De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 27 mei pagina 2

27 mei 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Mei '22. - No. 2344 OUDE J ONGENS Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan mm IUTIS TOEZEIDIH UI VAN DER HOOP' MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ. AMSTERDAM TELEFOOI iMSTELDIII LT tl BS ZUID De Gemeenteraad van Hoogstraten heeft een belasting ingesteld op ongehuwde mannen en vrouwen ouder dan 25 jaar." Dagbladbericht Sakkerju we motten voortmaken. ger enz. zal zijn, maar bovendien de fouten der vorige niet zal herhalen. De propagan disten kunnen eigenlijk heel weinig beloven over het te volgen staatsbeleid. Want geen enkele partij kan op zichzelf eene regeering vormen. De propagandisten kunnen alleen maar aanprijzen wat hun partij wil, doch de kiezers vragen thans met recht en met aan drang wat de partij zal kunnen doen, indien zij haar steunen. Vandaar dat het gevaar zoo groot is dat de propagandisten heel weinig over het landsbelang zeggen, en des te meer over het belang van een of andere groep burgers. Wedijver zooals elke verkiezingscampagne die brengt, verlokt dan de onderling strijdende propagandisten tegen elkaar op te bieden om te laten zien wie dat bepaalde groepsbelang het beste zal voorstaan. Dat is echter een kortzichtige .taktiek. Het wekt geen geloof maar wantrouwen. Belangen bestaan voor IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllltllllllllllllllll WERELDEN, DIE ONS OMRINGEN (Van onzen sterrenkundigen medewerker). een groot deel in tegenstrijdigheid. Wanneer het belang van den n gediend wordt, is schade aan dat van een ander te wachten. En zelfs de schade berokkend aan de langen tijd verwaarloosde schatkist, vindt tegenwoordig verontwaardigde kiezers in de belastingbe talers. Bij eene verkiezing behoort allereerst over het landsbelang, dat is vooral over de toekomst van staat en volk, gesproken te worden. En zij die dat doen openlijk, zakelijk en breed volgen de zuiverste maar ook de beste taktiek. Dat het evenredig kiesrecht de gordijnen der partijen en partij-programma's voor dat algemeen belang geschoven heeft, veroor zaakt dat zoo velen buiten de echte verkie zingsstemming blijven. Niet langer is het de demokratische poging om over ernstige dingen denjvolkswil tot een scherpe in cijfers uit gedrukte^?uiting te brengen. Het is geworden een kibbelen en worstelen van verschillende partijen door elkaar, die geen van allen de waarde en de beteekenis van het volksbelang benaderen. Wat moet nu de kiezer doen, die den ernst van den tijd beseft, en die toch niet het geluk heeft zich in een partij zeker te voelen, en het vertrouwen mist om er zich door te laten meesieepen? Thuis blijven? het zou ongeoor loofd, maar ook onverstandig zijn. Wie zwijgt heeft ongelijk. Blanco stemmen? Dat scheelt al heel weinig van thuis blijven, tenzij het blanco stemmen deel zou uitmaken van een georganiseerd protest, zooals dat wcleens in de geschiedenis voorkomt. Zich bijtijds en krachtig met gelijkgezinden beraden om een nieuwe partij te stichten? Daartoe worden telkens weer personen verlokt, maar nauwe lijks enthousiast begonnen, blijken de moei lijkheden om een partijprogramma samen te stellen. Want de bestaande politieke program tafels zijn zoo rijk voorzien met oude en nieuwe kost in gelijksoortige opdiening, dat het ondoenlijk blijkt een nieuwen schotel te verzinnen. En wie zich alleen maar toelegt op combinatie van bekende gerechten, vervalt zoo gemakkelijk in herhaling en in de fout van overvulling. Wie scherp toeziet op de fouten van ons politiek stelsel, bemerkt wel dat het schisma, het versplinteren der partijen, de fouten verergert en niet verbetert. De fout van het evenredig kiesrecht is alleen goed te maken door het herstel van slechts twee groote staatspartijen, of ten minste van twee ta melijk hechte partijcombinatie's.ffEn dat wordt hoe langer zoo moeilijker naarmate de thans nog groote partijen verzwakt en ver deeld hun bestaan voortsleepen. Maar wat dan? Blijft er niets anders over dan zonder geestdrift en zonder overtuiging te stemmen voor n der partijen en wel, die den kiezer het minste tegenstaat, of waarvan de leiders en vertegenwoordigers hem het aannemelijkst gelijken? Er schijnt nog een andere mogelijkheid. De kiezer kan zijn stem richten niet naar een partij, maar naar de partij-groepeering die hij in 's lands belang gewenscht acht. Ook bij vroe gere verkiezingen, toen het nog rechts tegen links ging, zal het wel voorgekomen zijn, dat linksgezinde kiezers rechts stemden, of om gekeerd, om hunne ontevredenheid over het gevolgde regeeringsbeleid tot uiting te bren gen. Slecht zij die partij-belang boven lands belang stellen, kunnen daarin een beginsellooze en verderfelijke taktiek zien. Inderdaad echter bewerkte zóhet volk als geheel, dat de politici hun best deden om staatslieden te zijn. Hetzij in volle bewustheid, hetzij in een min of meer onbewuste stemming is het mo gelijk en denkbaar dat een katholiek liberaal of socialistisch stemt, dat een liberaal naar de christelijk-historische lijst overgaat, of dat een conservatief rood stemt in de hoop dat de sodaal-demokraten door het dragen van regeeringsverantwoordelijkheid zich leeren aanpassen aan de eisenen der kwade tijden. Door het stemmen op, en het aldus verster ken van een der partij-groepen, wier combi natie men wenscht tot stand te zien komen, zouden de partijen noodgedwongen alle opge worpen moeilijkheden tegen hunne combina tie wel moeten te boven komen. Een succes van dergelijk tactisch" stemmen kan echter alleen dan bereikt worden, indien er door het volk een sterke strooming gaat, die de vor ming eener doorde politici wel voorziene, maar daarom nog niet gewenschte en tegengewerkte partijen-verbinding noodzakelijk acht. Dat veronderstelt echter een politieke rijpheid die de partij-looze kiezer uitteraard niet bezit. De meest logische en eenvoudige oplossing voor den partijloozen kiezer is te vinden, in dien hem de gelegenheid hergeven werd, om te stemmen op een persoon, dien hij kent en vertrouwt. In zeer vele gevallen zal het den kiezer niet kunnen schelen wat voor partij en wat voor program zijn uitverkorene aanhangt, daar hij van de algemecne gezindheid voldoen de op de hoogte is, en daarin vertrouwen heeft. Een zuiver individucele keuze van een vertegenwoordiger op den grondslag, dat hij ernstig en bekwaam is en dat hij menschen en toestanden kent, is de scherpste en zuiverste reactie op de fouten-van partijwezen en kies stelsel. Het is het teruggaan op wat nooit ver worpen had moeten worden, namelijk op een vetrouwensschakel tusschen kiezersvolk en regeering. Langs dezen weg zouden de kiezers buiten de partijen politieke belangstelling kunnen toonen. Zeker is de kans klein dat zij hun uitverkorene ook werkelijk volksver tegenwoordiger maken. Het aantal van ge heel vrije mandatarissen in het parlement naast de partijen kan niet groot zijn. De hekken van het evenredig kiesrecht hangen hoog. Bij voldoende belangstelling en dienten gevolge eenige organisatie in de kieskringen voor een dergelijke candidaatstelling is echter het brengen van een paar partijlooze afge vaardigden der partijloozen niet uitgesloten. Deze wijze van stemmen kan van zelfsprekend geen systeem zijn. Het kan en mag slechts een tijdelijk karakter bezitten. Ook zonder numeriek succes kan het hoogstens indirecten invloed uitoefenen. Ten eerste als protest tegen een kies-schema dat door te veel bemid delen, alleen het middelmatige voorrang toe kent. Ten tweede als protest tegen een machtelooze en zwakke regeeringsvorming. Ten derde om, zij het door weinige personen, het gevaar voor volksinzinking duidelijk en onbe vangen uit te spreken. Ten slotte om de ver wachting vorm te geven dat niet door vage compromisachtige denkbeelden, maar slechts door daadkrachtige en inzichtsvolle personen leiding mogelijk is. Partijen groeien pas door positieve daden, hetzij van duidelijke voor stellen of opbouwende kritiek, niet door schikken en laveeren. Discipline en onderschik king krijgen pas dan waarde indien gezag en inzicht der leiding onomstootelijk vaststaan. Daaraan is echter thans een overwegend te kort. In de tegenwoordige tijden kan daarin slechts verbetering komen door kritiek en nog eens kritiek. Onpartijdige maar ook onbevan gen en onbevreesde kritiek over alle partij verhoudingen en alle partijschakeeringen. iiiiiiiiiiiiiiii iiimiuti Er zijn vele redenen op te noemen waarom de Sterrenkunde een wetenschap is, die zich in een grootere mate van populariteit verheugt dan menige andere. Eene daarvan is onge twijfeld deze, dat het materiaal van deze wetenschap als geheel genomen de bewonde ring der menigte-, en gemoedsindrukken bij haar opwekt om zijn onbegrepen pracht. Ook wellicht omdat het onbereikbaar is; er zijn tal van menschen die van de hen omringende en voor hen bereikbare dieren en plantenwereld zoo goed als niets weten, en ook niet willen weten, maar een vurig ver langen hebben om ingelicht te worden over de bijzonderheden der voor altijd onbereikbare hemellichten, planeten, sterren, kometen en nevelvlekken. Talrijk zijn dan ook de populair-sterrenkundige werken en kleinere geschriften, die in alle talen gedrukt worden om dit verlangen der menigte te stillen. Het is altijd verblijdend te bemerken dat zij daartoe gelegenheid .heeft in oorspronkelijk Nederlandsche boeken en niet haar toevlucht behoeft te nemen tot buitenlandsche produkten. Jaren lang zijn wij daartoe aangewezen geweest op het meesterwerk van Kaiser, de Sterrenhemel, dat echter reeds lang ver ouderd is, en op vertaalde werken van Flammarion, Ball e. a. Daar echter onze kennis van den sterrenhemel de laatste 25 jaren een vlucht genomen heeft, zóverrassend dat menig boek reeds na enkele jaren niet meer op de hoogte van zijn tijd blijkt te zijn, is het noodig dat een bepaald standaardwerk door telkens herziene drukken, den snellen vooruit gang der wetenschap blijft volgen, (wij denken hierbij aan het voortreffelijke werk van Newcomb-Engelmann, waarvan onlangs de 6e druk is verschenen) of dat geregeld kleinere geschriften de weetgierige menigte over bepaalde onderwerpen komen inlichten. Zoo bezitten wij thans, behalve een overdaad van leerboeken der Kosmografie, een beperkt aantal goede oorspronkelijk Nederlandsche boeken, die gretig lezers schijnen gevonden te hebben. De Redactie der Wereldbibliotheek is daarmee in 1913 voorgegaan door in haar Encyclopaedie in monografiën een werk over Sterrenkunde van Dr. J. van der Bilt op te nemen, waarvan naar wij vernemen, spoedig een derde druk noodig zal worden; de uit gever van Looy volgde in 1916 met een uit stekend werk van Dr. A. Pannekoek over: De Wonderbouw der Wereld", terwijl, waar dit boek zich in hoofdzaak met het zonnestelsel bezig houdt, het werk van Dr. W. J. A. Schouten over: De Wonderbouw van het Heelal" (uitgeg. door Kirchner in 1919) daar op een welkome uitbreiding beteekende. Als No. 2 van de Algemeene Bibliotheek der Uitgevers-Maatschappij Elsevier" ligt thans een nieuw, oorspronkelijk Nederlandsch werkje voor ons, getiteld: De werelden die ons omringen" van Dr. G. C. A. Valewink. In een Aan de Lezers" deelt de schrijver mede, dat zijn hoofddoel met het schrijven van dit boekje is geweest: den lezer een blik te geven op het veelomvattende, reusachtige werk, hetwelk de uitstekendsten onder de uitstekenden op het gebied der Sterrennatuurkunde, de astrofysica, hebben gedaan en zijn weetgierigheid op te wekken, maar k den wensch bij hem te doen ontstaan, zelf een steentje tot het grootsche gebouw bij te dragen". Wij zijn na de lezing van dit boekje tot de overtuiging gekomen, dat dit hoofddoel niet alleen niet bereikt is, maar dat het zoo zacht mogelijk uitgedrukt, een vergissing is geweest dit werkje het licht te doen zien. Dat het, zooals de schrijver meent, als een aanvulling te beschouwen zou zijn op de zooeven ge noemde boeken van Pannekoek en Schouten (het boek van Van der Bilt wordt in dit ver band niet genoemd en evenmin vermeld in de achterin geplaatste opgave van populaire werken) kan in geen geval beaamd worden, daar het eene werk het andere slechts kan aanvullen, wanneer het als gelijkwaardig daarmede beschouwd mag worden. Wij zijn, tegenover de heeren Pannekoek en Schouten, verplicht vast te stellen, dat dit in de verste verte niet het geval is. Het boekje is niet alleen wat het bereiken van het hoofddoel betreft, een vergissing, het is geheel en al een vergissing. Reeds na doorlezing van de eerste hoofdstukken is het duidelijk dat hier iemand aan het woord gelaten is, die niet alleen tegenover de tech niek van het schrijven van een boek volkomen onwetend staat, maar die noch behoorlijk schrijven kan, noch zijn onderwerp beheerscht, noch de gave bezit iets aan een ander duidelijk te maken. Wie is die ander" eigenlijk, m.a.w. tot welke lezers heeft de schrijver gemeend het woord te voeren? Heeft hij daar over ruggespraak gehouden met zijn uitgever? Wanneer wij de lezers kunnen indeelen in drie groepen, de niet-, de gedeeltelijk- en de volledig natuurwetenschappelijk onder legde, dan kunnen wij zeggen dat dit boekje voor de eerste groep niet bestemd is, dat de tweede groep het niet zal begrijpen of er foutieve en verwarde denkbeelden aan zal ontleenen en dat de derde groep er zich aan zal ergeren. Het is een onbegonnen werk om de talrijke slordigheden en gewelddaden tegen taal- en stijlregels in extenso op te sommen, want het boekje krioelt er van. Het werkje van Bonnet (blz. 20) heet niet Contemplation, maar Considerations de la Nature"; de pp blz. 30 genoemde tijdschriften heeten niet Observation", en British Association's Jour nal", maar The Observatory" en Journal of the British Astronomical Association"; het op blz. 58 genoemde heet niet Journal des Observations, maar Journal des Observateurs". In de lijst der z.g. amateurs" (over deze lijst zou heel wat te zeggen zijn) die niet chronologisch gehouden is, is de eene persoon met voorletters genoemd, de andere niet; van Lassell wordt het sterfjaar genoemd, van de anderen niet, van Pons wordt in het geheel niet vermeld wanneer hij geleefd heeft, wel dat hij ongenoegen kreeg met zijn direc teur Messier en aan een observatorium in Italië geplaatst 1) werd. Dit was nota bene het Directeurschap van de Sterrenwacht te Parma, later van die te Florence. Even slordig is de lijst der populaire werken behandeld. 1) Alle cursieveeringen zijn van ons. Ref. Een lange lijst van taal- en stijlbloempjes, die wij uit gebrek aan plaatsruimte moeten weglaten, zou er een denkbeeld van kunnen geven, hoe deze schrijver de Nederlandsche taal mishandelt. Dit alles zou den schrijver desnoods ver geven kunnen worden, wanneer men in zijn werk, onder een schamel kleed een rijken inhoud verborgen vond. Dit is helaas niet het geval. De schrijver heeft geen gelegenheid laten voorbijgaan om door talrijke aanha lingen uit-, en verwijzingen naar vak-tijd schriften van zijn belezenheid te doen blijken, maar reeds bij een vluchtig doorlezen der verschillende hoofdstukken, ontwaart men: Ie, dat hij vele door hem vermelde zaken zelf niet begrepen heeft en dus onmachtig is ze aan anderen duidelijk te maken en 2e dat de in houd van het boek geworden is tot een vermakelijken chaos van feiten, zonder eenige kritiek aanvaarde onderstellingen, verwarde en onbegrijpelijke gevolgtrekkingen en nieuwste snufjes" waarvan alleen een vak man vaagweg kan nagaan wat er mede bedoeld wordt. Het is alsof iemand zijn gehoor heeft willen vergasten op de lastige gevolgen die hij van een slecht verteerden maaltijd heeft gehad. Welke mentaliteit kan verder een schrijver bezield hebben, die zijn hoofdstukken over het reusachtige werk dat de uitstekendsten onder de uitstekenden op het gebied der Sterren-natuurkunde hebben gedaan", voor ziet van een motto, aan ten Kate of Nieuwland ontleend, van een banaliteit die, tegen over het verhevene der wetenschap zelve, slechts te scherper naar voren komt. In het motto boven het hoofdstuk Venus" wordt deze heraute van den nacht" genoemd, wat zij juist niet is, maar ten Kate had voor den maat een eenlettergrepig woord nucdig. Van Jupiter wordt gezegd: Als de Almacht dit gcvaart In 1500 stukken sloeg, Ware elke gruisel groot genoeg Een herberg voor onze Aarc". Het hoofdstuk over de vaste sterren won't ingeleid met een 6-regelig versje van Nieuwland, dat zegt dat ze zijn: Werelden, die zonder tal, Als stofkens door elkancer zweven En veilig zijn voor schok en val." Evenzeer als het ondoenlijk is, alle druktaal en stijlfouten te vermelden, eve.i ondoen lijk is het in het voor een beoordeeling in een weekblad als de Amsterdammer" toegestane bestek alle wetenschappelijke fouten, ver warde begrippen en slecht weergegeven feiten naar voren te brengen. Er zouden in een vakblad kolommen mede gevuld kunnen worden. De schrijver moge de bedoeling gehad hebben zijn lezer de Sterrenkunt ige weten schap te doen leeren kennen als een grootsch gebouw", hij is er slechts in geslaagd hun den indruk te geven van een romrneligen uit dragerswinkel. Dit alles maakt, ook door het ontbreken van eenigen logischen opzet, het niet ter zake dienende van jaartallen en namen, het ontbreken van behoorlijke toe lichtingen en/, enz. de lezing van het boekje tot een geestelijke kwelling. Laten wij kort zijn: het hoofdstuk over den ether bevat uitlatingen, die aan een jong student in de Natuurkunde kwalijk genomen zouden worden. (emanatie als een verschijnsel opgevat, elekWanneer niet uit de partijen de leiding komt en niet in staat is te komen 'de leidingnl.die het volksleven behoeft, dan moet van daar bui ten dit leidinglooze gesignaleerd worden, opdat de drang naar leiding alle tegenstanden overwint. In een donkeren tijd en in een donkere politiek is een licht en geëffend pad niet te vinden. Dit is voor de kiezers die in de partijen geen bevrediging vinden, geen reden te berusten en het op te geven alles te beproeven wat een uitkomst kan brengen. En een van de nog niet geprobeerde midde len is de partijlooze afgevaardigde met vrij mandaat, opdat deze tijdelijk personifieere het volksgeweten tegenover de machteloosheid en de versuffende verstarring van het partij wezen. I. P. DE V o o Y s DE CONFERENTIE VAN 's GRWVENHAGE Hare beteekenis voor Nederland In eiken slinger is een voortdurende drang naar het neutrale rustpunt. Maar, naarmate de schok, die hem in be weging gebracht heeft, krachtiger is geweest, en naarmate zich nadien invloeden doen gel den die de beweging levend houden, duurt het langer, alvorens die drang bemerkbaar wordt. Wanneer wij de geografische baan volgen, die de Europeesche conferenties gevolgd hebben sinds de vrede van Versailles, dan vinden wij daarin iets dat herinnert aan den slinger, waarop allerlei krachten werken, die hem beletten zijn normale slingerbeweging naar het neutrale rustpunt te volbrengen. Paradoxisten en mechanici zullen in het midden brengen, dat er voldoende politieke wrijving bestaat om het proces in een minimum-van-tijd te doen verloopen, maar dezen grappenmakers zij toegevoegd dat de moderne tijd ons wel voor andere vreemde conse quenties stelt, b.v. die van de wetten van traagheid," en van het behoud van ar beidsvermogen". Maar ter zake. De vreemde slingerbewe ging der Europeesche conferenties heeft ons gebracht van Versailles, via een reeks van gerenommeerde bad- en weelde-plaatsen, llltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAYENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATATIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN iiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiii tronen die kringelen langs zekere baantjes", elektronen als speciale etherdeeltjes") Ons Zonnestelsel. Hierover deelt de schrijver niets mede dan een paar onbenulligheden, naar aanleiding van de wet van Titius. De Zon. Aan de polen hebben ae deelen een kleineren rotatie-tijd. Dit moet zijn een klei nere rotatie-s«e/ta'</. De eenige zonnevlekkenhypothese die besproken wordt is die van See; een hypothese die vermoedelijk door zeer weinigen ernstig is opgenomen. Schrijver zegt daarbij dat Jupiter en Saturnus om de 9.9 jaren in conjunctie en oppositie zijn (de uitdrukkingen worden niet toegelicht) en dat de omloopstijd van Jupiter 4.9 jaar is. Beide opgaven zijn onjuist. Co run i urn is een gas dat op aarde niet voorkomt". Geen enkele astronoom zou dezen zin voor zijn rekening durven nemen, evenmin als dezen: calcium vlokken komen niet op den equator zelf voor". Wat zijn de beginkolommen" van een protuberans?? Als de schrijver zegt dat er op den top van den torenteleskoop n spiegel staat, dat er in den put prisma's zijn en dat er een spectrum van 20 M. breedte ontstaat, stapelt hij de eene onjuistheid op de andere. Venns. In dit hoofdstuk heeft de schrijver wel het duidelijkste bewijs geleverd dat hij eigenlijk niet tot berichtgeving aan anderen had mogen toegelaten worden. Wat hier over het wolkendak van Venus wordt medegedeeld schijnt ontleend aan een zeer voorbarige uit lating van Evershed, waartegen anderen onmiddellijk stelling hebben genomen. De zaak is te technisch om er hier op in te gaan ; wij volstaan met er op te wijzen dat de be zwaren tegen het denkbeeld van Evershed niet zijn opgenomen en dat het niet te ver dedigen is, welke lezers ook, op een hoofdstuk als het onderhavige te onthalen. Want wie gelooft er nu alleen op grond van een paar waarnemingen van W. H. Pickering aan een aswenteling van Venus van Noord naar Zuid in 68 uur". En wie spreekt er nu toch van spectraallijnen met compagnons?" De Aarde. Zoowaar de tetraeder-vorm besproken met de bespottelijke mededeeling het zelfde wat over den vorm der Aarde is gezegd, moet dus in meerdere of mindere mate ook gelden voor de andere planeten'. De Maan. Wellicht kan de aarde door het verbrokkelen van de maan in het bezit van een ring komen evenals Saturnus. Welke lezers moeten dit slikken ? Fig. 7 is geen oorspronkelijke maan-fotu zooals beweerd wordt. Blz. 51 zou, als curio sum, hier geheel overgeschreven kunnen worden. Mars. Niets dan losse onderstellingen en fouten. Fig. 8 geeft niet Mars in grooten kijker gezien". In groote kijkers zijn geen kanalen te zien. De Asteroïden. Niets dan een dooreenhaspelen van feiten en getallen. Wij hooren in dit hoofdstuk dat deze hemellichamen vlakke kanten" hebben, dat de eerstvolgende oppositie van Eros in 1931 zal plaats hebben, dat Charlois in 1889 de zonne-parallaxis gemeten heeft en wij gelooven het niet ! Saturnus. Huygens herkende den ringvorm en gaf er teekeningen van, maar Scheiner gaf er betere en duidelijker teekeningen van 15 jaar voordat Huygens geboren werd. Ra,Ra, hoe kan dat? Neptunus werd te Berlijn ontdekt omdat e Parijs niet gunstig voor de waarnemin gelegen was"! Zijn maan heet Trawant". Vaste sterren. De op blz. 78 gegeven af standen zijn 1ÜOO maal te klein. De schrijver meent dat in een fotometer van Zöllner het licht van de te onderzoeken ster verzwakt wordt en spreekt zonder eenige toelichting,. van een ,,Rauchkeü"-fotometer. (hij bedoelt een wigfotometer). De nu volgende hoofdstukken beginnen) hoe langer hoe meer een bedenkelijk karakter' aan te nemen; de bedoeling van den schrijver is soms zelfs voor een man van het vak nauwe lijks te begrijpen. Fig. 18 en 19 zijn beide fout en bewijzen dat de schrijver de zaak niet begrepen heeft. Blz. 109 geeft een onzinnige indeeling der vaste sterren waarvan we nauw elijks kunnen aannemen dat ze van Wolf (Max Wolf?) afkomstig is. Van de dubbelster Algol gaan de samenvallende baanvlakken" door de aarde. De beteekenis van het secun daire minimum bij Algol-sterren is blijkbaar niet begrepen, de lichtkromme van 3'Cephe heet: niet symmetrisch ten opzichte van het minimum". Wat beteekent een lichtwisseling waarvan de periode zoowel in tijd als lichtsterkte te bepalen is? Niet de periode van Mira zelf, maar die van de sterren die tot haar klasse behooren, wisselt van 200 tot 400 dagen. Het Korte overzicht" ten slotte, dat op blz. 127 aanvangt is een en al leekentaal, met al den aankleve van dien. Neen, voor dit werkje is niet n woord van waardcering te vinden. Wij hebben, afgezien van al het vorige, nog uiting te geven aan een gevoel van teleurstelling dat de Schrijver niet schroomt de namen van volkomen onbekende grootheden te vermelden, wier arbeid nauwe lijks wetenschappelijk genoemd mag worden,. maar verzuimt die van Nederlandsche beroeps sterrenkundigen te noemen, wier arbeid ver uitsteekt boven dien der genoemden. Bij, allerlei kleinigheden worden namen en datums nauwkeurig opgegeven, maar bij de vermelding van den wentelingstijd van Mars wordt niet gezegd dat hij de uitkomst is van een klassieken arbeid van H. G. v. d. Sande Bakhuijzen; bij de planetoïden wordt het waarnemingswerk van buitenlanders uitvoerig (zij het ook met een dooreenhaspelen van ontdekt", waargenomen", en gezien") vermeld, maai de schrijver verzuimt aan zijn Nederlandsche lezers mede te deelen, dat aan de Sterrenwacht te Utrecht deze hemellichten de laatste 20 jaar geregeld worden waargenomen. Bij de dubbelsterren had hij een mooie gelegenheid gehad het werk van Voüte en de Vos van Steenwijk aan den grooten refractor der Leidsche Sterrenwacht te noemen. Bij de bespreking van de waarnemers van verander lijke sterren had van der Bilt niet onder de amateurs mogen worden opgenomen, en bij die van de bepaling van sterreparallaxen behoorde de naam van Van Maanen, wiens. omvangrijke en zeer nauwgezette arbeid op dit gebied algemeen bekeno is, niet te worden weggelaten. Het is ten slotte zeer te betreuren dat een Uitgevers Maatschappij als Elsevier"" met een dergelijk boekje op de markt is ge komen ; laten wij haar daarover niet te hard vallen. De beste breister laat wel eens een steek vallen !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl