Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 20 Mei
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Per No.
f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Arasterdam Advertentiën Ï0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten |
INHOUD: 1. 21 Mei 1572, door Prof. Dr. G. W.
Kernkamp. Tijdgenooten: Volhouden, door Dr. W.
G. C. Byvanck. Politieke taken en vooruitzichten,
door Prof. I. P. de Vooys. 2. Genua, door Prof. Dr.
H. Br"gmans. De voetbal-rage, teekeniog van
Jordaan. Duizend en n mark, door H. G.
Cannegieter. 3 Diphtherie en de bestrijding er van,
door Dr. J. Kuyper. Doelmatigheid, door Dr.
Frederik *an Eeden. 5. Voor vrouwen: Vrouwen
van den Internationalen Vrouwenraad, door Elis M.
Rogge, met teekenicgen van B. van Vlijmen. Uit de
Natuur: Ahorn. door Jac. P Thijsse 7.
Bijkomstighedeo, door Annie Salomons. Een nieuw
denkdialect, door H. Bax. Opvoeding, teekening van
George van Raemdonck. Boekbespreking, door Prof.
Dr. J. Prinsen JLzn. 8. Reizende bibliotheken, door
B. Bijoiholdt. Leekenspiegel. Dramatische
Kroniek, door Top Naeff. 9. Financien en Economie,
door Paul Sabel. Schilderkunstkroniek, door Mr. M.
F. Hennus. 10. Ruizerijmen, Charivaria, Buitenl.
Humnr en Grappen plagiaat, door Charivarius. Uit
het Kladschrift van Jantje. 11. DeCandidaatsstelling
voor de Tweede Kamer, teekening van Joh.
Braakensiett. Rijm-kronyck en t Schietgat, door Melis Stoke,
met teekeningen van Is. van Mens Omslag:
Feuilleton, Militaire Begrafenis, door r. P. Vollgraff
Bijvoegsel: Het einde van de conferentie te Genua,
teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiiiitiiiiiiiii
21 MEI 1572
Van alle gebeurtenissen uit onzen
opstand tegen Spanje is de inneming
van den Briel door de Watergeuzen
het diepst in de herinnering van ons
volk ingeprent.
Van haar dagteekenen wij het alge
meen verzet tegen de tirannie van Alva.
Maar ook hier verschilt de traditie
van de werkelijkheid.
Voor de Hollanders van 1572 was
de vestiging der Geuzen aan den
Maasmond niet het sein tot het afschudden
van het juk; zelfs de overgang van
Vlissingen naar de zijde van den Prins,
enkele dagen na den eersten April,
bracht in Holland de burgerij nog niet
in beweging.
In zeeschuimers wat anders waren
de Watergeuzen geweest? stelde
men geen betrouwen. Zij roofden den
varensman het brood uit den mond;
sinds .hunne rooftochten de Noordzee
onveilig maakten, lag de koopvaardij
voor een groot deel stil; door het uit
blijven van de schepen, die het koren
uit de Oostzee aanbrachten, heerschten
duurte en gebrek.
Zoolang de Prins van Oranje zijne
roepstem niet liet hooren, zou de bur
gerij van de Hollandsche steden het
niet wagen, den strijd tegen de Span
jaarden aan te binden.
Hij leefde toen, als balling, in
Dillenburg. Vier jaren geleden, in 1568, was
hij met een leger in de Zuidelijke Neder
landen gevallen en had ons volk opge
wekt met hem de wapenen ter hand te
nemen om met rechtvaardige nood
weer der Spanjaarts geweldige dwinge
landij tegen te staan". Niemand had
zich geroerd; de inval was jammerlijk
mislukt.
Twee jaren later, in 1570, toen Alva
begon met het vorderen van den
tienden penning, richtten zoowel de
uitgeweken Nederlanders als zij, die in
het land waren gebleven, zich tot
Oranje. Naar hem zagen zij op om
uitredding: ,,is er hoop, dat mijnheer
de Prins weer in het veld zal komen?"
Neen, liet hij weten, niet voordat
de Nederlanders getoond hebben zelf
iets over te hebben voor de vrijheid;
niet voordat zij het noodige geld voor
de werving van soldaten hebben 'opge
bracht. Zijn eigen middelen waren uit
geput.
Van Dillenburg kwamen in het ge
heim zendboden naar ons land, die
van stad tot stad trokken om geld
in te zamelen bij de vrienden van de
vrijheid. De oogst was schamel; lieden
van gering of middelbaar inkomen
toonden zich goedgeefsch; onder de
rijken waren velen, die, nu hét op geven
aankwam, schielijk arm waren ge
worden; de rijke Dortenaars scheepten
den Prins af met 30 of 40 gulden.
Toch werd een plan tot opstand be
raamd: er zou een aanslag worden ge
daan op de Maas- en IJsel-steden,
en van Kampen uit op Enkhuizen en
Hoorn. Zoo goed als niets kwam er van;
deels door de tegenwerking der elemen
ten de Allerheiligenvloed over
stroomde het land heinde en ver, een
zware storm teisterde de Geuzenvloot,
en daarna vroor zij vast maar aller
meest door gebrek aan durf bij de
burgers, die medewerking hadden moe
ten verleenen.
Maar geheel vergeefs] was het niet,
wat in 1570 tot bevrijding van het
landwas beproefd. De leiders van de tot
opstand geneigde burgerij en de Prins
waren in nauwer aanraking met elkaar
gekomen. Het plan, dat in 1570 nog
mislukte, kon in 1572 tot uitvoering
geraken en grootendeels door dezelfde
personen.
Toen Oranje het bericht kreeg van
de inneming van den Briel, was hij
aanvankelijk verstoord. Andere voor
nemens van hem werden er door door
kruist. Maar zij, die hem boodschapten
wat de Geuzen aan den mond van
Maas en Schelde verrichtten, konden
hem tevens mededeelen, dat het land
nu rijp was voor den opstand. De her
nieuwde poging tot het invoeren van
den tienden penning een tijd lang
was de belasting afgekocht had allen,
die handel dreven of nering deden,
tegen Alva in het harnas gejaagd. Ka
tholieken en Protestanten verfoeiden
gelijkelijk het regeeringsstelsel van den
hertog; overal hing een stemming van
verzet; het kwam er slechts op aan,
dat een kleine, maar vastberaden min
derheid het sein tot den opstand gaf.
Nu liet Oranje zijne roepstem hooren.
Den 20sten April schreef hij, uit
Dillenburg, aan de steden, met wier burgers
hij reeds in 1570 verbinding had aan
geknoopt; hij verklaarde zich bereid
opnieuw lijf en goed te wagen, indien
zij hunne steden door zijn krijgsvolk
wilden laten bezetten.
Maar onmiddellijke uitwerking had
den deze brieven niet. Men bleef af
wachten o, die te allen tijde zoo
talrijke groep van afwachters", die
eerst in beweging geraakt, als een ander
het goede voorbeeld geeft ! men
gunde aan zijn buurman de eer om
het eerst de vaan van liet oproer op te
steken.
II1UIIII Illlllllllllllll III1I1IIIIIIIIIIIII Illl Illl
VOLHOUDEN!
III.
De dag van de communie was de laatste,
betrekkelijk rustige dag, die het bescher
mende dak van het kasteel aan de poilus van
het 57e schonk.
Iedereen is wel eens bang geweest, en ik
erken, dat ik dikwijls door vrees werd be
vangen, zegt de korporaal aan wien wij
de souvenirs danken van de avonturen door
hem en zijn vijf man op den Mont-Renaud
ondervonden, maar erger geschrokken ben
ik nooit dan toen ik even met een kameraad
de kamer verlatend waar wij zaten, op
niets verdacht, plotseling een geweldig ra
telend leven achter mij hoorde en bij mijn
omdraaien bemerk dat alles in het vertrek
door een bom was vernietigd. Een seconde
langer daar gebleven, zou ik vermorzeld
zijn geweest.
Zoo bij volle bewustzijn den dood vlak in
de nabijheid te zien, geeft een koude rilling.
Een nieuwe rateling volgde in den anderen
vleugel van het kasteel. Het bombardement
was begonnen.
De korporaal ging uit op inspectie van de
wachtposten. Juist toen hij bij Biget was,
men herinnert 't zich wel, hij was de grappen
maker van het kleine troepje kwam aaar
een bom aan. Biget stond er voor gedekt,
hij beknorde het monster dat het geen ma
nier was om met zulk lawaai in een deftig
huis zijn entree te maken. Maar manier of
geen manier, de korporaal vond beter, de
drie man die geen wachtpost hadden, een
beschutte plaats buiten het kasteel te geven.
Hij zelf bleef bij Biget, die het meest was
geëxponeerd.
Tegen den avond luwde de bombardeering
en hield op. De mannen verzamelden zich
weder in het kasteel. Het had geweldig
geleden. Alles lag dooreen gesmeten, groote
bressen waren in muren en wanden gemaakt.
De markiezinnen en de edellieden in de
schilderijengalerij hadden het moeten ontgelden.
Het ging den mannen aan 't hart.
Zij begonnen zich te installecren voor den
nacht. Alles wat versleepbaar was, werd voor
de openingen gesteld om den tocht buiten te
sluiten ; daar kwam de order van hun aflossing.
De kapitein wacht u in zijn kwartier om
u zijn bevelen te geven, zeide de aflossende
korporaal aan Gaudy, den chef van de sectie
der vijf man.
Het kapiteinskwartier was een uitgegraven
hol van twee meter bij drie, waarin men niet
rechtop kon staan en dat men op handen
en knieën door een modderige gang bereikte.
Ge weet, zoo ontving de kapitein den
korporaal, dat wij morgen den vijand aan
vallen, om het terrein hier te verbreeden, want
het is te eng om zich te laten verdedigen.
Wij moeten de Duitschers van den rand van
het bosch verwijderen.
Ik wist daar niets van, zeide Gaudy.
Dan hoort ge het nu. Om 4.58 staat ge
klaar met uw vijf man, om 5 uur stort ge u
op den vijand met andere secties. Ge hebt
nog tijd om even te rusten. Hij reikte hem de
hand.
De korporaal zocht zijn manschappen bijeen
en deelde hun de boodschap mee. Zij begrepen
natuurlijk wat zij inhield: het gevecht van
man tegen man; maar niets anders kwam
van hun lippen dan een:
C'ekt bon, c'est bien, (a va"\
Ik zou wel wat willen slapen, zegt een van
de mannen.
Slapen ! Er is alleen modder om hen heen.
Ten hoogste kan men leunen tegen den wand
van de loopgraaf. Maar er komen oogenblikken
voor, waarin men onverschillig is voor alles
wat ons overvalt. Iets meer of iets minder,
wat beteekent het? Leven en sterven zelfs, het
heeft geen zin meer. Vijf uur! Dat is de grens
waarnaar men uitziet, Iets anders bestaat niet.
Het is de roem van Enkhuizen, dat
het in 1572 het sein tot den volks
opstand in Holland heeft gegeven;
zijne burgers heschen den 21 sten Mei
de Prinsenvlag op torens en poorten;
door hun moedig voorgaan volgden
straks Westfriesland en het heele
Noorderkwartier.
Reeds bij de poging van 1570 was
het vooral om Enkhuizen te doen ge
weest. Men had er reeds toen een
nieuw-Rochelle" van willen maken,
een bolwerk voor de zaak van den
Nederlandschen opstand, zooals la
Rochelle dat voor de Hugenoten was.
Het was een stad, rijk aan schepen
en varensvolk, gelegen aan het smalste
deel van de Zuiderzee, zoodat van Enk
huizen uit de koopvaardij van Am
sterdam, dat trouw aan den Koning
van Spanje bleef, kon worden vernietigd.
Binnen Enkhuizen had de Prins
sinds 1570 verstandhouding, zelfs met
een enkel lid van de regeering, maar
het meerendeel daarvan bleef, als
elders, getrouw aan Bossu, den stad
houder van Holland in naam van den
Koning.
Ook Bossu begreep de beteekenis
van Enkhuizen's ligging; door zijn
viceadmiraal Boshuizen liet hij er een aan
tal oorlogsschepen verzamelen; ook
trachtte hij bezetting binnen de stad
te brengen.
Sinds het begin van Mei geraakte
Enkhuizen in rep en roer. Toen het
aan de regeering door een list gelukt
was de bezetting in te laten, joegen de
burgers de soldaten weer uit de stad;
zij namen Boshuizen gevangen en pro
beerden zijne schepen in hunne macht
te krijgen, maar de regeering wist de
laatste te doen ontsnappen en gaf ook
aan Boshuizen de vrijheid terug. Van
weerskanten werd liet uiterste ver
meden; geen van beide partijen durfde
nog toeslaan. Totdat, op last van Bossu,
de regeering den knoop doorhakte.
Bossu wil weten, zoo zeiden burge
meesteren, wie zijn vriend, wie zijn
vijand is; alle burgetVmoeten trouw
zweren aan Alva als landvoogd en
Bossu als stadhouder; wie dit weigert,
heeft de stad te verlaten.
Toen maakten de Prinsgezinde bur
gers zich gereed tot den strijd; maar
er behoefde niet te worden gevochten;
de schutterij liet de regeering in den
steek; zonder bloedstorten werden de
burgers meester van het stadhuis; een
nieuwe regeering werd gekozen; Enk
huizen verklaarde zich voor den Prins.
Van Enkhuizen uit werd Medemblik
bezet; door toedoen van Enkhuizen
ging ook Hoorn over, straks gevolgd
door Alkmaar en de kleinere steden
van het Noorderkwartier. De bevol
king van het platteland was den Span
jaarden liet slechts gezind ; toen Bossu
in de dorpen van Waterland de trom
liet roeren om manschappen voor zijn
vloot te werven, was niemand bereid
om dienst te nemen, zelfs niet tegen
een hoog handgeld; maar, zoo schrijft
hij, als de Geuzen er 1000 man willen
werven, kunnen zij ze krijgen.
Uit Bossu's brieven aan Alva blijkt,
voor welk een groote ramp voor de
zaak van den Koning hij den over
gang van Enkhuizen naar de zijde van
den Prins aanziet; het behoud van het
land", zoo schrijft hij, hangt er van af,
of wij Enkhuizen kunnen hernemen".
Maar de landvoogd kon hem geen
troepen daartoe beschikbaar stellen.
Reeds was Lodewijk van Nassau met
een afdeeling Hugenoten in Hene
gouwen gevallen en Bergen door hem
veroverd. Van die zijde dreigde het
grootste gevaar; Alva ontblootte daar
om Holland zoo goed als geheel van
troepen en verzamelde al de beschik
bare macht voor den veldtocht in het
Zuiden; niet alleen de troepen, die bij
Bergen op Zoom waren samengetrokken
om Vlissingen te hernemen, maar ook
die, welke Bossu in Rotterdam en om
geving had gelegerd, kregen bevel naar
het Zuiden te trekken.
Zoo kon de opstand zich ook in het
eigenlijke Holland, in Zuidholland, uit
breiden. De steden, die in Juni of Juli
zich voor den Prins verklaarden, waag
den reeds veel minder; voorloopig had
den zij geen aanval van Alva's troepen
te vreezen; de Prins zelf kwam toen
ook in het veld; men mocht hopen dat
straks ook in de Zuidelijke Neder
landen een'opstand zou uitbreken.
Maar toen Enkhuizen op den 21 sten
Mei zich aan Alva's gezag onttrok, had
Lodewijk van Nassau zich nog niet van
Bergen meester gemaakt, bestond er nog
geen uitzicht, dat de Prins spoedig te
velde zou trekkenen was er dus nog niets
voorgevallen van al die gebeurtenissen,
die het voor de afwachters" minder
gevaarlijk maakten, kleur te bekennen.
De burgerij van Enkhuizen heeft de
vermetelheid gehad, zich aan de zijde
van den Prins te stellen, toen zij er nog
op moest rekenen, dat haar dit straks
het leven zou kunnen kosten.
Zij heeft veel gewaagd maar ook
veel gewonnen. Zij heeft West-Fries
land partij doen kiezen voor de zaak
van den opstand; wie zal zeggen of
zonder dit voorbeeld de afwachters"
zich zelfs door den opmarsch van den
Prins nog uit hun veilige tent hadden
laten lokken?
Daarom verdient de 21ste Mei 1572
te worden herdacht als een der be
langrijkste gebeurtenissen uit dat jaar,
als een gebeurtenis, door haar onmid
dellijke gevolgen gewichtiger dan de
inneming van den Briel door de Water
geuzen.
Het overgaan van Enkhuizen naar
de zijde van den Prins was het begin
van den opstand in Holland.
Van den w/Asopstand: burgers en
schamele gemeente verklaarden zich
tegen Alva, vór Oranje; de beschrij
ving der gebeurtenissen, die in de Mei
maand van 1572 te Enkhuizen voor
vielen, ontlokt aan Hooft in zijne
Nederl. Historiën de erkenning, dat
men hier te lande de magliti'gste ver
anderingen by aanstichting oft immers
dapper toedoen des gemeenen mans
heeft zien invoeren".
K c R x K A M P
POLITIEKE TAKEN EN
VOORUITZICHTEN
v
POLITIEKE VOORUITZICHTEN
Het dreigende gevaar voor volksverval en
de dringende eisen een zaakkundige ernstige
welvaartspolitiek in te leiden, eenerzijds, en
daartegenover de onrustbarende zwakte van
het politieke partijwezen anderzijds, maken
hèt vooruitzicht donker. Maar ook in hèt donker
zijn er schakeeringen van zwart. Zooal
niet het beste, dan toch het minst slechte
moet opgespoord worden. En daarom is het
geen wonder, dat er uitgezien wordt naar een
nieuwe groepeering van partijen, die meer
leven en kracht kan vertoonen dan de te
genwoordige. Niet alleen leven en kracht
eener behoorlijke regeerende meerderheid,
maar ook bij de minderheid als oppositie.
Want voor eene behoorlijke werking van het
demokratisch parlement zijn beide even noodig
en kunnen beide even nuttig zijn.
Het is een bewijs van onjuist inzicht in
het parlementarisme, indien alleen gelet
wordt op wat eene regeerende meerderheid
tot stand kan brengen. Juist omdat de taak
van eene meerderheid scheppend is, en al
hare aandacht in beslag genomen wordt door
de inspanning van het tot stand brengen en
doorvoeren der maatregelen, juist daarom
mist zij kritiek en aansporing om veelzijdig te
zijn. Een loyale oppositie, loyaal omdat en
zoolang hare kritiek vrij blijft van kleinzielige
tegenwerking en partij-haat kan dikwijls
evenveel aanspraak-maken het landsbelang
te dienen als de regeering. Laat haar omvang
dan maar klein zijn. Is er nu eene nieuwe com
binatie mogelijk, die groepen vormt geschikt
voor regeering en voor oppositie? Herhaalde
lijk is reeds gewezen op een samengaan van
de katholieke staatspartij met de
sociaal-demokraten. Daartegenover zouden dan
christelijk-historischen en liberalen elkaar de hand
reiken, terwijl anti-revolutionairen,
vrijzinnigdemokraten en eventueele andere partijtjes,
die het tot een vertegenwoordiger weten te
brengen, dan maar moeten uitmaken aan
welken kant zij zich stellen en handhaven.
Ongetwijfeld zou een nieuwe combinatie
rood-zwart die al reeds als 't nieuwe monster
verbond werd aangeduid, de kans bieden
op een numerieke meerderheid in de Tweede
Kamer. Dat zou op zich zelf niet voldoende
zijn. In de sociale politiek ware stof te
vinden voor een, zij het tijdelijk,
regeeringsprogram. Het voornaamste is echter thans
geworden of er eenheid denkbaar is ten op
zichte van een nieuwe welvaartspolitiek.
Dit is het voornaamste, omdat de welvaarts
kwestie niet naast maar onder alle andere
politieke vragen ligt. Alle eensgezindheid over
de sociale politiek, dat is over lotsverbetering
van arbeiders, helpt niets indien het bedrijfs
leven in elkaar zinkt. Nu is het merkwaardige,
dat zoowel de katholieke als de
sociaal-dernokratische partij haar sociaal-politiek program
uitbreidde tot eene bemoeiing met de kern,
dat is met het meest eigene leven der bedrij
ven. Doch hoewel zoowel van de katholieke
,,bedrijfsorganisatie" als van de socialisatie"
der S.D.A.P. een verbetering en verheffing
der bedrijfsresultaten beloofd wordt, is er
toch eenige twijfel of die beide middelen in
de tegenwoordige omstandigheden als een
tooverstaf tegen werkloosheid en
kapitaalverlies snel genoeg kunnen werken.
Vandaar dat ook aan de orde is gesteld de
bescherming van het tegenwoordige bedrijfs
leven, zOoals het thans reilt en zeilt, dus zonder
onteigening, en zonder onderschikking aan
een bedrijfsraad. Op de aanvaarding van die
bescherming komt het aan, en ook daarover
schijnt een rood-zwarte eensgezindheid niet
uitgesloten. Dat de katholieken die bescher
ming allereerst zien door een wacht aan de
grens, d.w.z. door invoerrechten en ten
koste der consumenten, terwijl de S.D.A.P.
in haar onschokbaar vertrouwen op den
onuitputtelijken inhoud derschatkist deze voor
premiën en credieten wil aanspreken, is wel
een lastig meeningsverschil, doch alles en
alles bezien schijnt eene samenwerking der
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIICIIIIIIIII1III1III1IIIIIIIII
Ze zijn klaar de mannen: als n man
vliegen zij uit de loopgraaf heen en bij den
boschrand' gekomen zien zij den verrasten
vijand wegkruipend vluchten door het struik
gewas. En dat is pas een begin van den dag.
Geen oogenblik wordt den overwinnaars ge
laten om van hun triumfgevoel te genieten,
dadelijk moeten zij zich voorbereiden op den
tegenaanval.
Het reglement zegt: De soldaat moet
vechten en arbeiden. Wanneer hij alleen op
zijn geweer rekent om een stuk gewonnen
terrein te verdedigen, komt hij verkeerd uit.
Hoe vermoeid hij ook is, zijn eerste gedachte
moet zijn dadelijk den grond op te gaan
scheppen, om zich een toevlucht te ver
schaffen tegen het vuur van den vijand."
De korporaal Gaudy kende zijn reglement.
Geen minuut ging te loor of de soldaten waren
aan 't werk om een beschutting te maken en
gaten te graven voor de loopgraaf. - Flink
aan den gang, jongens, moedigt hij hen aan;
want van nature bestaat de neiging om na
het succes even uit te rusten en de morgen
nevel verhindert nog vijanden iu de buurt
te zien.
Daar klinkt een kreet, een schot is gevallen.
Bij het opkijken ziet de aanvoerder van
de kleine sectie een van zijn manschappen, die
den schop uit handen laat vallen, een geheele
omwenteling om zich zelf beschrijft en op
zijn rug neerkomt. Een paar trekkingen en
de getroffenen ligt stijf op den grond. De
anderen met open mond staren het aan en
staken even hun werk. Instinctief gaan zij
op hun buik liggen; zij speuren dat het schot
uit een loopgraaf is gekomen op tachtig
meter aistand. Vandaar houdt men hen in
't oog.
Op handen en voeten gaat de korporaal
naar den gesneuvelde. Bloed is er niet te zien,
de bloeding was intern, en het gezicht was
zóbleek, zóbleek ! - Met de linkerhand
zocht hij de plaats van het hart; het sloeg niet
meer.
Op zijde liggend om geen mikpunt te geven
aan den vijand in de loopgraaf, zette men
het werk met den schop voort; het was
uiterst vermoeiend, want liet heette dat een
tegenaanval in 't zicht was, en waar zij waren
gevestigd, was het meest blootgestelde punt.
't Is een viiilaardig hoekje hier !" zei de
grappenmaker.
Maar /-ij brachten er verder het leven af.
Den volgenden dag echter toen werd het
meenens.
De vijand scheen niet te willen dulden dat
de Mont-Renaud bleef in handen der
Franschen. Er werd een bombardement, tegen
uitgevoerd, als of de hel was losgebroken.
Nog stond het kasteel, gewond maar toch
rechtop. Nu moest het van de aarde worden
gedelgd. In de loopgraaf van den korporaal
voelde men de trillingen van den grond en
moest men zich dekken tegen den regen van
steen en.
Het was volstrekt onnoodig daar te blijven.
De vier soldaten wilde daarom de korporaal
naar een veiliger plek /enden. Zelf mocht
hij den hem aangewezen post niet eigenmach
tig verlaten. Zij gingen aarzelend, maar de
potsenmaker Biget verklaarde den koiporaal
niet alleen te zullen laten in het vtiilaardige
hoekje."
En machtig blij was deze dat er ,iog iemand
was om de tragedie van dien dag met hem
te dragen. Want het was een bijna onduldbaar
schouwspel om het trotsche gebouw dat hun
gastvrijheid had verleend en hun zijn inti
miteit had geopenbaard, eerst ontmanteld
te zien, dan afbrokkelend en neerplompend
als slachtoffer van matelooze woede.
Biget begon met zijn grappen, maar hoe
langer het duurde, hoe bleeker hij werd.
Eindelijk werd het -zoo'n opschudding dat
de korporaal het noodig vond, als aanvoerder
te toon en hoe hij zijn zinnen bij elkaar had.
Hij bood den kameraad een sigaret aan en
begon te lezen in een Latijnsch boek van
het kasteel meegenomen.
Op dat oogenblik kwam een kameraad,
ongerust geworden, naar hen kijken, maar
trok zich terug, als hij hen zoo moedig,
en zoo rustig zag zitten.'
Zómoedig waren zij nu niet. Het kasteel
werd geattakeerd, alsof men de steen en
fondamenten te pletter wilde slaan, boom
stammen kwamen in de loopgraaf neer,
eindelijk werden vuiirbommen afgeschoten,
het ging al wilder en wilder dnor elkaar.
Er was geen sprake van zijn plaats te be
houden. Van onder een stortvloed van gruis
zag de korporaal zijn kameraad voor den dag
komen, bebloed en aan de knie, in de zijde.
gewond. Nu moogt ge niet langer hier
blijven, zeide hem Gaudy. Hij pakte den
man op, als hij weerstand bood, verbond hem
ruwweg en duwde hem voort. Maar waar
moet ik naar toe? vroeg Biget de grappen
maker.
Nog een kansje rest je, gilde de korporaal
als een waanzinnige hem in de coren. Hier
in allen geval ben je verloren !
Hij zag hem heengaan. Alleen gebleven
hield hij het in de verschrikking niet uit.
Wie zou ook bij die onweersbui van explosies
het oog houden op de kleine loopgraaf!
hij wilde met de kameraden meevechten als
hij hen kon terugvinden. Hij zocht hen in een
opwinding van vertwijfeling en ja, hij trof
ze aan en, zonder om iets te geven, zonder
om iets te denken, losten zij in een roes hun
schoten op de stormende aanvallers, die
afdeinsden.
De slag hield op; dadelijk was het: werken
aan nieuwe loopgraven ! Tegen het vallen
van den nacht waren zij gereed. De korporaa!
met zijn overgebleven drie mannen haalde
het gebeurde van den dag op. Daar klonk
op eens een stem achter hen: Bravo, kerels!
Je hebt flink gewerkt. Ik feliciteer je !"
Het was Biget.
Hij zag er uit in de schemering als een lijk.
Zijn evacuatie-fiche droeg hij op zijn borst,
maar hij had geen gebruik willen maken van
de Amerikaansche lastwagens, hij moest
eerst van de kameraden afscheid gaan nemen.
Zoo ondanks pijn en vermoeidheid was hij
naar boven gestrompeld. Ook een held !
W. G. C. B Y V A N C K