Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Mei '22. - No. 2344
OUDE J ONGENS
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
mm
IUTIS TOEZEIDIH
UI
VAN DER HOOP'
MEUBELBEWARINGEN TRANSPORT MIJ.
AMSTERDAM
TELEFOOI
iMSTELDIII
LT
tl BS ZUID
De Gemeenteraad van Hoogstraten heeft een belasting ingesteld op ongehuwde
mannen en vrouwen ouder dan 25 jaar." Dagbladbericht
Sakkerju we motten voortmaken.
ger enz. zal zijn, maar bovendien de fouten
der vorige niet zal herhalen. De propagan
disten kunnen eigenlijk heel weinig beloven
over het te volgen staatsbeleid. Want geen
enkele partij kan op zichzelf eene regeering
vormen. De propagandisten kunnen alleen
maar aanprijzen wat hun partij wil, doch de
kiezers vragen thans met recht en met aan
drang wat de partij zal kunnen doen, indien zij
haar steunen. Vandaar dat het gevaar zoo groot
is dat de propagandisten heel weinig over het
landsbelang zeggen, en des te meer over het
belang van een of andere groep burgers.
Wedijver zooals elke verkiezingscampagne
die brengt, verlokt dan de onderling strijdende
propagandisten tegen elkaar op te bieden om
te laten zien wie dat bepaalde groepsbelang
het beste zal voorstaan. Dat is echter een
kortzichtige .taktiek. Het wekt geen geloof
maar wantrouwen. Belangen bestaan voor
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllltllllllllllllllll
WERELDEN, DIE ONS
OMRINGEN
(Van onzen sterrenkundigen medewerker).
een groot deel in tegenstrijdigheid. Wanneer
het belang van den n gediend wordt, is
schade aan dat van een ander te wachten. En
zelfs de schade berokkend aan de langen tijd
verwaarloosde schatkist, vindt tegenwoordig
verontwaardigde kiezers in de belastingbe
talers.
Bij eene verkiezing behoort allereerst over
het landsbelang, dat is vooral over de toekomst
van staat en volk, gesproken te worden. En
zij die dat doen openlijk, zakelijk en breed
volgen de zuiverste maar ook de beste taktiek.
Dat het evenredig kiesrecht de gordijnen der
partijen en partij-programma's voor dat
algemeen belang geschoven heeft, veroor
zaakt dat zoo velen buiten de echte verkie
zingsstemming blijven. Niet langer is het de
demokratische poging om over ernstige dingen
denjvolkswil tot een scherpe in cijfers uit
gedrukte^?uiting te brengen. Het is geworden
een kibbelen en worstelen van verschillende
partijen door elkaar, die geen van allen de
waarde en de beteekenis van het volksbelang
benaderen.
Wat moet nu de kiezer doen, die den ernst
van den tijd beseft, en die toch niet het geluk
heeft zich in een partij zeker te voelen, en het
vertrouwen mist om er zich door te laten
meesieepen? Thuis blijven? het zou ongeoor
loofd, maar ook onverstandig zijn. Wie zwijgt
heeft ongelijk. Blanco stemmen? Dat scheelt
al heel weinig van thuis blijven, tenzij het
blanco stemmen deel zou uitmaken van een
georganiseerd protest, zooals dat wcleens in
de geschiedenis voorkomt. Zich bijtijds en
krachtig met gelijkgezinden beraden om een
nieuwe partij te stichten? Daartoe worden
telkens weer personen verlokt, maar nauwe
lijks enthousiast begonnen, blijken de moei
lijkheden om een partijprogramma samen te
stellen. Want de bestaande politieke program
tafels zijn zoo rijk voorzien met oude en
nieuwe kost in gelijksoortige opdiening, dat
het ondoenlijk blijkt een nieuwen schotel te
verzinnen. En wie zich alleen maar toelegt op
combinatie van bekende gerechten, vervalt
zoo gemakkelijk in herhaling en in de fout van
overvulling. Wie scherp toeziet op de fouten
van ons politiek stelsel, bemerkt wel dat het
schisma, het versplinteren der partijen, de
fouten verergert en niet verbetert. De fout
van het evenredig kiesrecht is alleen goed te
maken door het herstel van slechts twee
groote staatspartijen, of ten minste van twee ta
melijk hechte partijcombinatie's.ffEn dat
wordt hoe langer zoo moeilijker naarmate de
thans nog groote partijen verzwakt en ver
deeld hun bestaan voortsleepen. Maar wat
dan? Blijft er niets anders over dan zonder
geestdrift en zonder overtuiging te stemmen
voor n der partijen en wel, die den kiezer
het minste tegenstaat, of waarvan de leiders
en vertegenwoordigers hem het aannemelijkst
gelijken?
Er schijnt nog een andere mogelijkheid.
De kiezer kan zijn stem richten niet naar een
partij, maar naar de partij-groepeering die hij
in 's lands belang gewenscht acht. Ook bij vroe
gere verkiezingen, toen het nog rechts tegen
links ging, zal het wel voorgekomen zijn, dat
linksgezinde kiezers rechts stemden, of om
gekeerd, om hunne ontevredenheid over het
gevolgde regeeringsbeleid tot uiting te bren
gen. Slecht zij die partij-belang boven lands
belang stellen, kunnen daarin een
beginsellooze en verderfelijke taktiek zien. Inderdaad
echter bewerkte zóhet volk als geheel, dat
de politici hun best deden om staatslieden te
zijn. Hetzij in volle bewustheid, hetzij in een
min of meer onbewuste stemming is het mo
gelijk en denkbaar dat een katholiek liberaal
of socialistisch stemt, dat een liberaal naar de
christelijk-historische lijst overgaat, of dat een
conservatief rood stemt in de hoop dat de
sodaal-demokraten door het dragen van
regeeringsverantwoordelijkheid zich leeren
aanpassen aan de eisenen der kwade tijden.
Door het stemmen op, en het aldus verster
ken van een der partij-groepen, wier combi
natie men wenscht tot stand te zien komen,
zouden de partijen noodgedwongen alle opge
worpen moeilijkheden tegen hunne combina
tie wel moeten te boven komen. Een succes
van dergelijk tactisch" stemmen kan echter
alleen dan bereikt worden, indien er door het
volk een sterke strooming gaat, die de vor
ming eener doorde politici wel voorziene, maar
daarom nog niet gewenschte en tegengewerkte
partijen-verbinding noodzakelijk acht. Dat
veronderstelt echter een politieke rijpheid
die de partij-looze kiezer uitteraard niet bezit.
De meest logische en eenvoudige oplossing
voor den partijloozen kiezer is te vinden, in
dien hem de gelegenheid hergeven werd, om
te stemmen op een persoon, dien hij kent en
vertrouwt. In zeer vele gevallen zal het den
kiezer niet kunnen schelen wat voor partij en
wat voor program zijn uitverkorene aanhangt,
daar hij van de algemecne gezindheid voldoen
de op de hoogte is, en daarin vertrouwen
heeft. Een zuiver individucele keuze van een
vertegenwoordiger op den grondslag, dat hij
ernstig en bekwaam is en dat hij menschen
en toestanden kent, is de scherpste en zuiverste
reactie op de fouten-van partijwezen en kies
stelsel. Het is het teruggaan op wat nooit ver
worpen had moeten worden, namelijk op een
vetrouwensschakel tusschen kiezersvolk en
regeering. Langs dezen weg zouden de kiezers
buiten de partijen politieke belangstelling
kunnen toonen. Zeker is de kans klein dat
zij hun uitverkorene ook werkelijk volksver
tegenwoordiger maken. Het aantal van ge
heel vrije mandatarissen in het parlement
naast de partijen kan niet groot zijn. De hekken
van het evenredig kiesrecht hangen hoog.
Bij voldoende belangstelling en dienten
gevolge eenige organisatie in de kieskringen
voor een dergelijke candidaatstelling is echter
het brengen van een paar partijlooze afge
vaardigden der partijloozen niet uitgesloten.
Deze wijze van stemmen kan van zelfsprekend
geen systeem zijn. Het kan en mag slechts
een tijdelijk karakter bezitten. Ook zonder
numeriek succes kan het hoogstens indirecten
invloed uitoefenen. Ten eerste als protest
tegen een kies-schema dat door te veel bemid
delen, alleen het middelmatige voorrang toe
kent. Ten tweede als protest tegen een
machtelooze en zwakke regeeringsvorming. Ten
derde om, zij het door weinige personen, het
gevaar voor volksinzinking duidelijk en onbe
vangen uit te spreken. Ten slotte om de ver
wachting vorm te geven dat niet door vage
compromisachtige denkbeelden, maar slechts
door daadkrachtige en inzichtsvolle personen
leiding mogelijk is. Partijen groeien pas door
positieve daden, hetzij van duidelijke voor
stellen of opbouwende kritiek, niet door
schikken en laveeren. Discipline en onderschik
king krijgen pas dan waarde indien gezag en
inzicht der leiding onomstootelijk vaststaan.
Daaraan is echter thans een overwegend te
kort. In de tegenwoordige tijden kan daarin
slechts verbetering komen door kritiek en nog
eens kritiek. Onpartijdige maar ook onbevan
gen en onbevreesde kritiek over alle partij
verhoudingen en alle partijschakeeringen.
iiiiiiiiiiiiiiii iiimiuti
Er zijn vele redenen op te noemen waarom
de Sterrenkunde een wetenschap is, die zich
in een grootere mate van populariteit verheugt
dan menige andere. Eene daarvan is onge
twijfeld deze, dat het materiaal van deze
wetenschap als geheel genomen de bewonde
ring der menigte-, en gemoedsindrukken bij
haar opwekt om zijn onbegrepen pracht.
Ook wellicht omdat het onbereikbaar is;
er zijn tal van menschen die van de hen
omringende en voor hen bereikbare dieren
en plantenwereld zoo goed als niets weten, en
ook niet willen weten, maar een vurig ver
langen hebben om ingelicht te worden over
de bijzonderheden der voor altijd onbereikbare
hemellichten, planeten, sterren, kometen en
nevelvlekken.
Talrijk zijn dan ook de
populair-sterrenkundige werken en kleinere geschriften, die in
alle talen gedrukt worden om dit verlangen
der menigte te stillen. Het is altijd verblijdend
te bemerken dat zij daartoe gelegenheid
.heeft in oorspronkelijk Nederlandsche boeken
en niet haar toevlucht behoeft te nemen tot
buitenlandsche produkten.
Jaren lang zijn wij daartoe aangewezen
geweest op het meesterwerk van Kaiser,
de Sterrenhemel, dat echter reeds lang ver
ouderd is, en op vertaalde werken van
Flammarion, Ball e. a. Daar echter onze kennis
van den sterrenhemel de laatste 25 jaren een
vlucht genomen heeft, zóverrassend dat
menig boek reeds na enkele jaren niet meer
op de hoogte van zijn tijd blijkt te zijn, is het
noodig dat een bepaald standaardwerk door
telkens herziene drukken, den snellen vooruit
gang der wetenschap blijft volgen, (wij denken
hierbij aan het voortreffelijke werk van
Newcomb-Engelmann, waarvan onlangs de 6e
druk is verschenen) of dat geregeld kleinere
geschriften de weetgierige menigte over
bepaalde onderwerpen komen inlichten. Zoo
bezitten wij thans, behalve een overdaad van
leerboeken der Kosmografie, een beperkt
aantal goede oorspronkelijk Nederlandsche
boeken, die gretig lezers schijnen gevonden
te hebben. De Redactie der Wereldbibliotheek
is daarmee in 1913 voorgegaan door in haar
Encyclopaedie in monografiën een werk over
Sterrenkunde van Dr. J. van der Bilt op te
nemen, waarvan naar wij vernemen, spoedig
een derde druk noodig zal worden; de uit
gever van Looy volgde in 1916 met een uit
stekend werk van Dr. A. Pannekoek over:
De Wonderbouw der Wereld", terwijl, waar dit
boek zich in hoofdzaak met het zonnestelsel
bezig houdt, het werk van Dr. W. J. A.
Schouten over: De Wonderbouw van het
Heelal" (uitgeg. door Kirchner in 1919) daar
op een welkome uitbreiding beteekende.
Als No. 2 van de Algemeene Bibliotheek
der Uitgevers-Maatschappij Elsevier" ligt
thans een nieuw, oorspronkelijk Nederlandsch
werkje voor ons, getiteld: De werelden die
ons omringen" van Dr. G. C. A. Valewink.
In een Aan de Lezers" deelt de schrijver
mede, dat zijn hoofddoel met het schrijven
van dit boekje is geweest: den lezer een blik
te geven op het veelomvattende, reusachtige
werk, hetwelk de uitstekendsten onder de
uitstekenden op het gebied der
Sterrennatuurkunde, de astrofysica, hebben gedaan
en zijn weetgierigheid op te wekken, maar
k den wensch bij hem te doen ontstaan,
zelf een steentje tot het grootsche gebouw
bij te dragen".
Wij zijn na de lezing van dit boekje tot de
overtuiging gekomen, dat dit hoofddoel niet
alleen niet bereikt is, maar dat het zoo zacht
mogelijk uitgedrukt, een vergissing is geweest
dit werkje het licht te doen zien. Dat het,
zooals de schrijver meent, als een aanvulling
te beschouwen zou zijn op de zooeven ge
noemde boeken van Pannekoek en Schouten
(het boek van Van der Bilt wordt in dit ver
band niet genoemd en evenmin vermeld in
de achterin geplaatste opgave van populaire
werken) kan in geen geval beaamd worden,
daar het eene werk het andere slechts kan
aanvullen, wanneer het als gelijkwaardig
daarmede beschouwd mag worden. Wij zijn,
tegenover de heeren Pannekoek en Schouten,
verplicht vast te stellen, dat dit in de verste
verte niet het geval is.
Het boekje is niet alleen wat het bereiken
van het hoofddoel betreft, een vergissing,
het is geheel en al een vergissing. Reeds na
doorlezing van de eerste hoofdstukken is het
duidelijk dat hier iemand aan het woord
gelaten is, die niet alleen tegenover de tech
niek van het schrijven van een boek volkomen
onwetend staat, maar die noch behoorlijk
schrijven kan, noch zijn onderwerp beheerscht,
noch de gave bezit iets aan een ander duidelijk
te maken. Wie is die ander" eigenlijk,
m.a.w. tot welke lezers heeft de schrijver
gemeend het woord te voeren? Heeft hij daar
over ruggespraak gehouden met zijn uitgever?
Wanneer wij de lezers kunnen indeelen
in drie groepen, de niet-, de gedeeltelijk- en
de volledig natuurwetenschappelijk onder
legde, dan kunnen wij zeggen dat dit boekje
voor de eerste groep niet bestemd is, dat de
tweede groep het niet zal begrijpen of er
foutieve en verwarde denkbeelden aan zal
ontleenen en dat de derde groep er zich aan
zal ergeren.
Het is een onbegonnen werk om de talrijke
slordigheden en gewelddaden tegen taal- en
stijlregels in extenso op te sommen, want
het boekje krioelt er van. Het werkje van
Bonnet (blz. 20) heet niet Contemplation,
maar Considerations de la Nature"; de pp
blz. 30 genoemde tijdschriften heeten niet
Observation", en British Association's Jour
nal", maar The Observatory" en Journal
of the British Astronomical Association";
het op blz. 58 genoemde heet niet Journal
des Observations, maar Journal des
Observateurs". In de lijst der z.g. amateurs" (over
deze lijst zou heel wat te zeggen zijn) die niet
chronologisch gehouden is, is de eene persoon
met voorletters genoemd, de andere niet;
van Lassell wordt het sterfjaar genoemd,
van de anderen niet, van Pons wordt in het
geheel niet vermeld wanneer hij geleefd heeft,
wel dat hij ongenoegen kreeg met zijn direc
teur Messier en aan een observatorium in
Italië geplaatst 1) werd. Dit was nota bene het
Directeurschap van de Sterrenwacht te
Parma, later van die te Florence. Even slordig
is de lijst der populaire werken behandeld.
1) Alle cursieveeringen zijn van ons. Ref.
Een lange lijst van taal- en stijlbloempjes,
die wij uit gebrek aan plaatsruimte moeten
weglaten, zou er een denkbeeld van kunnen
geven, hoe deze schrijver de Nederlandsche
taal mishandelt.
Dit alles zou den schrijver desnoods ver
geven kunnen worden, wanneer men in zijn
werk, onder een schamel kleed een rijken
inhoud verborgen vond. Dit is helaas niet
het geval. De schrijver heeft geen gelegenheid
laten voorbijgaan om door talrijke aanha
lingen uit-, en verwijzingen naar vak-tijd
schriften van zijn belezenheid te doen blijken,
maar reeds bij een vluchtig doorlezen der
verschillende hoofdstukken, ontwaart men:
Ie, dat hij vele door hem vermelde zaken zelf
niet begrepen heeft en dus onmachtig is ze aan
anderen duidelijk te maken en 2e dat de in
houd van het boek geworden is tot een
vermakelijken chaos van feiten, zonder eenige
kritiek aanvaarde onderstellingen, verwarde
en onbegrijpelijke gevolgtrekkingen en
nieuwste snufjes" waarvan alleen een vak
man vaagweg kan nagaan wat er mede bedoeld
wordt. Het is alsof iemand zijn gehoor heeft
willen vergasten op de lastige gevolgen die hij
van een slecht verteerden maaltijd heeft gehad.
Welke mentaliteit kan verder een schrijver
bezield hebben, die zijn hoofdstukken over
het reusachtige werk dat de uitstekendsten
onder de uitstekenden op het gebied der
Sterren-natuurkunde hebben gedaan", voor
ziet van een motto, aan ten Kate of
Nieuwland ontleend, van een banaliteit die, tegen
over het verhevene der wetenschap zelve,
slechts te scherper naar voren komt. In het
motto boven het hoofdstuk Venus" wordt
deze heraute van den nacht" genoemd, wat
zij juist niet is, maar ten Kate had voor den
maat een eenlettergrepig woord nucdig. Van
Jupiter wordt gezegd:
Als de Almacht dit gcvaart
In 1500 stukken sloeg,
Ware elke gruisel groot genoeg
Een herberg voor onze Aarc".
Het hoofdstuk over de vaste sterren won't
ingeleid met een 6-regelig versje van
Nieuwland, dat zegt dat ze zijn:
Werelden, die zonder tal,
Als stofkens door elkancer zweven
En veilig zijn voor schok en val."
Evenzeer als het ondoenlijk is, alle
druktaal en stijlfouten te vermelden, eve.i ondoen
lijk is het in het voor een beoordeeling in een
weekblad als de Amsterdammer" toegestane
bestek alle wetenschappelijke fouten, ver
warde begrippen en slecht weergegeven feiten
naar voren te brengen. Er zouden in een
vakblad kolommen mede gevuld kunnen
worden.
De schrijver moge de bedoeling gehad
hebben zijn lezer de Sterrenkunt ige weten
schap te doen leeren kennen als een grootsch
gebouw", hij is er slechts in geslaagd hun den
indruk te geven van een romrneligen uit
dragerswinkel. Dit alles maakt, ook door het
ontbreken van eenigen logischen opzet, het
niet ter zake dienende van jaartallen en
namen, het ontbreken van behoorlijke toe
lichtingen en/, enz. de lezing van het boekje
tot een geestelijke kwelling. Laten wij kort
zijn: het hoofdstuk over den ether bevat
uitlatingen, die aan een jong student in de
Natuurkunde kwalijk genomen zouden worden.
(emanatie als een verschijnsel opgevat,
elekWanneer niet uit de partijen de leiding komt
en niet in staat is te komen 'de leidingnl.die het
volksleven behoeft, dan moet van daar bui
ten dit leidinglooze gesignaleerd worden,
opdat de drang naar leiding alle tegenstanden
overwint. In een donkeren tijd en in een
donkere politiek is een licht en geëffend pad
niet te vinden. Dit is voor de kiezers die in
de partijen geen bevrediging vinden, geen
reden te berusten en het op te geven alles te
beproeven wat een uitkomst kan brengen.
En een van de nog niet geprobeerde midde
len is de partijlooze afgevaardigde met vrij
mandaat, opdat deze tijdelijk personifieere
het volksgeweten tegenover de machteloosheid
en de versuffende verstarring van het partij
wezen.
I. P. DE V o o Y s
DE CONFERENTIE VAN
's GRWVENHAGE
Hare beteekenis voor Nederland
In eiken slinger is een voortdurende drang
naar het neutrale rustpunt.
Maar, naarmate de schok, die hem in be
weging gebracht heeft, krachtiger is geweest,
en naarmate zich nadien invloeden doen gel
den die de beweging levend houden, duurt
het langer, alvorens die drang bemerkbaar
wordt.
Wanneer wij de geografische baan volgen,
die de Europeesche conferenties gevolgd
hebben sinds de vrede van Versailles, dan
vinden wij daarin iets dat herinnert aan den
slinger, waarop allerlei krachten werken, die
hem beletten zijn normale slingerbeweging
naar het neutrale rustpunt te volbrengen.
Paradoxisten en mechanici zullen in het
midden brengen, dat er voldoende politieke
wrijving bestaat om het proces in een
minimum-van-tijd te doen verloopen, maar dezen
grappenmakers zij toegevoegd dat de moderne
tijd ons wel voor andere vreemde conse
quenties stelt, b.v. die van de wetten van
traagheid," en van het behoud van ar
beidsvermogen".
Maar ter zake. De vreemde slingerbewe
ging der Europeesche conferenties heeft ons
gebracht van Versailles, via een reeks van
gerenommeerde bad- en weelde-plaatsen,
llltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAYENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATATIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en
WELTEVREDEN
iiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiii
tronen die kringelen langs zekere baantjes",
elektronen als speciale etherdeeltjes")
Ons Zonnestelsel. Hierover deelt de schrijver
niets mede dan een paar onbenulligheden,
naar aanleiding van de wet van Titius.
De Zon. Aan de polen hebben ae deelen een
kleineren rotatie-tijd. Dit moet zijn een klei
nere rotatie-s«e/ta'</. De eenige
zonnevlekkenhypothese die besproken wordt is die van See;
een hypothese die vermoedelijk door zeer
weinigen ernstig is opgenomen. Schrijver
zegt daarbij dat Jupiter en Saturnus om de
9.9 jaren in conjunctie en oppositie zijn
(de uitdrukkingen worden niet toegelicht)
en dat de omloopstijd van Jupiter 4.9 jaar
is. Beide opgaven zijn onjuist. Co run i urn is een
gas dat op aarde niet voorkomt". Geen enkele
astronoom zou dezen zin voor zijn rekening
durven nemen, evenmin als dezen: calcium
vlokken komen niet op den equator zelf voor".
Wat zijn de beginkolommen" van een
protuberans?? Als de schrijver zegt dat er op
den top van den torenteleskoop n spiegel
staat, dat er in den put prisma's zijn en dat er
een spectrum van 20 M. breedte ontstaat,
stapelt hij de eene onjuistheid op de andere.
Venns. In dit hoofdstuk heeft de schrijver
wel het duidelijkste bewijs geleverd dat hij
eigenlijk niet tot berichtgeving aan anderen
had mogen toegelaten worden. Wat hier over
het wolkendak van Venus wordt medegedeeld
schijnt ontleend aan een zeer voorbarige uit
lating van Evershed, waartegen anderen
onmiddellijk stelling hebben genomen. De
zaak is te technisch om er hier op in te gaan ;
wij volstaan met er op te wijzen dat de be
zwaren tegen het denkbeeld van Evershed
niet zijn opgenomen en dat het niet te ver
dedigen is, welke lezers ook, op een hoofdstuk
als het onderhavige te onthalen. Want wie
gelooft er nu alleen op grond van een paar
waarnemingen van W. H. Pickering aan een
aswenteling van Venus van Noord naar
Zuid in 68 uur". En wie spreekt er nu toch
van spectraallijnen met compagnons?"
De Aarde. Zoowaar de tetraeder-vorm
besproken met de bespottelijke mededeeling
het zelfde wat over den vorm der Aarde is
gezegd, moet dus in meerdere of mindere mate
ook gelden voor de andere planeten'.
De Maan. Wellicht kan de aarde door het
verbrokkelen van de maan in het bezit van
een ring komen evenals Saturnus. Welke
lezers moeten dit slikken ?
Fig. 7 is geen oorspronkelijke maan-fotu
zooals beweerd wordt. Blz. 51 zou, als curio
sum, hier geheel overgeschreven kunnen
worden.
Mars. Niets dan losse onderstellingen en
fouten. Fig. 8 geeft niet Mars in grooten
kijker gezien". In groote kijkers zijn geen
kanalen te zien.
De Asteroïden. Niets dan een
dooreenhaspelen van feiten en getallen. Wij hooren
in dit hoofdstuk dat deze hemellichamen
vlakke kanten" hebben, dat de eerstvolgende
oppositie van Eros in 1931 zal plaats hebben,
dat Charlois in 1889 de zonne-parallaxis
gemeten heeft en wij gelooven het niet !
Saturnus. Huygens herkende den ringvorm
en gaf er teekeningen van, maar Scheiner gaf
er betere en duidelijker teekeningen van 15
jaar voordat Huygens geboren werd. Ra,Ra,
hoe kan dat?
Neptunus werd te Berlijn ontdekt omdat
e
Parijs niet gunstig voor de waarnemin
gelegen was"! Zijn maan heet Trawant".
Vaste sterren. De op blz. 78 gegeven af
standen zijn 1ÜOO maal te klein. De schrijver
meent dat in een fotometer van Zöllner het
licht van de te onderzoeken ster verzwakt
wordt en spreekt zonder eenige toelichting,.
van een ,,Rauchkeü"-fotometer. (hij bedoelt
een wigfotometer).
De nu volgende hoofdstukken beginnen)
hoe langer hoe meer een bedenkelijk karakter'
aan te nemen; de bedoeling van den schrijver
is soms zelfs voor een man van het vak nauwe
lijks te begrijpen. Fig. 18 en 19 zijn beide fout
en bewijzen dat de schrijver de zaak niet
begrepen heeft. Blz. 109 geeft een onzinnige
indeeling der vaste sterren waarvan we nauw
elijks kunnen aannemen dat ze van Wolf
(Max Wolf?) afkomstig is. Van de dubbelster
Algol gaan de samenvallende baanvlakken"
door de aarde. De beteekenis van het secun
daire minimum bij Algol-sterren is blijkbaar
niet begrepen, de lichtkromme van 3'Cephe
heet: niet symmetrisch ten opzichte van het
minimum".
Wat beteekent een lichtwisseling waarvan
de periode zoowel in tijd als lichtsterkte te
bepalen is? Niet de periode van Mira zelf,
maar die van de sterren die tot haar klasse
behooren, wisselt van 200 tot 400 dagen.
Het Korte overzicht" ten slotte, dat op
blz. 127 aanvangt is een en al leekentaal, met
al den aankleve van dien. Neen, voor dit
werkje is niet n woord van waardcering
te vinden. Wij hebben, afgezien van al het
vorige, nog uiting te geven aan een gevoel
van teleurstelling dat de Schrijver niet
schroomt de namen van volkomen onbekende
grootheden te vermelden, wier arbeid nauwe
lijks wetenschappelijk genoemd mag worden,.
maar verzuimt die van Nederlandsche beroeps
sterrenkundigen te noemen, wier arbeid ver
uitsteekt boven dien der genoemden. Bij,
allerlei kleinigheden worden namen en datums
nauwkeurig opgegeven, maar bij de vermelding
van den wentelingstijd van Mars wordt niet
gezegd dat hij de uitkomst is van een klassieken
arbeid van H. G. v. d. Sande Bakhuijzen;
bij de planetoïden wordt het
waarnemingswerk van buitenlanders uitvoerig (zij het ook
met een dooreenhaspelen van ontdekt",
waargenomen", en gezien") vermeld, maai
de schrijver verzuimt aan zijn Nederlandsche
lezers mede te deelen, dat aan de Sterrenwacht
te Utrecht deze hemellichten de laatste 20
jaar geregeld worden waargenomen. Bij de
dubbelsterren had hij een mooie gelegenheid
gehad het werk van Voüte en de Vos van
Steenwijk aan den grooten refractor der
Leidsche Sterrenwacht te noemen. Bij de
bespreking van de waarnemers van verander
lijke sterren had van der Bilt niet onder
de amateurs mogen worden opgenomen, en
bij die van de bepaling van sterreparallaxen
behoorde de naam van Van Maanen, wiens.
omvangrijke en zeer nauwgezette arbeid op
dit gebied algemeen bekeno is, niet te worden
weggelaten. Het is ten slotte zeer te betreuren
dat een Uitgevers Maatschappij als Elsevier""
met een dergelijk boekje op de markt is ge
komen ; laten wij haar daarover niet te hard
vallen. De beste breister laat wel eens een
steek vallen !