De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 3 juni pagina 7

3 juni 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

3 Juni '22. - No. 2345 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE ITALIAANSCHE OPERA TE AMSTERDAM (Teekeningen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens) ?*> *?*>.> "'t*" **s* §^v t&k. .--v \^ 1 ^' \ ; Rita Monticone3(als Carmcn) tihirardim (als Germont in Traviata) . Barbiêri (Remendado in Carmcn) Sandrini (de dokter in Traviata) Vinccnzi (de baron in Traviata) Opera (//) 'Onder de ditmaal door de Italiaanschc Gpsra gegevert opvoeringen stonden zonder eenigen twijfel die van "Rossini's Barbier" en Puccini's Bohème" bovenaan. De opmerking is meer dan eens gemaakt, dat in den Barbier" het op den voorgrond treden van virtuose zangkunst zich nauwelijks als zoodanig doet geiden, zoozeer e'.'i zoo innig hangt haar wezen samen mei het grilligbeweeglijke van het geheel. Volkomen juist, en vooral bij een bezetting als thans mogelijk was. De keelvaardigheid van eene Albertina Cassani is vrij van ieder element van moeizaamheid, is n-cn-al frissche en be minnelijke natuurlijkheid. Na haar is zeker Enzo Conati allereerst aan de beurt om te worden vermeld: welk een praclitig-verzorgde' :zaiig bij alle radheid van tong, hoc Vlot zijn spel, en van fijnen zin voor humor door trokken ! En Yincenzi is onbetaalbaar als Bartolo", gelijk hij ook ii) Bohème" van den huisbaas" en van Musetta's richard iets hél bijzonders weet te maken, doordat hij naast zijn koddigheid ook een klankvolle stem bezit, en muzikaal is van nature. Uit. zijn optreden in den Barbier" blijft ons stellig nog lang bij, hoe vermakelijk hij met zijn gemakkelijk-aansprekend falset" de tirades van Rosina imiteert met versierin gen en al ! maar k, hoe zeker hij van zijn zaak is bij het opzetten van een ensemble, hoe slagvaardig hij zich toont in 't algemeen. Van meer dan n kant trouwens kregen wij in den Barbier" zeer bijzondere staaltjes van slagvaardigheid: ik denk onder meer aan de behendigheid, waarmee men telkens uit het parlando" oversprong in het secco"recitatief, precies op den toon ! Emanuele Giletta, de Ie lyrische tenor, gaf in Bohème", en ook in Traviata", nog belangrijk meer te genieten dan in de ,,Almaviva"-partij. De artistieke ingehoudenheid zijner voordracht bewonderde men vooral in het bekende drinkücd" aan 't begin van Verdi's werk, en zijn zeldzaam-' ontwikkeld legato", zijn geraffineerd uit spinnen" van den tooiï, het wee k-deinende en den weelderigen glans van zijn vol geluid in Puccini's meester-melodieën. Den Rodolfo" in Bohème" heb ik ook gehoord van Lomelino Silva, wat stern-volume en routine aangaat de mindere van Giletta, un ook de lagere ligging nog niet geheel naar wensch behcerschend, maar voor 't overige een opmerkelijk lyrisch talent en door-, n-door muzikaal. Leonida Oianni's glansrol is die van Musetta" in Bohème". Het canailleuse geeft :ze in de juiste maat, en haar mooi-gevormde stem bezit een ongemeene kracht. Ze klinkt doordringend, en toch nergens snijdend. In ,Car<nen" gat' deze heldere sopraan een schit terend relief aan verschillende ensembles. Van ensembles in Bizet's onsterfelijk werk gesproken, hoe voortreffelijk slaagde het beroemde smokkelaars-kwintet ui de 2e acte, en welk een durf ontwikkelde men in liet tempo ! Met Rita Monticone als Carmcn" c 11 Gianni als Frasquita" waren de uit voerenden: Silvia Bruschi (?Mercedes"), Gino Barbièri (?Remcndado") en Engeiv'o Sandrini (?Dancairo"). Sandrini is mij hoe langer hoc meer gaan bevallen: eerst hinderde mij een zekere stijfheid in zijn spel, en ook kwam mij aanvankelijk zijn loonvorming niet vrij genoeg voor, maar later heb ik hem toch wel als een zeer aannemelijke, sérieuse kracht kunnen waardeeren. SUvia ISnisc'eii, die over een niet groot, maar zuiver en aangenaam-gctimbrcerd geluid beschikt, is in verschillende kleinere partijen uitnemend op haar plaats gebleken, en de tenor liarbièri heeft recht verdienstelijke dingen ge daan in rolletjes, die bij andere gezelschappen gewoonlijk nog al gebrekkig bc ze l zijn. Rosina Torri, die in Bohème" als Mimi" optrad, en als Micaëla" in Carmen", heeft een enkele maal met détonecren te kampen, en dit is vooral zoo jammer, omdat z.ij hel ccnige lid van het gezelschap is, dat het zoo nu en dan met dat euvel te kwaad heeft, maar voor 't overige verdient zij bepaald met onderscheiding te worden genoemd. Zij biedt veel gcvoeligs in haar spel, is een meesteres irïhet scheppen van sfeer, en in haar frissche sopraan wisselt fijne toongeving met gloed en kracht. En haar articuleereii grenst aan het volmaakte. Voorts valt melding te maken van twee jeugdige bassen: Bonn en Zaccarini; laatst genoemde heeft zich reeds tot een zeldzaam meesterschap in de zangkunst weten op te werken, en zijn natuurlijke begaafdheid is waarlijk ongemeen; hij onthaalt n op f ermaten in de vei'bluffendste diepten, zijn ge luid spreek! verrukkelijk-gemakkelijk aan, en het is van liet edelste timbre, dat men zich voorstellen kan. Zijn collega Borin zal nog wat stugheid in zijn z'ngen hebben te over winnen, maar ook nu reeds prijzen wij hem gaarne, vooral om zijn aandeel in allerlei boeiende ensembles. Einilio Ghirardini bezit ook in liooge mate het voordeel der jeugd, en tegen i^ugdige onbezonnenheid heeft hij daarbij zich wél weten te pantseren. Als de situatie het vei'eisclit, beheerscht hij zich als de beste, en in hél zijn doen is hij uitermate beschaafd. Ziin bariton is vooral in de hoogte prachtig ontwikkeld, en hij is van een zeer voorname welluidendheid. Ook sonoor, maar niet voornaam-sonoor is de krachtige, en op zijn tijd een geslaagd mezza voce" ontwikkelende tenor van den in zijn jeugd een weinig overmoedige n Lupato. Er zijn er, die beweren, dat hij zingt als een gramophoon; zoo erg vind ik het niet. maar ook mij hindert toch. wel zeer het weinig edele van zijn timbre. En ook staat mi' 'n Lupato tegen, dat hij de bekende truc" van den heldentenor zoo vreeselijk zwaar blijkt te beminnen. Doch alle respect heb ik voor zijn mooi-scherp rhythmiseeren, voor zijn vvuir, ziin pittig lan. We zijn nu op hoog-dramatisoh" terrein aangeland, en ontmoeten hier nog Zola Amaro en Rita Monticone, kloeke figuren beide laatstgenoemde voor rol k-n als Carmcu" en Mignon" zelfs wel iets te kloek , en ook temperamentvolle speelsters. Zola Amaro mag niet bogen on een gelijkmatige ontwik keling van haar geluid: haar medium lijdt aan een betreurenswaardige onvastheid, en haar hooge tonen, waaronder er ziin van opnu rkelijken glans en fiere kracht, kunnen hel te-kort slechts ten deele vergoeden. R: t a Monticone is een me/.zo-sopraan van onmis kenbare routine, doel) zij is w.'l zér de sh\in der opera-conventie, en haar voorleefde voor horst-tonen de; l ik ; BIJKOMSTIGHEDEN Ze maken het den vrouwen, voor haar debuut, niet makkelijk met stemmen. Zijn er ooit zooveel partijen en partijtjes geweest, die ons, ieder voor zich, een andere heerlijk heid en begeerlijkheid voorspiegelen? Is het ooit zoo moeilijk geweest je te oriënteeren onder al die op elkaar lijkende namen? Als er nog n consciëntieus mensen in Neder land rondliep, die zich niet voor een fractie wilde uitspreken, voordat hij er zich precies van op de hoogte had geste ld, wat'iedere af deeling" bedoelt, dan zou die kostbare stem toch verloren gaan, omdat zijn bezitter al lang voor de verkiezingen het loodje zou hebben gelegd. Dus maar onvervaard en oppervlakkig stemmen voor het vaderland weg, afgaande opeen woord, dat ons toevallig heeft getroffen, of een leuze, die ons iets zei; en maar niet denken over de vele leuzen, die we niet.kennen. en de idealen die niet onder ons bereik zijn gekomen ! \Vant als we daar goed over Lnpato (als Don Joséin Cannen) doordenken, zouden we or.s bijna de ei de; K n op het kleinste, het meest 'overzichtelijke en het meest leiizenlooze (en dus ook ieiigcnlooze) partijtje: een vader en een zoon, en daarmee basta. ()t ons bij de ncgat'evcn voegen, bij wie de neerslag van alle politieke en sociale verschijnselen niets anders heeft achtergelaten dan ilc:c zekerheid: dat we de West moeten verkoopen. liet moet, dunkt me, ccnigszins moeilijk ziin uit deze o\erlni«.'ing genoeg stof te putten, om zich geregeld in de kamer te doen hooren, of de eventuccle afgevaardigde zou het ge va.! als wiilcn Cato moeten opvatten en, of hij nu over dienst weigering, over de vijf- cn-vccrtig-nrigc werk week of over de droogmaking van de Zuider zee een woordje ten besle had gegeven, toch altijd moeten eindigen met: eeterum censeo Surinamain es^e vendendam. Ik heb dit grapje ontleend aan een politicus van een ..oude" partij, die voor al deze z:chbrcedmakende parvenutjes natuurlijk slechts een supreme minaclitinu over had. ,,7.e halen geen enkelen zetel," zei hij overtuigd. Maar hij moest toch een beet ie zuur glimlachen, toen ik hem voorstelde, zich dan met mij te verheugen in de naivc goedgelovigheid, Over de koren veroorloof ik mij te zwijgen, ? en wat de decors betreft, het zegt genoeg, dat men jan Maandag bij iedere voorstelling niet zonder schamperheid ziet zitten lachen om de oiigegeneerdheid, waarmee zijn kunst producten uit hngvcrvlogen dagen zich telkens weer den volke komen vertooncn. De cost'uuins, d'U ga.at over 't algemeen wel, maar, hoe dan ook, wij zijn weer naar de Haliaansclw Opera geweest voor de stemmen, en die hebben we bijna zonder uitzondering weer naar hartelust kunnen bewonderen. En hoe hartelijk liet publiek van Amster dam waard' ert, dat de heer De Mondt met nimmer verflauwende energ'e zijn streven voü'oudt, om ons Ivt allerbest1.' te blijven brengen op het gebied van Italiaansche Opera en 'taliaanschen opera-zang, dat is hem op zijn ju'r-ik uins-avond wel zeer over tuigend gebleken, H. J. n f: N H \-: K T o rfIIBIBlIlllltllllllmiMlimiltllllllllllllllM Illlll llllll> .ammlIlllMlH Sitera Runa, Isaac Esser )r. 1845?1920 door Dr. G. KAUT. pfaarlem. H. D. Tjeenk \\"illink en Zi>on. In zijn studie over Jacob Cats, nu een twin tig jaar geleden sprak Prof Kalft' aan het slot van dichters, die met een te weinig bekend en gewaardeerd poëet onzer dagen" mochten zeggen: Ik ben van 't vorstelijk geslacht, Doch niet der Vorsten een. Die miskende was Isaac Esser (SoeraRana). Zijn heengaan in l!'20 bewoog Dr. Kalff tot de hier aangekondigde levensschets, welke tevens tussehen de bladzijden door een kleine bloemlezing vormt uit Essei's wei k. Was S. R., sinds Kalff hem aldus had ge kenmerkt, bekender geworden als dichter; hadden de beoefenaars der letteren opge houden hem voorbij te gaan? Ik meen van niet. In de anders zoo welgevulde Histori sche schets van de Nedei landsche Letter kunde" van Plof. de Vooys wordt Soera Rana zelfs niet bij name vernield. Kort na zijn overlijden hoorde il< van Frans Nelscher, die in zijn ruiterlijkheid nu en dan vrij kras oouleell, dat Esser als dichter niks" was geweest. Wanneer een volger van het natuialisme. dal zijn gebit allang niet meer gaaf bezit, over een vermeenden nazaat van den cloinii:ees:ij(l zoo hard den staf breekt, behnet'l men nicl vel langend te zijn naar de kri tiek van de Tijders, de Stroomers, de Ruimlers en veideie allernieuwste litteraire staanders en vallers. Maar men kan er licht zeker van zijn, dal aan die zijde ook het kleinste woord over !->ser is uitgebleven om de eenvoudige reden, dat zij daar nooit van lusm gehoord zuilen hebben. En zoo is het ook maar goed, want S. R. had getrild van ergernis bij de enkele gedachte, dat hij in zulk gezelschap van voor hem rakkers en labauwen op de long zon kunnen komen. Hiel laak ik juist hel punt, waarop Prol. Kaifl een helder licht laat vallen. Esser stiel de nieuwe tijd af. Esser martelde de nieuwe l-'en vucmilliiig onder vreemden sla 'k en [luister: Maar raad.;ieu zijn hun laai, hun lens, hun [zang; En 'k voel mij toornig som.x, en wee, en bang, Als van \ ei latenheid in eenzaam duister. Esser een eenzame. Ook voor zijn werkelijke tijdgenooten. Ware hij minder zeker geweest in zijn godsgeloof en dus ook minder onder worpen aan machten, die maatschappelijk boven hem gesteld waren (ik heb bijv. zijn onderdanigheid aan de Enschedé's, bij wie hij in betrekking was, kunnen opmerken), had er meer levensgeweld in hem gewerkt, dan zou hij uitgebroken zijn, er zou brand geweest zijn in het woord en sterkte in de daad van dezen betoomde en, reeds naar het uiterlijk een profeet, zou hij, bovendien onkreukbaar, ongerept, vermogend van arbeid, een schare achter zich hebben gekregen van jeugd en van ouderdom die nu echter meesterloos bleef tot stut van Holland's taal, tot be waring van Holland's eigenheid, tot waar borging van Holland's toekomst. Een Beets, dien Esser zoo vereerde, was voor de vervul ling van zulk een roeping te zoetig geweest, te rijk gedoteerd, te veel bewierookt. Maar in Esser was scherpte en hij had het leed gekend. Dat hij ook wel kou toeslaan, bleek uit zijn antwoord aan Busken Huet in 1883 op de harde kritiek van dien afvalligen Neder lander. Doch het was te betreuren, dat Esser die scherpte in hem bestreed en knotte als ruw en kleinaardig en hij haar dus niet wilde gebruiken als een werktuig ten goede. Heeft hij soms geen wacht voor zijn lippen gezet, doch onbeschroomd en krachtig, nu eens met gloed van verontwaardiging, dan met lichten spot zijn afkeuring en zijn afkeer van het nieuwe in verzen geuit" (Kalff bl. 127), dan moge dit zoo zijn, maar ook mag het vast staan, dat hij dan telkens een moeielijke zelfoverwimiing had moeten bevechten. Met lichten spot": dit raakt de kern. Om den ontheiligden tempel te reinigen, had Esser den strienienden zweep ter beschikking, doch hij verkoos slechts een plumeau te gebruiken. Een kundig en handvast operateur, die te kort schiet, omdat hij geen pijn wil veroor zaken. Esser heeft, zoo doende of liever zoo nalatende, het beste deel voor zich gekozen, maar wij Nederlanders, hebben er ons beste deel door gemist. Van lieverleed behaalde S. R. de volkomen overwinning op wat hij zondig in zich achtte. Zijn belagers deerden hem niet langer. Den woesten aanval, dien Van Deyssel in 1889 gedaan had op zijn novelle ,,WilIem Norel", liet hij aan zich voorbijgaan en pas vijftien jaar later, toen hij zijn zoon diens verloofde deze kritiek had hooren voorlezen, antwoordde hij niet opmerkelijke sereniteit" (Kalff) De vader hoorde 't aan, En glimlachte om het tweetal en gedacht Des mans, die in zijn wilden overmoed, Niet zonder leedgenot en zegekreet Van trouwe bent-trawanten aan zijn zij, Hem, onbekende, aldus had aangebast. en het kinderlijke i d- al:sme van de lieden, die die partijtjes toch met zooveel enthousiasme i,ef:irmecid hadden. e i g', nscliappen, die men in nu/e u e\ n;sc!i; n, vertrouw, n-ioozen tijd bootlijk 'n eere moest houden.... |a, hei idei.lsme" wordt op het oogenb'uk van vele kanten aange \ ochtcu. Nu er einde lijk wei r een paiiii is die durft te belijden: Ook wij achten economische welvaart een mei alle kracht, ook in het staatsbeleid, na Ie streven e,oed. li;o welvaart kome ten bate van alk lage n der bevolking. Wij ontkeniKii echter, dat dit een einddoel zon zijn, en oord',.eleii het noodzakelijk, dat de oveiwc!;ing van eiken cconomischeii inaatugel van deze \\aarh.eid uitga, dat economische welvaart vooral van waarde is ais een der voorviaarde n voor elen opbloei eener krachtige beschaving." - nu nu p! nu n van alle kanten. dat tut het oude zoc t-houdcn" is: het ,,inde-kaari spJen van het kapitalisme," enz. Also!' niet .''lle reliirc, alle knust, alle ontw;kkel:ne,, alies wat inensehen !>cicr maakt, 'n zekeren zin altijd de bestaande" orde ten goede komt, omdat het afleidt van ruw \vr/.<. t, van bl;ndhcid voor liet bctrckkelijki " recht aan a'le kanten ! Giletta (als Alfredo in Traviata) Ros. Torri (Margaretha in Faust) Prof. Kalff blijkt over Esser's levensloop zeer goed ingelicht. Esser bracht zijn besten tijd te Haarlem door en in zijn vlotten schrijf trant ontwerpt Kalff ons bij deze gelegenheid een beeld van het Haarlem van nu een halve eeuw her en schetst hij ons de typische Haar lemmers van dien tijd. Om die reden kan ik het boekje vooral Haarlemmers aanbevelen. Kalff vergeet te zeggen, dat Esser's Calvi nisme hem wat Roomsch was deed veraf schuwen. Doch een Geus weer van zuiveren bloede was hij niet en in gén geval zou het bij hem liever turksch dan paapsch geluid hebben. Denzelfden man, die zich in gemoede kon verheugen over het afbranden van een Roomsche kerk in Nederland, heb ik voor Rome vurig partij hooren kiezen, als Rome in andere landen den godsdienst tegen ver meend ongeloof scheen te verdedigen. Zoo bijv. voor het ultramontanisme in Frankrijk, ten tijde dat Combes en de radicalen de schei ding van kerken staat dórzetten. Dienzelfden verfoeier van Rome heb ik onbewogen gezien bij den gerechtelijken moord op den Spaanschen anarchist Ferrer, die aan de geestelijk heid ten offer viel. Esser was inderdaad een calvinist naar eigen trant" (Kalff bl. 31) en daarom hield hij zich ook op een afstand van de politieke lijn der anti-revolutionaire partij. Daarom behoorde hij ook niet thuis in de redactie van de Standaard. De journalistiek van dr. Kuyper kon hij niet waardeeren, omdat zij hem niet oprecht leek,omdat Kuyper niet den moed had, ongelijk te bekennen, maar zich uit moeielijkhedeu placht te redden, met schoonschijnende slimheid. Prof. Kalff drukt zich onjuist uit, als hij (bl. 135) zegt, dat Esser in 1910 zijn werkkring te Haarlem opgaf" en zich te Zeist vestigde. Opgeven zonder meer onderstelt een vrijwil lige daad. Maar Esser is tot het verlaten van zijn redacteurschap der O. H. Ct. gedwongen" door de firma Enschedéop drijven van den heer van Riemsdijk. Ik ben van zijn ontslag getuige geweest en heb reeds vroeger in de Groene aangestipt, wat er hier werkelijk gebeurd is. Soera Rana's laatste levensjaren te Zeist worden door zijn vriend Kalff met groote piëteit geschetst. De vermoeienis des levens wordt den dichter te zwaar. Hij arbeidt nog, maar strijdt niet meer. Hij beidt zijn beter leven. Hij geloofde den overgang te kennen. Reeds vele jaren vroeger van een ziekte op den dood af hersteld had hij mij beleden, in hemelsche st'eereu gedroomd te hebben. Thans was hij ter reize bereid. 'k Ben moede -?- gansch onzeglijk moede. 'k Zie uit naar de wijde Ontzagbre heerlijkheid Jer neigende zon. De scheemring komt; en de nacht; en de [slaap. Kalff stelt in zijn eindwoord de vraag, of er voor Esser's godsdienstige en zedelijke kunst nog eens een tijd van glans zal aanbreken. Onmogelijk schijnt hem dit niet. Onder de studeerende jongelingschap aanschouwt Prot. Kalff een opgewekt godsdienstig leven?de ontgroeners van Utrecht tochniet meegerekend ?-, terwijl in Esser's tijd juist het materialisme aan onze universiteiten overheerschte. Voorts is Prof. K. van meeriiig, dat naargelang Zuid-Afrika en Vlaanderen meer aandeel nemen in ons literair leven en er meer invloed op gaan oefene,;, Esser's kansen eer stijgen zullen dan dalen. Prof. Kalff kan beter dan ik Soera Rana als dichter beooieleelen. Voor mij blijft Esser de diepe kenner en teedere verzorger van de Nederlandsche taal. Als zoodanig zal niet alleen het godsdienstige, maar ook het onvroine Nederland hem moeten kennen en willen wij hem schoon gestorven niet langer als een eenzame hebben. Cu. l". H A j L; Kan een beweging ooit iets bereiken, als ze haar stuwkracht moet vinden in materieele" begeerten? Ik d; uk aan den kilometerlangen optochtj eiien ik zag op den eersten Mei ! Al die moeë, sloome inensehen, die daar langs de straten slenterden, zonder fleur, zonder bezieling, als een processie, waar liet Eene, dat allen bindt, aan ontbrak. Hier moest inderdaad de quantiteit" de heele onderiieming goedmaken, omdat er alleen aan tle lengte en den langen duur iets te beleven viek Hoe dankbaar zijn we daarom als we eindelijk weer eens lezen: Wij verstaan onder een cultureele politiek niet in' de eerste plaats die zorg voor religie, wetenschap, kunst en geestelijke en lichame lijke volksontwikkeling, welke zich in sub sidies en dergelijke gebrekkige middelen uit, maar een staatkundig beleid mei wijder per spectief, dat aan ieder -- man en vrouw de mogelijkheden biedt, deel te hebben, scheppend "of ontvangend, aan de hoogste geest, lijke goederen. Voor iedere begaafdheid de blijdschap deivrije ontplooiing, vooreen ieder de vreugde van liet bescbavingsbezit." Ik weet niet, wat er in de praktijk van deze scltoone woorden terecht komen zou, en mis schien moeren we' dankbaar zijn, als mijn politicus, die dezen pasgeborenen geen van allen een kans gaf, gelijk krijgt, omdat ons dan tenminste een schoone droom blijft gespaard, maar liet had me zooveel goed gedaan eindelijk weer eens twee bladzijden druks te lezen,'waarin niet over de belastingschroef", niet o\er het overgroole corps van ambtenaren", niet over loonsverlaging" of arbeidsprestatie" werd gesproken, dat ik iiiet nalaten kon, n allen van mijn vreugde deelgenooten te maken. A NNII-: S A 1) Deze citaten zijn genomen uit het mani fest van het comitévoor de verkiezing van onafhankelijke kamerleden." HUI i ."" Grand Hotel Fanckler RESTAURAMt HAARLEM Pension prix-modérés

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl