Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEK
, '22. No. 2345
VER-?Z OENING"
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
VRAAGTi
Sl-FASIQARL
Hot voommurwfe fo*
Kus mij,* Sam !"
Tja, maar d.ie puist
heden in de meeste landen niet gunstig zijn
voor geniale leiders als die tenminste
bes'.aan is Mexico een uitzondering op den
regel. Het mag bogen op een sterk en krachtig
mar, die de leiding heeft en leiding geaft
een echte ma.inetjesputter?en het bezit
bovenoien een paar van de voorwaarden, die
zoo'n invloed mogelijk maken.
F.venals eeuwen geleden China het pacifis
tische ideaal reeds bereikte, waarnaar de
beschaafoe volken nu beweren te streven,
zoo is ook Mexico plotseling Europa voorbij
gestreefd en is reeds begonnen met enkele
van die proefnemingen, die de Engelsch
sprekende half-puriteinsche rassen der wereld,
onlangs in Washington vertegenwoordigd,
in de toekomst hopen te nemen.
Als een van die proefnemingen kan men
noemen een bestuur, gebaseerd op vrijheid
voor allen, zedelijke verantwoordelijkheid
voor ieder burger en een politieke gemeen
schap wat een onafscheidelijke factor van
elke beschaving is waarvcor ieder individu
moreel verplicht is te werken en zoo noodig,
offers te brengen. President Obrégon is bezig
dit tot stand te brengen zeker niet zonder
moeite of tegenwerking te ondervinden, maar
met veelbelovende resultaten.
Het verhaal van het leven en de loopbaan
van dezen staatsman is even interessant als
dat van de grootste mannen van onzen tijd
en binnenkort zal het in druk verschijnen.
Zijn methode van regeeren is ook merk
waardig, omdat zij een aantal belangwekkende
proefnemingen inhoudt die tot nog toe
nergens op eerlijke wijze zijn gedaan om
eenige der vraagstukken op te lossen, waarvoor
de hedendaagsche Staatsmanswijsheid ten
gevolge van den oorlog geplaatst is. Bij die
pogingen wordt hij tegengewerkt door de
regeering der Vereen. Staten, die ofschoon
democratisch naar den vorm, plutocratisch
naar a en geest is. Mexico is altijd het land van
iiiiiiiiitiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiii
ERFELIJKHEIDSLEER
zie je
verrassingen geweest. Terwijl het alom bekend
staat als een politieke vulkaan, wordt het
nu langzamerhand niet alleen een normale,
maar in sommige opzichten zelfs een vooruit
strevende staat. Jarenlang onderhield het een
kostbaar staand leger, dat de opgespaarde
schatten van het volk en nog veel meer op
slokte, maar de tegenwoordige president
heeft het effectief hiervan reeds zoo terugge
bracht, dat het spoedig minder dan 50.000
man zal bedragen en Mexico zal voortaan voor
de bescherming van zijn territoriale integri
teit en zijn internationalen status moeten
steunen op het zedelijk bewustzijn van zijn
buren en de sympathie van de beschaafde
werela.
In een tijd, dat elke politieke gemeenschap
leeft van de resten van zijn kapitaal en van
de steeds ufpemendc waarde van tonnen
bedrukt papier, bezit Mexico in 't geheel "een
papieren geld, geen ruilmiddel dan goud of
zilver.
Het is dus een oase in de dorre woestijn
van bijna waardelooze banknoten, die de
finantieele wereld van tegenwoordig mis
vormen. Alle zakelijke transacties in de
Republiek worden berekend naar een vasten
? wisselkoers en in goud betaald. Het heele land
door zal een vreemdeling nooit een ander
ruilmiddel zien dan goud of zilver.
In November 1920 was ik in de schoone
Mexicaansche hoofdstad, waar een paar
petroleum-maatschappijen in allerijl hun
belasting moesten betalen om aan een zware
geldboete te ontkomen. Zij hadden n.l. de
betaling van dien accijns uitgesteld tot het
laatste oogenblik, in de hoop een mindering
van het verschuldigde bedrag te verkrijgen,
totdat zij tenslotte bijna 4 millioen pesos
ongeveer 2 millioen Amer. dollars binnen
een dag bij elkaar moesten krijgen. Ik was
in gezelschap van een der ambtenaren, die
met de ontvangst van dien accijns belast wai en
en verheugde mij er over, dat zoo
som gelds in zilver en 'goud betaaK
Temeer ben ik dan ook nog verbaasd,
de Vereen. Staten, waar bijna al het v\
goud begraven ligt, even inproductief a.
Rijngoud uit de fabel, papier het algem
betaalmiddel is. Het papieren geld in de \
een. Staten is natuurlijk volkomen gedt
door het goud, dollar voor dollar, maar h
heeft den laatsten geheel uit de circulatie vei
drongen.
Ik reisde laatst van Californië naar Boston
en van Florida naar Michigan zonder ergens
een glimp van een goudstuk te zien.
Mexico's finantieele positie is bij uitzon
dering gezond en de tegenwoordige drukkende
omstandigheden ten spijt, wordt ze' steeds
beter. Haar buitenlandsche schuld tijdens
de burgeroorlogen was die en souffrance
is door president Obrégon erkend en betaling
van de interest kan binnenkort weer verwacht
worden.
Misschien klinkt dit doodgewoon. Want is
het niet natuurlijk, dat een staat aan zijne
verplichtingen voldoet, hoezeer hij ook moge
geleden hebben onder revoluties en burger
oorlogen ? Misschien in theorie, maar zeker niet
in oe practijk. Hoe staat het b.v. met de schul
den van de Europeesche jtaten?
QrootBrittannië is nog niet begonnen de intrest
van haar schuld aan de Ver. Staten re betalen.
Is er n financier die gelooft, dat
Duitschland, Frankrijk, Italië of Australië ooit zijn
schulden zal vereffenen en zijn crediteuren
geheel zal voldoen? Indien zoo iemand al
bestaat, gehoord van hem IIP Jt men nog niet.
Clemenceau's minister v-an Financiën,
Klutz, was de laatste persoon aan wien men
deze lichtgeloovigheid heefi kunnen verwijten,
maar ik weet zeker, dat het verwijt ongegrond
was. Bestaat er een flauwe kans op zulk een
vereffening ?
En zoo niet, legt dan d<; bereidheid en het
in staat zijn van Mexico jm zijn schulden te
betalen niet een welsprekend getuigenis
af van den gezonden toestand van zijn finan
tieele en economische omstandigheden en van
zijn commetciëele goede trouw eveneens?
Het feit is niet te weerleggen en er mag
wel eens aan herinnerd worden dat Mexico
altijd aan zijn verplichtingen heeft voldaan
en dikwijls veel meer dan het verschuldigde
betaald heeft. De staten van Mississippi en
van West-Virginia hebben enkele van hun
schulden, die door hun respectievelijke
regeeringen waren erkend, geweigerd te be
talen.
Finantieele statistieken zijn nooit zeer
interessant voor den gemiddelden lezer. Maar
in deze tijden van algemeen dreigende insol
ventie is het wel eens verfrisschend van een
republiek te hooren, die, hoewel zij het vorige
jaar eerst een reeks van politieke roeringen
en burgeroorlogen te boven kwam, het klaar
gespeeld heeft, haar hoofd boven water te
houden en in staat is den last van haar buiten
landsche schulden te dragen en haar verplich
tingen na te komen.
Hier volgt een staatje van de cijfers, zooals
ze opgemaakt zijn door de financiers van de
DEGRUYTER&Co.l
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein
130.778.022.18
.-'esos of volgens
,) 15.825.11.
iets meer dan 1.4
jeld over een
bevolg 152 millicen zielen.
.ijgen wat dit .beteekent
u men die som maar te
ver. schuld die Canada heeft te
a's bevo.king is de helft kleiner
i- .n Mexico zoodat het een schuld
Vc meer dan % van een billioen dollars
zoi jeten hebben om even weinig belast
te ijn als de Latijnsch?Amerikaansche
Republiek. Mar>r in werkelijkheid heeft Cana
da een schuld van twee billioen dollars
dat is dus acht maal zooveel als Mexico en
voor dat het jaar om is zal zijn nationale
schuld aanzienlijk toegenomen zijn door de
pensioenen en andere vormen van hulp voor
zijn soldaten.
En indien wij Mexico's schuldenlast of
zijn hulpbronnen vergelijken met die van
elk ander Europeesch land, dan is het con
trast nog grooter.
Aan den anderen kant werden in het
afgeloopen finantieele jaar, dat nog ver van nor
maal was, de inkomsten van Mexico op over
de honderd millioen dollars. Amer. wisselkoers
berekend. Waar nu deze schatiing reëel is
gebleken, volgt eruit, dat Mexico's geheele
nationale schuld niet meer is dan het bedrag
van zijn inkomsten ovcrdrie jaar en wel in een
tijd dat die inkomsten ver beneden het
normale zijn. Van welk ander land ter wereld
kan een even verheugende staat van
finantiën opgemaakt worden?
DE HEER J. W. ALBARDA OVER
KULTUREELE POLITIEK
iiliiillllilli'iiiiimiiiiiiiitMiin
In het Volk van l (i Mei 1922 heeft het soc.
d:m. Kamerlid, de heer J. W. Albarda, een
artikel geplaatst over Onafhankelijke man
nen ! Hef comité-Van Beresteijn", waarvan
de twee eerste en d,.- twee laatste alinea's
luiden:
De hardnekkigheid, waarmee de heer
Van Beresteijn zijn Kamerzctcl vasthoudt
en de volharding, waarmee hij vecht voor de
verwerving van een nieuwen in de Kamer, die
na de a.s. verkiezingen bijeenkomt - die
hardnekkigheid en die volharding kunnen
misschien bewondering waard zijn.
Minder groot kan onze bewondering zijn
vnor het initiatief van een groepje mannen
en vrouwen, die voor de verkiezing van den
voormaligen vrijzinnig-demokraat het Co
mitévoor de verkiezing van onafhankelijke
kamerleden" hebben gevormd, dat in het
laatst van April een curieus manifest tot
het Neeterlandsche kiezersvolk heeft gericht.
Maar dcz-1 opdrachten hebben dip hoog
staande mannen (n.l. de candidaten van het
besproken comité) wvl: Zorgt dat de staats
bladen, waarin de wetten worden opgenomen,
die over het lot en de toekomst van liet volk
beslissen, niet een fraaie letter gedrukt /ijn.
Zorgt dit de kaz.'rnes waarin onze ionyens
worden opgesloten, door bekwame arbeiders
worden ontworpen. Zorgt dar de bankbil
jetten, waarmede wij onze schulden en onze
belastingen betalen ter bekostiging van leger
WARMTE
/;; ;ijn slappe ovcrhemdie,
Aan zijn rommei-lessenaar,
Puft en suft de arm" schrijver,
Pent en krast de pennelaar.
Vonr hem staat een lauwig kwastje
Met een rietje dat niet trekt....
In zijn hand de vulpenhoudcr
Die soms onbcdaarlijk vlekt.
Op zijn voorhoojd /langen druppels,
Dr n p pels journalisten-zweet,
Want na al zijn stompen, wurmen
Heeft hij geen copy gereed.
Alles jeukt en trekt en knebelt
Aan zijn smettend dichterslijt,
In zijn meegedacht; hersens
Is iets half \-erlamd en stijf.
Zal hij schrijven over baden
In de groene, frissche ze-? ?
Over koelen, gelen Rijnwijn
Over ijs na zijn diner ?
Over lindeboomen-scliadmv
Over rtroomen in het gras ?
Over luchtig, frischjes zeilen
Op de marmerende j)las ?
Neen, hij zal en kan niet schrijven,
Lezers nu geen raar gezicht:
Dc:c- week neemt hij vacantie
Gaat 't zonder zijn gedicht.
J. H. S [> f E \ n o i- F
IIIIIIIIIIHHIIIMIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMIIIIHIIIIIIIII1IH
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, ME DAN en
WELTEVREDEN
en vloot, door eigen kunstenaars zijn ont
worpen. Zorgt, dat de stoelen, waarin het
land bestuurd wordt, de Nederlandsche
ambachts- en nijverheidskunst eer aan doen.
En als gij het leger wilt behouden wat wij
aan uw karakter en bekwaamheid" over
laten , zorgt dan tenminste, dat de mili
taire kapel goede muziek te hooren geeft;
of het marschmuziek of treurmuziek zal zijn,
laten wij aan uw geweten en inzicht" ter
beslissing ! Kortom, roert kii/tnree/e politiek.
En wat de worsteling ;angaat van een
groote en sterke klasse, die uit het donker
der kapitaFstische loonslavernij omhoog
stijgt naar de vrijheid, de ruw-gewerkte han
den uitgestoken naar de hoogste goederen
der beschaving waarnaar haar ziel hongert
och, z;ct u, ten aanzien van zulke bijzaken
kiezen wij t,een partij. Qaat gij uw gani;,
onafhankelijke mannen".
De beide eerste alinea's toonen aan, dat
ook de heer Albarda niet opziet tegen minder
waardige bestrijdingspractijken en dat het
partijwezen ook hem aangetast heeft. Want de
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIII.ini
Boekbespreking.
In den vorigen jaargang van Vragen
des Tijds kwam onder den titel: Jan Salie
leeft nog" een voortreffelijk artikel voor, even
kernachtig en pittig als de bekende oudejaars
avondmijmering van Potgieter, waarin de
schrijver, onder het pseudoniem Jan Vrij
heid", er op wijst, hoezeer bij ons volk het
gevoel van saamhoorigheid, het
nationaliteitsgevoel, verdwenen is, hoe het kankeren"
en lijntrekken" een algemeen verschijnsel
is geworden, en hoe het schijnt, alsof onder
de leuze: een maximum loon voor minimum
arbeid" onze nationale industrie zal worden
doodgeknepen. Dit artikel komt mij telkens
weer in de gedachte, als in de couranten
vermeld staat, dat deze of gene fabriek
wordt stopgezet of de een of andere nationale
industrie met den ondergang wordt bedreigd,
omdat de concurrentie met het buitenland,
mede dank zij onze arbeidswetgeving, niet
is vol te houden. Maar daarom kunnen wij
ons des te meer er in verheugen, ais wij
zien, hoe van andere zijde er naar gestreefd
wordt. Holland's naam hoog te houden en
te toonen, dat er van Holland nog kracht
ten goede kan uitgaan. En zoo vervult het
ons met een gevoel van trots, als wij zien,
hoe onder onze wetenschapsmenschen er
telkens weer zijn, die niet alleen een of ander
wetenschappelijk onderzoek weten te doen,
doch die de handen aan het werk slaan en een
goed Hollandsch leerboek schrijven, zoodat
onze studenten niet meer hun studieboeken
bij wagonladingen uit het buitenland be
hoeven te laten komen, doch hun geestelijk
voedsel kunnen putten uit krachtige kruiden
op eigen bodem gewassen.
Reeds daarom is het verschijnen van een
boek als het handboek der algemeene erfe
lijkheidsleer van Dr. Sirks 1) een verblijdend
iets, en het is dat te meer, waar de schrijver
heeft getoond, dat een dergelijk Hollandsen
boek de vergelijking met de buitenlandsche
studieboeken op zijn gebied opperbest kan
doorstaan, ja het dikwijls in onpartijdigheid
en duidelijkheid van hen wint. Want het is
een voortreffelijk boek, dat Dr. Sirks ons
heeft geschonken.
1) Dr. M. J. Sirks. Handboek der Algemeene
Erfelijkheidsleer. Mart. Nijhoff, 1922.
Het gebied der erfelijkheidsverschijnselen
,is op zichzelf reeds zoo aantrekkelijk. The
whole subject of inheritance is wönderful"
zeide Darwin, en wij gevoelen telkens weer,
hoe ons geheele inzicht in de verhoudingen
van de levende natuur om ons heen, ons
begrip van maatschappelijke verhoudingen,
ja onze geheele levensopvatting ten slotte
beheerscht wordt door en steunt op onze
kennis van de erfelijkheidsverschijnselen.
Jedes Sein", zegt Haeckel, wird nur
durch sein Werden erkannt", en dat Wer
den", die ontwikkeling, is gebonden aan de
wetten, die de erfelijkheids.eer tracht op te
sporen en te formuleeren.
Hoe men nu in den loop der jaren door
waarneming en onderzoek die wetten heeft
trachten op te sporen, hoe men zich in den
chaos der verschijnselen een weg heeft
trachten te banen, heeft Dr. Sirks ons met
een helderheid en frischheid uiteengezet, die
blijk geven, hoezeer hij in het onderwerp
thuis is en de zoo uiterst omvangrijke littera
tuur over de erfelijkheidsproblemen be
heerscht.
Na den geweldigen opbloei, dien de leer
der erfelijkheidsproblemen sedert 1900 te boe
ken heeft, na het opnieuw ontdekken van de
geniale onderzoekingen van Mendel in 1809,
is men zoo licht geneigd, om in vergeeflijk
enthousiasme het mendelisme" als de alleen
zaligmakende leer te beschouwen en aan
Mendel en zijn volgers na 1900 niet alleen
de conceptie, doch ook de constructie van
het geheele trotsche gebouw der erfelijkheids
leer toe te schrijven. Doch men vergeet
daarbij, dat ten slotte toch door de.i moeizame,!
arbeid van de statistici de hechte grondslagen
gelegd zijn, waarop dit gebouw kon worden
opgetrokken, en dat het geweldige feiten
materiaal door de biometnci, door dalton
en zijn school bijeengebracht en verwerkt,
zijn waarde volstrekt niet heeft verloren,
ook al worden de praemissen, die er aan
ten grondslag liggen, niet algemeen meer als
juist erkend. Men bedenke, dat de intracellu
laire pangenesis reeds in 1889 door Hugo
de Vries is geschreven, dat het voornaamste
werk voor zijne mutatietheorie door hem in
de jaren vór 1900 werd verricht. Trouwens,
er liggen op het terrein van de erfelijkheids
problemen voor hem, die de waarde der ver
schillende methoden van onderzoek wil
bepalen meer voetangels en klemmen. De
cytologen, prat op de schitterende resultaten
van het werk, vooral door Edmund Wilson,
en door Morgan en zijn school in de laatste
decenniën verricht, meenen dikwijls, dat
slechts in het onderzoek van de cel, van
kerndeeling en bevruchting, heil voor het
oplossen der erfelijkheidsvraagstukken te
zoeken is, en zij vergeten, dat zij ten slotte
alleen waarnemen dat, wat hun het micros
coop in de door scheikundige behandeling
en kleuring sterk veranderde weefsels ont
hullen kan. en dat zij op die uit den aard der
zaak eenzijdige waarnemingen hunne ver
strekkende conclusies moeten opbouwen,
conclusies, die in hun scherpe formuleering
niet altijd gerechtvaardigd worden door
hetgeen zij feitelijk onder het microscoop
hebhen waargenomen. Want al is nu, voorai
door Morgan en zijn school op dit gebied ver
wonderlijk mooi werk gedaan, al zijn zijn
waarnemingen omtrent de localisatie van de
dragers der erfelijke eigenschappen in de
celkern van een subtiliteit en een nauwkeurig
heid, die men voor eenige jaren niet voor
mogelijk had gehouden, men vergete toch niet,
dat zijne uit die waarnemingen getrokken
conclusies bij al hun groote waarschijnlijk
heid toch slechts hypothesen blijven, die ons
hoogstens een deel van de waarheid kunnen
onthullen. Dat deel is op zichzelf reeds merk
waardig genoeg. Wie had voor eenige jaren
kunnen denken, dat men ook maar voor n
enkele diersoort in de microscopisch kleine
kernlissen van de cellen aan de daarin ver
moede dragers van deii aanleg der erfelijke
eigenschappen zoo nauwkeurig een plaats zou
kunnen aanwijzen, dat men, zooals Morgan
dit voor 't bananenvliegje (drosophila)
heeft gedaan, als 't ware landkaarten kon
maken waarop aan meerdere honderden van
kenmerken van het dier in die kernlissen een
bepaalde onveranderlijke plaats kon worden
toegekend. Maar meer dan de waarde van
een geniale hypothese heeft dit alles op het
oogenblik nog niet.
Doorden scnrijver wordt dit nu steeds in het
oog gehouden, en al zou men wellicht ook
kunnen wenschen, dat aan het geniale oudere
werk van den schepper der mutatietheorie,
van Hugo de Vries, en aan den anderen
kant aan de nog zoo jonge maar veelbelo
vende richting van de phaenogenetica van
Haeckel een ruimere plaats was toegekend
geworden (aan de phaenogenetiek, de Eigen
schaftsanalyse" van Haeckel, die toch allén
in staat zal zijn, de kloof tusschen de ken
merken van de individuen zelf en de hypothe
tische korreltjes of genen, die de dragers zijn
van den aanleg dier kenmerken in de cel
kernen, te overbruggen, worden 3 regels
gewijd), toch blijft hij steeds onpartijdig en
weet hij met eerlijke en scherpe kritiek en
met groote waardeering \oor hetgeen er
mede bereikt werd, de verschillende methoden
van onderzoek tegenover elkander te plaatsen
en op hun juiste waarde te schatten.
Het is vooral daar, waar de schrijver zich
op het speciale gebied van zijn eigen onder
zoekingen, dat der experimeateele
bastaardanalyse, beweegt, een genot, dit boek te
lezen. Weik een enormen vooruitgang hebben
de laatste 20 jaren ons op dit gebied gebracht.
Wat is onze blik op de levende natuur om
ons heen en op de menschelijke verhoudingen
zelve een andere en ruimere geworden, sinds
de onderzoekingen van Mendel ons het verband
leerden zien tusschen kenmerken en
erffactoren en ons den door het begrip der
dominantie zoo scherp gefonnul^erden invloed
van de verschillende erffactoren op elkaar
leerden kennen, en sinds Johannsen ons in
aansluiting hieraan het "phaenotype (het
complex der uiterlijk zichtbare kenmerken
van de individuen) van het genotype (het
complex der inwendig in de cellen van
het organisme voorhanden zijnde erffac
toren) leerde onderscheiden. Maar, aan
den anderen kant, hoezeer is juist door
het onderzoek der laatste 20 jaren het
erfelijkheidsprobleem verdiepten verbreed. In den
beginne scheen alles zoo eenvoudig en de
oplossing der problemen scheen gevonden
te zijn. De erffactoren kwamen in paren voor,
die, in de geslachtscellen gesplitst, door de
bevruchting en versmelting der geslachts
cellen, in 't jonge zich ontwikkelende individu
weer bijeenkwamen, waarbij dan slechts n
van het paar werkelijk tot uiting kan komen
omdat deze over de andere eigenschap do
mineerde, hare ontplooiing in 't individu
onderdrukte. Maar langzamerhand leerde men
inzien, dat die dominantie bijna, nooit vol
komen is, dat zij in 't latere leven kan
toeof afnemen, ja zeifs omslaan, dat verschillende
van elkaar onafhankelijke erffactoren aan
sprakelijk kunnen zijn voor de ontplooiing
van hetzelfde kenmerk in het volwassen
individu (de polymerie van Nilsson-Ehle en
Lang), dat verschillende factoren op een
heel bepaalde wijze op elkaar kunnen in
werken (de kryptomerie van Tschermak), of
het elkaar tot uiting komen als een bepaald
kenmerk kunnen beletten (de hypostasie van
Bateson); men leerde inzien, dat niet, zooals
Mendel oorspronkelijk had gemeend, alle
erffactoren van elkaar onafhankelijk zijn,
doch dat sommige erffactoren elkaar afstooten,
en dus de door hun werking ontstaande ken
merken nooit naast elkaar in hetzelfde indi
vidu tot uiting kunnen komen, andere weer
steeds saamgekoppeld voorkomen. Men leerde
de lethale factoren kennen, die steeds den
dood van het individu, waarin zij voorkomen,
ten gevolge hebben, en een geheele reeks van
erffactoren, die aan een bepaald geslacht ge
bonden, slechts in dat geslacht tot uiting ko
men, doch door het andere geslacht op de
nakomelingschap worden overgebracht ; men
zag, dat de erfelijke aanleg in de individuen
gedurende het leven aan verandering onder
hevig kon zijn, kortom het
erfelijkheidsprubleem bleek bij verdere studie niet een
voudiger, doch steeds meer samengesteld te
worden. Doch dat geeft ten slotte juist de
groote bekoring aan de bestudeering van dit
probleem, en juist hierin is het boek van Dr.
Sirks, dat zoo scherp en duidelijk al deze
moeilijkheden uiteenzet en door goedgekozen
voorbeelden belicht, een voortreffelijke hand
leiding, al zal men wel eens moeite hebben
om langs de ingewikkelde paden van het
moderne erfelijkheidsonderzoek zijn weg te
vinden.
Wat de uitvoering van het boek betreft,
hiervoor komt de firma Nijhoff alle eer toe.
Wij w-aren de laatste jaren in dit opzicht waar
lijk niet verwend, en het doet goed, weereen
een boek in handen te krijgen, op goed papier
gedrukt, en goed en ruimschoots geïllus
treerd. Slechts zou men zoo nu en dan wen
schen, dat de afbeeldingen wat grooter waren.
Als men bijvoorbeeld overtuigd moet worden
van de volkomen gelijkenis van zoogenaamde
identieke tweelingen, gaat dat moeilijk, ais
men dat, zooals in fig. 98, moet doen aan een
plaatje, waarop de kinderkopjes slechts
enkele millimeters groot zijn. Maar dat zijn
ten slotte slechts kleine bezwaren, waaraan
bij een volgenden druk kan worden tegemoet
Sekomen en die weinig of niet afdoen aan de
voortreffelijkheid van het geheeie werk.
Utrecht, April 1922.
J. B O E K E