De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 20 mei pagina 2

20 mei 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Mei '22. No. 2343 DE VOETBAL-RAGE Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan H A t,*; l». De moderne atlas iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiini katholieke en sociaal-demokratische partijen zakelijk en rationeel niet onmogelijk. Kan dit dus als een politiek vooruitzicht gelden?In waarheid was het niet veel meer dan een schemer. Het katholieke episcopaat heeft zich voor eenige maanden scherp ertegen uitgesproken. En geen wonder. De bisschoppen letten toch van zelfsprekend op hunne directe kerkelijke omgeving. Hoe zou een aanprijzing der zoo felbestreden socialen en revolutionai ren in de hoofden en harten der getrouwsten ontvangen worden? Bovendien toonde het optreden der agrarische en conservatieve groepen in de katholieke partij, dat reeds de gedachte aan een coalitie met sociaal-demokraten een naar splitsing dringend verzet verwekte. De nieuwe katho lieke staatspartij verjoeg den opkomenden schemer. Ook de sociaal-demokraten behielden zich een uitspraak van de geheele partij voor en bovendien van haar aanhang, de vakvereenigingen, aleer zij in een nieuwe regeeringscombinatie traden. Ook die beslissing was nog verre van verzekerd, en zou zeer afhangen van de voorwaarden. Gesteld al, dat nu of later de beide partijen het gevaar wilden loopen, de katholieken om conservatieve, de sociaal-demokraten om radicale elementen te verliezen, als gevolg van een regeeringsbeleid dat van hunne com binatie te verwachten is dan nog zouden de onderhandelingen over eene eventueele sa menwerking buitengewone moeilijkheden op leveren. Want zulke onderhandelingen zou den niet zoo oppervlakkig en lichtvaardig gevoerd worden als in de laatste jaren bij de clericale coalitie het geval was. In een ver trouwen dat het wel zou gaan, uit oude gewoonte en aanhankelijkheid berustte het verbond op al te losse grondslagen, zólos, dat de regeering klap op klap kreeg en aldoor verzwakte. Een behoorlijk accoord over verschillende punten, die elke regeering voor zich ziet, en niet ontwijken kan, is onvermijdelijk. Zoo'n accoord over de bezetting van het kultureele ministerie, over benoemingen, over houding bij werkstakingen, over buitenlandsch en koloniaal beleid, over defensie, over ambte naren en rijkswerklieden, enz. is niet zoo een voudig. Een compromis of een formule wreekt haar voosheid, zoodra het op toepassen aan komt. De schemer van het verbond is dan ook zózwak, dat hij alleen bestond en zichtbaar werd door het duister van andere vooruit zichten. Slechts dan wanneer de verkiezingen een volslagen donker zouden opleveren, met .geen enkele kans om een andere combinatie te vormen, slechts dan meende men dat heel veel aarzeling overwonnen zou worden. Zijn er andere combinatie's, behalve die der bestaande coalitie? Is het denkbaar dat wat men de linkerzijde noemt, zich weer concen treert". Gesteld al dat de Vrijheidsbond erin geslaagd zou zijn door vage formuleering van beginselen en taktiek, het schisma van links en rechts tegen te houden, dan is er geen enkele grondslag denkbaar voor een com binatie met vrijzinnig- en sociaal-demokra ten (die onderling ook sterk uit elkaar gaan), piet te vergeten: een grondslag voor sociaal- en welvaartsbeleid. Zullen anti-revolutionnairen, christelijk-historischen en liberalen zich zoo kunnen samensluiten dat zij een deel der katholieke en socialistische kiezers naarzich toe lokken voor het voeren van een zuinigheids- en welvaarts-politiek? Wanneer zoo'n samensluiting nog vór de verkiezingen niet door het evenredig kiesrecht werd onmogelijk gemaakt, en wanneer zooals vroeger zoo'n combinatie en met zoo'n nieuw" geluid op een districtsverkiezing kon inwerken, dan ware de veronderstelling niet geheel af te wijzen. Thans echter is er geen spoor, geen schijntje lichtschemer in die richting te onderkennen. En zoo blijft het vooruitzicht dat ons partij wezen in staat is om ons door de komende DUIZEND EN EEN MARK Onze nuchtere tijd zwelgt in wonderen. De onzekerheid van het bestaan heeft der romantiek nieuwe kansen gegeven. Men spreekt veel over het weder ontwaken van den gods dienst, en wanneer inderdaad het gevoel van volstrekte afhankelijkheid godsdienst is, is onze tijd bovenmate godsdienstig. Onze godsdienst is die van Hanna, welke zingt: De Heer maakt arm en maakt rijk; hij doodt en maakt levend; hij doet ter helle nederdalen en hij doet weder opkomen. Hij vernedert en verhoogt; hij verheft den geringe uit het stof en den nooddruftige verhoogt hij om te doen zitten bij de Vorsten, dat hij ze den stoel der eere doe beerven. Die verzadigd waren hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren zijn het niet meer". Onze nuchtere tijd is weer de tijd van het sprookje. De betoovering van de Duizend en n Nacht gaat in vervulling. Er leefde een arme visscher, Dsjoedar genaamd. Hem hadden de Maghribieten gunst beloofd. Zij wezen hem den weg naar het land der wonderen, en leerden hem het geheim, uit een ledigen mantelzak veertig verschillende feestspijzen te tooveren en door het wrijven van den ring zich een lustslot te doen bouwen. Er leefde een man van het sjofele gild der intellectueelen, neergekwakt in het stof en door de handwerkers vertreden. Maar de Maghribieten gaven hem de macht over den geheimzinnigen Dienaar, die den arme op zijn rug neemt en hem neerzet in het vreemde land, waar de penning, hem door de schuldeischers barmhartig gelaten, ver andert in zuiver goud. Keur van spijzen, lieflijke geuren, dansende nymfen, muziek, bloemen, buigende slaven omringen den nieuwbakken prins in zijn tooverpaleis. De Heer verheft den geringe uit het stotenden nooddruftige verhoogt hij om te doen zitten bij de vorsten. Doch helaas, de overgevoeligheid van den intellectueelen decadent! Zijn geweten is te teer en zijn smaak te fijn om de hem bewezen gunst naar behooren te genieten. Het land, waarin de Maghribiet van de Mark den scha mele tot vorst heeft verheven, ligt zwart van schaamte, honger en ellende. De voeten van vreemde verwinnaars treden den bodem; vijandige vlaggen tarten de kathedralen en burchten der oude rijkssteden en tot slaaf zijn getemd de zelfbewuste vaderlanders. Wie, die ook maar een weinig aan fijnzinnig heid lijdt, kan zich de hem geboden weldaden laten smaken temidden van een ontberend volk? Wie kan met rijksdaalders smijten te midden van winkeltjespelende kinderen, voor wie een halve stuiver reeds een kapitaal vertegenwoordigt? Wie kan als volwassene hun spelletje misbruiken door met zijn prot serig goud hun stalletjes leeg te koopen en als een roover met buit beladen huiswaarts te keeren? En toch, men doet hun plezier, door als groot mensen mee te spelen en vooreen paar dubbeltjes in hun auto of spoortrein te rijden; voor een kwartje te smullen van hun wijn en gebraad en voor een stuiver of wat naar hun opera-muziek te liggen luisteren en hun spel en dans te liggen aanschouwen. Waarlijk, men doet hun pleizier, door hun nijvere han den aan 't werk te houden en hun den afval van hun eigen arbeidsvruchten te gunnen. Ach, onze overgevoeligheid, die ons ver drietig stemt, als we vuile ventjes in slordige jassen de wacht zien houden aan hun trotsche rivieren; als zoo'n slonzig stoetje Belzen in 't aangezicht van den Drachenfels slentert over de brug van hun Rijn; als de kwieke, keurige Tommies paradeeren ten overstaan van hun Dom. Wat moet er wel omgaan in 't gemoed van deze vaderlanders, wier nationalistische ro mantiek onvernietigbaar voortblocit in 't diepst van hun ziel? Want verstolen in een hoekje van de qelagkamer staat het beeld van den Keizer en ten krans van verdroogde blaren donkert er om heen. Maar gekleurde ballonnetjes in den krans verradende heiligenvereerin», die zal opstralen als straks, in vertrouwelijke beslotenheid, het electrische licht den krans tot een bont aureool zal heb ben gemaakt. Bismarck's forsche gestalte, een beeld hier, een buste ginds, bronzen statuën overal. De machtige ruiterstandbeel den, die de Rijnbrug bewaken; de koningenen keizers alom, maar ook de gekerfde gelaten van studenten en scholieren, nog als van YKAAOTi SI-FA-KO S IQ ARE M Hot voornmmmmto verkiezingen een krachtige en bekwame re geering te brengen, dubbel donker. Donker door de gevaren, donker pok door de politiek. Dat moet op de verkiezingen van 1922 ont moedigend werken. Eén mogelijkheid was er nog geweest voor een opleving. Indien n.!. het zittende kabinet na zijn laatste reorgani satie zooal geen geestdriftwekkend program van nieuwe beginselen dan toch een'opwekkend pittig aanpakken der tijdsproblemen had getoond, en alom daarvoor belangstelling en hulp had gezocht. De bedoeling was er wel. De'nieuwe minister van finantien zou de kern vormen voor het beleid van berouw. Want aan finantieel en economisch beleid had het ministerie zich heel weinig gelegen laten liggen. En geen grooter ijver dan bij ernstig berouw. Maar wat er ook gebeurt, pit tig en pakkend is het niet. Het schijnt wel alsof het ministerie zich rustig erbij neerlegt dat alom in den lande een nieuw kabinet na de verkiezingen wordt verwacht. Het schijnt alsof de ministers wel den ernstigen wil toonen in de bezuinigingslijn te loopen, doch overigens dat loopen in de lijn richten naar het doel van een vrij spoedig afbreken der taak. Zoo een voudig en zoo gemakkelijk is het echter niet om het staatsbeheer tot het hoogstnoodige te reorganiseeren, en het bedrijfsleven nieuwe moeden nieuwe kracht te geven. Dat geschiedt niet bij wijze van een afspraakje op de vloer mat vór het vertrek. Maar bovendien ge schiedt het ook niet zoo straklijnig. Dat is goed voor een liquidatie. Maar zoo ooit dan blijve ons land bewaard voor eene bezuini ging naar liquidatie-methoden,waarbij snel het beste verdwijnt en de rommel-rcst blijft hangen. Hoe het zij, door een practisch voorbeeld van regeerkracht, al ware het dan zonder beginselvertoon, is ons land niet getroffen geworden. En dat is eigenlijk van zelfsprekend. Sterke regeeringen komen op uit sterke poli tiek. En die is er niet. Maar erger, die is niet in het zicht. I. P. DE V o o YS. GENUA Bedriegen niet alle voorteekenen, dan zal Genua in de geschiedenis van onze dagen een mijlpaal, een keerpunt worden. Evenwel in geheel anderen geest en op geheel verschil lende wijze dan men vrij algemeen had ver wacht en gehoopt. De conferentie te Genua is bijeengeroepen onder de leuze van den economischen wederopbouw van Europa. Met die bedoeling was zij ook zeer grootscheepser! opgezet. Niet alleen de leden van den Volken bond werden opgeroepen daar te verschijnen, maar ook de door den oorlog geslagen volken, met name de Duitschers, werden uitgenoodigd: Rusland werd niet ter zijde gelaten, hoewel men nauwelijks weet, in hoeverre de sovjet-regeering het Russische volk kan ver tegenwoordigen; op de tegenwoordigheid van vertegenwoordigers van de Vereenigde Staten meende men te kunnen rekenen. In breede kringen, ook in ons land, werd gaarne geloofd, dat een conferentie van de bloem der Europeesche en andere ministers, staatslieden, economisten en financiers het middel zou weten te