Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 27 Mei
A*.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Eindexamens, door Prof.
Dr. O. W. Kernkamp.?Tijdgenootcn, door
Dr. W. . C. Byvanck. Politieke taken
en vooruitzichten, door I. P. de Vooys.
Oude jongens, teekening van Jordaan. ?
De werelden, die ons omringen, door den
sterrenkundigen nedewerker. De confe
rentie te 's Qravenhage, door H. Salcmonson.
3. Doelmatigheid II, door Dr Fred. van
Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M.
Rogge): Modeplastiek van Prof. Rud. Belling,
door Theo van Reyn. Huishoudkundig
Congres te Parijs, door L. E. T. Uit de
Natuur: In Mei, door Jac. P. Thijsse.
6. Passiespelen te Oberammergau, door Dr.
Joachim Friedenthal.?Schilderkunstkroniek,
door Mr. M. F. Hennus.
Bijkomstigheden, door Annie Salomcms. 7. Op
den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H.
Smissaert, 8. Italiaansche Opera, door
H. J. den Hertog, met teekeningen van Is.
van Mens. Dram. Kroniek, door Top
Naeff. 9. De belasting-verlaging, teeke
ning van Joh. Braakensiek. Ruize-Rijm,
Charivaria en Buiten], humor, door
Charivarius. U!t het kladschrift van jantje.
Rijmkronyck, door Melis Stoke. 10. 't
Schietgat, door Melis Stoke. Feuilleton :
Een liefde, door Ellen Forest. Omslag :
Gchaakrubriek, red. Dr. A. O. Oüand.
Bijvoegsel: De aanstaande conferentie in
den Haag, teekening van Joh. Braakensiek.
EINDEXAMENS
Als de tropische hitte, waarmede de
laatste week van Mei ons verrast heeft,
blijft aanhouden, za! de Junimaand
nog meer zweetdruppels doen parelen
dan zij reeds pleegt te doen.
Ik denk daarbij niet aan de
candidaten voor de Tweede Kamer,' die
straks zullen uitzwermen over het land
om avond aan avond, in snikheete
zalen, de probaatheid van de begin
selen hunner partij aan den volke te
verkondigen, noch aan de toehoorders,
die hiervan zullen genieten,
.Zelfs niet aan "de uitverkorenen,
die in den wedstrijd om het kampioen
schap van Nederland de eer van hun
voetbalclub zullen moeten verdedigen.
Zoowel de Blatiw-Wit-ters en de
Be-Quick-crs niet hun aanhang als de
beoefenaars en liefhebbers van de
politieke sport begeven zich vrijwillig
in de hitte van liet strijdgewoel; ze
zouden zich niet gelukkig gevoelen
als ze er buiten moesten blijven.
Maar er is een andere categorie
van stervelingen, voor wie een
balscmieke Jimimaand tot een lichte
bc.proeving kan worden en die niet uit
eigen verkiezing zich in het zweet
huns aanschijns werken.
Juni is ook de maand van de eind
examens van gymnasiasten en
hoogereburgers.
Neen gij behoeft niet een betoog
te verwachten, dat overvloeit van mede
lijden voor de slachtoffers van ons
onderwijs-systcem.
Aan de klachten over overlading
doe ik niet mee; ik vind eer, dat er te
weinig, dan dat er teveel gewerkt
wordt door de leerlingen van onze
gymnasia en middelbare scholen; en
ik zou ze zeker niet beklagen, omdat
ze op een paar warme dagen eindexa
men moeten doen; de geestelijke en
lichamelijke inspanning, die dit van
hen vordert, moeten ze kunnen ver
dragen.
Maar over de doelmatigheid van de
manier, waarop het eindexamen wordt
afgenomen, wensch ik hier enkele op
merkingen te maken.
De eindexamens van de gymnasia
worden sinds veertig jaren afgenomen
door de leeraren zelve, onder toezicht
van drie gecommitteerden, die door
de regeering worden aangewezen; ge
woonlijk zijn dit hoogleeraren.
Sinds liet vorige jaar zijn ook de eind
examens van de H. B. S. schoolexa
mens geworden; ook daarbij benoemt
de regeering gecommitteerden, hetzij
hoogleeraren, hetzij andere personen,
die een academische opleiding hebben
genoten.
Alleen over de eindexamens der
gymnasia kan ik uit eigen ervaring
spreken, een ervaring, die ik eerst in
de functie van leeraar, later in die van
gecommitteerde heb verkregen.
De bedoeling van het instituut der
gecommitteerden is geweest: ervoor
te waken, dat het peil van ontwikke
ling en kennis der a.s. studenten op
behoorlijke hoogte bleef, en dat er niet
te groot onderscheid was tusschen de
eisenen, die aan de verschillende gym
nasia werden gesteld.
In den beginne bestond daar zeker
reden voor; vroeger werd er aan gym
nasia of Latijnsehe scholen, toen deze
zelve het diploma mochten uitreiken,
dat den toegang tot de universitaire
studie opende, wel eens de hand ge
licht met de eischen; sommige inrich
tingen waren berucht geworden wegens
de gemakkelijkheid, waarmede zoontjes
van welgestelde ouders er dit diploma
konden verwerven.
Dit kwaad was spoedig uitgeroeid;
maar het instituut der gecommitteer
den bleef gehandhaafd, ook toen het
gymnasiaal onderwijs zich zoo had ont
wikkeld, dat misbruiken ais de zoo
even genoemde niet meer te vreezen
waren; men achtte het nuttig, dat er
eenige controle uitgeoefend zou blijven
worden en dat gecommitteerden de
eindbeslissing hielden over den uitslag
van het examen.
Volgens mijne ervaring is dit echter
thans overbodig; ik geloof niet, dat
de universitaire studie er onder zou
lijden, wanneer de leeraren van een
gymnasium zelf voortaan mochten be
slissen, welke leerlingen tot de univer
siteit zullen worden bevorderd.
Ongetwijfeld zijn er enkele leeraren,
die thans, nu het eindexamen onder
toezicht van gecommitteerden wordt
afgenomen, er op uit zijn, hunne leer
lingen een liooger cijfer te doen be
halen, dan waarop zij recht hebben,
deels uit goedigheid, soms ook om te
verbergen dat de resultaten van hun
onderwijs niet heel schitterend zijn.
Maar bij de overgroote meerderheid
is dit zeker niet het geval; het komt
ook wel voor, dat leeraren, uit een
overdreven eerlijkheidsgcvoel tegenover
gecommitteerden, het hun leerlingen
lastiger maken dan noodig is.
Wanneer een leeraar bedrog wil ple
gen, en hij dit niet op al te plompe
wijze doet, kan hij den gecommit
teerde gemakkelijk een rad voor oogen
draaien, met name bij het schriftelijk
werk, wanneer hij zijne leerlingen te
voren gedrild heeft op de moeilijk
heden, die er in voorkomen.
Maar dit behoort tot de
zeldzaamheden; en zij, die zich thans aan deze
praktijken schuldig maken, zouden dat
vermoedelijk niet doen. als zij zelf de
beslissende stem hadden; tegenover
hunne collega's zouden zij ook spoedig
in den kijker loopen, wanneer zij tel
kens te hooge cijfers toekenden.
Juist de wijze, waarop thans het
examen wordt afgenomen, verleidt
sommige leeraren tot afkeurenswaar
dige handelingen.
En zij kan bovendien, bij zwakke
leeraren, een ongunstigen invloed uit
oefenen op het gehalte van hun onder
wijs in de hoogste klasse.
Wanneer een leeraar niet mans ge
noeg is om zich niet te storen aan de
stokpaardjes, die sommige gecommit
teerden er op na houden; wanneer hij
zijn onderwijs niet zelf bepaalt, maar
dat laat bepalen door het eindexamen,
dan zullen zijne leerlingen misschien
een hooger cijfer behalen, maar de
degelijkheid van hun onderwijs /ia!
er onder geleden hebben.
Tegenover den ongunstigen invloed,
die van het eindexamen uitgaat, staat
lllinlIIIIIIIIIHIllMIIIIIMIIIlllMlllllnlIlllllllllMIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIKIIIIIIIIIII 'iltll l III Illlllllllll l lul Illllll Illll l IIIIIM
> lllllmlMMMItllllllllllllllllllll
HARTSGEHEIMEN
Zoo meen ik den titel van Wells' laatst
verschenen geschrift te mogen weergeven.
T/ie secret places i>t the lieart brengt ons onder
het oppervlak der samenleving; het boek
spreekt over dingen die men liefst verzwijgt
en waarvan het ook niet neodig is dat zij
algemeen bekend zijn; maar zonder de kern* is
er van zou ons toch iets zeer belangrijks ont
gaan van het wereldleven. Hier komt het
Jus te pas dat e schrijver van
verbeeldingswerk zijn taak vervult en ons zijn weefsel
schenkt, gearbeid naar het patroon der waar
heid.
Is Wells dan van den tegenwoordige!! tijd
niet een kostelijke en kostbare figuur! Hij
heeft den slag zijn personen zonder omhaal op
te stellen, dat ze op hun levende been en staan
en dat wij ons gerechtigd gevoelen zonder
indiscretie te luisteren naar hun geheimen.
Want de zaken die zij aanroeren, de vragen
waarvan zij een oplossing zoeken, gaan onzen
tijd en ons heel na aan; wij verlangen ons deel
van de inlichtingen.
Sir Richmond Hardy, de president van het
Rijkscomitévan brandstoffen, dien wij allen
kennen, een machtig man iu het Britsche
Rijk van wetenschap en van zaken. L- den
beroemden specialist voor zenuwen Dr.
Martineau komen consultceren.Hij heeft strub
belingen met zijn comitéen kan hel niet tot
zijn zienswijs overhalen; dat is tot schade van
het land, liij heeft zich boos gemaakt, hij is
machteloos gebleken en hij voelt zich ge
deprimeerd. De dokter moet het verhelpen
met een drank die weer toon geeft aan zijn
constitutie.
Ge kent Dr. Martineau; tegenover Sir
Richmond Hardy, die er uitziet alsof de dingen en
de menschei] voor hem uit den weg moesten
gaan, maakt hij met zijn maaiigezicht en zijn
uitkijkende oogen, maar een sobere figuur,
ook haper! er wel wat aan zijn kleeciij; toch
wekt hij vertrouwen, zonder pedanterie is
zijn taal gedecideerd, hij geeft den indruk
dat hij zijn zaken verstaat en clat hij met ai
zijn belangstelling er bij is.
Wal de wereld niet weet, en \\at vooreerst
nog een geheim moet blijven, hij was bezig ee
boek te schrijven over de psychologie van den
nieuwen tijd. Allerlei fragmenten van
droomen, verwachtingen, vooruordeelen zijn nog
iu 's meiischen brein blijven steken en ver
hinderen het vrije uitzicht over het eigenste
domein dat men in orde moest houden. Eerst
als dat is geschied, kan men voor zich
zelf objectief beslissen. Maar dat zich/elf"
dient men te beschouwen als een samenhan
gend deel van de menschheid, die men in haar
geheel moet onderzoeken ook om zichzelf te
leeren kennen ....
Van geen drank wou de dokter hooren. Er
was geen sprake van overwerken; de fout
school in de,; geest, er moest ergens een wrij
ving zijn, die alleen was te bestrijden door een
ontleding van het geestelijk leven. Met het oog
op zijn boek interesseerde de dokter zich
bijzonder voor het geval. Hij deed het voor
stel om samen een automobieltocht
doorZuidEngeland te ondernemen, en op die reis te
beproeven den gedachtengang van Sir Rich
mond Hardy te ontraadselen. Het succes
kon niet uitblijven.
Laat ons niet veel nadruk leggen op de
auto-avonturen.
Zij brachten er het hunne toe bij dat de
twee reisgenooteu met elkander familiaar
werden; immers op reis toont men zich al
ras in zijn ware gedaante. Zoo vinden wij hen
neergestreken in Maidenhead, de bekende
uitspanningsplaats aan de Thames, waar
Engeland zich in den mooien tijd amuseer!
met flirten en roeien.
Zij treffen in de eet zaal verscheiden paren
aan die op hun huwelijksreis schenen te zijn en
de wittebroodsweken vieren. --- Tijdelijke
huwelijken, zegt Sir Richmond, ik weet hoe
't hier gaat; ik heb ook tot zulke huwelijks
kisten behoord.
Dan laat hij zich gaan, hij raakt aan zijn
sexneele ervaring, spreekt over zijn ontmoe
tingen en op eenmaal komt hij los. Het vrou
welijke, toch nog iets anders dan de vrouw,
heeft in zijn leven een overiieerschenden
invloed gehad. Zie eens," zegt hij, wat een
fantastisch we/en ik ben, wanneer ik mij zelf
stukje voor stukje uit elkaar neem. Ik' ben
een werkzaam man geweest in verantwoorde
lijke stelling, mijn heele leven door. Trouw ben
ik al mijn verplichtingen, dikwijls /eer ge
compliceerde, nagekomen. Men zou denken
dat mijn tijd daarmee geheel was vervuld.
en toch al dien tijd was ik uit op vrouwen als
een dorstig beest dat zoekt naar water.
Jong ben ik getrouwd en hel huwelijk
vereenigde veel voorwaarden van geluk. Ik
kan niets aan mijn vrouw- verwijten en na
vier jaren was ik haar ontrouw en ben het
steeds gebleven, nu eens hierheen getrokken,
dan daarheen. Zouder de vrouwen was er
niets in het leven dat mij bekoorde, ik kou
geen natuur, geen kunst genieten....
Maar Dr. Martineau stelde daartegenover
zijn ideaal. Voor hem was de tijd op het punt
van aanbreken dat de menschen /ieh los
maakten van hun instinctieve neigingen en
van hun zelfzuchtige belangen. Voorheen was
dit ook wel geschied, maar dan was het ge
weest de stichter van een godsdienst, een
groot kunstenaar, een wetenschappelijk ont
dekker die alles wat hem persoonlijk betrof
vergal en die Mensch werd, denkend voor
de geheele menschheid.
Nu echter waren de dagen op komst clat
builen alle godsdienstgevoel om, builen alle
weinig, dat voor het behoud ervan in
zijn tegenwoordige!! vorm pleit.
Voor het op peil houden van het
gymnasiaal onderwijs in het algemeen
is het instituut der gecommitteerden
niet meer noodig; daarvoor kunnen de
leeraren zelf zorgen.
Maar wel kan het er iets toe bijdragen
om het onderscheid tusschen de resul
taten, die aan verschillende gymnasia
bereikt worden, niet al te groot te
doen worden.
Ontegenzeggelijk bestaat er onder
scheid, zoowel tusschen de resultaten
in het algemeen voor verschillende
gymnasia, als in die voor bepaalde
vakken.
Wanneer gecommitteerden dit op
merken, kunnen zij aan die scholen,
waar het onderwijs in bepaalde vakken
te wenschen overlaat, hoogere eischen
stellen, in de hoop, dat dit voor den
betrokken leeraar een aansporing zij,
zijn onderwijs te verbeteren.']
Een enkele maal zal dit ook wel
hebben gebaat; vooral bij jonge leer
aren; de ouderen zijn gewoonlijk niet
meer te veranderen; men moet ze
nemen zooals ze zijn. Bovendien
het heeft mij altijd onbillijk toege
schenen, de leerlingen te doen boeten
voor de fouten van hun ieeraar. Ik
bedoel dit: wanneer een leerling op
een vraag een antwoord geeft, dat de
gecommitteerde voor onjuist houdt,
maar dat de leeraar goedkeurt, omdat
hij het in zijne lessen zoo geleerd heeft,
dan mag de gecommitteerde dit den
leerling niet als fout aanrekenen. Komt
het veel voor, dan kan hij, na afloop
van het examen, er den leeraar op
wijzen; maar hij zal ditdikwijlsnalaten,
denkende: wat baat het ?
Het is dikwijls voor den gecommit
teerde gemakkelijker een cijfer toe te
kennen aan den examinator, dan aan
den geëxamineerde; maar zoo het cijfer
voor den eersten onvoldoende is, ont
breken den gecommitteerde de mid
delen om te zorgen, dat de examinator
een volgend maal een hooger cijfer
behaalt.
Intussclien dit zijn uitzonderin
gen. Mijn indruk van ons gymnasiaal
onderwijs is, dat liet aan hooge eischen
voldoet; aan verreweg de meeste gym
nasia is voor de gecommitteerden maar
ue taak weggelegd, en wel deze:
niet te laten bemerken, dat zij er zijn.
Indien dit zoo is, zou men dan niet
verstandig doen, het instituut der ge
committeerden weder op te heffen
en aan de vergadering van reetor en
leeraren de beslissing te laten over de
bevordering van de leerlingen der
hoogste klasse naar de universiteit?
Zon men wil, kan men dan het eind
examen als schoolexamen zonder ge
committeerden handhaven. Noodig is
dan het examen niet meer; de leeraren
hebben in den loop van het jaar
opwekking van kunst, de menschheid zich
een geheel ging welen, bewust van /.ijn wezen
en bereid om /.ijn lot /elf in handen te nemen
door /ijn objectieve kennis. Het moest de
grondslag zijn van de nieuwe psychologie.
En het was een trotsch gevoel lid, al was
het dan maar vooreerst van een minderheid
te zijn die de wereld in dien geest leidde
Sir Richmond Hardy kon het grootsche
van het denkbeeld niet ontkennen. Hij ook
had lijden dat hij zich geheel aan het werk
overgaf, /onder van iets anders te weten dan
het werk, en liet waren harde, koude dagen.
De dokter, onder die omstandigheden van
aangroeiend vertrouwen, kwam al nader en
nader tot de reden van de wrijving die er in
den geest van /ijn vriend was ontstaan. De
laatste betrekking die hij met een geliefde
vrouw had aangeknoopt, begon hem zwaar
te vallen; er was geen we/en meer die hem
het leven vermooide, en hij durfde niet
tebreken, hij waagde niet het nieuwe te zoeken.
Zijn liefde was een hard egoïsme geworden,
hij dacht niet aan het leed dat hij anderen ver
oorzaakte.
l Iel was niet meer geheel een geval voor Dr.
Martineau gebleven; ontleding was niet vol
doende voor gene/ing. Hier was een karakter
welks elementen met elkander in strijd waren.
De reisgenoot bemerkte het toen hij met zijn
vriend de geschillen besprak, gerezen in het
comitévoor brandstoffen. Wijd uit was de
blik van Sir Richmond, hij omvatte een rege
ling voor de geheele wereld die eerst de juiste
oplossing zou brengen. Natuurlijk was er aan
geen volkomen slagen te denken, maar de
strijd /ou Sir Richmond voortzetten, al
gevoel ik dat ik in een kolenhok vecht".
Wat zwaarst bij hem woog, was dat hij op
zichzelf als een eenzame moest strijden.
Gij verlangt hulp, /ei hem de dokter, daar
om /nekt gij de vrouwen, zij kunnen u bijstaan.
Dat is het toch niet recht, merkte Sir
Richnioni! op.
l lebi ge nooit gedacht aan godsdienst?
voldoende gegevens gekregen om ook
zonder examen uit te maken of een
leerling het einddiploma kan krijgen;
wil men echter het examen formeel
handhaven, omdat het aan de leer
lingen een zekere voldoening biedt,
aan het einde van hun schooltijd de
bewijzen te kunnen leveren van hunne
vorderingen, dan is daar geen enkel
bezwaar tegen, mits de beslissing over
de toekenning van het einddiploma
niet afhange van dit examen, maar
van het oordeel, dat vór dit examen
door de vergadering van leeraren over
de leerlingen is uitgesproken.
Aan de vergadering van leeraren
laat men wel telken jare de beslissing
over het overgaan van de leerlingen;
bij de H. B. S. zonder eenige reserve;
bij de gymnasia kunnen Curatoren
wijziging brengen in die beslissing,
maar zij zullen van dit recht zeiden
gebruik maken en alleen in gevallen,
waarbij het besluit van de
leerarenvergadering met geringe meerderheid
was genomen. Indien men wél aan de
leeraren het recht toekent, te beslissen
over den overgang van de eene klasse
naar de andere, waarom zou men hen
dan onder curateele stellen bij de toe
kenning van het einddiploma?
Wat voor de gymnasia geldt, is ook
toepasselijk op de eindexamens van
de H. B. S.; ik kan althans geen enkele
reden zien, waarom zij, die evenals
ik aan het gymnasium zelf het recht
zouden willen verleenen, zijne leer
lingen tot de universiteit te bevor
deren, niet eveneens de beslissing over
de toekenning van het einddiploma
in handen zouden willen leggen van
Directeur en leeraren der H. B. S.
Voor het onderwijs zou er m.i. geen
enkele schade uit voortvloeien; en de
schatkist zou bij de opheffing van het
instituut van gecommitteerden bij de
eindexamens van gymnasia en H. B. S.
allicht een halve ton per jaar, zoo niet
meer, gebaat zijn.
KERNRAMP.
iittni iiimiiiiim
iiimiimmiiimti
POLITIEKE TAKEN EN
VOORUITZICHTEN
VI. (Slot).
DE STEM VAN DE PARTIJLOOZEN.
De kiesplicht brengt naast de ijverige par
tijgangers, ook de onovertuigden naar de
stembus. Daartoe behoort zeker ook een me
nigte die onder" de partij-ontwikkeling staat,
maar al neemt men aan dat zij die erboven"
zich bevinden klein in aantal zijn, dan moeten
er toch zeker thans velen naast en buiten de
partijstemming blijven. Wanneer deze kie
zers door propagandisten toegesproken wor
den, dan kan men hen niet als bij vroegere
verkiezingen aansporen een regeering omver
te werpen, ten einde een nieuwe op te stellen,
die niet alleen ijveriger, bekwamer,
krachtiHet idee ! was het antwoord. God, de
Macht van het Heelal, mij te helpen en te
troosten ! Verbeeld u ! Maatschap met wat daar
hoog in de lucht is ! Ik zou mij even goed kun
nen voorstellen dat ik tegen mijn drogen keel
mijn toevlucht nam tot den Melkweg of han
den wou gaan schudden met de sterren.
Dr. Martineau zou ioch zijn kuur nog niet
opgeven.
De reisgenootep gingen de monumenten der
voorgeschiedenis van Engeland opzoeken, en
waarlijk liet was alsof het besef van tijden zoo
lang geleden met het perspectief dat zij aan
onze omgeving verleenen, een rust brachten
in den strijd der problemen, maar
Maar er komt thans een nieuwe afdeeling
in het boek van Wells. Een jonge
Amerikaansche reizigster verschijnt. De dokter
vindt het tijd om afscheid te nemen. Sir
Richmond Hard'y en de levendige Amerikaansche
gaan samen hun droom van maatschap
droomen. Alles op aarde neemt een rozengeur aan,
totdat de vader van het meisje haar terug
roept voor een huwelijk. Hardnekkig en ver
bitterd zet Sir Richmond den strijd voort. Zijn
gedeeltelijke overwinning koopt hij met een
uitputting die hem den dood brengt.
Op het einde staat de dokter hem bij. Wie
zal ik bij u roepen?" vraagt hem de vriend.
Met een raadselvolle uitdrukking op het
gelaat antwoordt de stervende hem: Ik heb
niemand iets te zeggen".
Als golven komen de raadselen in het boek
op. Zelfs niet wachtend op eenig antwoord.
Vrouwen weenen bij het lijkbed van Sir
Richmond. Hij was eigenlijk nooit hier,"
vertelt zijn vrouw van hem; nu schijnt hij
nog wat verder".
Maar de dokter wapende zich met zijn re
denen van verstand om het wreede, vernie
tigende aanschijn van de Liefde ver van
zich te houden.
W. O. C. BYVANCK