Historisch Archief 1877-1940
3 Juni '22. - No. 2345
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE ITALIAANSCHE OPERA TE AMSTERDAM
(Teekeningen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens)
?*> *?*>.>
"'t*" **s*
§^v t&k.
.--v
\^
1 ^'
\ ;
Rita Monticone3(als Carmcn) tihirardim (als Germont in Traviata) . Barbiêri (Remendado in Carmcn) Sandrini (de dokter in Traviata) Vinccnzi (de baron in Traviata)
Opera (//)
'Onder de ditmaal door de Italiaanschc
Gpsra gegevert opvoeringen stonden zonder
eenigen twijfel die van "Rossini's Barbier"
en Puccini's Bohème" bovenaan.
De opmerking is meer dan eens gemaakt,
dat in den Barbier" het op den voorgrond
treden van virtuose zangkunst zich nauwelijks
als zoodanig doet geiden, zoozeer e'.'i zoo
innig hangt haar wezen samen mei het
grilligbeweeglijke van het geheel. Volkomen juist,
en vooral bij een bezetting als thans mogelijk
was. De keelvaardigheid van eene
Albertina Cassani is vrij van ieder element van
moeizaamheid, is n-cn-al frissche en be
minnelijke natuurlijkheid. Na haar is zeker
Enzo Conati allereerst aan de beurt om te
worden vermeld: welk een praclitig-verzorgde'
:zaiig bij alle radheid van tong, hoc Vlot
zijn spel, en van fijnen zin voor humor door
trokken ! En Yincenzi is onbetaalbaar als
Bartolo", gelijk hij ook ii) Bohème" van
den huisbaas" en van Musetta's richard
iets hél bijzonders weet te maken, doordat
hij naast zijn koddigheid ook een klankvolle
stem bezit, en muzikaal is van nature. Uit.
zijn optreden in den Barbier" blijft ons
stellig nog lang bij, hoe vermakelijk hij met
zijn gemakkelijk-aansprekend falset" de
tirades van Rosina imiteert met versierin
gen en al ! maar k, hoe zeker hij van zijn
zaak is bij het opzetten van een ensemble,
hoe slagvaardig hij zich toont in 't algemeen.
Van meer dan n kant trouwens kregen wij
in den Barbier" zeer bijzondere staaltjes
van slagvaardigheid: ik denk onder meer aan
de behendigheid, waarmee men telkens uit
het parlando" oversprong in het
secco"recitatief, precies op den toon !
Emanuele Giletta, de Ie lyrische tenor,
gaf in Bohème", en ook in Traviata",
nog belangrijk meer te genieten dan in de
,,Almaviva"-partij. De artistieke
ingehoudenheid zijner voordracht bewonderde men
vooral in het bekende drinkücd" aan 't
begin van Verdi's werk, en zijn zeldzaam-'
ontwikkeld legato", zijn geraffineerd uit
spinnen" van den tooiï, het wee k-deinende
en den weelderigen glans van zijn vol geluid
in Puccini's meester-melodieën.
Den Rodolfo" in Bohème" heb ik ook
gehoord van Lomelino Silva, wat stern-volume
en routine aangaat de mindere van Giletta,
un ook de lagere ligging nog niet geheel naar
wensch behcerschend, maar voor 't overige
een opmerkelijk lyrisch talent en door-, n-door
muzikaal.
Leonida Oianni's glansrol is die van
Musetta" in Bohème". Het canailleuse geeft
:ze in de juiste maat, en haar mooi-gevormde
stem bezit een ongemeene kracht. Ze klinkt
doordringend, en toch nergens snijdend. In
,Car<nen" gat' deze heldere sopraan een schit
terend relief aan verschillende ensembles.
Van ensembles in Bizet's onsterfelijk werk
gesproken, hoe voortreffelijk slaagde het
beroemde smokkelaars-kwintet ui de 2e
acte, en welk een durf ontwikkelde men in
liet tempo ! Met Rita Monticone als Carmcn"
c 11 Gianni als Frasquita" waren de uit
voerenden: Silvia Bruschi (?Mercedes"),
Gino Barbièri (?Remcndado") en Engeiv'o
Sandrini (?Dancairo"). Sandrini is mij hoe
langer hoc meer gaan bevallen: eerst hinderde
mij een zekere stijfheid in zijn spel, en ook
kwam mij aanvankelijk zijn loonvorming
niet vrij genoeg voor, maar later heb ik hem
toch wel als een zeer aannemelijke, sérieuse
kracht kunnen waardeeren. SUvia ISnisc'eii,
die over een niet groot, maar zuiver en
aangenaam-gctimbrcerd geluid beschikt, is in
verschillende kleinere partijen uitnemend
op haar plaats gebleken, en de tenor
liarbièri heeft recht verdienstelijke dingen ge
daan in rolletjes, die bij andere gezelschappen
gewoonlijk nog al gebrekkig bc ze l zijn.
Rosina Torri, die in Bohème" als Mimi"
optrad, en als Micaëla" in Carmen", heeft
een enkele maal met détonecren te kampen,
en dit is vooral zoo jammer, omdat z.ij hel
ccnige lid van het gezelschap is, dat het zoo
nu en dan met dat euvel te kwaad heeft,
maar voor 't overige verdient zij bepaald
met onderscheiding te worden genoemd.
Zij biedt veel gcvoeligs in haar spel, is een
meesteres irïhet scheppen van sfeer, en in
haar frissche sopraan wisselt fijne toongeving
met gloed en kracht. En haar articuleereii
grenst aan het volmaakte.
Voorts valt melding te maken van twee
jeugdige bassen: Bonn en Zaccarini; laatst
genoemde heeft zich reeds tot een zeldzaam
meesterschap in de zangkunst weten op te
werken, en zijn natuurlijke begaafdheid is
waarlijk ongemeen; hij onthaalt n op f
ermaten in de vei'bluffendste diepten, zijn ge
luid spreek! verrukkelijk-gemakkelijk aan,
en het is van liet edelste timbre, dat men zich
voorstellen kan. Zijn collega Borin zal nog
wat stugheid in zijn z'ngen hebben te over
winnen, maar ook nu reeds prijzen wij hem
gaarne, vooral om zijn aandeel in allerlei
boeiende ensembles.
Einilio Ghirardini bezit ook in liooge
mate het voordeel der jeugd, en tegen
i^ugdige onbezonnenheid heeft hij daarbij zich
wél weten te pantseren. Als de situatie het
vei'eisclit, beheerscht hij zich als de beste,
en in hél zijn doen is hij uitermate beschaafd.
Ziin bariton is vooral in de hoogte prachtig
ontwikkeld, en hij is van een zeer voorname
welluidendheid.
Ook sonoor, maar niet voornaam-sonoor
is de krachtige, en op zijn tijd een geslaagd
mezza voce" ontwikkelende tenor van den
in zijn jeugd een weinig overmoedige n
Lupato. Er zijn er, die beweren, dat hij zingt
als een gramophoon; zoo erg vind ik het niet.
maar ook mij hindert toch. wel zeer het weinig
edele van zijn timbre. En ook staat mi' 'n
Lupato tegen, dat hij de bekende truc" van
den heldentenor zoo vreeselijk zwaar blijkt
te beminnen. Doch alle respect heb ik voor
zijn mooi-scherp rhythmiseeren, voor zijn
vvuir, ziin pittig lan.
We zijn nu op hoog-dramatisoh" terrein
aangeland, en ontmoeten hier nog Zola Amaro
en Rita Monticone, kloeke figuren beide
laatstgenoemde voor rol k-n als Carmcu"
en Mignon" zelfs wel iets te kloek , en
ook temperamentvolle speelsters. Zola Amaro
mag niet bogen on een gelijkmatige ontwik
keling van haar geluid: haar medium lijdt aan
een betreurenswaardige onvastheid, en haar
hooge tonen, waaronder er ziin van opnu
rkelijken glans en fiere kracht, kunnen hel
te-kort slechts ten deele vergoeden. R: t a
Monticone is een me/.zo-sopraan van onmis
kenbare routine, doel) zij is w.'l zér de sh\in
der opera-conventie, en haar voorleefde voor
horst-tonen de; l ik ;
BIJKOMSTIGHEDEN
Ze maken het den vrouwen, voor haar
debuut, niet makkelijk met stemmen. Zijn
er ooit zooveel partijen en partijtjes geweest,
die ons, ieder voor zich, een andere heerlijk
heid en begeerlijkheid voorspiegelen? Is het
ooit zoo moeilijk geweest je te oriënteeren
onder al die op elkaar lijkende namen?
Als er nog n consciëntieus mensen in Neder
land rondliep, die zich niet voor een fractie
wilde uitspreken, voordat hij er zich precies van
op de hoogte had geste ld, wat'iedere af deeling"
bedoelt, dan zou die kostbare stem toch
verloren gaan, omdat zijn bezitter al lang
voor de verkiezingen het loodje zou hebben
gelegd.
Dus maar onvervaard en oppervlakkig
stemmen voor het vaderland weg, afgaande
opeen woord, dat ons toevallig heeft getroffen,
of een leuze, die ons iets zei; en maar niet
denken over de vele leuzen, die we niet.kennen.
en de idealen die niet onder ons bereik zijn
gekomen ! \Vant als we daar goed over
Lnpato (als Don Joséin Cannen)
doordenken, zouden we or.s bijna de ei de; K n
op het kleinste, het meest 'overzichtelijke
en het meest leiizenlooze (en dus ook
ieiigcnlooze) partijtje: een vader en een zoon, en
daarmee basta. ()t ons bij de ncgat'evcn
voegen, bij wie de neerslag van alle politieke
en sociale verschijnselen niets anders heeft
achtergelaten dan ilc:c zekerheid: dat we de
West moeten verkoopen. liet moet, dunkt me,
ccnigszins moeilijk ziin uit deze o\erlni«.'ing
genoeg stof te putten, om zich geregeld in
de kamer te doen hooren, of de eventuccle
afgevaardigde zou het ge va.! als wiilcn Cato
moeten opvatten en, of hij nu over dienst
weigering, over de vijf- cn-vccrtig-nrigc werk
week of over de droogmaking van de Zuider
zee een woordje ten besle had gegeven,
toch altijd moeten eindigen met: eeterum
censeo Surinamain es^e vendendam.
Ik heb dit grapje ontleend aan een politicus
van een ..oude" partij, die voor al deze
z:chbrcedmakende parvenutjes natuurlijk slechts
een supreme minaclitinu over had. ,,7.e halen
geen enkelen zetel," zei hij overtuigd. Maar
hij moest toch een beet ie zuur glimlachen,
toen ik hem voorstelde, zich dan met mij
te verheugen in de naivc goedgelovigheid,
Over de koren veroorloof ik mij te zwijgen, ?
en wat de decors betreft, het zegt genoeg,
dat men jan Maandag bij iedere voorstelling
niet zonder schamperheid ziet zitten lachen
om de oiigegeneerdheid, waarmee zijn kunst
producten uit hngvcrvlogen dagen zich telkens
weer den volke komen vertooncn.
De cost'uuins, d'U ga.at over 't algemeen wel,
maar, hoe dan ook, wij zijn weer naar de
Haliaansclw Opera geweest voor de stemmen,
en die hebben we bijna zonder uitzondering
weer naar hartelust kunnen bewonderen.
En hoe hartelijk liet publiek van Amster
dam waard' ert, dat de heer De Mondt met
nimmer verflauwende energ'e zijn streven
voü'oudt, om ons Ivt allerbest1.' te blijven
brengen op het gebied van Italiaansche
Opera en 'taliaanschen opera-zang, dat is
hem op zijn ju'r-ik uins-avond wel zeer over
tuigend gebleken,
H. J. n f: N H \-: K T o
rfIIBIBlIlllltllllllmiMlimiltllllllllllllllM Illlll llllll> .ammlIlllMlH
Sitera Runa, Isaac Esser )r. 1845?1920
door Dr. G. KAUT. pfaarlem. H. D.
Tjeenk \\"illink en Zi>on.
In zijn studie over Jacob Cats, nu een twin
tig jaar geleden sprak Prof Kalft' aan het slot
van dichters, die met een te weinig bekend
en gewaardeerd poëet onzer dagen" mochten
zeggen:
Ik ben van 't vorstelijk geslacht,
Doch niet der Vorsten een.
Die miskende was Isaac Esser (SoeraRana).
Zijn heengaan in l!'20 bewoog Dr. Kalff tot
de hier aangekondigde levensschets, welke
tevens tussehen de bladzijden door een kleine
bloemlezing vormt uit Essei's wei k.
Was S. R., sinds Kalff hem aldus had ge
kenmerkt, bekender geworden als dichter;
hadden de beoefenaars der letteren opge
houden hem voorbij te gaan? Ik meen van
niet. In de anders zoo welgevulde Histori
sche schets van de Nedei landsche Letter
kunde" van Plof. de Vooys wordt Soera
Rana zelfs niet bij name vernield. Kort na
zijn overlijden hoorde il< van Frans Nelscher,
die in zijn ruiterlijkheid nu en dan vrij kras
oouleell, dat Esser als dichter niks" was
geweest. Wanneer een volger van het
natuialisme. dal zijn gebit allang niet meer gaaf
bezit, over een vermeenden nazaat van den
cloinii:ees:ij(l zoo hard den staf breekt,
behnet'l men nicl vel langend te zijn naar de kri
tiek van de Tijders, de Stroomers, de Ruimlers
en veideie allernieuwste litteraire staanders
en vallers. Maar men kan er licht zeker van
zijn, dal aan die zijde ook het kleinste woord
over !->ser is uitgebleven om de eenvoudige
reden, dat zij daar nooit van lusm gehoord
zuilen hebben. En zoo is het ook maar goed,
want S. R. had getrild van ergernis bij de
enkele gedachte, dat hij in zulk gezelschap
van voor hem rakkers en labauwen op de
long zon kunnen komen.
Hiel laak ik juist hel punt, waarop Prol.
Kaifl een helder licht laat vallen. Esser stiel
de nieuwe tijd af. Esser martelde de nieuwe
l-'en vucmilliiig onder vreemden sla 'k en
[luister:
Maar raad.;ieu zijn hun laai, hun lens, hun
[zang;
En 'k voel mij toornig som.x, en wee, en bang,
Als van \ ei latenheid in eenzaam duister.
Esser een eenzame. Ook voor zijn werkelijke
tijdgenooten. Ware hij minder zeker geweest
in zijn godsgeloof en dus ook minder onder
worpen aan machten, die maatschappelijk
boven hem gesteld waren (ik heb bijv. zijn
onderdanigheid aan de Enschedé's, bij wie
hij in betrekking was, kunnen opmerken),
had er meer levensgeweld in hem gewerkt,
dan zou hij uitgebroken zijn, er zou brand
geweest zijn in het woord en sterkte in de daad
van dezen betoomde en, reeds naar het uiterlijk
een profeet, zou hij, bovendien onkreukbaar,
ongerept, vermogend van arbeid, een schare
achter zich hebben gekregen van jeugd en
van ouderdom die nu echter meesterloos
bleef tot stut van Holland's taal, tot be
waring van Holland's eigenheid, tot waar
borging van Holland's toekomst. Een Beets,
dien Esser zoo vereerde, was voor de vervul
ling van zulk een roeping te zoetig geweest,
te rijk gedoteerd, te veel bewierookt. Maar
in Esser was scherpte en hij had het leed
gekend. Dat hij ook wel kou toeslaan, bleek
uit zijn antwoord aan Busken Huet in 1883
op de harde kritiek van dien afvalligen Neder
lander. Doch het was te betreuren, dat Esser
die scherpte in hem bestreed en knotte als
ruw en kleinaardig en hij haar dus niet wilde
gebruiken als een werktuig ten goede. Heeft
hij soms geen wacht voor zijn lippen gezet,
doch onbeschroomd en krachtig, nu eens met
gloed van verontwaardiging, dan met lichten
spot zijn afkeuring en zijn afkeer van het
nieuwe in verzen geuit" (Kalff bl. 127), dan
moge dit zoo zijn, maar ook mag het vast
staan, dat hij dan telkens een moeielijke
zelfoverwimiing had moeten bevechten. Met
lichten spot": dit raakt de kern. Om den
ontheiligden tempel te reinigen, had Esser
den strienienden zweep ter beschikking, doch
hij verkoos slechts een plumeau te gebruiken.
Een kundig en handvast operateur, die te
kort schiet, omdat hij geen pijn wil veroor
zaken. Esser heeft, zoo doende of liever zoo
nalatende, het beste deel voor zich gekozen,
maar wij Nederlanders, hebben er ons beste
deel door gemist.
Van lieverleed behaalde S. R. de volkomen
overwinning op wat hij zondig in zich achtte.
Zijn belagers deerden hem niet langer. Den
woesten aanval, dien Van Deyssel in 1889
gedaan had op zijn novelle ,,WilIem Norel",
liet hij aan zich voorbijgaan en pas vijftien
jaar later, toen hij zijn zoon diens verloofde
deze kritiek had hooren voorlezen, antwoordde
hij niet opmerkelijke sereniteit" (Kalff)
De vader hoorde 't aan,
En glimlachte om het tweetal en gedacht
Des mans, die in zijn wilden overmoed,
Niet zonder leedgenot en zegekreet
Van trouwe bent-trawanten aan zijn zij,
Hem, onbekende, aldus had aangebast.
en het kinderlijke i d- al:sme van de lieden, die
die partijtjes toch met zooveel enthousiasme
i,ef:irmecid hadden. e i g', nscliappen, die
men in nu/e u e\ n;sc!i; n, vertrouw, n-ioozen
tijd bootlijk 'n eere moest houden....
|a, hei idei.lsme" wordt op het oogenb'uk
van vele kanten aange \ ochtcu. Nu er einde
lijk wei r een paiiii is die durft te belijden:
Ook wij achten economische welvaart een
mei alle kracht, ook in het staatsbeleid,
na Ie streven e,oed. li;o welvaart kome ten
bate van alk lage n der bevolking. Wij
ontkeniKii echter, dat dit een einddoel zon zijn,
en oord',.eleii het noodzakelijk, dat de
oveiwc!;ing van eiken cconomischeii inaatugel
van deze \\aarh.eid uitga, dat economische
welvaart vooral van waarde is ais een der
voorviaarde n voor elen opbloei eener krachtige
beschaving." - nu nu p! nu n van alle kanten.
dat tut het oude zoc t-houdcn" is: het
,,inde-kaari spJen van het kapitalisme," enz.
Also!' niet .''lle reliirc, alle knust, alle
ontw;kkel:ne,, alies wat inensehen !>cicr maakt,
'n zekeren zin altijd de bestaande" orde
ten goede komt, omdat het afleidt van ruw
\vr/.<. t, van bl;ndhcid voor liet bctrckkelijki "
recht aan a'le kanten !
Giletta (als Alfredo in Traviata)
Ros. Torri (Margaretha in Faust)
Prof. Kalff blijkt over Esser's levensloop
zeer goed ingelicht. Esser bracht zijn besten
tijd te Haarlem door en in zijn vlotten schrijf
trant ontwerpt Kalff ons bij deze gelegenheid
een beeld van het Haarlem van nu een halve
eeuw her en schetst hij ons de typische Haar
lemmers van dien tijd. Om die reden kan ik
het boekje vooral Haarlemmers aanbevelen.
Kalff vergeet te zeggen, dat Esser's Calvi
nisme hem wat Roomsch was deed veraf
schuwen. Doch een Geus weer van zuiveren
bloede was hij niet en in gén geval zou het
bij hem liever turksch dan paapsch geluid
hebben. Denzelfden man, die zich in gemoede
kon verheugen over het afbranden van een
Roomsche kerk in Nederland, heb ik voor
Rome vurig partij hooren kiezen, als Rome
in andere landen den godsdienst tegen ver
meend ongeloof scheen te verdedigen. Zoo
bijv. voor het ultramontanisme in Frankrijk,
ten tijde dat Combes en de radicalen de schei
ding van kerken staat dórzetten. Dienzelfden
verfoeier van Rome heb ik onbewogen gezien
bij den gerechtelijken moord op den
Spaanschen anarchist Ferrer, die aan de geestelijk
heid ten offer viel. Esser was inderdaad een
calvinist naar eigen trant" (Kalff bl. 31) en
daarom hield hij zich ook op een afstand van de
politieke lijn der anti-revolutionaire partij.
Daarom behoorde hij ook niet thuis in de
redactie van de Standaard. De journalistiek
van dr. Kuyper kon hij niet waardeeren,
omdat zij hem niet oprecht leek,omdat Kuyper
niet den moed had, ongelijk te bekennen,
maar zich uit moeielijkhedeu placht te redden,
met schoonschijnende slimheid.
Prof. Kalff drukt zich onjuist uit, als hij
(bl. 135) zegt, dat Esser in 1910 zijn werkkring
te Haarlem opgaf" en zich te Zeist vestigde.
Opgeven zonder meer onderstelt een vrijwil
lige daad. Maar Esser is tot het verlaten van
zijn redacteurschap der O. H. Ct. gedwongen"
door de firma Enschedéop drijven van den
heer van Riemsdijk. Ik ben van zijn ontslag
getuige geweest en heb reeds vroeger in de
Groene aangestipt, wat er hier werkelijk
gebeurd is.
Soera Rana's laatste levensjaren te Zeist
worden door zijn vriend Kalff met groote
piëteit geschetst. De vermoeienis des levens
wordt den dichter te zwaar. Hij arbeidt nog,
maar strijdt niet meer. Hij beidt zijn beter
leven. Hij geloofde den overgang te kennen.
Reeds vele jaren vroeger van een ziekte
op den dood af hersteld had hij mij beleden,
in hemelsche st'eereu gedroomd te hebben.
Thans was hij ter reize bereid.
'k Ben moede -?- gansch onzeglijk moede.
'k Zie uit naar de wijde
Ontzagbre heerlijkheid Jer neigende zon.
De scheemring komt; en de nacht; en de
[slaap.
Kalff stelt in zijn eindwoord de vraag, of er
voor Esser's godsdienstige en zedelijke kunst
nog eens een tijd van glans zal aanbreken.
Onmogelijk schijnt hem dit niet. Onder de
studeerende jongelingschap aanschouwt Prot.
Kalff een opgewekt godsdienstig leven?de
ontgroeners van Utrecht tochniet meegerekend
?-, terwijl in Esser's tijd juist het materialisme
aan onze universiteiten overheerschte. Voorts
is Prof. K. van meeriiig, dat naargelang
Zuid-Afrika en Vlaanderen meer aandeel
nemen in ons literair leven en er meer invloed
op gaan oefene,;, Esser's kansen eer stijgen
zullen dan dalen.
Prof. Kalff kan beter dan ik Soera Rana
als dichter beooieleelen. Voor mij blijft Esser
de diepe kenner en teedere verzorger van de
Nederlandsche taal. Als zoodanig zal niet
alleen het godsdienstige, maar ook het
onvroine Nederland hem moeten kennen en
willen wij hem schoon gestorven niet
langer als een eenzame hebben.
Cu. l". H A j L;
Kan een beweging ooit iets bereiken, als
ze haar stuwkracht moet vinden in
materieele" begeerten? Ik d; uk aan den
kilometerlangen optochtj eiien ik zag op den eersten Mei !
Al die moeë, sloome inensehen, die daar
langs de straten slenterden, zonder fleur,
zonder bezieling, als een processie, waar liet
Eene, dat allen bindt, aan ontbrak. Hier
moest inderdaad de quantiteit" de heele
onderiieming goedmaken, omdat er alleen
aan tle lengte en den langen duur iets te
beleven viek Hoe dankbaar zijn we daarom
als we eindelijk weer eens lezen:
Wij verstaan onder een cultureele politiek
niet in' de eerste plaats die zorg voor religie,
wetenschap, kunst en geestelijke en lichame
lijke volksontwikkeling, welke zich in sub
sidies en dergelijke gebrekkige middelen uit,
maar een staatkundig beleid mei wijder per
spectief, dat aan ieder -- man en vrouw
de mogelijkheden biedt, deel te hebben,
scheppend "of ontvangend, aan de hoogste
geest, lijke goederen.
Voor iedere begaafdheid de blijdschap
deivrije ontplooiing, vooreen ieder de vreugde van
liet bescbavingsbezit."
Ik weet niet, wat er in de praktijk van deze
scltoone woorden terecht komen zou, en mis
schien moeren we' dankbaar zijn, als mijn
politicus, die dezen pasgeborenen geen van
allen een kans gaf, gelijk krijgt, omdat ons
dan tenminste een schoone droom blijft
gespaard, maar liet had me zooveel goed
gedaan eindelijk weer eens twee bladzijden
druks te lezen,'waarin niet over de
belastingschroef", niet o\er het overgroole corps van
ambtenaren", niet over loonsverlaging" of
arbeidsprestatie" werd gesproken, dat ik
iiiet nalaten kon, n allen van mijn vreugde
deelgenooten te maken.
A NNII-: S A
1) Deze citaten zijn genomen uit het mani
fest van het comitévoor de verkiezing van
onafhankelijke kamerleden."
HUI i .""
Grand Hotel Fanckler
RESTAURAMt HAARLEM
Pension prix-modérés