifiii Hm i HUI i* iiiiiiiini
KOLONIALE POLITIEK
TEMPO OF RICHTING?
De koloniale politiek begint steeds meer de
aandacht te vragen. Door de verspreiding der
zelfbeschikkingsgedachte over de wereld, ge
paard aan toenemende intellectueele ont
wikkeling bij de achterlijke volken, staan de
mogendheden met groot koloniaal bezit voor
groote staatkundige problemen. Er is een
bewustwording bij die volken, die ook van die
mogendheden een bewuste politiek vraagt.
Dank zij de huidige buitenlandsche politiek
waarin Nederland ook als koloniale mogend
heid erkenning wist te vinden, worden de
koloniën steeds meer in hare beteekenis voor
het bestaan van het ge hèe Ie nederlandsche
Rijk onderkend. Zeer zeker verdient deze bui
tenlandsche politiek daarom hooge waardee
ring, maar de verworven internationale er
kenning van onze beteekenis op koloniaal
gebied zou weinig waarde hebben, indien de
binnenlandsche koloniale staatkunde onmach
tig bleek aan de eischen der nieuwe tijden te
IIIIIIIIIIIIIIMM1III
Grand Hotel Funckler
RESTAURAHl HAARLEM
Pension prix-modérés
voldoen. Om ook de koloniën tot steunpilaren
van het geheele Rijk te kunnen rekenen,
moet de inwendige toestand der kolonie
welbeheerscht en zonder risico zijn; een toestand,
als in Britsch-Indië is gaan heerschen, ont
neemt aan de kolonie haar waarde in de 'fun
deering van het geheele Rijk. Dit geldt voor
al ook voor ons Indië. Een welbeheerscht, door
innerlijk evenwicht bestaand Indië, vormt
een fundeering van het geheele nederlandsche
Rijk, een onrustig, onzeker bestuurdlndiëeen
verzwakking. Weinigen zullen dit ontkennen,
weinigen ook die deze verzwakking zullen
wenschen en toch is zij feitelijk reeds inge
treden en staat de Regecring, zoo in Neder
land als in Indië, passief en machteloos tegen
over dit gebeuren, zoodat zelfs hier en daar
een stem wordt gehoord die vraagt, of de
moeilijkheden niet te groot worden en Neder
land niet aan liquidatie moet gaan denken.
Het probleem of Nederland een nieuw
koloniaal tijdperk zal kunnen intreden in
nieuwe verhouding tot de Indische volken,
dan wel zal moeten liquideeren, zal in deze
jaren zijn oplossing moeten vinden. Een voort
gezette onzekerheid en passiviteit werken
te verzwakkend dan dat zij lang zouden ver
mogen te bestaan. Zij werken verzwakkend
doordat het geloof in ons kunnen en in onze
toekomst bij de jongere generatie verloren
gaat, zij werken verzwakkend doordat de
Indische volken het vertrouwen in onze leiding
gaan verliezen. Wij zijn aan het einde gekomen
van een koloniaal tijdperk waarin menigeen
een reputatie won en waarin aan Nederland
het groote voorrecht ten deel viel een
Landvoogd te hebben die den toestand militair
en staatkundig beheerschte en de politiek
wist te leiden. Thans staan wij echter voor een
nieuwen toestand. Weinigen, die hem hebben
zien aankomen; zeer weinigen die hem begrij
pen; niemand in de regeeringsfuncties, die hem
vermag te beheerschen en te leiden. De poging
om door een commissie, de z.g. herzienings
commissie, een oplossing te vinden, is niet
geslaagd. Het hoofdrapport heeft geen op
lossing vermogen te geven, zelfs niet op papier,
voor de groote problemen waarvan de op
lossing voor Nederland's positie en Indië's
stabiliteit, volstrekt noodig is. Door fragmen
tarische hervormingen, zonder perspectief
ontworpen, wordt echter het gevaar steeds
grooter dat de weg wordt versperd, waarlangs
nog oplossingen mogelijk zijn.
Wanneer men in enkele woorden de groote
fout van ons koloniaal beleid zou willen aan
wijzen, dan kan worden gezegd dat die fout
daarin is gelegen, dat de koloniale politiek
de laatste tijden vrijwel uitsluitend als een
kwestie van tempo is gezien, terwijl het inder
daad een kwestie van richting is. Opgaande in
de dagelijksche beslommeringen van de
regeegeeringspractijk en geheel beheerscht door
opportunisme, is er bij de leidende politici en
bij de nederlandsche en Indische partijen geen
oog geweest voor de groote lijnen der kolo
niale staatkunde. In den politieken
draaistroom van 1918 werd een Snouck Hurgronje
out of touch" verklaard en het dogma van
de gelijkheid der rassen zegevierde over het
beginsel der gelijkwaardigheid. Steeds ge
boeid door de fata-morgana der gelijkheid,
heeft hij (Van Limburg Stirum) het reële
doel der gelijkwaardigheid voorbij gezien.
Hij heeft naar een onbereikbare en zelfs niet
wenschelijke eenheid gestreefd, waar hij naar
een onbereikbare en noodige eendracht had
moeten streven." (Ind. Gids 1920 pag. 296).
Zoo moest ik van Limburg Stirum's beleid
qualificeeren, en zoo moet ook het hoofd
rapport van de herzieningscommissie worden
gequalificeerd.
Het is deze richting, die der gelijkheid, die
zoo fataal voor ons dreigt te worden en daarom
is het zoo verkeerd dat de Regeering zoowel
('n Indië als hier te lande, er niet toe is gekomen
openlijk dat rapport af te wijzen, en zelfs
misverstand wekt door te zeggen dat ook
haar werk zich in de richting van dat hoofd
rapport beweegt. Er komt echter verandering.
In Snouck Hurgronje's laatste groote rede
heeft hij weer over de gelijkwaardigheid der
rassen gesproken en de weerklank dien deze
rede in koloniale kringen heeft gevonden,
sluit de veroordeeling van het streven naar
gelijkheid in. Zal men zich nu ook herinneren
dat Snouck Hurgrouje ons een tiental
jaren geleden de diepe staatkundige wijsheid
van het soort over soort, dat is genade"
overbracht? Ook tegen die wijsheid ging
Van Limburg Stirum's politiek, gaat
Carpetitier Alting's rapport rechtstreeks in.
Wanneer echter thans weder wordt ingezien
dat niet in de gelijkheid, maar in de gelijk
waardigheid der rassen de politiek der toe
komst ligt en wanneer, boven het opportu
nisme der laatste jaren uit, weer de blijvende
PROF. OTTO OTTO
Oito Otto, de vermaarde,
Trad ook op in Amsterdam....
Voor liet welzijn van de menschheid
En zijn droge boterham.
Duizenden zijn eens gaan loeren
Naar dien psvcho-tlierapeut....
Velen «aan weer zeer bescheiden,
Net zoo wijs den schouwburg uit.
We/k een droevige vertooning:
Al dat lijden en dat leed,
Waar professor Otto Otto
Voor verlichting raad op weet.
Lammen doet hij even loopen,
Blinden laat hij even zien,
Stotteraars doet hij wat spreken
Alles voor een uur misschien
Daarna komen weer de krukken
En de zienden zijn weer blind
En de moeders gaan naar huis toe
Met hun stotterende kind.
Wat een kwelling en een wanhoop,
Wat een wreede pijniging
Voor den diep-teleurgestelde,
Die naar dezen dokter ging.
Sequah deed 't met bornbarie
En met brallende muziek....
Otto doet 't therapeutisch,
Toegejuicht door zijn publiek.
Otto Otto's zijn er velen
In den groot en wan/ioops-tijd,
Die alleen in schijn genezen
Met reclaine-handigheid.
Overal kan men ze vinden,
Op de Beurs en in den Raad,
Hun genezen is een \oe\\e
En wat politiek gepraat.
J. H. S F E E N n o i- F
IIIIIIMIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllll
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTE11WIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMAJ1AKG, BANDOENG, ME DAN en
WELTEVREDEN
waarde wordt erkend van den grondregel
,,soort over soort", dan is daarmede het hoofd
rapport der herzieningscommissie volstrekt
en voorgoed veroordeeïd. Dan zal men gaan
beseffen dat het niet in het tempo is geweest,
dat men faalde, maar dat het een fout in de
richting is geweest en nog is, die onze positie
in Indië verzwakt. Wanneer dan van
regeeringszijde openlijk wordt gebroken met het zoo
opportunistische en inconsequente hoofd
rapport der herzieningscommissie en de
bestuurshervorming hare zoo hoog geprezen
soepelheid toont door weder het soort over
soort" te eeren in art. 67 van het
regeeringsreglement zoo nadrukkelijk vastgelegd
dan zou nog ter elfder ure leruggekeerd zijn op
den weg, die onvermijdelijk tot onze koloniale
liquidatie moet voeren. Het is niet in de voor
uitstrevendheid dat Van Limburg Stirum
faalde of dat de fout van de herzieningscom
missie is gelegen, het is in de richting dat de
groote fouten zijn gemaakt. In tijden van
verhoogd politiek leven zal elke Regeering
goed doen in het tempo niet te langzaam te
gaan, maar ten aanzien van de richting mag
geen twijfel bestaan. Het is de richting in
het regeeringsbelcid, die beslist over rust of
onrust^ over de bestendigheid of het verval
van den band tusschen Nederland en Indië.
S. RITSE'MA VAN ECK
1:1111111111111 iimiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiin IIIIIIMI mimi i niiiiiiiiiiiiniii
KEYNES' NIEUWE BOEK
Keynes. Iedereen kent hem thans, den
schrijver over de economische gevolgen van
het vredesverdrag. En terecht: niemand
heeft met meer kennis van zaken het werk
van Versailles beoordeeld. O ja, vernietigende
kritiek is hem niet bespaard gebleven; de
politiek heeft zich van Keynes meester ge
maakt en dat was wel het ergste wat hem,
die zoo geheel vrij is van partijvooroordeel,
chauvinisme of hunnophobie, overkomen kon.
Poincaré's vinnige bestrijding had dan ook
even weinig waarde als Asquith' lof. Maar ook
zij, die op economisch en financiaal terrein
het hoek poogden te weerleggen, hebben
gefaald. Ook M. Raphaël-Georges Lévy 1), die,
ondanks al zijn pogingen, het niet verder
brengt dan de gewone versleten argumenten:
Duitschland moet betalen omdat Frankrijk
het noodig heeft, omdat Frankrijk er Recht
(met een hoofdletter) op heeft; enzoovoort.
En nu heeft deze Keynes bij den aanvang
van dit jaar een tweede werk gepubliceerd.
Het.draagt den titel: Arevision of theTreaty".
Is het een antwoord op de tallooze critici
van zijn Economie Consequences?" Een
zegevierend betoog, hoezeer de feiten den
schrijver gelijk hebben gegeven? Een nieuw
plan tot herstel van den economischen chaos?
Niets van dit alles. Het boek is een vervolg
op het vorige, en beschrijft inzonderheid het
economisch karakter van de overeenkomsten
van Londen (Mei 1921)en van Wiesbaden, die
het vredesverdrag practisch zijn komen te
vervangen. De schrijver geeft daarbij een
overzicht van de verschillende conferenties
(San Remo, Spa enz.) die hieraan zijn voor
afgegaan. Voor den econoom, den historicus,
den staatsman is reeds hierom Keynes' werk
van onschatbare waarde.
1) Raphaël-Georges Lévy. La juste paix,
ou la veritésur Ie Traite de Versailles (1920).
Echter: Keynes constateert het nadruk
kelijk de bestaande overeenkomsten dragen
een ephemeer karakter. Nog meer zal aan het
vredesverdrag moeten worden gesnoeid en
gekapt, al zal het dan in naam ongerept"
blijven gelden. In een van zijne artikelen in
de Manchester Guardian karakteriseerde
Keynes de onderhandelingen tusschen Lloyd
George en Briand aldus: Briand meent dat
2 x 2 = 12, terwijl Lloyd George hem aan
het verstand poogt te brengen, dat het slechts
--.... 8!" Eens zal de ware rekenkunst
zegevieren, en de thans vigeerende verdragen
zullen plaats maken voor andere, meer reeële.
Wij zullen daarom slechts die problemen hier
nader bespreken, die van meer blijvenden
aard zijn.
Daar is allereerst de kwestie van
Duitschland's solvabiliteit. Bij het beoordeelen daar
van hoede men zich ervoor, al te vee! op cijfers
en berekeningen af te gaan, die uitgaan van
een abstracten volksrijkdom" inDtiitschland.
De schadeloosstelling is veeleer een kwestie
van psychologie. Keynes heeft het zoo goed
gezien: als de tegenwoordige depreciatie
der wisselkoers bestendigd blijft en het
binnenlandsche prijsniveau zich daarbij aan
past, zal Duitschland voor een sociale
catastrophe staan. Herstelt daarentegen de wissel
koers zich. dan zal dit tot een financieele
catastrophe leiden (p. 96,97) Algemeen ge
sproken: de eischen van de Entente leiden
tot een steeds verder voortwoekerend in
flatieproces m Duitschland, dat weer leidt
tot sociale onrust: loons-en priisverhoogingen.
Zoodoende hangtDuitschland's betalingscapa
citeit ten slotte af, niet van den goeden wil der
regeering zooals velen nieenen, maar van den
wil der groote massa. Is het deze euvel te
duiden, dat zij niet bereid is om voor de En
tente te bloeden, doch iedere prijsstijging
door loonsverhooging tracht te compenseeren?
Hoe weinig dan alle z.g.n. sancties kunnen
baten, zal duidelijk zijn.
Keynes heeft echter voor zijn pleidooi,
dat de oorlogschatting moet verminderd
worden, nog twee, zeer stringente argumenten.
Hij zegt Ie. de geallieerden eischen meer dan
waar zij recht op hebben. 2e. Duitschland
is in staat dat gedeelte te betalen, dat de
Entente wél gerechtigd is te eischen (p. 99). Men
voelt het gewicht van het samengaan dier
beide elementen; hierdoor toch zou de kloof,
die steeds scheen te bestaan tusschen Recht
en economische mogelijkheid, gedempt zijn.
In twee opzichten nu zijn de eischen van
de overwinnaars te hoog gesteld: zij over
schatten de in Noord-Frankrijk aangerichte
schade en: zij missen het recht om onder de
,,kosten van Herstel" k te rekenen de mili
taire pensioenen en toelagen. Wat het eerste
punt betreft: Keynes heeft, nu hem zon veel
meer statistisch materiaal ten dienste stond
dan iu 1919, Frankrijk's schadeberekeningen
kunnen toetsen aan de opgaven van de ver
nielde huize:1., materialen enz. Daaruit blijkt
dat gemiddeld per huis 2275 wordt geëischt,
wat kennelijk veel te hoog is als men bedenkt,
dat het hier grootendeels boerenwoningen
geldt (p. 109). F.n bij de andere posten is het
evenzoo, zoodat het totaal van de/e schade
minstens twee a drie maal ft' hoog is
b'.1rekend (p. 114).
De onwettigheid van die artikelen in het
vredesverdrag, die van Duitschland ver
goeding eischen voor «Je militaire pensioenen
en uitkeeringen, is reeds door Keynes in zijn
vorige boek aangetoond. De nieuwe bronnen
publicaties sinds 1919 hebben de/e opvatting
volkomen bevestigd. Wat toch is het geval?
IX- wapenstilstand van 11 November 1918,
die onder meer den eisch stelt van herstel
der verwoeste gebieden, prcd/.eert uitdruk
kelijk, wat ouder dit laatste moet worden
verstaan: alle schade, toegebracht aan de
civiele bevolking der Geallieerden en aan hun
eigendommen door Duitschland's aanval te
land, ter zee en in de lucht". Door de/e be
paling in de wanenstilstandovereenkomst
waren de Geallieerden ongetwijfeld moreel,
700 niet volkenrechtelijk, gebonden. Zij moch
ten DuHschlaud's verplichtingen te Versailles
slechts nader regelen, niet vermeerderen.
Men zegge niet dat het hier een
machtskwestie is, en dat overwegingen als deze in
de reëele politiek niet kunnen gelden. Dat die
reëel e politiek zelf zeer goed besefte dat haar
eisch onrecht was, bewijzen de langdurige
discussies, die de Alliés hierover hebben ge
voerd, bewijzen ook de talrijke argumenten,
die ter verdediging van deze handeling zijn
aangevoerd 1). Keynes doet de verrassende
mededeeling, dat de Amerikaansche delegatie
zich hardnekkig heeft verzet tegen dit on
recht, doch dat Wilson ten laatste is gezwicht
voor een interpretatie, hem door Smtits
aan de hand gedaan. Schade aan de civiele
bevolking zou ook insluiten de militaire
pensioenen en uitkeeringen, aangezien....
de soldaten na den wapenstilstand waren
gedemobiliseerd en dus burger waren geworden !
Voorwaar een staaltje van treurige sophistiek,
dat iiitusschen ten gevolge heeft, dat twee
derde van de vorderingen der overwinnaars
onrechtmatig is. Terwijl de rest, gelijk boven
bleek, twee a drie maal te hoog is getaxeerd.
Volgens Keynes hebben de Geallieerden
ruim genomen slechts recht op ; 25",, van
wat zij thans eischen.
Die 25% kan Duitschland betalen. Echter
geschiede dit op andere wijze dan tot dus
verre.Men legge niet langer den leveringsplicht
van bepaalde goederen op, doch fixeere slechts
Duitschland's totaalschuld; dan kan aan dit
land worden overgelaten op welke wijze het
zich de noodige middelen tot betaling zal
verschaffen (p. 90). Tegen deze oplossing kan
geen bezwaar bestaan, omdat (Keynes wijst
er in ander verband ook op) Duitschland in
beide gevallen met de Alliés op de wereld
markt blijft concurreeren. Merkwaardige wis
selvalligheid van de publieke opinie ! In
1919 moest Keynes zijn landgeuooten
voor
1) Men zie ook de argumenten, welke Lévy
(Membre de Plnstitut, Sénateur), p. 25 sqq.
zijnen lezers durft voor te zetten; ze zijn een
typisch voorbeeld van na-oorlogspsychose.
houden, zich niet gouden bergen te beloven
van de schadeloosstelling; thans poogt hij
hun duidelijk te maken, dat men niet zonder
meer de Duitsche betalingen als schadelijk
voor Engeland mag beschouwen. En er is maar
weinig overdrijving in zijne opmerking:
Lloyd George zal winnen, wanneer hij als
eerste verkiezingsleus stelt : Verbod aan
Duitschland om te betalen.
Dit alles is echter nog niet voldoende. Niet
."Heen met Duitschland, ook onderling hebben
de Geallieerden wat te vereffenen. Engeland
heeft aan Frankrijk, Frankrijk aan Rusland
eenige miljarden geleend, en zoo voort.
Door al deze bedragen worde een streep
gehaald, en ook Amerika schrappe hare
vorderingen op de continentale rijken. Het
groote gewicht van dit voorstel is: dat Frank
rijk alleen daardoor voor Keynes' overige
hervormingsplannen zal zijn te winnen. Frank
rijk zal zelfs voordeel er bij hebben: het zal
van zijne schulden aan Engeland en de
Vereeuigde Staten bevrijd zijn, en zal daarvoor
slechts behoeven op te geven zijn volkomen
illusoire vordering op Rusland en een deel
van zijn duhieuse vordering op Duitschland.
F,:i mocht het niet aan deze regeling willen
meewerken, wil het, als Shylock, zijn pondje
vlcesch hebben, dan (Keynes' item wordt
liier evei'. dreigend) zal Engeland ook volledige
terugbetaling van zijn voorschotten aan Frank
rijk eischen.
Het hooge woord moet er uit: Frankrijk is
liet, dat thans het herstel van het zieke
Europa tegenhoudt. Dat herstel za! niet
komen door ingewikkelde reconstructieplan
nen, maar veeleer negatief, door vvegneming
van de vele staketsels, die het verdrag van
Versailies oprichtte. Op het oogenblik, nu
Briand voor Poincaréheeft moeten wijken,
schijnt het of wij verder dan. ooit van dit
ideaal verwijderd zijn. Wanhopen wij niet:
eens zal het ware inzicht overwinnen onder
den druk der misschien harde werkelijkheid.
1. J. B R u u M A N s