vinden om het diepgezonken Europa uit het moeras te helpen. Uit Genua hoopte men ook zou de dag der verzoening dagen, die aan het in zich verdeelde en van wan trouwen vervulde Europa den waren, den innerlijken vrede zou hergeven. Daar ook zou Koninklijke M e u b e 11 r a n s p o r (-Maatschappij DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Bergplaatsen voor Inboedels | de zoo langverbeide algemeene ontwapening een feit worden. Die hooge verwachtingen zijn niet uitge komen en konden ook moeilijk worden ver wezenlijkt. En daarbij behoeft men nog niet eens te denken aan de diepe teleur stelling, die het wegblijven van Amerika van de conferentie van zelf moest brengen. Dat was stellig niet de hoofdzaak; het is zeeer de vraag, of met de medewerking van Amerika de conferentie veel beter zou zijn geslaagd. De fout lag van het begin af in de geheele structuur der conferentie zelf. Men behoeft zich waarlijk niet te herinneren, dat een vergadering in geestelijke, ook praktische beteekenis gaat verliezen, naarmate zij grooter wordt en dat een bijeenkomst van eenige honderden verstandige mannen nog weinig waarborgen geeft, dat ook verstandige besluiten worden genomen. Een wandelclub moet wel gelijken tred houden met den langzaamsten wandelaar, wil zij bij een blij ven. Maar dat bezwaar geldt van alle ver gaderingen, conferentieën, congressen, par lementen, die altijd op hun best zijn, wanneer zij alleen maar hebben te luisteren. Maar wat hier dadelijk trof, was het feit, dal al deze, ongetwijfeld knappe, ervaren en verstandige mannen waren bijeengeroepen tot een taak, die niet alleen ver boven hun krachten ging, maar waartegenover zij zelfs grootendeels geheel vreemd stonden. Hier waren de eerste staatslieden van Europa aan het werk en vooral aan het woord. Nu zijn politiek en maatschappij twee geheel verschillende zaken, twee ver uiteenliggende gebieden van denken en handelen. Dat dat zoo is, kan men dagelijks waarnemen, wanneer men slechts de binnenlandsche politiek van een willekeurig land volgt. Overal blijkt de wetgever gaarne de begeerige hand uit te strekken naar de organisatie van het maatschappelijk leven; dat dat overal op teleurstelling en erger, op ontwrichting van de sociale verhoudingen is uitgeloopen, begint men nu langzamerhand wel in te zien. Voor iedere regeering is tegen woordig de maatschappelijke kwestie een vraagstuk in de meeste letterlijke beteekenis van het wo.ird; het is meer een stuk van vragen dan van antwoorder. Maar nu de binnenlandsche politiek reeds zoo vast zit met de maatschappelijke euvels, hoe kan men dan verwachten, dat de samengekomen regeeringen de ontwrichte Europeesche samenleving weer in de haken zullen zetten. Reeds staat vrijwel iedere regeering hulpeloos tegenover de eisenen van dezen tijd; hoe zullen zij dan gezamenlijk een taak kunnen aanvaarden, waartoe zij evenmin geroepen als bekwaam zijn. Geboren uit politieke behoeften, beschikken zij alleen over politieke machts- en hulpmiddelen; wan neer zij samenkomen, kunnen zij eigenlijk alleen politieke zaken behandelen en poli tieke tractaten sluiten. Tot veel meer zijn zij niet in staat. En daarbij komt nog iets anders. Politiek is altijd een zaak van com promissen, van geven en nemen, van het laat ste niet het minst. Dat geldt nog meer voor de buitenlandsche dan voor de binnenlandsche politiek. De diplomaten ter conferentie aan wezig, zijn natuurlijk tot samenwerking bereid; maar zij vertegenwoordigen in de eerste plaats hun eigen land, waarvan de belangen hun zijn toevertrouwd. Dat is altijd zoo geweest en te Genua was het niet anders. Welnu, nergens misschien botsen de belangen der verschillende landen zoo hevig op elkander dan op het economische gebied. Dat dat nog steed: zoo is, bewijst al reeds het feit, dat verreweg de meeste staten van de wereld zich nog met een hoogen muur van in- en uitgaande rechten omgeven. Wanneer de Volkenbond inderdaad iets beteekende, zou hij hebben moeten beginnen met een tolverbond te vormen; er is nog geen spoor zelfs Van een streven naar iets van dien aard te bekennen. Tot de conferentie van Genua is een welsprekend manifest gericht, met het betoog, dat de wederopbouw van Europa moet beginnen met overal den vrij handel te proclameeren ; men is ten opzichte van dit stuk overgegaan tot de orde van den dag. Dat sprak van zelf; het kon niet anders, zoo lang de regeeringen alleen aan de belangen van hun eigen staten denken en ook moeten denken. Het duidelijkst blijkt dat bij het zoo fel uitgebroken geschil tusschen Frankrijk en Engeland. Dat geschil, dat misschien een hevige strijd zal worden, ligt zoo voor de hand, dat het eerder te verwonderen is, dat beide landen nog steeds samengaan dan dat zij niet reeds lang uit elkander zijn gegaan. Politiek kunnen Engeland en Frankrijk soms samengaan: tegen een continentale macht ouds met pleisters en watten gedecoreerd. Maar ook de trouwe hondenblik van een gebaarden Beier, die als van ouds aan de biertafel politiseert. En de heimelijke belang stelling van vrouwen vooral in ieder die komt uit het land van Doorn: ,,ls het waar, dat de keizer weer trouwen gaat?" Zelfs geen wereldoorlog wijzigt de ziel van een volk. Dit volk snakt naar romantiek; zijn rivieren en bergen, zijn burchten, heel de natuur zijner omgeving vraagt er om; en als de romantiek de voordeur is uitgesmeten, sluipt zij de achterdeur weer binnen. Geen douaniers, geen bezettingstroepen houden deze smokkelaarster tegen. Er is een verdrietiger bezetting dan die van de soldaten. De Belgen houden een stukje bezet; de Engelschen een ander stukje, maar de Hollanders bezetten gansch Duitschland. Dat Duitschland deze bezetting verdraagt, stempelt het tot een braaf en duldzaam volk. Want erger vernedering zelfs dan de zwarte troepen zijn de Hollandsche tafelschuimers. Zij bezetten de hotels en de restauratie-wagens, de cabarets en de winkels en loopen den Dom voorbij om valuta-koopjes te ontdekken. Hun biefstuk-wangen en biefstuk-lippen, hun biefstuk-ooren en biefstuk-nekken steken uit de duurste fauteuils en hun vette peenvingers hanteert n het kostbaarste tafelzilver. Zij zijn de ware overwinnaars; de victorie glanst van hun peenhaar en van hun gulzige kaken die driemaal achtereen de spijs- en wijnkaart afwerken. In het aristocratische heiligdom der internationale hotels hoort men zijn moeder taal spreken gelijk Justus van Maurik haar hoorde in de Jord'aan. Daar klinkt boven zijden blouses het lady-like woord: ,,Bijjebelazerd !" en men schaamt zich Hollander te zijn. Mijn God, waar moet dit heen, als straks het zomer-seizoen aanbreekt ! Als ,,Santfoort an de Seei" verplaats' wordt naar Bonn, en Wiesbaden het Kalfje zal zijn geworden ! /on tegen dien tijd de zweep zijn gevonden, welke het werkende paard van de steekvliegen verlost, die parasiteeren op zijn zweet? Want Duitschland werkt, uit is het wonder, dat het gesmade, vernederde, hopelooze volk onverdroten blijft arbeiden. Ha, de rookende schoorsteenen, de gloeiende sintelhoopen, de vlammende ovens van het Roergebied ! Ha, de glimmende monumentale machines in de uitstalkasten der industrieelen ! De nieuwe huizen-complexen, de herbouw, de herleving. De trots in het hart van den eerste den beste, van den kellner, den aapjes-koetsier, den weg werker: dat Duitschland niet dood is. O zeker, er is veel leed, niet alleen over 't verleden, maar ook om de toekomst. De danshuizen openbaren de wanhoop van het eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen ster ven wij. Men danst op den Vulcaan, die schittert van bloedroode en fel-okere kleuren. Alles danst en men doet niets dan dansen. Voor geen andere vertooning heeft men oog en oor dan voor het wulpsche wringen van half naakte lijven. Een wulpschheid, die zich voort zet tot in den dood. Er was, na Tiefland, een première in de opera te Keulen. Mohammed de profeet was de hoofdpersoon: een kalkoensche haan, die zich opblies om zijn kippetjes na te zetten. Mohammed danste, zijn kippetjes dansten, de derwishen dansten, de woestijn danste. Het was een schitterende pracht waarin ze dansten en dansend kwam de beul om een kippetje te vonnissen, dat zich ver grepen had met een anderen haan. Roode beulen sneden met een koperdraad den haan den kop af, gelijk men een ketelkoek doorsnijdt. Zwarte beulen smoorden het kippetje onder een lijkkleed. Juist had Pcdro Sebastiano den strot afgebeten. Maar tangoen fox-trot zijn slechts de sinisierste openbaring der wanhoop, die in de gedweëe oogen van het moede volk minder onsmakelijk zich uit. Het volk werkt, ondanks zijn moeheid: het werkt geduldig, het werkt gedwee. Het hart der natie is ongerept ge bleven: zelfs aan de biertafel treffen moedgevende spreuken. ,,Krin Weiser setzt sich hin, Verlorenes zu bejammern; nein, er sucht mitfrischem Mut es wiedcreinzubringen", ver maant het kartonnetje onder mijn pul. En het nieuwe muntstuk, dat in Hollandsen geld nog gv'cn halve cent waard is, draagt tot devies: ,,Sich regen bringt segcn". Nog staat, vierkant van spierkracht, de nijvere arbeider klaar; hoe wazig de toekomst mag zijn, een toekomst is het immer. Er is een eeuwigheid, die verleden en toekomst omsluit. Er zijn eeuwige dingen, die uitrijzen boven heeft Frankrijk den steun van Engeland noodig en omgekeerd is een getrouwe schildwacht op het vasteland voor Engeland van groote waarde. Wanneer wederzijds wat concessiën worden gedaan, loopt de zaak wel; in de achttiende en de negentiende eeuw staan beide landen' van tijd tot tijd gaarne bijeen. Maar als het om economische be langen en vooral wenschen gaat, wordt het moeilijker; op dat punt verstaan de regeeringen moeilijk scherts. De proefsteen van de deugdelijkheid en de hechtheid van de Engelsch-Fransche alliantie was de Rus sische kwestie. In de Duitsche kwestie is Engeland tot dusverre na lange aarzeling ten slotte toch altijd weer met Frankrijk meegegaan, omdat hier het politieke belang van Engeland te duidelijk sprak. Maar in de verhouding met Rusland spreekt vooral de eccnomische factor, die de beide bondgenpoten onverbiddelijk, haast automatisch uit elkander drijft. Frankrijk met zijn groot bezit aan Russische schuld moet wel in het belang van zijn eigen welvaart er op staan, dat die schuld wordt erkend, voordat eenige concessie aan ae sovjet-regeering wordi ge daan. Engeland daa.entegen, dat als koopman groote belangen in Rusland heeft, wenscht niets liever dan de oude, gewichtige handels betrekkingen weer aan te knoopen; om aie mogelijkheid te openen, is het bereid tot allerlei concessiën en staat het niet al te sterk op de erkenning der oude schulden. De rentenier kan zijn inkomsten niet misse.i: de koopman schrijft zijn kwade posten een voudig af en opent een nieuwe rekening. Zoo heeft Genua de scheiding van Engeland eu Frankrijk in het volle licht gebracht. Dat is het belangrijkste, door velen zeker niet verwachte resultaat van de conferentie. Maar het lag voor de hand en het moest wel zoo komen. Het feit is van het grootste ge wicht voor geheel Europa, ook voor ons. Als Engeland en Frankrijk uiteengaan, is meteen aan den Volkenbond de ruggegraat gebroken. De Volkenbond is tot dusverre nog niet vee! anders geweest dan een vergroote en vermeerderde Entente, hoezeer hij zich ook internationale manieren gaf. Dat is zoo waar, dat een breuk tusschen Frankrijk en Engeland van zelf een scheu.ing in den Vol kenbond moet teweeg brengen. Dan staan alle leden van den Volkenbond voor de vraag of zij zich willen orienteeren naar Engeland of naar Frankrijk. Het is niet twijfelachtig, welke keuze in dat geval de meesten zullen doen. Men kan niet ontkennen, dat de Russen in Genua zeer handig hebben gemanoeuvreerd om het latente geschil tusschen Engeland en Frankrijk in een acuut stadium te brengen. Het blijkt, dat deze communistische wereld hervormers met het woord, inderdaad handige en geslepen diplomaten zijn. Zij hebben hun principieelen ballast in Moskou achterge laten en genieten in Genua van het goede der aarde. Tschitscherin tafelt met den koning van Italië en wordt straks door den Paus ontvangen. Hij blijkt de internationale si tuatie te kunnen overzien en daarvan een voor zijn vaderland nuttig gebruik te kunnen maken. Niemand kan dat hem en zijn genooten euvel duiden. Maar waarschijnlijk vergeten zij daarbij; als ook andere menseden van hun geestelijk slag, n ding: alleen met slimheid en handigheid is ook in de politiek ten slotte nog nimmer iets duurzaams bereikt, al heeft het er soms den schijn van. In de politiek is het als in den handel; zonder een groote mate van onderling ver trouwen zijn geen van beide mogelijk. Welnu, door hun bedriegelijke kunstgrepen hebben zij M III III III MIH UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEM en BORCULO. Agentschappen in Indië: BAT A VI A, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN de warreling eener in elkaar stortende be schaving. Boven het gebonk en getjingel van trams, boven het gekrijsch en geblaf van auto's klinkt, vredig als het gelui van een dorpstoren op Zondag, het machtig gebrom van de Domklokken neer uit de wolken. Als een schimachtig gevaarte verliest dit wonder van bouwkunst zich in den mist. En daar binnen is, gelijk wierook, iets blijven hangen van den geest, waaruit de middeleeuwen dit heiligdom hebben geschapen. Wat is het geheim waardoor technisch zoo onvolmaakten met zoo ontoereikende hulpmiddelen de woonstede Gods op aarde stapelden tot aan den hemel, terwijl wij.... Is 't niet de centrale gedachte, de kracht van het gemeenschappelijk middelpunt, die ons, hulpeloozen, ontbreekt? Is 't niet de massale toewijding aan een massale taak? Is 't niet het allen te zamen schragend geloof in denzelfden onschendbaren God? Iets van dit alles biedt nog dit arme land, welks tragische roeping zoo dikwijls doet denken aan dien lijdenden dienstknecht, waarvan het klassieke woord spreekt: Zie, mijn dienaar zal voorspoedig zijn: hij wordt verhoogd, verheven en zeer verheerlijkt. Gelijk veien zich over hem ontzet hebben: zoo mis vormd was zijn uiterlijk geen mensch meer, en zijn voorkomen hij geleek geen menschenkind; zoo zullen vele natiën bij zijn aanblik ontroeren, koningen den mond sluiten...." Duitschland, Oostenrijk, Rusland! Mark, kroon, roebel. ? Terwijl ik hier nederzit, nietig stipje onder de zich in oneindigheid verliezende koepelen van den Dom, overdenk ik hoe beschamend het is, dat deze diep ver nederden lafenis verschaffen aan wie het steinreiche Holland" moeten ontvluchten. Ach wij, als we poütiseeren, critiseeren en profiteeren, bedenken wij wel genoeg, hoe nok van deze doodbloedende naties geldt, wat Jezaia van het volk Israël deed getuigen: dat ze doorwond zijn om onze misdrijven; verbrijzeld om onze ongerechtigheden. De kastijding die wij verdiend hadden, was op hen. Za! door hun striemen ook ons genezing worden? Keulen, April 1922. H. G. CANNEGIETER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl