De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 13 mei pagina 2

13 mei 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Mei '22. - No. 2342 r e. OUO VADIS ? Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan Zoek maar vast weer een plaats op, James, waar wij nog niet geconfereerd hebben." IIII1IMIIIMM1MIMMI bevolkingsgroepen, die tezamen den clericalen strijd gevoerd hadden, waren daardoor als van zelfsprekend naar de kerken inge deeld, zooals de populaire voorstelling dit aanduidde als het monsterverbond van Rome en Dordt. Maar elk dier partijen kende behalve de zuiver kerkelijke, ook eene inwendige tegenstelling, die slechts door talent en inspanning der leiders overbrugd werd. Noch voor den socialen strijd, noch ook voor de nieuwe komende welvaartspolitiek bevat de eens machtige coalitie een eenheid van belangen en inzicht. Daardoor werd het bijeenblijven kunstmatig. Dat zij toch bijeenbleven dankten zij niet aan zichzelve, maar aan hunne vroegere tegenstanders, die geen gelegenheid voor een andere samenvoe ging mogelijk maakten. De oude schoenen werden opgelapt omdat er geen nieuwe klaar stonden. Want tegenover de clericale coalitie stonden in scherp gescheiden kampen, de vervallende, zich splitsende, en zich weer bijeenvoegende, maar aldoor zwakker wordende restanten der eens zoo machtig regeerende liberale partij, en de opkomende maar zich streng dogmatisch rsoleerende arbeiderspartij. Geen van beide bood aan eenige der drie clericale groepen een aannemelijke gelegenheid om zich bij hen te voegen. De liberalen niet, omdat deze steeds weifelden stelling te nemen in de sociale vraagstukken, en zich telkens daardoor lieten verdeelen, zonder eenheid of vastheid van richting te vertoonen; de sociaal-demokraten niet, van wege de hooge eisenen die zij stelden en de stugge, onplooibare vastheid hunner beginselen. De liberalen konden hun verleden van gezaghebbende regeeringspartij niet ver geten; de sociaal-demokraten konden zich geen regeeringsplichten denken zonder over macht. Daarom hebben de clericale groepen, in zekeren zin noodgedwongen, het verval der coalitie ontvlucht in het fatale evenredig kiecrecht. Dat toch gaf aan elk der drie groepen de zelfstandigheid terug. Tegelijk bracht het ook een omslag doordat niet langer de protestanten maar de katholieken het overwicht en daarmede de leiding verkregen. En dit laatste was niet een versterking, doch eene verzwakking van het verbond, daar de bestaande kerkelijke en innerlijke tegenstel lingen erdoor scherper naar voren kwamen. Het evenredig kiesrecht is door den krachtigen steun der anti-clericale groepen ingevoerd. Hadden de liberalen en sociaal-democraten daarmede een verzwakking of ontbinding der coalitie op het oog, of was het de zucht naar een schematische en theoretische volmaakt heid van het kiesstelsel? Staatsmansinzicht is uit de invoering niet gebleken. Bleven de clericale groepen in de meerderheid, dan waren zij toch innerlijk verzwakt. En kwamen zij in de minderheid, dan nog ontbrak bij de tegen standers der coalitie het verband om eenheid van staatsbeleid en op dien grondslag eene regeering te vormen. Het evenredig kiesrecht had erger gevolgen dan eene ontzenuwing der tot regeeren geroepen meerderheid, want er ontstond een groepeering die nergens een meerderheid deed ontstaan. Het doode punt werd bereikt, en tegelijk had het evenredig kiesrecht de krachten die over dat doode punt heen konden voeren lamgelegd. Wat toch ging gepaard met de invoering van het theoretisch volmaakte der overheersching van het getal, dat het evenredig kiesrecht verlokkelijk maakte? Dat de partijen in het staatsleven een allesbeheerschende positie verkregen. Niet meer de kiezers, maar de partijen kozen staatsbeleid en regeering. De kiezers kozen slechts partijen. De partijen beslissen over wie gekozen zal worden, en handhaven een strenge discipline. De mooie theoretische verwachtingen van het stelsel konden en kunnen alleen opgaan, indien er aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste dat het overwegend grootste deel der kiezers in partijen georganiseerd is, aan het innerlijk partijleven formuleering der beginselen, mm fiUTIS TOEZEIOIII UI "VAN DER HOOP'! MEUBELBEWARINQEN TRANSPORT MIJ. Wortind limiigd: TELEFOON AMSTERDAM YAN HAAR LAATST VERSCHENEN PROSPECTUS USTELDIII h. TrtDpitrui 1185 ZUID en verkiezing van bestuur en vertegenwoor digers -?ernstig aandeel neemt, en ten tweede dat die partijen ook ingesteld zijn op de practische politiek van den tijd, en niet verouderd en aan het volksleven vervreemd ziin. Is aan die twee voorwaarden voldaan, dan vormen de partijen inderdaad een waarde vollen schakel van het kiesstelsel, daar zij de kiezers voor het uitbrengen van hun stem organiseeren. Aan die voorwaarden is echter niet voldaan. Het aantal partij-leden is slechts een kleine fractie van de kiezers, en juist ook omdat de partijen een verouderd restant zijn eener voorbijgegane politieke periode, is er in de partijen geen krachtige belangstelling en medewerking der kiezers te zien. Dit gebrek wordt sterk gevoeld. Het toont zich in allerlei pogingen, hetzij om nieuwe partijen te vormen, hetzij om eene reviveerende belangstelling bij kiezers voor partij-leven op te wekken, maar die pogingen loopen steeds het gevaar voor ontmoediging. Voor het vormen eener partij zijn niet alleen noodig propagandisten, middelen en tijd. Partijen ontstaan als regel niet uit kiezers maar uit afgevaardigden, niet uit vage wenschen, maar uit de practische beoefening der politiek zelve. En dit alles wordt door het hoog-getimmerde hek van 't evenredig kiesrecht afgesloten. Zooals b'oedarme personen die heil zoeken bij allerlei veelbelovende geneesmiddelen niets hereiken, omdat en zoolang zij voor eene ver werking daarvan en voor elke krachtige uiting te zwak zijn, zoo heeft ons politieke partij wezen met honderden middelen hulp gezocht. Doch het staalpraeparaat van het evenredig kiesrecht heeft meer aan de spijsvertering bedorven dan aan het bloed goed gemaakt. Ons partij-wezen is zwak, allereerst omdat de partijen zelve innerlijk niet kerngezond tegen hun taak aankijken, in de tweede plaats omdat het partij-wezen is samengesteld uit te veel, versplinterde oude partijen, en de nieuw-opkomende partijen ook al sectarisch zich aan het kleine hechten en naar het groote niet reiken; ten derde omdat de groepeering der partijen in samenwerkende combinatie's niet uit kracht van scheppingsdrift tot stand komt, doch kunstmatig en verwrongen in elkaar geknutseld wordt, en in de vierde en laatste plaats omdat de eenige door traditie en gewenning samengaande groep noch door beginselverband, noch door de getalsterkte in staat is boven opportunisme en compromis verder te gaan dan van dag tot dag het leven te rekken. J. P. DE VÜOYS iiiiifiii Hm i HUI i* iiiiiiiini KOLONIALE POLITIEK TEMPO OF RICHTING? De koloniale politiek begint steeds meer de aandacht te vragen. Door de verspreiding der zelfbeschikkingsgedachte over de wereld, ge paard aan toenemende intellectueele ont wikkeling bij de achterlijke volken, staan de mogendheden met groot koloniaal bezit voor groote staatkundige problemen. Er is een bewustwording bij die volken, die ook van die mogendheden een bewuste politiek vraagt. Dank zij de huidige buitenlandsche politiek waarin Nederland ook als koloniale mogend heid erkenning wist te vinden, worden de koloniën steeds meer in hare beteekenis voor het bestaan van het ge hèe Ie nederlandsche Rijk onderkend. Zeer zeker verdient deze bui tenlandsche politiek daarom hooge waardee ring, maar de verworven internationale er kenning van onze beteekenis op koloniaal gebied zou weinig waarde hebben, indien de binnenlandsche koloniale staatkunde onmach tig bleek aan de eischen der nieuwe tijden te IIIIIIIIIIIIIIMM1III Grand Hotel Funckler RESTAURAHl HAARLEM Pension prix-modérés voldoen. Om ook de koloniën tot steunpilaren van het geheele Rijk te kunnen rekenen, moet de inwendige toestand der kolonie welbeheerscht en zonder risico zijn; een toestand, als in Britsch-Indië is gaan heerschen, ont neemt aan de kolonie haar waarde in de 'fun deering van het geheele Rijk. Dit geldt voor al ook voor ons Indië. Een welbeheerscht, door innerlijk evenwicht bestaand Indië, vormt een fundeering van het geheele nederlandsche Rijk, een onrustig, onzeker bestuurdlndiëeen verzwakking. Weinigen zullen dit ontkennen, weinigen ook die deze verzwakking zullen wenschen en toch is zij feitelijk reeds inge treden en staat de Regecring, zoo in Neder land als in Indië, passief en machteloos tegen over dit gebeuren, zoodat zelfs hier en daar een stem wordt gehoord die vraagt, of de moeilijkheden niet te groot worden en Neder land niet aan liquidatie moet gaan denken. Het probleem of Nederland een nieuw koloniaal tijdperk zal kunnen intreden in nieuwe verhouding tot de Indische volken, dan wel zal moeten liquideeren, zal in deze jaren zijn oplossing moeten vinden. Een voort gezette onzekerheid en passiviteit werken te verzwakkend dan dat zij lang zouden ver mogen te bestaan. Zij werken verzwakkend doordat het geloof in ons kunnen en in onze toekomst bij de jongere generatie verloren gaat, zij werken verzwakkend doordat de Indische volken het vertrouwen in onze leiding gaan verliezen. Wij zijn aan het einde gekomen van een koloniaal tijdperk waarin menigeen een reputatie won en waarin aan Nederland het groote voorrecht ten deel viel een Landvoogd te hebben die den toestand militair en staatkundig beheerschte en de politiek wist te leiden. Thans staan wij echter voor een nieuwen toestand. Weinigen, die hem hebben zien aankomen; zeer weinigen die hem begrij pen; niemand in de regeeringsfuncties, die hem vermag te beheerschen en te leiden. De poging om door een commissie, de z.g. herzienings commissie, een oplossing te vinden, is niet geslaagd. Het hoofdrapport heeft geen op lossing vermogen te geven, zelfs niet op papier, voor de groote problemen waarvan de op lossing voor Nederland's positie en Indië's stabiliteit, volstrekt noodig is. Door fragmen tarische hervormingen, zonder perspectief ontworpen, wordt echter het gevaar steeds grooter dat de weg wordt versperd, waarlangs nog oplossingen mogelijk zijn. Wanneer men in enkele woorden de groote fout van ons koloniaal beleid zou willen aan wijzen, dan kan worden gezegd dat die fout daarin is gelegen, dat de koloniale politiek de laatste tijden vrijwel uitsluitend als een kwestie van tempo is gezien, terwijl het inder daad een kwestie van richting is. Opgaande in de dagelijksche beslommeringen van de regeegeeringspractijk en geheel beheerscht door opportunisme, is er bij de leidende politici en bij de nederlandsche en Indische partijen geen oog geweest voor de groote lijnen der kolo niale staatkunde. In den politieken draaistroom van 1918 werd een Snouck Hurgronje out of touch" verklaard en het dogma van de gelijkheid der rassen zegevierde over het beginsel der gelijkwaardigheid. Steeds ge boeid door de fata-morgana der gelijkheid, heeft hij (Van Limburg Stirum) het reële doel der gelijkwaardigheid voorbij gezien. Hij heeft naar een onbereikbare en zelfs niet wenschelijke eenheid gestreefd, waar hij naar een onbereikbare en noodige eendracht had moeten streven." (Ind. Gids 1920 pag. 296). Zoo moest ik van Limburg Stirum's beleid qualificeeren, en zoo moet ook het hoofd rapport van de herzieningscommissie worden gequalificeerd. Het is deze richting, die der gelijkheid, die zoo fataal voor ons dreigt te worden en daarom is het zoo verkeerd dat de Regeering zoowel ('n Indië als hier te lande, er niet toe is gekomen openlijk dat rapport af te wijzen, en zelfs misverstand wekt door te zeggen dat ook haar werk zich in de richting van dat hoofd rapport beweegt. Er komt echter verandering. In Snouck Hurgronje's laatste groote rede heeft hij weer over de gelijkwaardigheid der rassen gesproken en de weerklank dien deze rede in koloniale kringen heeft gevonden, sluit de veroordeeling van het streven naar gelijkheid in. Zal men zich nu ook herinneren dat Snouck Hurgrouje ons een tiental jaren geleden de diepe staatkundige wijsheid van het soort over soort, dat is genade" overbracht? Ook tegen die wijsheid ging Van Limburg Stirum's politiek, gaat Carpetitier Alting's rapport rechtstreeks in. Wanneer echter thans weder wordt ingezien dat niet in de gelijkheid, maar in de gelijk waardigheid der rassen de politiek der toe komst ligt en wanneer, boven het opportu nisme der laatste jaren uit, weer de blijvende PROF. OTTO OTTO Oito Otto, de vermaarde, Trad ook op in Amsterdam.... Voor liet welzijn van de menschheid En zijn droge boterham. Duizenden zijn eens gaan loeren Naar dien psvcho-tlierapeut.... Velen «aan weer zeer bescheiden, Net zoo wijs den schouwburg uit. We/k een droevige vertooning: Al dat lijden en dat leed, Waar professor Otto Otto Voor verlichting raad op weet. Lammen doet hij even loopen, Blinden laat hij even zien, Stotteraars doet hij wat spreken Alles voor een uur misschien Daarna komen weer de krukken En de zienden zijn weer blind En de moeders gaan naar huis toe Met hun stotterende kind. Wat een kwelling en een wanhoop, Wat een wreede pijniging Voor den diep-teleurgestelde, Die naar dezen dokter ging. Sequah deed 't met bornbarie En met brallende muziek.... Otto doet 't therapeutisch, Toegejuicht door zijn publiek. Otto Otto's zijn er velen In den groot en wan/ioops-tijd, Die alleen in schijn genezen Met reclaine-handigheid. Overal kan men ze vinden, Op de Beurs en in den Raad, Hun genezen is een \oe\\e En wat politiek gepraat. J. H. S F E E N n o i- F IIIIIIMIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllll UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTE11WIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMAJ1AKG, BANDOENG, ME DAN en WELTEVREDEN waarde wordt erkend van den grondregel ,,soort over soort", dan is daarmede het hoofd rapport der herzieningscommissie volstrekt en voorgoed veroordeeïd. Dan zal men gaan beseffen dat het niet in het tempo is geweest, dat men faalde, maar dat het een fout in de richting is geweest en nog is, die onze positie in Indië verzwakt. Wanneer dan van regeeringszijde openlijk wordt gebroken met het zoo opportunistische en inconsequente hoofd rapport der herzieningscommissie en de bestuurshervorming hare zoo hoog geprezen soepelheid toont door weder het soort over soort" te eeren in art. 67 van het regeeringsreglement zoo nadrukkelijk vastgelegd dan zou nog ter elfder ure leruggekeerd zijn op den weg, die onvermijdelijk tot onze koloniale liquidatie moet voeren. Het is niet in de voor uitstrevendheid dat Van Limburg Stirum faalde of dat de fout van de herzieningscom missie is gelegen, het is in de richting dat de groote fouten zijn gemaakt. In tijden van verhoogd politiek leven zal elke Regeering goed doen in het tempo niet te langzaam te gaan, maar ten aanzien van de richting mag geen twijfel bestaan. Het is de richting in het regeeringsbelcid, die beslist over rust of onrust^ over de bestendigheid of het verval van den band tusschen Nederland en Indië. S. RITSE'MA VAN ECK 1:1111111111111 iimiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiin IIIIIIMI mimi i niiiiiiiiiiiiniii KEYNES' NIEUWE BOEK Keynes. Iedereen kent hem thans, den schrijver over de economische gevolgen van het vredesverdrag. En terecht: niemand heeft met meer kennis van zaken het werk van Versailles beoordeeld. O ja, vernietigende kritiek is hem niet bespaard gebleven; de politiek heeft zich van Keynes meester ge maakt en dat was wel het ergste wat hem, die zoo geheel vrij is van partijvooroordeel, chauvinisme of hunnophobie, overkomen kon. Poincaré's vinnige bestrijding had dan ook even weinig waarde als Asquith' lof. Maar ook zij, die op economisch en financiaal terrein het hoek poogden te weerleggen, hebben gefaald. Ook M. Raphaël-Georges Lévy 1), die, ondanks al zijn pogingen, het niet verder brengt dan de gewone versleten argumenten: Duitschland moet betalen omdat Frankrijk het noodig heeft, omdat Frankrijk er Recht (met een hoofdletter) op heeft; enzoovoort. En nu heeft deze Keynes bij den aanvang van dit jaar een tweede werk gepubliceerd. Het.draagt den titel: Arevision of theTreaty". Is het een antwoord op de tallooze critici van zijn Economie Consequences?" Een zegevierend betoog, hoezeer de feiten den schrijver gelijk hebben gegeven? Een nieuw plan tot herstel van den economischen chaos? Niets van dit alles. Het boek is een vervolg op het vorige, en beschrijft inzonderheid het economisch karakter van de overeenkomsten van Londen (Mei 1921)en van Wiesbaden, die het vredesverdrag practisch zijn komen te vervangen. De schrijver geeft daarbij een overzicht van de verschillende conferenties (San Remo, Spa enz.) die hieraan zijn voor afgegaan. Voor den econoom, den historicus, den staatsman is reeds hierom Keynes' werk van onschatbare waarde. 1) Raphaël-Georges Lévy. La juste paix, ou la veritésur Ie Traite de Versailles (1920). Echter: Keynes constateert het nadruk kelijk de bestaande overeenkomsten dragen een ephemeer karakter. Nog meer zal aan het vredesverdrag moeten worden gesnoeid en gekapt, al zal het dan in naam ongerept" blijven gelden. In een van zijne artikelen in de Manchester Guardian karakteriseerde Keynes de onderhandelingen tusschen Lloyd George en Briand aldus: Briand meent dat 2 x 2 = 12, terwijl Lloyd George hem aan het verstand poogt te brengen, dat het slechts --.... 8!" Eens zal de ware rekenkunst zegevieren, en de thans vigeerende verdragen zullen plaats maken voor andere, meer reeële. Wij zullen daarom slechts die problemen hier nader bespreken, die van meer blijvenden aard zijn. Daar is allereerst de kwestie van Duitschland's solvabiliteit. Bij het beoordeelen daar van hoede men zich ervoor, al te vee! op cijfers en berekeningen af te gaan, die uitgaan van een abstracten volksrijkdom" inDtiitschland. De schadeloosstelling is veeleer een kwestie van psychologie. Keynes heeft het zoo goed gezien: als de tegenwoordige depreciatie der wisselkoers bestendigd blijft en het binnenlandsche prijsniveau zich daarbij aan past, zal Duitschland voor een sociale catastrophe staan. Herstelt daarentegen de wissel koers zich. dan zal dit tot een financieele catastrophe leiden (p. 96,97) Algemeen ge sproken: de eischen van de Entente leiden tot een steeds verder voortwoekerend in flatieproces m Duitschland, dat weer leidt tot sociale onrust: loons-en priisverhoogingen. Zoodoende hangtDuitschland's betalingscapa citeit ten slotte af, niet van den goeden wil der regeering zooals velen nieenen, maar van den wil der groote massa. Is het deze euvel te duiden, dat zij niet bereid is om voor de En tente te bloeden, doch iedere prijsstijging door loonsverhooging tracht te compenseeren? Hoe weinig dan alle z.g.n. sancties kunnen baten, zal duidelijk zijn. Keynes heeft echter voor zijn pleidooi, dat de oorlogschatting moet verminderd worden, nog twee, zeer stringente argumenten. Hij zegt Ie. de geallieerden eischen meer dan waar zij recht op hebben. 2e. Duitschland is in staat dat gedeelte te betalen, dat de Entente wél gerechtigd is te eischen (p. 99). Men voelt het gewicht van het samengaan dier beide elementen; hierdoor toch zou de kloof, die steeds scheen te bestaan tusschen Recht en economische mogelijkheid, gedempt zijn. In twee opzichten nu zijn de eischen van de overwinnaars te hoog gesteld: zij over schatten de in Noord-Frankrijk aangerichte schade en: zij missen het recht om onder de ,,kosten van Herstel" k te rekenen de mili taire pensioenen en toelagen. Wat het eerste punt betreft: Keynes heeft, nu hem zon veel meer statistisch materiaal ten dienste stond dan iu 1919, Frankrijk's schadeberekeningen kunnen toetsen aan de opgaven van de ver nielde huize:1., materialen enz. Daaruit blijkt dat gemiddeld per huis 2275 wordt geëischt, wat kennelijk veel te hoog is als men bedenkt, dat het hier grootendeels boerenwoningen geldt (p. 109). F.n bij de andere posten is het evenzoo, zoodat het totaal van de/e schade minstens twee a drie maal ft' hoog is b'.1rekend (p. 114). De onwettigheid van die artikelen in het vredesverdrag, die van Duitschland ver goeding eischen voor «Je militaire pensioenen en uitkeeringen, is reeds door Keynes in zijn vorige boek aangetoond. De nieuwe bronnen publicaties sinds 1919 hebben de/e opvatting volkomen bevestigd. Wat toch is het geval? IX- wapenstilstand van 11 November 1918, die onder meer den eisch stelt van herstel der verwoeste gebieden, prcd/.eert uitdruk kelijk, wat ouder dit laatste moet worden verstaan: alle schade, toegebracht aan de civiele bevolking der Geallieerden en aan hun eigendommen door Duitschland's aanval te land, ter zee en in de lucht". Door de/e be paling in de wanenstilstandovereenkomst waren de Geallieerden ongetwijfeld moreel, 700 niet volkenrechtelijk, gebonden. Zij moch ten DuHschlaud's verplichtingen te Versailles slechts nader regelen, niet vermeerderen. Men zegge niet dat het hier een machtskwestie is, en dat overwegingen als deze in de reëele politiek niet kunnen gelden. Dat die reëel e politiek zelf zeer goed besefte dat haar eisch onrecht was, bewijzen de langdurige discussies, die de Alliés hierover hebben ge voerd, bewijzen ook de talrijke argumenten, die ter verdediging van deze handeling zijn aangevoerd 1). Keynes doet de verrassende mededeeling, dat de Amerikaansche delegatie zich hardnekkig heeft verzet tegen dit on recht, doch dat Wilson ten laatste is gezwicht voor een interpretatie, hem door Smtits aan de hand gedaan. Schade aan de civiele bevolking zou ook insluiten de militaire pensioenen en uitkeeringen, aangezien.... de soldaten na den wapenstilstand waren gedemobiliseerd en dus burger waren geworden ! Voorwaar een staaltje van treurige sophistiek, dat iiitusschen ten gevolge heeft, dat twee derde van de vorderingen der overwinnaars onrechtmatig is. Terwijl de rest, gelijk boven bleek, twee a drie maal te hoog is getaxeerd. Volgens Keynes hebben de Geallieerden ruim genomen slechts recht op ; 25",, van wat zij thans eischen. Die 25% kan Duitschland betalen. Echter geschiede dit op andere wijze dan tot dus verre.Men legge niet langer den leveringsplicht van bepaalde goederen op, doch fixeere slechts Duitschland's totaalschuld; dan kan aan dit land worden overgelaten op welke wijze het zich de noodige middelen tot betaling zal verschaffen (p. 90). Tegen deze oplossing kan geen bezwaar bestaan, omdat (Keynes wijst er in ander verband ook op) Duitschland in beide gevallen met de Alliés op de wereld markt blijft concurreeren. Merkwaardige wis selvalligheid van de publieke opinie ! In 1919 moest Keynes zijn landgeuooten voor 1) Men zie ook de argumenten, welke Lévy (Membre de Plnstitut, Sénateur), p. 25 sqq. zijnen lezers durft voor te zetten; ze zijn een typisch voorbeeld van na-oorlogspsychose. houden, zich niet gouden bergen te beloven van de schadeloosstelling; thans poogt hij hun duidelijk te maken, dat men niet zonder meer de Duitsche betalingen als schadelijk voor Engeland mag beschouwen. En er is maar weinig overdrijving in zijne opmerking: Lloyd George zal winnen, wanneer hij als eerste verkiezingsleus stelt : Verbod aan Duitschland om te betalen. Dit alles is echter nog niet voldoende. Niet ."Heen met Duitschland, ook onderling hebben de Geallieerden wat te vereffenen. Engeland heeft aan Frankrijk, Frankrijk aan Rusland eenige miljarden geleend, en zoo voort. Door al deze bedragen worde een streep gehaald, en ook Amerika schrappe hare vorderingen op de continentale rijken. Het groote gewicht van dit voorstel is: dat Frank rijk alleen daardoor voor Keynes' overige hervormingsplannen zal zijn te winnen. Frank rijk zal zelfs voordeel er bij hebben: het zal van zijne schulden aan Engeland en de Vereeuigde Staten bevrijd zijn, en zal daarvoor slechts behoeven op te geven zijn volkomen illusoire vordering op Rusland en een deel van zijn duhieuse vordering op Duitschland. F,:i mocht het niet aan deze regeling willen meewerken, wil het, als Shylock, zijn pondje vlcesch hebben, dan (Keynes' item wordt liier evei'. dreigend) zal Engeland ook volledige terugbetaling van zijn voorschotten aan Frank rijk eischen. Het hooge woord moet er uit: Frankrijk is liet, dat thans het herstel van het zieke Europa tegenhoudt. Dat herstel za! niet komen door ingewikkelde reconstructieplan nen, maar veeleer negatief, door vvegneming van de vele staketsels, die het verdrag van Versailies oprichtte. Op het oogenblik, nu Briand voor Poincaréheeft moeten wijken, schijnt het of wij verder dan. ooit van dit ideaal verwijderd zijn. Wanhopen wij niet: eens zal het ware inzicht overwinnen onder den druk der misschien harde werkelijkheid. 1. J. B R u u M A N s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl