De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 27 mei pagina 6

27 mei 1922 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Mei '22. No. 2344 Passiespelen. Jezus voor Pilatus. DE PASSIESPELEN TE OBERAMMERGAU DOOR J o A c H i M FRIEDENTHAL. De geheele wereld kent den naam van het kleine, idyllisch gelegen bergdorpje in OpperBeieren; want door zijn Passiespel is het wereldberoemd en om de hoofden van de spe lers is een krans van legenden gevlochten. Elke decade stroomen honderdduizenden uit alle landen er naar toe, ja, uit het buiten land een nog veel grooter aantal dan uit Duitschland zelf; de vreemdeling overheerscht er. Al sedert eeuwen vertoonen deOberammergauer handwerkslieden en boeren het leven en lijden van Jezus van Nazareth. In het jaar 1633 toch, toen na de verwoestingen van den langdtirigen oorlog ook de pest nog in die streek kwam woeden, legden de oudsten der gemeente de gelofte af, elke tien jaar de ge schiedenis van den Verlosser te vertoonen, als hij hen van de pest verloste. En zoo geschiedde het. Nu, na een negenjarigen oorlogspest en hongersnood, wel wat later dan de gelofte eischt, nu de tijdsomstandigheden het weer veroorloven, herhalen zij voor 't eerst na twaalf jaar het heilige spel. Moesten wij niet eigenlijk een bedevaart doen, een waarachtige, vrome bedevaart in lange pelgrimsstoeten om daar ten slofte binnengevoerd te worden om het gewijde spel te aanschouwen? Het publiek zal ook vroeger wel bestaan hebben uit die vrome middeleeuwsche pelgrimvaarders en uit den geest van dien tijd zal het spel zijn ontstaan te danken hebben. Maar wij trekken er heen, bij duizenden ge lijk, per spoor of in auto's. Maar vrome aandacht ligt er in den Mei morgen, zweeft er boven den voortsuizenden auto. Achterover geleund, den blik laten weiden over bloeiende verten, overmetsneeuwbedekte bergen en het in de verte glanzende meer, het maakt het hart zoo wijd en vroom en versterkt het verlangen naar geloof, naar God en genade.... En daar staan wij nu in die kostelijke straatjes voor de bontgeschilderde huisjes tusschen de bergen. En wachten welgezind. En kijken eens om ons heen. Maar hoe nu? Ben ik met mijn vroom gestemd hart ter markt gekomen? Zijn dan alle wisselaars, die door Jezus uit den tempel verdreven werden, hier te hoop geloopen ? Zij worden gelokt, niet ver dreven.Overal zijn nieuwe winkels bijgekomen. Alle dorpelingen wachten op den Mannahzegen met open, opgeheven handen als moesten er ieder oogenblik dollars, ponden of guldens als mannah uit den hemel vallen. Alles is koortsig. Is dat nu de koortsachtige geestdrift der gewijden of wel de zeeraardsche koorts der geldzuchtigen? Mijn arm, vroom hart twijfelt reeds weer. Maar mijn hoofd moest toch weten, dat ook de Heilige Handeling (bij zulk een toeloop) niet zonder handelen zich kon afspelen. Laten wij hen dus, die hande laars; ten slotte, noodig zijn zij toch en laten wij slechts zien of de tempel zelf in de reine sfeer van God leeft. Dit, deze ruime, hooge zuilengang met zijn machtige poort aan de voorzijde, is dus het gebouw van het Festspiel. Rondom golven de duizenden. Reeds hoort rnen als voor den toren van Babel, in alle talen der wereld, niet God, maar het mooie weer, prijzen. Maar in 't gebouw leggen de golven zich reeds en komt men onder den eersten indruk: vijf duizend toeschouwers in het amphitheatersgewijs pploopende gebouw: n geweldige massa-ziel vormt zich al gauw van zelf. Zaten ze ook zoo niet te zamen in de klassieke the aters van Griekenland, duizenden bijeen? Zijn ook wij allen bereid van 's morgens tot 's avonds naar het spel te luisteren, dat allen kennen, dat allen in 't diepst van 't hart heeft geroerd? Aan de voorzijde, vlak bij de zuilengang, spreidt zich onder den blooten hemel het reus achtige openluchttooneel uit. Links staat, van steen gemetseld, het huis van den Romeinschen stadhouder Pilatus met zuilen galerijen tot aan het amphitheater. Daarop volgt een breede straat in Jerusalem; in 't midden is het overdekte, eigen lijke tooneel, met veranderlijke coulissen, precies als bij een poppenkasttooneel; rechts daarvan weer een breede straat in Jerusalem, afgesloten door het huis van den opperpries ter, weder met een zuilengalerij. Straten, paleizen en het midden van het achtertooneel liggen aan het breede voorplein, dat een prachtig speelterrein biedt. Steeds meer komen wij onder den indruk. Het spel begint; uit de onderaardsche ruim te stijgen de muziekklanken in breede golven ten hemel. Plechtig schrijdt het koor, mannen 's Gravenhage Afd. Boxengarage Beste stalling hier ter stede Passiespelen. Jezus (Anton Lang). en vrouwen gekleed in stijl, twee halve cir kels vormend uit de zuilengangen der beide zijpaleizen naar buiten; de halve cirkels sluiten zich aaneen tot een feestelijken boog en het koor roept het onder godsvloek gebukte menschengeslacht aan. Weer opent zich de boog van het koor en het wijst naar het middentooneel. Het gordijn gaat op en men ziet een levend beeld van de verdrij ving uit het Paradijs. Het koor zingt zijn slot rei. De proloog begint en daarmee begint het eigenlijke spel: de intocht van Jezus in Jeru salem. Een groote massa volk, vrouwen, kin deren, mannen gaan voor hem uit in de breede straten tot op het voorplein. Jezus zit op den ezel; met palmtakken begroeten zij hem. Het volk juicht, dringt om hem heen, aanbidt hem. De gezalfde spreekt.... Dit maakt indruk. Dit is werkelijk iets groots. Alleen umdeze oogenblikken, misschien nog om een enkel ander, is het de moeite waard geweest hierheen te zijn gekomen. Maar als het koor nu zwijgt en de grootsche stilte, die dit pantomimisch spel te scheppen wist, voorbij is dan beginnen de spelers te spreken en spreken.... in den tempel, op de straten, voor de paleizen, in den raad der Joden. Na elk eigenlijk bedrijf komt het koor en voorspelt evenals in de Grieksche tragedie, vermanend en moraliseerend, het noodlot en steeds weer splitst het zich dan om iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiftiiiiiiiiiii umi il iniiiiiiii >i i u in imiimii BUK OMSTIGHEDEN XXVIII Tusschen een schare druk-pratende, la chende en gebarende blanke vrouwen, uit alle landen van Europa, uit Amerika en Austra lië,?strevende" vrouwen,,.vooraanstaande" vrouwen, zat zwijgend'en ingetogen een Indisch princesje, de dunne, bruine handjes, met fonkelende diamanten versierd, onbe weeglijk in den schoot, het hoofd met het glad de, naar achteren geborstelde haar gebogen. En de dames om haar heen vertelden elkaar met zichtbare ingenomenheid, dat dit don kere zustertje zich ook had geëmancipeerd, en dat ze naar Holland gekomen was, om Middel baar Engelsch te studeeren... .Toen voelde ik plotseling een deernis in mijn hart opkomen; een neiging om zacht tegen haar te zeggen : zou je dat nu eigenlijk wel doen?"; en onder al die blijmoedig-willenden, die zeker wisten, dat het zógoed was, stond ik weer zoo vereenzaamd en zoo zielig, als in de eerste jaren van bewustwordend leven. Natuurlijk, ik geef u onmiddellijk toe:dit was een stemming"; evengoed als het een stemming" is, wanneer ik, nadat ik twee vrouwen een kwartier in de comedie heb hooren zitten harrewarrcn over de nieuwe japon van een vriendin, ach mensch, ik weet het immers zeker: hij ging opzij dicht, met een loshangende ceintuur...." maar ik zeg je immers, dat ik nog tegen Mina zei: der staat een haakje open, je ziet zóhaar nek"; en ik blijf der bij...." zoo zielsdankbaar kan zijn, dat het leven mij tot andere belangstellingen en tot boeiender problemen heeft geleid.... Ik houd wel degelijk van m'n werk; en in het begin van een seizoen, als ik nog niet moe ben, dan kan ik me zoo echt loopen te verheugen, als, in de donkere straat, de eene gestalte na de andere aan me voorbijschiet, die allemaal uit zijn gegaan om mij te hooren .... Als ik in een tijd was geboren, dat vrouwen nog niet 'mochten spreken", zou ik met al deze zelfde gedachten in mijn ziel kun nen loopen, en het toch maar stilletjes voor me moeten houden. En als ik in een tijd was ge boren, toen de vrouwen nog niet naar le zingen gingen; toen ze alleen nog maar voor het gezin leefden, dan zou er niemand naar me komen luisteren.... Ik behoor bij dezen tijd, en mijn bestaan loopt parallel met zijn bestrevingen; ik ben niet blind voor het vele goede, dat hij ons, vrouwen, heeft gebracht, en als ik nu, na alle teleurstellingen en betere lOoent Surnatra 1Oc«nt Sigaar ons op het slecht belichte middentooneel (want de lucht is bewolkt) met zijn levende beelden, ontleend aan het oude Testament den vrijen blik te geven. Steeds maar door, in eindelooze zinnen spreken de spelers, en God vergeef mij de zonde, maar het spreken van hen, die dan in uw naam spreken, wordt soms onverdragelijk. Hoe langer het duurt, hoe onverdragelijker. En het duurt acht uren, van 's morgens (met een korte middagpauze) tot 's avonds. Want deze handwerkslieden, deze pottebakkers, smeden, timmer- en tuinlui, deze boeremeiden, huishoudsters en kooplui, al die brave, goeje menschen, die met zoo'n innigheid voor God en hun wereldroem zich afsloven, spelen niet als handwerkslui, meiden en boeren, maar als slechtetooneelspelers,uit een slechte en ouderwetsche hofschouwburgschool, als dilettanten die zich als echte tooneelhelden optuigen. Geen natuurlijk geluid behalve de vogels, die er vroplijk tusschen door kwetteren en de hanen, die heel wat vaker dan driemaal kraaien voor dat de Heer door Judas verraden is?geen natuurlijkgeluid komt ui t deze monden onder de mooi gefriseerde baarden; en toch hebben zij allen sinds jaren een natuurlijken haar- en baardgroei, behoeft geen van hen zich te grimeeren en loopen zij allen als pro feten, jongeren, Ischarioth, soldaten in 't dorp rond en doen hun dagelijksch werk. Zooveel onecht en dikwijls komiek pathos heb ik zelden bij elkaar gezien, zoo vreeselijk ge zwollen toon niet dikwijls gehoord. Wat een school, wat een declamatie en, lieve God, wat declameeren zij ! De tekst is tientallen van jaren geleden door dominee Daisenberger geschreven. Hij heeft het Passiespel van Oberammergau gedicht" naar oude teksten. God moge hem de vrome zonde vergeven. Ons modernen valt dat moeilijk. Als iemand de z.g. Duitsche ambts taai kent uit het midden der vorige eeuw en dan liefst die van een opgeblazen, oogmoedig ambtenaar uit een klein stadje en als oiezelfde iemand dan ook weet wat Gods woord en wat dichtertaai is hij wendt zich ontsteld af van het stomme gestamel van die Daisenbergertaal. (Maar de vreemde ling merkt het meestal niet, tenzij hij het wezen der Duitsche taal goed kent). Een groot dramaticus of tooneeldichter is die dominee zaliger ook niet geweest. Aan den bouw van zijn passiespel (en er bestaan er heel wat betere), ontbreekt elk besef van dra matische beperking. Eenige coupures zouden met succes kunnen worden aangebracht. Wat er bij dergelijke spelers nog terecht van komt zoo'n doode tekst. Alleen de troostende aanblik van den blauwen hemel en het diepaangrijpende menschendrama, welks zin en we zen door niets zijrl aangrijpendheid verlieliezen kon, een paar volkstooneelen, een paar levende beelden. Maar ook die onzalige,, le vende beelden," en die massatopneelen zijn uit geen goede school of door iemand met natuurlijken goeden smaak in elkaar ge zet. De beelden zijn slechte copieën van den zeker niet knappen schilder Piloty. God zij hem en zijne geheele school genadig ! De regie hokt dadelijk, als er levendigheid aan te pas moet komen ! Maar misschien is het niet goed dit vrome spel alleen van uiteen kritisch-aesthetisch oogpunt te bezien. En vele onzer waren en zijn geneigd, het te nemen voor wat het bedoelde te zijn: een vrome poging van te waardeeren dilettanten ter eere van den Heiland, als een stichtelijk spel voor god zoekende pelgrims, een stuk middeleeuwen in het verwarde heden. Zoo zag ik aangrijpende passieselen in andere plaatsen van Beieren, in Tirol en Zuid-Frankrijk. Zonder gezwollenheid en zonder pretensie speelden daar boeren en handwerkslieden in hun eigen taal met een natuurlijk eigen gebarenspel en zij waren dienaars van het heilige woord. Het eeuwig jonge katholicisme vertoonde zich hier, evenals in de Middeleeuwen, toen die Festspiele" door Jesuïten geleid werden, in zijn vollen bloei. In Oberammergau echter is alles pretensie, verwacht men zelfs als kunstenaars bekriti seerd te worden. En daar kan een werkelijk vroom hart zich werkelijk geprofaneerd voelen, als Jezus in tricot, in vleeschkleurig tricot aan 't kruis hangt, als zijn woorden en die van zijne Jongeren, gezwollen, verdraaid en met valsch pathos uitgegalmd worden. Wereldroem eischt men hier voor zich op: Passiespelen. De weenende vrouwen. door de grootsche opzet, door de reusachtige kosten, die men maakt, door de reclame over de geheele wereld en die de heele wereld ook hier naar toe lokt, door de slechte imitatie van het al slechte hofschouwburgspel en door het gewicht waarmee de spelers zich weten te omgeven, zich laten photografeeren, handteekeningen schenken als waren ze werkelijk (wat helaas, vooral voor Amerika geldt), wereldberoemdheden. Het mooie en plechtige van een werkelijk anonym volksspel gaat hier geheel verloren. Het geheele dorp is in leven en spel vertooneeld. Ik heb zelfs getwijfeld of de bergen nog wel echt en geen koulissen waren. Dit is de waarheid. En ik spreek ze uit, ofschoon ze den aanbidders van Obergammau als laster zal klinken en ofschoon mijn geweten mij evenals aan Pilatus vraagt: Wat is waarheid? Waarheid is, dat banale menschen omdat zij maar gewoon menschen zijn en geen be roepskunstenaars, onze menschelijke ge voelens niet in beroering brengen, alleen omdat zij zich verbeelden kunstenaar te zijn. Waarheid is het, dat een passiespel, door een waarachtig dichter geschreven en ver toond door echte kunstenaars, een zoo mach tige ontroering wekt, als de Oberarnmergauers nooit zullen vermogen te wekken. Dat Nederl. Munt Hollands beste W cent sigma* ?IMllltlllllll«IIltllllMSllllllMIIIIIIIIIin IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIH1IIIIIIMIH SCHILDERKUNST-KRONIEK EXPOSITON GEORGES VAN HOUTEN DE PARIS. ETABLISSEMENT HIRSCH ET CIE. De Hollandsche naam doet vreemd aan tusschen het Fransch van den catalogus. Toch schijnt deze fransch sprekende en fransen gebarende van Houten van Hollandsche af komst te zijn. Hij tavoriseert de peinture claire; dat wil bij hem zeggen : hij verwaarloost de tegenstelling van licht en schaduw, ver waarloost den toon, concentreert in zijn groote figuurstikkken zijn belangrijkste werk de belangstelling niet op enkelen ten koste van meerderen, maar geeft ieder zijner sujetten binnen perspectivische grenzen zijn volle aandacht en elke locale kleur haar volle waarde. Dit is een van de redenen waarom die stukken er uitzien als levensgroote kosaiumprenten in olieverf. Een andere is dat zij absoluut gespeend zijn van elke geestelijke spanning, dieper tastende typeering, van elke poging tot doorgronden of voelbaar maken van het innerlijk leven zijner personen of van de dramatische beteekenis zijner voorstelling. Ze zijn volkomen objectief. En als de kleurniet zonder bedoeling gekozen is, dan is zij toch vrij van eiken zweem van meer verfijnde samenstemming. Is van Houten dan totaal zonder talent? Bekijk in den salon de cou ture chez Poiret" de mannequin in 't geel, de dame in het grijs, de figuur van Poiret zelf die er uitziet als de incarnatie van zijn soort (maar een portret moet zijn) en ge zult toe geven dat er gaven van teekenen en groepeeren in van Houten sluimeren en misschien ook coloristische. Maar de controle op die gaven ontbreekt. En voorshands nog iets: vormingen diepte van geest en gemoed. Het is of hij zijns ondanks wel eens slaagt. En de oude heerDuret die hem in het voorwoord van den catalo gus zoo ophemelt, moet van Houten beter gewogen hebben toen hij hem zijne mondaine voorstellingen in overweginggaf en erbij voegde ge hebt dan twee kansen, falen uw stukken als kunstwerk dan kunnen ze als cultuur historische documenten beteekenis houden". H E N N u s lllltlllllllMIflIIIIMItllllllllMIIIIIIIIIII Passiespelen. Maria (Martha Veit). gebeurde voor twee jaar in München, toen in het Künstlertheater het Mysteriespel van de gebroeders Arnoul en Simon reban, uit het Fransch van 1452 door WillielrnSctimidtbon met waarachtige dichterlijke bezieling vertaald, door groote kunstenaars opgevoerd werd. Eugen K'öpfer speelde voor Jezus en vergeten is de pottebakker Anton Lang ! Lina Lossen stelde Maria voor in een tableau en was aanbiddelijk. Waaruit men zien kan, dat het niet voldoende is handwerksman of een of ander eenvoudig mensch te zijn, om den zin van het gewijde woord natuurlijker en menschelijker te vertolken dan een beroeps speler. Naiviteit? Goedig dilettantisme? Alles goed en wel als ze zich maar niet als kunste naars aan ons opdrongen en niet het menschelijke oninenschelijk maakten. Laat ze dan maar hun pelgrimstochten hierheen doen, die honderdduizenden uit alle landen, laten ze er wijding vinden. Die is overal, wanneer het hart er voor open staat; misschien schenkt het spel te Oberammergau ze hun. Voor mij was er wijding en vroomheia in den sterrenhemel, in de bergen, de wolken,de bloemen en berken in den avondwind, want alles, alles loofde en prees den Heer der Op standing. Mr* _ ^^^f^^r m m ? B^^BW g ^f^ inpicHTino VOOR - HET MEUBILEEREn EH VEDSIEPEH DER-Nx/onino AM5TERDAH PDinSEhQR-7091113 LEIDSCME5TRAAT73 llllMMlltmillllllt illllllllllllilllllllllllllllliMllliillllllllliiiiillllillllllliiltllllillllllilllllMilllllnHlilllli11 iiiiiniii iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii inzichten, riog eens kiezen kon (wat is dat wonderlijk om je voor te stellen, dat je nog ns jong was, en dat je nog eens voor de zeven poorten van het leven stond, en kiezen mocht door welke je wilde binnengaan !) dan zouik toch weer de poort van de vrijheid" kiezen. Want onze samenleving is nu eenmaal in het stadium van alles over te hebben voor ontwikkeling," en daar moeten we doorheen ; er is toch geen ontkomen aan ; en dan lijkt het me maar het beste zoo hard mogelijk te helpen meed u wen. Maar wij vrouwen, die op het oogenblik de rol van parvenu's"spelen ophetwereldtooneel hebben het niet gemakkelijk hiervan iets sympathieks te maken. Ook een geestelijke parvenue heeft de onweerstaanbare neiging zich dik te maken over eigen gewichtigheid, en niet de betrekkelijkheid te zien van het bereikte. Het is voor een moderne vrouw nog altijd niet gemakkelijk aardig" te zijn. Want na de fanatieke eerste voorvechtsters met korte haren en manlui-hoeden op haren kop", (die in onzen tijd al langhaaraureool van eer bied waardige offer vaardigheid hebben gekregen is het genus wel-gekleede, wei-gekapte vrou wen ontstaan, die over alles meepraten,maar in wier blik iets gestorven is, omdat ze veel te cordaat, veel te eigenwijs, en, in eigen oogen, veel te voortreffelijk zijn geworden. En nu zijn er natuurlijk naar alle kanten gelukkige uitzonderingen te vinden: ik behoef u slechts te herinneren aan de nobele moeder lijkheid van Jane Adams; aan den fijnen een voud van Mevr, Chaponnière-Chaix, om van alles wat er aan hnmor, distinctie, goedheid en bescheiden geduld onder onze strevende vrouwen leeft, niet eens te spreken; maar toch zal niemand kunnen ontkennen, dat het een narrow escape" is,om niet in de eigenwijs heid, en niet in het ledige gebazel te land te komen ; en toen ik een wit-harige mevrouw uit Australië zag zitten, die, naar mij met vol doening werd gerapporteerd, van het n e congres naar het andere snelde, en altijd op booten of in treinen haar leven doorbracht, toen dacht ik: V/at kan zoo'n mensch te geven hebben; wat kan zoo iemand aan inner lijk leven bezitten, die altijd maar van de eene menschenverzameling naar de andere draaft, en altijd naar nieuwe openingspeeches moet luisteren en nieuwe feestliederen moet aanhooren? Hoeveel dieper wijsheid over het leven zou ons een stille huismoeder kunnen vertellen, die jaar aan jaar voor haar gezin heef t geleefd, en in dien kleinen kringde myste riën tot in hun diepste wezen heeft doorproefd ! En toen keek ik weer naar het kleine princesje, datin dien roes van luide woorden en onrustige gebaren als een stil afgodsbeeldje op haar stoel zat. En ik dacht: hoe durven wij dat eigenlijk? Hoe durven wij een schepsel uit een land, dat nog niet door onze onrust en onzen hartstocht voor evolutie en analyse is aangetast, opschrik ken uit haar veilige rust, en haar doen gelooven, dat onze strijd iets beters is dan haar bevrediging, omdat wij het niet anders meer kunnen. Hoe durven we haar, voor wie de noodlottige uur van het mensch-worden" nog niet geslagen had, dwingen aan onze conflicten en onzen tweespalt deel te hebben? Moeten we niet eer dankbaar zijn, dat er nog een hoekje op de aarde bestaat, waar het leven gevuld is met schoon ritueel en strenge etiquette? Had dit stille vrouwtje niet plezieriger haar eindje gehaald, als ze ge trouwd was met den man, dien haar vader voor haar had uitgekozen, en hem tot haar dood in nederigheid had gediend? Een voortvarende dame bleef bij het \angsdringen aan de gouden spelden van het zwarte hoofdje hangen, en dreigde ze mee te sleuren in haar haast. Ik zag daar een waarschuwend symbool in. A N N j E SALOMON*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl