De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 27 mei pagina 8

27 mei 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Mei '22. - No. 2344 DE ITALIAANSCHE OPERA TE AMSTERDAM IVJ Fernando Zaccarini. Mw. ianni (in Cariuen), Giuvanni Fratini (dirigent). (Teekeningen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens) Mw. Albertina Cassani (in den Barbier van Sevilla). Enzu Conati (in den Barbier van Sevilla). Italiaansclie Opera (/) Een tijdlang hebben we het zonder Italiaansche Opera moeten doen, maar dit voor jaar heeft de heer De Hondt,die thans op dit terrein een routine van vijf-en-twintig jaar bezit, opnieuw kans gezien, een gezelschap samen te stellen, en ziedaar nu het feest van het bel canto" weer in vollen gang! Het bel canto"-streven staat bij al deze artiesten wel hél sterk op den voorgrond, doch zonder eenzijdigheid. Schoonheid van toonvorming is hoofddoel, maar het drama tisch accent wordt zeker niet verwaarloosd. Dit kan ook niet anders: het geheel staat in U Mw. Bruschi (als Mercedes in Cannen). een kader van temperamentvolle en intelli gente muzikaliteit. De heer De Hondt moet wel zeer bijzondere relaties hebben onder de zangmeesters van Ita lië. Hij is ditmaal met de keuze der mannelijke leden van zijn gezelschap al hél gelukkig geweest; ze zijn allen jong en komen uit een voortreffelijke school. De meesten beschikken allereerst over een ademtechniek, die een ieder versteld doet staan. En buitengewoon opmerkelijk is ook hun zuiverheid van intoneeren. Deze openbaart zich het overtuigendst bij het zingen achter de schermen, een effect, dat tot de allerdankbaarste behoort, maar waarvan in de eeuwig door sleur bedreigde practijk dikwijls bitter weinig terechtkomt. En welk een weelde van klank ! Klank in alle maten van kracht en in eer onuitputtelijken rijkdom van kleuren.Enwat ongeëvenaar de heerlijkheid vooral, als op de meest geraffi neerde wijze deze verrukkelijke stemmen zich tot ensembles samenvoegen ! Een van de allermerkwaardigste dingen, die de Italianen ons ditmaal op dit punt hebben doen beleven, acht ik, dat zij de met meesterhand gehar moniseerde en geïnstrumenteerde walsmelo die tegen het slot der tweede acte van Puccini's Bohème" in een geheel nieuw licht hebben doen verschijnen. Zooals de edele bariton van Enzo Conati (?Marcello") hier den inzet maakt, zooals onmiddellijk daarop zich de wonderbaarlijk-geïnspireerde samen klank verheft van de stemmen der overige hoofdfiguren, gedragen door den phcnomcnalen bas van Fernando Zaccarini, dat is om nooit te vergeten ! Al deze zangers en zangeressen brengen be hoorlijk wat routine mee en vooral ook scherp muzikaal inzicht , doch hél veel hebben zij voor hun prestaties van ditmaal ook te danken aan denkrachtig-suggerccrcnden invloed van den dirigent Oiovanni Fratini. Het uiterlijk van dezen kapelmeester voor deze keus speciaal verdient de heer De Hondt een bijzonder compliment! heeft niets gemeen met dat van den dolleman, dien men zich hier te lande veelal en niet zonder reden als van rechtswege aan het hoofd van ieder onvervalscht-Italiaansch ensemble behoorend denkt. Hij is ook in heel zijn doen beheerscht en vol eenvoud, en elk zijner ge baren getuigt van studie en oefening. En niet alleen zijn partituren en de techniek der orkest-directie, maar ook het wezen van het heroïsche, de vleiende lyriek, de uitbeelding van schrijnend leed, het fel-hartstochtelijke, en al wat daaromheen en daartusschcn-in ligt, kent hij dór-en-dór. En opbouwen kan hij als de allerbeste ! Dat hij zoo nu en dan niet de zangers en A. Borini (als Don Basilio in den Barbier van Sevilla). zangeressen dapper mede-offert aan den Italiaanschen smaak ik heb natuurlijk aller eerst het oog op het rekken der fermaten ! , we vergeven het hem gaarne, want doet hij voor 't overige niet bepaald zijn best, om de werken te doen spreken in een artistieke zui verheid, die ook met onze begrippen strookt, en verzorgt hij de instrumentale en vocale détails niet op een in de sfeer der opera waar lijk uiterst-zeldzame manier? |», Het was verstandig, het orkest der onder neming van Louis Bouwmeester Jr., dat nu reeds geruimen tijd in het Paleis voor Volks vlijt dienst-doet, met een aantal goede krach ten uit het orkest der Nationale Opera te versterken ; men heeft op deze wijze een instru mentaal geheel verkregen, dat er zijn mag, al zou men de verschillende strijkers-groepen liefst nog wat talrijker-bezet hebben gezien, en de gelegenheid wat ruimer, om ensembles van behoorlijke dispositie af te zonderen voor de muziek op het tooneel. Met de aanstelling van Eddy Elsas tot len concertmeester is een pittige attaque" verzekerd, en tevens een verzorging der viool-soli, waaraan een ieder gaarne hulde zal willen brengen. Ook de celli doen veel moois, en voorts weet onder de blazers menigeen zich pp zijn tijd te onder scheiden. En de ongelukjes blijven beter uit zondering, dan de regisseurs der teekenen van goed- en afkeuring onder het publiek der hoogstgeplaatste rangen blijk-geven te be seffen. Een geheel-eigen plaats in het ensemble van zangers en zangeressen neemt Albertina Cassani in, niet alleen krachtens de eigenaar digheden van haar emplooi, maar ook door de bekoorlijk-fijne gratie harer muzikaliteit. Er is verbiijdend-weinig prima donna"-gedoc in haar optreden, haar hoogste tonen klinken nimmer geforceerd, al het rijke figuren-werk in haar partijen maakt zij tot den voornaamsten tusschenvorm van instrumentaal- en vocaal-gedachte muziek, dien men zich denken kan, en haar toonvorming, haar samenvoe gingen van crescendo en diminuendo zijn eenvoudig verbluffend. Haar teere figuur komt haar onder meer voor de Violetta"uitbeelding ten zeerste te pas. Men herinnere zich, hoe de val van Verdi's Traviata" bij de première grootendeels te wijten is geweest aan het feit, dat de eerste Violetta", Signora Salvini-Donatello, in haar voorkomen zoo volmaakt het tegenovergestelde van een teringlijdster was, dat het publiek op het vernemen, in de laatste acte, van de door ontroering be wogen verklaring van den dokter, dat de patiënt nog maar een goed uur te leven had, in een schaterlach uitbarstte (Slot volgt). H. J. DEN H E K T O O Mw Zola Ainaro (in Tosca). Illlllllllllllllll minimi iiiiiimmiiimm iiiimiiiiiiimiii IIIIIIIIIIHIIIIHI1III Illlllllllllllll Illll Illlllllllll MUI L. SIMONS. ,,Hct drama en liet looneel in hun ontwikkeling". Mij. voor Goede en > Goedkoope lectuur, Amsterdam. Opvallend was in de Boekerij der j.l. Thea terten toonstelling de leegeHollandsche plank.. Een onderwerp, dat in andere landen zooveel harten en pennen in beroering had gebracht, bleek, buiten de dag- en weekbladpcrs, aan onze schrijvers vrijwel voorbijgegaan. Niets ter bemiddeling, niets ter herinnering, niets tot steun, voor wie zich in dien hoek wat te oriënteeren zocht. Heeft het aan de schrijvers gelegen? Aan de uitgevers? Aan den boekhan del, waar men nog onlangs op een advies van Oordon Graig tot aanschaffing van een looneelwerk niet inging, omdat er in ors land toch geen debiet voor was." Of lag het aan onze tooneelmannen, die in den schrijver ' ver hun kunst, vermits hij niet blindelings bawonderde, slechts den hinderlijken kijk-inden-pot zagen, en de inspanning, welke ook het keuren en vastleggen dezer epiiemeere daden vergt, maakten tot een weinig dank bare taak? Grauw blijft alle theorie, twijfel achtig?je suis payépons Ie savoir haar nut. .*...Een befaamd tooneelcriticus, buiten lander, schrijver van dikke boeken over the aterkunst, bekende mij dezen winter: ik ben er hoe langer hoe dommer in geworden," en ik wil best gelooven dat zijn lezers tot een gelijke conclusie gekomen zijn. Doch tegenover dit negatief stellen wij dan in ons land, waar de kans wegens overmatige voorlichting af te stompen, gering was, de ongerepiheid van een schouwburgpubliek, dat maling heeft aan elk geestelijk goed wanneer het met ccnige inspanning verkregen moet worden, en hij de gestage afname van het schouwburgbezoek treft het pijnlijkst, dat de kleine kring, die zich om onze tooneelkunst, opgevat als orchestrale kunst, geschaard had, in stede van ;;'ch uit te breiden, inkrimpt met den dag. De menschen gaan alleen nog, of laat ik zeg,gcn, alleen weer naar den schouwburg om de onmiddellijke, individueele ontroering door het spel, en wanneer n groot acteur of ac trice hun deze vermag te schenken, geven zij de rest, met inbegrip van auteur en regisseur, cadeau. In het algemeen is dit verschijnsel natuurlijk te noemen en het tegendeel van verontrustend. Een.... Mevruw Mann in de hand, is meer dan tien in de lucht. Te lang werden, op elk gebied, kunstzinnige nrinncn en vrouwen tot kunstenaars" opgeschroefd en het is begrijpelijk dat het publiek daar langzamerhand doorheen ziet. Het laat zich aanzien dat de dagen voor het half-talent en de kunstmatige productie geteld zijn. Maar voor het tooneel, dat ingewikkeld samenstel, waarin ook het geringer, zich-aanpasscnd en decoratief vermogen van waarde kan zijn, keert dit ongeduldig verlangen naar de grooten, naar het bezielend kunstenaar-tempe rament, het andere gevaar weer hoven. Zooveel weerstand heeft de zwakke plant van het ensemble" hier nog niet om zich daarnaast te kunnen handhaven. Verliest de tooneel kunst, als harmonisch droombeeld, het pleit ten gunste van de enkelen, welke zich als léven-scheppende persoonlijkheid op zichzelf kunnen doen gelden, dan zitten we in een ommezien weer.... in de Schuilere". Op dit, ook voor de critiek, critiek oogenhlik is de heer Simons met zijn drie-deelig tooneelwerk, waarvan de twee eerste, aan mevrouw Simons-Mees opgedragen deelen vór «ns liggen, uitgekomen. Juist te laat, helaas, <;m de eer van het land op te houden in den kalen bibliotheckhock, juist te laat ook, vrees ik, om het gevaar dat ons tooneel, in de beteekenis welke ook de heer Simons daaraan hecht, bedreigt, nog intijds te keeren. Toen een vijftien jaren geleden, van het podium uit, de nieuwe koers werd ingeslagen, hadden deze en dergelijke boeken geschreven en verspreid nr>eten zijn om de menschen, in de eerste plaats de voor zooveel idealen gewonnen lezers van de Wereld-bibliotheek, wakker Ie maken en op het appèl te roepen. Eerst !i(derde deel, dat het tijdperk belooft van Vondel tot onzen tijd, waarin dus, behalve de voetangels en klemmen, vermoedelijk de meest directe aanknoopiiigspunten zullen liggen, kan bewijzen wat hel tooneel bi| deze vertraging verloren heeft, doch ook in de beide eerste deelen staat veel, dal in verband met de herleving van het classiek repertoire, bevorderend had kunnen werker, op het schouwburgbezoek. De antieke tragedie de Middeleeuwen, het Indisch tooneel och, hoe onvoorbereid stonden we, spelers en toeschouwers, voor het experiment niet Vasantasena" ! Shakespeare, omtrent wien men nooit genoeg vernemen kan .... alles in verband met het speel-toonee!. Het is natuurlijk niet als een verwijt aan den schrij ver bedoeld, als zou hij met zijn arbeid ge treuzeld hebben, de leider van de W.B. «at inmiddels voor onze volksontwikkeling niet stil en een werk van dit gehalte mclat zich niet vór zijn tijd; ik wilde maar zeggen, dat de omstandigheden, waaronder Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling " thans verschijnt, wat het levend tooneel betreft, niet juist illusievol te noemen zijn. Om ons aan tot het werk zelf te bepalen, in het bijzonder heeft mij daarvan de inleiding getroffen, de fiin-populaire opzet, waarbij het wezen en de kunst van het drama levendig worden gedemonstreerd aan het tooneel van een statioaswachtkamer", in latenten toe stand, in haar plotselinge bewogenheid, als schoiiwplaats der vreugdevolle verwachting uu van den smartelijken afstand alles i'i chaotischcn d.w.z. vór-kunstdijken vorm. Uit deze algcmeone beschouwingen kwam de schrijver uiteraard in het meer overzichtelijke, en hier vonden we wel wat veel historie welke we ook hij andere schrijvers kunnen opslaan te weinig atmosfeer. Zelfs rondom Shakespeare, omtrent wiens leven en werken de heer Simons zoo groote kennis bezit, voel de ik niet steeds het persoonlijk, desnoods wat c'gcndninmelijk fluïdum, dat ons de lectuur over Shakespeare zooals ze o.a. door Gocthc en Brandes geschreven weia, tot zulk een vreugde maakt. Van een geschiedschrijver. in engeren zin, verwacht men dit niet, maar deze geschiedschrijver bewijst herhaaldelijk met tooneel-oogen te zien, al vorschend zijn stof dramatisch te doorleven. Op blz. 120 is hij technisch bepaald en peine" over de plaats aan tafel, waar Macbeth behoort te zitten, wil Banquo's geest, die aanstonds door het valluik verschijnen moet, binnen zijn ge zichtskring terechtkomen, en hoe bekoort ons zijn terzijde" in de bespreking van het Winteravondsprookje" (blz. 7-7 Deel II) waar hij om ons de vorstelijke teerheid van Perdita en Florizel in het voorbijgaan te suggereeren, naar Van Dijk's Willem II en zijn Bruid" verwijst. Dit dramatisclf mee-rcdderen-in-den-geest, maakt vooia! daar, waar we bekend terrein betreden, het overzicht boeiend en ik zou wel eenige vermoeiende déta'ls omtrent vergeten schrijvers willen missen, voor meer spontane verrassingen van dien aard. In dat opzicht las ik ook met voldoening zijn boutade tegen den, door hem zoo verfoeiden tooneelgalm", en Uat ik een opmerking als: De diepere kunstuiting heefi altijd maling aan de uiterlijk-wèl-verzorgde techniek" ( !) met alle respect voor schrijver's rekening. De doode plekken komen voor mijn gevoelen het meest voor in de hoofdstukken betreffende het Engelsen tooneel, altijd voor zoover onze belangstelling niet voor de zon Shakesspearc, of zijn grooten voorganger Marlowe wordt ingeroepen; men zou zeggen dat de lieer Simons van het Engelsen ktonijkspel" en alle navolgers" te goed op de hoogte was. In zijn voorrede verklaart schrijver waarom hij, in onze oogcn nogal willekeurig, van het een e geval" zooveel meer werk heeft ge maakt dan van het andere, waarom hij zich bij de behandeling van sommige stukken ge noodzaakt zag den gcheclen korten inhoud over te vertellen. De klucht van de koe" zelfs in twee zettingen" de oorspronkelijke van Hans Sachs en de latere adoptatie van Bre ro, ten einde ons de omwenteling in de dramatizeeringskunst welke in dat tijdvak (1576 1612) plaats greep, grondig bij te brengen. Niettegenstaande deze breedvoerigheia weet de schrijver onze aandacht voor zijn talrijke vergelijkingen, voor wat hij noemt de vcrdietsching der stof", vast te houden. Over Tercntius en Plautus, de oer-vaders van Bre ro's Moortje" en Hooft's Warenar", waarbij we van veramsterdamsching" der stof zouden kunnen spreken, voert hij ons naar het 16e eeuwsch Italië met zijn beruchte" novellcnverzameling, waaruit de Comedia del Arte" ontstond, en die het stramien heb ben geleverd voor zoo menig universeel dicht werk; vervolgens naar het Herderspcl", waaraan de lyrisch-epische dichter Torquato Tasso den eersten vorm gaf, om, over II pastor Fido" te komen op onze eigen landspe!en,op ,,Granida"cn de Leeuwendalers". Werd deel ! voor het grootste deel inge nomen door het classiek treurspel, in 11 krij gen wij, in verband met de Renaissance, met Vondel, daarover een terugblik. De laatste hoofdstukken zijn dan weder gewijd aan het historisch drama in Engeland, het bloed wraak en misdaaddrama en het romantisch classisisme, terwijl dit deel besloten wordt met het Romantisch drama" in Spanje, met Lope de Vcga" tot middelpunt, waarbij ons de relatie met Beaumarchais' Figaro" ietwat grond onder de voeten schuift, en de schrijver eerlijk bekent van de vierhonderd nagelaten stukken slechts een klein deel Ie hebben gelezen ...." De heer Simons behoeft zich niet te ver ontschuldigen, wat hij dan wél las, is verbijs terend, en het rangschikken van deze over stelpende, in leven, kunst, hart en verstand diep ingrijpende srof moet den schrijver, nadat de voorstudie en het van binnen-iiit belichten dezer waarden was volbracht, heel wat hoofdbrekens hebhen gekost. De praktische en uitvoerige Inhoudsopgave", achter in elk deel, met haar inaecling meer ,,naar het gevoel" dan naar de berekeningen van het wetenschappelijk inlicht, getuigt van de zorg welke hij zich getroostte. Beschamend staat daar tegenover de onvermijdelijke vluchtigheid onzer aankondiging. Een voorloopige" bovendien, tot ook het derde, en belangwekkendste deel verschenen zal zijn. Met hoeveel aandacht men deze deelen ook doorleest, het eigenlijke profijt kunnen wij er eerst van hebben, en beseffen, bij het na slaan". Ik hoop, dat dit in verband met even t. op voeringen, liefst met, doch desnoods nog zonder sterren", dikwijls noodig zal zijn, en da( al reeds de verschijning van dit uitgebreid werk, uitsluitend over Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling" den lezerskring, welken de leider der W. B. in het bijzonder aan zich verplicht heeft, nader za! brengen tot de er kenning, dat: naar-dc-komedie-paan ook voor de,i toeschouwer een kunst kan zijn. Een kunst, welke bij mevrouw Mann-Bouwmeestcr niet ophoudt. TOP NA i: F F N.B. Bij de verbeteringen" achter in Deel II zou nog kunnen worden gevoegd, blz. 21, in plaats van Het spel van onze lieve Vrouwe van der Nijevaert", de authentieke titel van dit Mirtdeleetiwsch stuk, zooals we dien ook bij Prinsen vinden: Het Mirakelspel var) den Sacraiuente van der Nyenwervaert". En Eleonora Dtincan, heet Isadora.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl