De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 3 juni pagina 2

3 juni 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEK , '22. No. 2345 VER-?Z OENING" Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGTi Sl-FASIQARL Hot voommurwfe fo* Kus mij,* Sam !" Tja, maar d.ie puist heden in de meeste landen niet gunstig zijn voor geniale leiders als die tenminste bes'.aan is Mexico een uitzondering op den regel. Het mag bogen op een sterk en krachtig mar, die de leiding heeft en leiding geaft een echte ma.inetjesputter?en het bezit bovenoien een paar van de voorwaarden, die zoo'n invloed mogelijk maken. F.venals eeuwen geleden China het pacifis tische ideaal reeds bereikte, waarnaar de beschaafoe volken nu beweren te streven, zoo is ook Mexico plotseling Europa voorbij gestreefd en is reeds begonnen met enkele van die proefnemingen, die de Engelsch sprekende half-puriteinsche rassen der wereld, onlangs in Washington vertegenwoordigd, in de toekomst hopen te nemen. Als een van die proefnemingen kan men noemen een bestuur, gebaseerd op vrijheid voor allen, zedelijke verantwoordelijkheid voor ieder burger en een politieke gemeen schap wat een onafscheidelijke factor van elke beschaving is waarvcor ieder individu moreel verplicht is te werken en zoo noodig, offers te brengen. President Obrégon is bezig dit tot stand te brengen zeker niet zonder moeite of tegenwerking te ondervinden, maar met veelbelovende resultaten. Het verhaal van het leven en de loopbaan van dezen staatsman is even interessant als dat van de grootste mannen van onzen tijd en binnenkort zal het in druk verschijnen. Zijn methode van regeeren is ook merk waardig, omdat zij een aantal belangwekkende proefnemingen inhoudt die tot nog toe nergens op eerlijke wijze zijn gedaan om eenige der vraagstukken op te lossen, waarvoor de hedendaagsche Staatsmanswijsheid ten gevolge van den oorlog geplaatst is. Bij die pogingen wordt hij tegengewerkt door de regeering der Vereen. Staten, die ofschoon democratisch naar den vorm, plutocratisch naar a en geest is. Mexico is altijd het land van iiiiiiiiitiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiii ERFELIJKHEIDSLEER zie je verrassingen geweest. Terwijl het alom bekend staat als een politieke vulkaan, wordt het nu langzamerhand niet alleen een normale, maar in sommige opzichten zelfs een vooruit strevende staat. Jarenlang onderhield het een kostbaar staand leger, dat de opgespaarde schatten van het volk en nog veel meer op slokte, maar de tegenwoordige president heeft het effectief hiervan reeds zoo terugge bracht, dat het spoedig minder dan 50.000 man zal bedragen en Mexico zal voortaan voor de bescherming van zijn territoriale integri teit en zijn internationalen status moeten steunen op het zedelijk bewustzijn van zijn buren en de sympathie van de beschaafde werela. In een tijd, dat elke politieke gemeenschap leeft van de resten van zijn kapitaal en van de steeds ufpemendc waarde van tonnen bedrukt papier, bezit Mexico in 't geheel "een papieren geld, geen ruilmiddel dan goud of zilver. Het is dus een oase in de dorre woestijn van bijna waardelooze banknoten, die de finantieele wereld van tegenwoordig mis vormen. Alle zakelijke transacties in de Republiek worden berekend naar een vasten ? wisselkoers en in goud betaald. Het heele land door zal een vreemdeling nooit een ander ruilmiddel zien dan goud of zilver. In November 1920 was ik in de schoone Mexicaansche hoofdstad, waar een paar petroleum-maatschappijen in allerijl hun belasting moesten betalen om aan een zware geldboete te ontkomen. Zij hadden n.l. de betaling van dien accijns uitgesteld tot het laatste oogenblik, in de hoop een mindering van het verschuldigde bedrag te verkrijgen, totdat zij tenslotte bijna 4 millioen pesos ongeveer 2 millioen Amer. dollars binnen een dag bij elkaar moesten krijgen. Ik was in gezelschap van een der ambtenaren, die met de ontvangst van dien accijns belast wai en en verheugde mij er over, dat zoo som gelds in zilver en 'goud betaaK Temeer ben ik dan ook nog verbaasd, de Vereen. Staten, waar bijna al het v\ goud begraven ligt, even inproductief a. Rijngoud uit de fabel, papier het algem betaalmiddel is. Het papieren geld in de \ een. Staten is natuurlijk volkomen gedt door het goud, dollar voor dollar, maar h heeft den laatsten geheel uit de circulatie vei drongen. Ik reisde laatst van Californië naar Boston en van Florida naar Michigan zonder ergens een glimp van een goudstuk te zien. Mexico's finantieele positie is bij uitzon dering gezond en de tegenwoordige drukkende omstandigheden ten spijt, wordt ze' steeds beter. Haar buitenlandsche schuld tijdens de burgeroorlogen was die en souffrance is door president Obrégon erkend en betaling van de interest kan binnenkort weer verwacht worden. Misschien klinkt dit doodgewoon. Want is het niet natuurlijk, dat een staat aan zijne verplichtingen voldoet, hoezeer hij ook moge geleden hebben onder revoluties en burger oorlogen ? Misschien in theorie, maar zeker niet in oe practijk. Hoe staat het b.v. met de schul den van de Europeesche jtaten? QrootBrittannië is nog niet begonnen de intrest van haar schuld aan de Ver. Staten re betalen. Is er n financier die gelooft, dat Duitschland, Frankrijk, Italië of Australië ooit zijn schulden zal vereffenen en zijn crediteuren geheel zal voldoen? Indien zoo iemand al bestaat, gehoord van hem IIP Jt men nog niet. Clemenceau's minister v-an Financiën, Klutz, was de laatste persoon aan wien men deze lichtgeloovigheid heefi kunnen verwijten, maar ik weet zeker, dat het verwijt ongegrond was. Bestaat er een flauwe kans op zulk een vereffening ? En zoo niet, legt dan d<; bereidheid en het in staat zijn van Mexico jm zijn schulden te betalen niet een welsprekend getuigenis af van den gezonden toestand van zijn finan tieele en economische omstandigheden en van zijn commetciëele goede trouw eveneens? Het feit is niet te weerleggen en er mag wel eens aan herinnerd worden dat Mexico altijd aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dikwijls veel meer dan het verschuldigde betaald heeft. De staten van Mississippi en van West-Virginia hebben enkele van hun schulden, die door hun respectievelijke regeeringen waren erkend, geweigerd te be talen. Finantieele statistieken zijn nooit zeer interessant voor den gemiddelden lezer. Maar in deze tijden van algemeen dreigende insol ventie is het wel eens verfrisschend van een republiek te hooren, die, hoewel zij het vorige jaar eerst een reeks van politieke roeringen en burgeroorlogen te boven kwam, het klaar gespeeld heeft, haar hoofd boven water te houden en in staat is den last van haar buiten landsche schulden te dragen en haar verplich tingen na te komen. Hier volgt een staatje van de cijfers, zooals ze opgemaakt zijn door de financiers van de DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein 130.778.022.18 .-'esos of volgens ,) 15.825.11. iets meer dan 1.4 jeld over een bevolg 152 millicen zielen. .ijgen wat dit .beteekent u men die som maar te ver. schuld die Canada heeft te a's bevo.king is de helft kleiner i- .n Mexico zoodat het een schuld Vc meer dan % van een billioen dollars zoi jeten hebben om even weinig belast te ijn als de Latijnsch?Amerikaansche Republiek. Mar>r in werkelijkheid heeft Cana da een schuld van twee billioen dollars dat is dus acht maal zooveel als Mexico en voor dat het jaar om is zal zijn nationale schuld aanzienlijk toegenomen zijn door de pensioenen en andere vormen van hulp voor zijn soldaten. En indien wij Mexico's schuldenlast of zijn hulpbronnen vergelijken met die van elk ander Europeesch land, dan is het con trast nog grooter. Aan den anderen kant werden in het afgeloopen finantieele jaar, dat nog ver van nor maal was, de inkomsten van Mexico op over de honderd millioen dollars. Amer. wisselkoers berekend. Waar nu deze schatiing reëel is gebleken, volgt eruit, dat Mexico's geheele nationale schuld niet meer is dan het bedrag van zijn inkomsten ovcrdrie jaar en wel in een tijd dat die inkomsten ver beneden het normale zijn. Van welk ander land ter wereld kan een even verheugende staat van finantiën opgemaakt worden? DE HEER J. W. ALBARDA OVER KULTUREELE POLITIEK iiliiillllilli'iiiiimiiiiiiiitMiin In het Volk van l (i Mei 1922 heeft het soc. d:m. Kamerlid, de heer J. W. Albarda, een artikel geplaatst over Onafhankelijke man nen ! Hef comité-Van Beresteijn", waarvan de twee eerste en d,.- twee laatste alinea's luiden: De hardnekkigheid, waarmee de heer Van Beresteijn zijn Kamerzctcl vasthoudt en de volharding, waarmee hij vecht voor de verwerving van een nieuwen in de Kamer, die na de a.s. verkiezingen bijeenkomt - die hardnekkigheid en die volharding kunnen misschien bewondering waard zijn. Minder groot kan onze bewondering zijn vnor het initiatief van een groepje mannen en vrouwen, die voor de verkiezing van den voormaligen vrijzinnig-demokraat het Co mitévoor de verkiezing van onafhankelijke kamerleden" hebben gevormd, dat in het laatst van April een curieus manifest tot het Neeterlandsche kiezersvolk heeft gericht. Maar dcz-1 opdrachten hebben dip hoog staande mannen (n.l. de candidaten van het besproken comité) wvl: Zorgt dat de staats bladen, waarin de wetten worden opgenomen, die over het lot en de toekomst van liet volk beslissen, niet een fraaie letter gedrukt /ijn. Zorgt dit de kaz.'rnes waarin onze ionyens worden opgesloten, door bekwame arbeiders worden ontworpen. Zorgt dar de bankbil jetten, waarmede wij onze schulden en onze belastingen betalen ter bekostiging van leger WARMTE /;; ;ijn slappe ovcrhemdie, Aan zijn rommei-lessenaar, Puft en suft de arm" schrijver, Pent en krast de pennelaar. Vonr hem staat een lauwig kwastje Met een rietje dat niet trekt.... In zijn hand de vulpenhoudcr Die soms onbcdaarlijk vlekt. Op zijn voorhoojd /langen druppels, Dr n p pels journalisten-zweet, Want na al zijn stompen, wurmen Heeft hij geen copy gereed. Alles jeukt en trekt en knebelt Aan zijn smettend dichterslijt, In zijn meegedacht; hersens Is iets half \-erlamd en stijf. Zal hij schrijven over baden In de groene, frissche ze-? ? Over koelen, gelen Rijnwijn Over ijs na zijn diner ? Over lindeboomen-scliadmv Over rtroomen in het gras ? Over luchtig, frischjes zeilen Op de marmerende j)las ? Neen, hij zal en kan niet schrijven, Lezers nu geen raar gezicht: Dc:c- week neemt hij vacantie Gaat 't zonder zijn gedicht. J. H. S [> f E \ n o i- F IIIIIIIIIIHHIIIMIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMIIIIHIIIIIIIII1IH UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, ME DAN en WELTEVREDEN en vloot, door eigen kunstenaars zijn ont worpen. Zorgt, dat de stoelen, waarin het land bestuurd wordt, de Nederlandsche ambachts- en nijverheidskunst eer aan doen. En als gij het leger wilt behouden wat wij aan uw karakter en bekwaamheid" over laten , zorgt dan tenminste, dat de mili taire kapel goede muziek te hooren geeft; of het marschmuziek of treurmuziek zal zijn, laten wij aan uw geweten en inzicht" ter beslissing ! Kortom, roert kii/tnree/e politiek. En wat de worsteling ;angaat van een groote en sterke klasse, die uit het donker der kapitaFstische loonslavernij omhoog stijgt naar de vrijheid, de ruw-gewerkte han den uitgestoken naar de hoogste goederen der beschaving waarnaar haar ziel hongert och, z;ct u, ten aanzien van zulke bijzaken kiezen wij t,een partij. Qaat gij uw gani;, onafhankelijke mannen". De beide eerste alinea's toonen aan, dat ook de heer Albarda niet opziet tegen minder waardige bestrijdingspractijken en dat het partijwezen ook hem aangetast heeft. Want de IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIII.ini Boekbespreking. In den vorigen jaargang van Vragen des Tijds kwam onder den titel: Jan Salie leeft nog" een voortreffelijk artikel voor, even kernachtig en pittig als de bekende oudejaars avondmijmering van Potgieter, waarin de schrijver, onder het pseudoniem Jan Vrij heid", er op wijst, hoezeer bij ons volk het gevoel van saamhoorigheid, het nationaliteitsgevoel, verdwenen is, hoe het kankeren" en lijntrekken" een algemeen verschijnsel is geworden, en hoe het schijnt, alsof onder de leuze: een maximum loon voor minimum arbeid" onze nationale industrie zal worden doodgeknepen. Dit artikel komt mij telkens weer in de gedachte, als in de couranten vermeld staat, dat deze of gene fabriek wordt stopgezet of de een of andere nationale industrie met den ondergang wordt bedreigd, omdat de concurrentie met het buitenland, mede dank zij onze arbeidswetgeving, niet is vol te houden. Maar daarom kunnen wij ons des te meer er in verheugen, ais wij zien, hoe van andere zijde er naar gestreefd wordt. Holland's naam hoog te houden en te toonen, dat er van Holland nog kracht ten goede kan uitgaan. En zoo vervult het ons met een gevoel van trots, als wij zien, hoe onder onze wetenschapsmenschen er telkens weer zijn, die niet alleen een of ander wetenschappelijk onderzoek weten te doen, doch die de handen aan het werk slaan en een goed Hollandsch leerboek schrijven, zoodat onze studenten niet meer hun studieboeken bij wagonladingen uit het buitenland be hoeven te laten komen, doch hun geestelijk voedsel kunnen putten uit krachtige kruiden op eigen bodem gewassen. Reeds daarom is het verschijnen van een boek als het handboek der algemeene erfe lijkheidsleer van Dr. Sirks 1) een verblijdend iets, en het is dat te meer, waar de schrijver heeft getoond, dat een dergelijk Hollandsen boek de vergelijking met de buitenlandsche studieboeken op zijn gebied opperbest kan doorstaan, ja het dikwijls in onpartijdigheid en duidelijkheid van hen wint. Want het is een voortreffelijk boek, dat Dr. Sirks ons heeft geschonken. 1) Dr. M. J. Sirks. Handboek der Algemeene Erfelijkheidsleer. Mart. Nijhoff, 1922. Het gebied der erfelijkheidsverschijnselen ,is op zichzelf reeds zoo aantrekkelijk. The whole subject of inheritance is wönderful" zeide Darwin, en wij gevoelen telkens weer, hoe ons geheele inzicht in de verhoudingen van de levende natuur om ons heen, ons begrip van maatschappelijke verhoudingen, ja onze geheele levensopvatting ten slotte beheerscht wordt door en steunt op onze kennis van de erfelijkheidsverschijnselen. Jedes Sein", zegt Haeckel, wird nur durch sein Werden erkannt", en dat Wer den", die ontwikkeling, is gebonden aan de wetten, die de erfelijkheids.eer tracht op te sporen en te formuleeren. Hoe men nu in den loop der jaren door waarneming en onderzoek die wetten heeft trachten op te sporen, hoe men zich in den chaos der verschijnselen een weg heeft trachten te banen, heeft Dr. Sirks ons met een helderheid en frischheid uiteengezet, die blijk geven, hoezeer hij in het onderwerp thuis is en de zoo uiterst omvangrijke littera tuur over de erfelijkheidsproblemen be heerscht. Na den geweldigen opbloei, dien de leer der erfelijkheidsproblemen sedert 1900 te boe ken heeft, na het opnieuw ontdekken van de geniale onderzoekingen van Mendel in 1809, is men zoo licht geneigd, om in vergeeflijk enthousiasme het mendelisme" als de alleen zaligmakende leer te beschouwen en aan Mendel en zijn volgers na 1900 niet alleen de conceptie, doch ook de constructie van het geheele trotsche gebouw der erfelijkheids leer toe te schrijven. Doch men vergeet daarbij, dat ten slotte toch door de.i moeizame,! arbeid van de statistici de hechte grondslagen gelegd zijn, waarop dit gebouw kon worden opgetrokken, en dat het geweldige feiten materiaal door de biometnci, door dalton en zijn school bijeengebracht en verwerkt, zijn waarde volstrekt niet heeft verloren, ook al worden de praemissen, die er aan ten grondslag liggen, niet algemeen meer als juist erkend. Men bedenke, dat de intracellu laire pangenesis reeds in 1889 door Hugo de Vries is geschreven, dat het voornaamste werk voor zijne mutatietheorie door hem in de jaren vór 1900 werd verricht. Trouwens, er liggen op het terrein van de erfelijkheids problemen voor hem, die de waarde der ver schillende methoden van onderzoek wil bepalen meer voetangels en klemmen. De cytologen, prat op de schitterende resultaten van het werk, vooral door Edmund Wilson, en door Morgan en zijn school in de laatste decenniën verricht, meenen dikwijls, dat slechts in het onderzoek van de cel, van kerndeeling en bevruchting, heil voor het oplossen der erfelijkheidsvraagstukken te zoeken is, en zij vergeten, dat zij ten slotte alleen waarnemen dat, wat hun het micros coop in de door scheikundige behandeling en kleuring sterk veranderde weefsels ont hullen kan. en dat zij op die uit den aard der zaak eenzijdige waarnemingen hunne ver strekkende conclusies moeten opbouwen, conclusies, die in hun scherpe formuleering niet altijd gerechtvaardigd worden door hetgeen zij feitelijk onder het microscoop hebhen waargenomen. Want al is nu, voorai door Morgan en zijn school op dit gebied ver wonderlijk mooi werk gedaan, al zijn zijn waarnemingen omtrent de localisatie van de dragers der erfelijke eigenschappen in de celkern van een subtiliteit en een nauwkeurig heid, die men voor eenige jaren niet voor mogelijk had gehouden, men vergete toch niet, dat zijne uit die waarnemingen getrokken conclusies bij al hun groote waarschijnlijk heid toch slechts hypothesen blijven, die ons hoogstens een deel van de waarheid kunnen onthullen. Dat deel is op zichzelf reeds merk waardig genoeg. Wie had voor eenige jaren kunnen denken, dat men ook maar voor n enkele diersoort in de microscopisch kleine kernlissen van de cellen aan de daarin ver moede dragers van deii aanleg der erfelijke eigenschappen zoo nauwkeurig een plaats zou kunnen aanwijzen, dat men, zooals Morgan dit voor 't bananenvliegje (drosophila) heeft gedaan, als 't ware landkaarten kon maken waarop aan meerdere honderden van kenmerken van het dier in die kernlissen een bepaalde onveranderlijke plaats kon worden toegekend. Maar meer dan de waarde van een geniale hypothese heeft dit alles op het oogenblik nog niet. Doorden scnrijver wordt dit nu steeds in het oog gehouden, en al zou men wellicht ook kunnen wenschen, dat aan het geniale oudere werk van den schepper der mutatietheorie, van Hugo de Vries, en aan den anderen kant aan de nog zoo jonge maar veelbelo vende richting van de phaenogenetica van Haeckel een ruimere plaats was toegekend geworden (aan de phaenogenetiek, de Eigen schaftsanalyse" van Haeckel, die toch allén in staat zal zijn, de kloof tusschen de ken merken van de individuen zelf en de hypothe tische korreltjes of genen, die de dragers zijn van den aanleg dier kenmerken in de cel kernen, te overbruggen, worden 3 regels gewijd), toch blijft hij steeds onpartijdig en weet hij met eerlijke en scherpe kritiek en met groote waardeering \oor hetgeen er mede bereikt werd, de verschillende methoden van onderzoek tegenover elkander te plaatsen en op hun juiste waarde te schatten. Het is vooral daar, waar de schrijver zich op het speciale gebied van zijn eigen onder zoekingen, dat der experimeateele bastaardanalyse, beweegt, een genot, dit boek te lezen. Weik een enormen vooruitgang hebben de laatste 20 jaren ons op dit gebied gebracht. Wat is onze blik op de levende natuur om ons heen en op de menschelijke verhoudingen zelve een andere en ruimere geworden, sinds de onderzoekingen van Mendel ons het verband leerden zien tusschen kenmerken en erffactoren en ons den door het begrip der dominantie zoo scherp gefonnul^erden invloed van de verschillende erffactoren op elkaar leerden kennen, en sinds Johannsen ons in aansluiting hieraan het "phaenotype (het complex der uiterlijk zichtbare kenmerken van de individuen) van het genotype (het complex der inwendig in de cellen van het organisme voorhanden zijnde erffac toren) leerde onderscheiden. Maar, aan den anderen kant, hoezeer is juist door het onderzoek der laatste 20 jaren het erfelijkheidsprobleem verdiepten verbreed. In den beginne scheen alles zoo eenvoudig en de oplossing der problemen scheen gevonden te zijn. De erffactoren kwamen in paren voor, die, in de geslachtscellen gesplitst, door de bevruchting en versmelting der geslachts cellen, in 't jonge zich ontwikkelende individu weer bijeenkwamen, waarbij dan slechts n van het paar werkelijk tot uiting kan komen omdat deze over de andere eigenschap do mineerde, hare ontplooiing in 't individu onderdrukte. Maar langzamerhand leerde men inzien, dat die dominantie bijna, nooit vol komen is, dat zij in 't latere leven kan toeof afnemen, ja zeifs omslaan, dat verschillende van elkaar onafhankelijke erffactoren aan sprakelijk kunnen zijn voor de ontplooiing van hetzelfde kenmerk in het volwassen individu (de polymerie van Nilsson-Ehle en Lang), dat verschillende factoren op een heel bepaalde wijze op elkaar kunnen in werken (de kryptomerie van Tschermak), of het elkaar tot uiting komen als een bepaald kenmerk kunnen beletten (de hypostasie van Bateson); men leerde inzien, dat niet, zooals Mendel oorspronkelijk had gemeend, alle erffactoren van elkaar onafhankelijk zijn, doch dat sommige erffactoren elkaar afstooten, en dus de door hun werking ontstaande ken merken nooit naast elkaar in hetzelfde indi vidu tot uiting kunnen komen, andere weer steeds saamgekoppeld voorkomen. Men leerde de lethale factoren kennen, die steeds den dood van het individu, waarin zij voorkomen, ten gevolge hebben, en een geheele reeks van erffactoren, die aan een bepaald geslacht ge bonden, slechts in dat geslacht tot uiting ko men, doch door het andere geslacht op de nakomelingschap worden overgebracht ; men zag, dat de erfelijke aanleg in de individuen gedurende het leven aan verandering onder hevig kon zijn, kortom het erfelijkheidsprubleem bleek bij verdere studie niet een voudiger, doch steeds meer samengesteld te worden. Doch dat geeft ten slotte juist de groote bekoring aan de bestudeering van dit probleem, en juist hierin is het boek van Dr. Sirks, dat zoo scherp en duidelijk al deze moeilijkheden uiteenzet en door goedgekozen voorbeelden belicht, een voortreffelijke hand leiding, al zal men wel eens moeite hebben om langs de ingewikkelde paden van het moderne erfelijkheidsonderzoek zijn weg te vinden. Wat de uitvoering van het boek betreft, hiervoor komt de firma Nijhoff alle eer toe. Wij w-aren de laatste jaren in dit opzicht waar lijk niet verwend, en het doet goed, weereen een boek in handen te krijgen, op goed papier gedrukt, en goed en ruimschoots geïllus treerd. Slechts zou men zoo nu en dan wen schen, dat de afbeeldingen wat grooter waren. Als men bijvoorbeeld overtuigd moet worden van de volkomen gelijkenis van zoogenaamde identieke tweelingen, gaat dat moeilijk, ais men dat, zooals in fig. 98, moet doen aan een plaatje, waarop de kinderkopjes slechts enkele millimeters groot zijn. Maar dat zijn ten slotte slechts kleine bezwaren, waaraan bij een volgenden druk kan worden tegemoet Sekomen en die weinig of niet afdoen aan de voortreffelijkheid van het geheeie werk. Utrecht, April 1922. J. B O E K E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl