Historisch Archief 1877-1940
uni
A°. 1928
't
Redacteuren: .
{ Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetali.
INHOUD: l. De memoires van den ge
wezen Duitschen Kroonprins, door Prof. Dr.
G. W. Kernkamp. Mexico, door E. J.
Dillon. Tijdgenooten, door Dr W. G. C.
Byvanck. 2. Ver-?zoening", teekening
van Jordaan. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. De heer Alberda over kultureele
politiek, door Dr. J. van Leeuwen.
Erfelijkheidsleer, door Prof. Dr. J. Boeke.
3. Schepping, door Dr. Fred. van Eeden.
5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge):
Lentefeest van Ons Huis", door G. te
Winkel. De vrouwl. kamercandidaten,
door N. Mansfeldt?de Witt Hubers. Uit
de Natuur! Vogelbescherming, door Jac.
E. Thijsse. 7. Italiaansche Opera, door
H. J. den Hertog, met teekeningen van
Is. van Mens. Boekbespreking, door Dr.
C. F. Haje. Bijkomstigheden, door Annie
Salomons. 8. Schilderkunstkroniek, door
A. Plasschaert en Mr. M. F. Hennus. ?
Cadeaux, teekening van George van
Raemdonck. ??Oostersche tafereelen,
teekening van Jan Poortenaar.
Leekenspieget. Feuilleton: Een jongentje aan
boord, door Ges. Andreae. 9. Valuta-zwijmel,
door Paul Sabel. 10. Uit het kladschrift
van Jantje. Ruize-Rijm, Charivarius en
Buitenl. humor, door Charivarius. 11. De
herleving der lersche kwestie, teekening van
Joh. Braakensiek. 't Schietgat en
Rijmkronyck, door Melis Stoke.
Bijvoegsel: Duitschland's toelating tot den
Volkenbond, teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiMiiiimmiiiiiiiiiiiiii
DE MEMOIRES VAN DEN
GEWEZEN DUITSCHEN
KROONPRINS
Memoires van Kroonprins Wilhelm'
Uit aanteekeningen, documenten, dag
boeken en gesprekken bewerkt door
Karl Rosner. Vertaling van O. van
Lissa. ? Uitgevers-Mij. Mundus",
Amsterdam. z. j.
I.
Toen de schilder, die zijn portret
zou maken, hem een gladder gezicht
wou geven, dan hij in werkelijkheid
had, dreigde Cromwell hem geen stuiver
te zullen betalen, als hij hem mooier
maakte dan hij was. Geen rimpel
mocht worden weggelaten, en vooral
niet de wrat boven zijn rechteroog.
De gewezen Duitsche kroonprins
heeft zulke eischen niet gesteld aan
den man, wien hij opdroeg zijn geeste
lijke beeltenis op het papier te brengen.
Welk een voortreffelijk mensch ! Met
dien indruk blijven wij, als wij de laatste
bladzijde hebben omgeslagen, nog een
poosje mijmeren over den balling op
Wieringen.
Een liefhebbend en trouw echt
genoot, een model huisvader; een
kranig militair en moedig sportsman;
en wat een dappere en gemoedelijke
kerel, zoo als hij zich weet te schikken
in het sombere lot, dat hem na zijne
komst op Nederlandschen bod em
wachtte; welk een kunstenaar ook
met het woord, als hij, met een enkel
trekje zijn uitstapje" naar den
tandarts te Overveen, waar hij zoo
lekker achterover leunde in den mooien
stoel" or
misère hij n,
zich zoo te ku
bescheiden geno.
met al zijn kle
kan bieden".
Het is waar i
ook nog. Bij al zijne
eigenschappen mist de gewt
pvins toch het talent om zelf
te kunnen schrijven. Daarvci,
hij de hulp van een vakman noi.
En juist als de memoires een stui,o
litteratuur" worden, bij die passages
die zoo heel echt lijken, denk je even:
Rosner? of Wilhelm?"
Maar misschien en dat zou toch
ook maar de rechtvaardige straf zijn
voor het uitbesteden van het te boek
stellen van je intiemste gedachten
misschien doe je den gewezen kroon
prins daarmee onrecht. Het is best
mogelijk, dat hij zoo'n beminnelijk
mensch is, als hij in zijne memoires
lijkt. Waarom zou hij ook niet? En
laat het portret wat geretoucheerd
wezen zoo heel kwalijk kan je hem
dat niet nemen. Een goede pers heeft
hij nooit gehad. Wat weerga, als je
altijd als een monster bent vertoond,
zou je dan je natuurlijke facie niet eens
mogen laten afbeelden? En is het dan
zoo'n wonder, dat je den schilder niet
opdraagt om vooral op de rimpels
en wratten te letten?
Rosner zal dus een beetje de vrije
hand gehad hebben in de schildering
van huiselijke tafereelen van de
kroonprinselijke familie, van den
genioedelijken omgang van den legeraan
voerder met zijne kameraden", van
instantanétjes uit Wieringen, van die
soort, waarmede het boek begint.
Aldus:
Het is avond en nog eens weer ben
ik gegaan langs de stille wegen, zonder
menschen, daar buiten tusschen de
drassige stukken wei, waarover de
wind veegt. In schemer en donker.
Geen mensch ? geen menschelijk
geluid. Alleen de wind van overzee,
die tegen mij opdringt en mij door de
Weeren beet pakt. Maartsche wind.
Het moet spoedig voorjaar worden.
Vier maanden ben ik nu hier ".
Nu zit ik in deze kleine kamer van
mijn pastorie.De petroleumlamp brandt,
walmt, stinkt een beetje en in de
ijzeren kachel glimt een zielig vuurtje.
Geen geluid verstoort de stilte. Alleen
dit eeuwige waaien over de groote
eenzaamheid van het slapende eiland.
Vier maanden ".
Kortom, Rosner zal carte blanche
gekregen hebben om van de aantee
keningen en documenten" een leesbaar
boek te maken: hier en daar een
anecdote, een mijmerinkje, een passend
citaat, zoo nu en dan een lach en
een traan" en vooral: van de balling
schap op Wieringen maken wat er
van te maken is; dat heeft de Entente
dubbel en dwars verdiend ook de
Nederlandsche regeering, die zich tot
cipier liet aanstellen.
Maar hij zal zijne handen thuis
<D A M.M E R
>R NEDERLAND
i G. W. KERNKAMP
fOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
JLKEMA & WARENDORF
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
n houden bij die
gedeel.emoires, waar de gewezen
ijne meeningen over
poli:ilitaire vraagstukken
uit
jns zal hij hier of daar een
.fout van den schrijver hebben
d; maar deze gedeelten van
;k zullen wel de echtste" zijn.
men hier nu den gewezen
kroonzelf heeft gehoord, met zoo goed
.ekerheid dat een ander hem niet
ifleert, dan denkt men eerst recht:
.t een verstandige en knappe kerel !
> at een zonde en jammer voor Duitsch
land, dat hij niet vór 1914 Keizer
van het Duitsche Rijk en Koning van
Pruisen is geworden ! Misschien had
hij den oorlog niet kunnen vermijden,
maar zeker zou die oorlog dan anders
afgeloopen zijn.
Zou de balling te Doorn dit ook
denken, als hij het boek van zijn zoon
leest? Zou hij er spijt van hebben, dat
hij in November 1908 bij het
rijksdagoproer teg'en den Keizer wegens
de publiceering van het interview in
de Daily Telegraph, toen de hand van
heel het Duitsche volk op hem was
geen gevolg gaf aan zijn eerste
opwelling om afstand te doen van den
troon?
Want het is geen kleinigheid, die
opsomming van de rampen, waarvoor
Duitschland gespaard zou zijn gebleven,
indien de gewezen kroonpiins het
voor het zeggen had gehad, of indien
men slechts naar hem had willen
luisteren.
In de eerste plaats zou de oorlog
vermoedelijk niet zijn uitgebroken, om
dat in het veronderstelde geval de
kroonprins de lezer zal er nu van
zelf wel gewezen" bij willen denken
? al lang de wereld verdeeld zou
hebben tusschen Duitschland en Enge
land, de beide grootste Germaansche
naties, de sterkste landmacht en de
sterkste zeemacht", en er dan natuur
lijk voorloopig geen reden meer tot
oorlogvoeren zou hebbcii bestaan; de
vrede zou dan nog vaster verzekerd
zijn geweest dan nu door den Volken
bond.
Het is waar, toen de kroonprins in
1911 hij was toen in Engeland om
de kroning van koning George en
koningin Mary bij te wonen dit
voorstel terloops aan Sir Edward Grey
deed, antwoordde deze: Engeland
wil met niemand deelen, ook niet
met Duitschland"; maar de Engelsche
minister zou het aanbod niet voor een
grapje hebben opgenomen zooals
hij klaarblijkelijk deed als de man,
die hem ermee aan boord kwam,
geen kroonprins was geweest, d.w.z.
iemand, wiens meeningen over buiten
landsche politiek geen duit in het
zakje leggen.
De Oostenrijksche troonopvolger
aartshertog Frans Ferdinand nam zijn
Duitschen collega serieuzer op. On
middellijk op de passage over de
mislukte verdeeling der wereldheer
schappij volgt toch in de memoires
van den kroonprins: In Weenen
sprak Frans Ferdinand zeer ernstig
en vol zorg met mij over de Staats
gevaarlijke Servische propaganda. Hij
voorzag een spoedig Europeesch con
flict, ten gevolge van deze door Rusland
aangewakkerde propaganda".
Ja, dat had de Kroonprins ook al
lang begrepen; zijn vooruitziende blik
deed hem vreezen, dat Duitschland
in zulk een conflict zou worden mee
gesleept door zijn noodlottige af
hankelijkheid van de
OostenrijkschHongaarsche diplomatie"; het liet hem
geen rust meer, dat een zoo volslagen
onbekwaam man als Bethmann
Hollweg de buitenlandsche Staatkunde
van het Duitsche Rijk leidde; als het
aan hem had gelegen, zou de kanselier
geen dag langer in zijn ambt gebleven
zijn.
Nu echter Sir Edward Grey van geen
deelen met Duitschland had willen
weten en de kroonprins bovendien
geen gehoor vond, als hij zijne stem
verhief tegen de Duitsche diplomatie
in het algemeen en Bethmann Hollweg
in het bizonder, brak de wereldoorlog
uit.
Had men tijdens dien oorlog maar
geluisterd naar zijne raadgevingen, dan
zou het er bij den vrede anders hebben
uitgezien voor Duitschland.
Zoo had b.v. de slag aan de Marne
niet verloren behoeven te worden; hij
is ook eigenlijk niet verloren, maar
verloren gegeven"; het Duitsche leger
is niet verslagen", maar door zijne
aanvoerders achterwaarts gezonden":
als het opperste legerbestuur toen
maar niet het hoofd kwijt was geraakt,
als het de situatie even juist had beoor
deeld als de kroonprins en de maat
regelen had genomen, die hij noodig
oordeelde (?sterke concentratie van
onzen rechtervleugel, versterking daar
van door troepenverschuiving uit den
linkervleugel": kan het eenvoudiger?),
dan zou er geen vuiltje aan de lucht
zijn geweest en hadden de Duitschers
in September 1914 hun intocht in
Parijs kunnen houden.
Maar het ongeluk wilde nu eenmaal,
dat niemand den kroonprins voor
vol aanzag, zoodat zelfs de nuttige
wenken, die hij eenige malen voor het
aanknoopen van vredesonderhandelin
gen gat, in den wind werden geslagen.
Niet omdat ze zoo dwaas waren echter;
maar er ontbrak n ding aan: de
uitvoerbaarheid.
Een ophitser tot het doorzetten van
den oorlog zoolang er nog een sprankje
hoop was, is de kroonprins niet geweest;
een troonopvolger heeft dan ook meer
reden dan de meesten om beducht te
zijn voor het lot van dynastie en rijk;
Maar evenmin was hij de gematigde
man, voor wien hij in zijne memoires
poseert. Wat zijne houding tijdens
den oorlog betreft, valt het moeilijk
te bewijzen, dat hij veel meer aan den
kant der Al-Duitsche annexionisten
stond, dan hij in zijn boek wil erkennen;
te gissen is het echter reeds uit de
klaarblijkelijke moeite, die hij zich
imiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
lllllllllllllllllllii
lllllllllliillllllllllllllll
IIIIIIIIIIMIIIIIII
HERMAN MELVILLE
I.
Deze Amerikaan is de schrijver van
MobeyDick, den roman van den grooten walvisch.
Of dit velen iets zegt, hetzij over den auteur,
hetzij over zijn werk, meen ik te mogen be
twijfelen. Ik zelf zou een paar jaar geleden
alleen een vage heugenis hebben kunnen
ophalen van een bijna geheel uitgewischte
impressie ; maar daarna is er beweging ge
komen in de wateren der vergetelheid die den
naam van Herman Melville overdekten.
Heeft men ooit een diepzee-visscherij bij
gewoond? Bij het optrekken van de lijn,
wanneer de vangst de oppervlakte van het
water nadert, ziet men eerst een
kleurverschieting, en het is alsof men een regenboog
uit de diepte zal tooveren; dan boven in 't
licht gebracht vertoont zich de grauwe le
vende visch.
Precies zoo gaat het met het redden en
bergen van een literarischen schat. Men
wordt door een notitie in een weekblad
attent gemaakt op de ontdekking van een
vergeten kunstwerk, een tweede notitie
dringt aan, een artikel gaat melden dat de
wereld versteld zal staan, het gaat groen en
geel en blauw schitteren, een tweede artikel
spreekt van een nieuwe levenswijsheid en
een nieuwe levensopvatting. De verwachting
spant zich.
Een uitgever is gereed met een herdruk.
De visch ligt voor ons.
En niet alleen MOBEY DICK of de w
ndervolle Walvischjacht staat op uit zijn
langdurigen slaap, maar een, met meer dan zorg, met
toewijding, bewerkte biographie van Mobey's
auteur, vol van authentieke gegevens, plaatst
het boek, nu het wat ver van ons afstaat in
zijn oude omgeving en brengt het ons nader.
(Raymond M. Weaver. HERMAN MELVILLE,
Mariner and Mystic).
Wij kunnen ons dus voor een oogenblik
weer inleven in de levenssfeer van het Nieuwe
Engeland der Vereenigde Staten van zeventig
jaar geleden, wij herinneren ons het groepje
van mystieke fantasten, Thoreau die in de een
zaamheid van Walden zijn universum weerom
vond, Nathaniel Hawthorne die de hel der
Puriteinsche strengheid van zijn voorvaderen in
zijn droomen terugvoerde.... Het zijn zoekers,
lijders, zelfkwellers, eenzamen; zij hebben een
wonderbare pijnlijke literatuur geschapen van
pessimisme,en zij moeten daarin alle gevoelens
van het eene uiterste tot het andere
dooiloopen, van extase tot ellende, van verdorven
heid tot zaligheid.
Neem een roman uit dien kring op, ik
spreek nog niet eens van Hawthorne's Schar
laken letter, maar van een boek waar de
constructie meer open ligt. -Kent men Haw
thorne's roman van onsterfelijkheid?
Septimius, de held van het verhaal, laat zich
beheerschen door het verlangen naar eeuwig
leven op aarde, hij ziet er de mogelijkheid
van, hij gevoelt zich bestemd, - en hij moet
ondervinden dat zonder levend te sterven
zijn doel niet valt te bereiken. De dood, de
echte vernietigende dood omringt hem.
Daar hebt ge die fantasten met hun door
denken van uiterste tot uiterste en hun blijven
vastzitten op de plaats waar ze eenmaal zijn.
Waarom haal ik deze dingen aan ?
O, die Mobey Uick van Herman Meivitle
is geen gemakkelijk boek. Het is amusant,
meésleepend, aangrijpend, leerzaam, melo
dramatisch, pathetisch, burlesk, tragisch,
maar het komt uit de diepte. Het heeft het
harde, wijde, in eigen recht onhandelbare van
de dingen die uit den grond komen en niet
heelemaal passen voor de dagelijksche ge
dachten en gebruikswereld. Men behoeft er
niet dadelijk op toe te vliegen om daar kennis
mee ie maken. De waarschuwing luidt:
de kern is bitter. Het boek heeft den zilten,
wrangen nasmaak der diepzee-vertwijfeling.
Een tijd lang hebber. Hawthorne en Melville
elkander gekend. De een dacht van den ander
dat hij hem moest begrijpen. Er bestaat een
brief van Melville aan den vriend waarin het
heet:
Wanneer wij ooit, mijn waarde Hawthorne,
in het Paradijs een schaduwrijk hoekje voor
ons gevonden hebben, en het is ons gelukt
een mand champagne binnen te smokkelen,
want ik kan niet gelooven in een
afschaffershemel, en wij zitten daar in het hemelsche
gras met onze beeneu over elkander onder een
tropische lucht, en wij klinken er onze glazen
en onze hoofden dat ze ons een muziekconcert
geven, hoe prettig en gezellig zullen wij dan
discoureeren over al de menigvuldige dingen,
die het leven hier zoo ergerlijk voor ons
maken".
1 Maar op aarde althans, toen zij in elkanders
buurt woonden, is maar zelden, de vonk in
het intieme gesprek overgesprongen.
Hawthorne heeft een bekentenis over
zichzelf.
,,lir ligt een sluier over mijn aard", zegt
hij, zonder dat ik van geheimzinnigheid
of duisternis houd. Integendeel, ik beu blij
dat mijn hart voor Uod openligt en dat er
niets te verbergen valt voor eenig sterveling
die sympathie voor mij heeft en daardoor
waard is mijn diepten ti: benaderen. Maar hij
mud er zijn ci^cn weg vinden, ik zeli kan hem
(Itutr niet heen ^eleiüen en bijlichten".
Hij had zeker nog wel iets verder kunnen
gaan en van zich kunnen zeggen dal hij de
deur voor anderen sloo--.
Herman Melville had misschien hetzelfde
van zich te openbaren. Hij kon welloskomen
meerdere malen bij het verhaal van zijn avon
turen op zee, maar het diepste verlangen dat
hem dreef daarover was het stilzwijgen. Hij
heeft zijn MOBEY DICK aan Hawthorne op
gedragen en een brief van dezen daarop
terugontvangen die hem diep heeft getroffen;
toch bleef hij overtuigd dat de vriend niet
met hem kon meegaan.
Zoo is dat Amerikaansche geslacht van
Nieuw Engeland omstreeks de helft van de
voorgaande eeuw: iets aparts,ietsouderwetsch,
iets dat wij in het licht van onzen tijd moeten
opnemen om de bronnen te kunnen nagaan
van het symbolisch denken der latere generatie.
Herman Melville die in 1810 te New York
werd geboren, was van het flinke bloed dat
het Amerikaansche karakter heeft opgebouwd :
Engelsch, en oud Engelsen, bloed door zijn
vaderlijke afkomst, Hollandsch, in de 17e
eeuw overgeplant, van moederszijde. De
grootvaders hadden als militairen gediend
in den vrijheidsoorlog.
Er was in de familie een overlevering van
oorlog. Nog was de herinnering levendig aan
den strijd tegen de Indianen gevoerd voor het
landbezit en er waren acten in het archief
door inlandsche hoofden met hun merk
geteekend. Maar de voornaamste figuur
was generaal ansevoort, de vader van
I iermars moeder.
Hii had hem niet meer gekend; cie relieken
van zijn krijgsmansieven en zijn portret
waren er alleen om van den man te getuigen.
Hij was cie trots v;;n den knaap, zijn ideaal.
Zou «evoelde hij het eerst dat er iets was
om hem van anderen te onderscheiden. Hij
had gentiem.iiis bloid in zich. Wanneer hij
zijn lolL'eval'icn VH-sdiniH ;>.!s liditmaUous in
het vourruim, dan leeker! hij zich air: the
sou d a ^(?nl/t'iinin; nooit, i:i welke omstandig
heden ook geplaatst, daar gaat hij grootsch
op, zonde' dat hij er zich moeite voor gaf,
geeft om zich schoon te wasschen.
Er zou dan ook al een mirakel
gebeurd moeten zijn, want vór den
oorlog voer hij wel in hun schuitje.
Ook dit wil hij niet toegeven. Maar
hier kunnen wij hem narekenen. En
juist wat hij schrijft over sommige
gebeurtenissen, waardoor hij vór den
oorlog zich berucht had gemaakt,
wekt twijfel aan de oprechtheid
ik zeg niet: van zijn bekeering, want
hij ontkent die noodig te hebben
gehad, maar dan toch: aan de oprecht
heid van zijn verklaring, dat hij altijd
een voorstander is geweest van een
gezonde ontwikkeling der
binnenlandsche politiek in meer liberale richting".
Daarover een volgend maal.
KERNRAMP
MEXICO
door E. J. DILLON.
Misschien zal het
sommigen lezers
vreemd klinken, maar
het is desniettemin
een feit, dat van alle
landen ter wereld,
Mexico het land is,
dat tegenwoordig het
meest merkbaar bezig
is zich aan te passen
aan de nieuwe levens
voorwaarden, die de
Wereldoorlog gescha
pen heeft. Maar even
als het viooltje, bloeit
het in de schaduw.
De Europeesche
De schrijver van dit artikel volken, in beslag ge
nomen door hun na
tionale vraagstukken en politieke partijen,
hebben tijd noch lust zich voor zijn aange
legenheden,'t zij politieke of economische, te
interesseeren.
Vandaar dat zij dan ook onbekend zijn met
den reusachtigen vooruitgang van het Mexi
caan sche zakenleven sedert kort en van zijn
gunstige vooruitzichten. De Mexicaansche
republiek staat dan ook nog bekend bij de
volken van 't oude vasteland als n van
die anarchistische Zuid-Amerikaansche staten,
waarmee reëele handelsbetrekkingen niet
te onderhouden zijn. Ja, zoo weinig weet men
van volk en land, dat veel ontwikkelde Euro
peanen waaronder twee ministers van
Buitenlandsche zaken van hen spreken als
van Zuid-Amerikanen en ze voor echte wil
den houden.
En toch is Mexico wel waara, dat men het
bestudeert. Heden ten dage kunnen zelfs
Europeesche volken wat van die Republiek
leeren. Haar laatste revolutie voor een
zeer menschwaardig doel en zonder bloed
vergieten verloopen was gericht tegen den
revolutionairen chaos en de politieke woelin
gen. Het was een revolutie tegen doellooze
revoluties. En onder aanvoering van gene
raal Obrégon is zij een volledig succes gewor
den.
Mexico's tegenwoordige president, die
zelfde generaal, verdient door de heele wereld
bekend te woraen, want hij is zonder twijfel
de eenige werkelijke leider die er bestaat.
In een tijd, dat middelmatigheid overal het
heft in handen heeft en dat de omstandig
erkenden de kameraden in hem een zekeren
voorrang.
Die eerste helft van de 19e eeuw was geen
heroïsche tijd voor Amerika. De samenleving
slonk tot het burgerlijk bedrijf, zij legde zich
toe op handel en scheepvaart en een geleide
lijke ontginning van het groote landgebied
dat het werelddeel tot haar beschikking
stelde. Geen machtige beweging van gedachten
of van ondernemingen gaf zich te kennen.
Wat er geschiedde was besloten binnen enge
grenzen en droeg een provinciaal karakter.
De vader van Herman Melville was een
kleine handelsman, hij had een
commissiezaak en moest daarvoor van tijd tot tijd
reizen naar Engeland ondernemen. Peuterig
correct in alle aangelegenheden, had hij
niet den slag zijn firma tot bloei te brengen
en liet haar bij zijn dood in vrij berooide
omstandigheden achter. Zijn vrouw evenaarde
hem in correctheid.
Herman, de zoon, heeft als kind geen be
perking gekend, het was geen ongelukkige
jeugd; hij is nooit streng behandeld. Hij had
zijn jongensgenoegens en hij had niet te
klagen; maar er kwam geen licht over zijn
bestaan. Hij leefde als onder een schaduw,
geen persoonlijkheid trad bij hem naar buiten.
Toen zijn vader stierf, was het noodig aan
het werk te gaan. Op zijn vijftiende jaar
vinden wij hem bezig als klerk in een bank,
of in de zaak van een broeder als hulp, of op
een school. Zijn echte leven ging naar binr.en.
Hoe eentoniger de werkelijkheid, hoe schitte
render zijn droomen hem een onbekend be
staan voorstelden. Hii wou overzee, weg.de
ruimte in, niet omdat de zee hem lokte, maar
omdat hij vreemde steden wilde zien en
terigkeeren als een reiziger in vreemde land m,
aangestaard, een bijzonder man. Op y.'.jn
zeventiende jaar, zonder voorbereiding, zot oer
geld, zonder klieren ging hij plotseling op weg.
W. (i. C. B v v A N c K