Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 10 Juni
DE A MS TE R D AM MER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang 110.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. j
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. De memoires van den ge
wezen Duitschen kroonprins, door Prof. Dr.
G. W. Kernkamp. ??Mexico, door E. J.
Dillon. Tijdgenooten, door Dr W. G. C.
Byvanck. 2. Als de verkiezingen naderen,
teekening van Jordaan. Krekelzang, door
J. H. Speenhoff. Iets over sport en
bioscoop in Engeland, door Dr. C. P.
Gunfiing. De drie pijlers van ons
kiesrecht, door Prof. Dr. H. Brugmans.
3. Schepping, II, door,Dr. Fred. van Eeden.
5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge):
De opleiding van onze jonge meisjes, door
J. Riemens-Reurslag. Meifluitjes maken,
door D. J. v. d. Ven. Wat de mode
brengt, teekening van P. Haighton. Uit
de Natuur: Vogelbescherming in Holland,
door Jac. P. Thijsse. 6. Bijkomstigheden,
door Annie Salomons.?Klimaatsverandering,
teekening van George van Raemdonck.
Op den Ecpnomischen Uitkijk, door Jhr.
Mr. H. Smissaert. Enkele opmerkingen
van lezers over de verwoesting van het
Nederlandsch, door Dr. Ch. F. Haje. 8.
De uilenbouwval in Artis, door A. F. J.
Portielje,metteekeningen van Is. van
Mens.Een avond op Montmartre, door Céline.
9. De Miranda's tochtnaar Rusland,teekening
van Joh. Braakensiek. Ruize-Rijm en
Charivaria, door Charivarius. 't Schietgat,
door Melis Stoke. 10. Uit het kladschrift
van Jantje. Ontcijferkunst, door Frima.
Rijm-kronyck, door Melis Stoke.
Leekenspiegel. Terug in het Vaderland, door
Ellen Forest. Buitenl. humor, door
Charivarius. Omslag: Damrubriek, red.
K- C. de Jonge.
Bijvoegsel : De verkiezingscampagne,
teekening van Joh. Braakensiek.
DE MEMOIRES VAN DEN
GEWEZEN DUITSCHEN
KROONPRINS
II.
De politieke verstandskies schijnt
laat bij den kroonprins te zijn door
gebroken. Volgens zijn eigen verklaring
is hij liberaal" geweest, sinds hij
politiek begon te denken". Vór
den oorlog had niemand eenige liberale
neigingen bij hem bespeurd. Men moet
dus wel aannemen, dat hij zich zoo
lang mogelijk de moeite van liet
politieke denken" heeft willen be
sparen.
Want er is, geen plaats voor de
vooronderstelling, dat hij reeds vór
den oorlog in zijn hart liberaal was,
maar dit toen nog zorgvuldig verborgen
hield. In de jaren vór 1914 toch gaf
hij herhaaldelijk lucht aan zijne poli
tieke gevoelens, en telkens met de
bedoeling om den volke te verkondigen.
dat de verstokte conservatieven en
de Al-Duitschers op zijn instemming
konden rekenen.
Zoo in 1911, na de Marocco-crisis,
toen hij de zitting van den Rijksdag
bijwoonde, waarin de conservatieve
leider von Heydebrand de
buitenlandsche politiek van BethmannHollweg
fel kritiseerde en een scherpen aanval
op Engeland deed. Door luidruchtig
applaus gaf de kroonprins toen zijn
bijval te kennen.
Zoo in 1913, toen op zijn verlangen
HERMAN MELVILLE
de opvoeringen van het tooncelstuk,
dat Hauptmann voor de herdenking
van 1813 had geschreven, werden
gestaakt, omdat de kroonprins vond
dat Napoleon er niet genoeg in van
langs kreeg en dat Hauptmann ten
onrechte de heldenrol in den bevrij
dingsoorlog aan het Duitsche volk had
toebedeeld, in plaats van aan den
toenmaligen Pruisischen koning.
In hetzelfde jaar speelde de
Zaberngeschiedenis, waarbij de kroonprins
het noodig vond aan de daarbij be
trokken hoofdofficieren een telegram
te zenden om hen aan te sporen zich
niet te laten intimideeren door het
geschreeuw van de pers.
Een paar weken vór den oorlog
liet hij telegrammen openbaar maken,
waarin hij zijne sympathie betuigde
aan een Duitschen professor, die in een
rede ter eere van Bismarck de Duitsche
Staatslieden van het oogenblik had
gecritiseerd, en aan een
gepensionneerd officier, die een brochure had
geschreven om het Duitsche volk in de
vereischte oorlogsstemming te brengen.
Over de meeste van deze dingen
spreekt de kroonprins ook in zijne
memoires.
Maar hoe?
Wat zijn ostentatief toejuichen van
Heydebrand betreft, hij geeft toe dat
deze publieke uiting van mijn meening
beter achterwege gebleven ware", maar
wil die alleen beschouwd zien als een
blijk van wrevel over de onvaste poli
tiek der Duitsche regeering, niet als
een bewijs van instemming met het
drijven tot oorlog van de Al-Duitschers.
Maar over zijne houding in de
Zaberngeschiedenis heeft hij niet het minste
berouw. Na enkele regels over de toe
standen in EIzas-Lotharingen (hij
meent die aldus te mogen schetsen:
de Franschgezinde notabelen gaven
er den toon aan, en het burgerlijke
bestuur danste naar hun pijpen" !)
vervolgt hij: Onder zulke omstandig
heden brak het conflict uit. De burger
lijke bevolking had Pruisische mili
tairen uitgejouwd, de officier had
zich verdedigd. En nu schreeuwde
plotseling de geheele wereld tegen het
Pruisische militairisme".
Ja, als de Duitsche officieren te
Zabern de vermoorde onnoozelheid"
geweest waren, wie zou het dan den
Duitschen kroonprins kwalijk hebben
genomen, dat hij voor hen in de bres
sprong ! Maar de relletjes te Zabern
waren uitgelokt door luitenant von
Förstner, die tot zijne rekruten had
gezegd: als een Wackes (scheldnaam
voor Elzasser) je beleedigt, dan wordt
je niet gestraft, als je hem doodsteekt,
maar krijgt van mij tien mark". Het
rumoer over Zabern was een conflict
tusschen de begrippen over recht en
eer, die de militaire kaste er op nahield
en de opvattingen van de burgerlijke
maatschappij. Niemand verwonderde
er zich toen over, dat de Duitsche kroon
prins de militairen tot
Schneidigkeit" aanmaande; wanneer hij thans
II
Het was een vlucht uit zijn omgeving die
Herman Melville, als hij zeventien was, onder
nam. Van een rebellie tegen zijn familie mag
daarbij geen sprake zijn. Hij koos zijn weg.
In den zomer een tocht over den Atlanti
schen Oceaan te gaan maken, dat was geen
dwaasheid. Ook als scheepsjongen, men
moet zijn loopbaan ergens beginnen. Hij zocht
een schip dat tusschen New York en Liver
pool voer. In het ouderlijk huis had hij een
handboek over Liverpool gevonden. Zijn
vader was daar geweest, had aanteekeningen
er bij geschreven; hij zou de tochten volgen
door zijn vader daar gemaakt.
En eigenlijk was het toch wel iets bijzonders
dat hem drong. Hij had behoefte zijn vleugels
uit te slaan in de ruimte te rijzen, de zon te
volgen op haar gang en nieuwe werelden te
ontdekken, die de zon beschijnt wanneer zij
zich voor de menschen verbergt.
Hij heef t eens gezegd van dat eerste heengaan
uit Amerika: ,,Er zijn oogenblikken op je
levensweg, waarin Cato een welgebalanceerde
redevoering tegen zichzelf houdt en zich in
zijn zwaard stort, wij modernen nemen dan
een pistool, ik, zonder al dien ophef, nam toen
een schip".
De keus van het schip heeft dus tegelijk iets
van het zoeken van een beroep en het maken
van een uitstapje, maar van een uitstapje
waarbij men onverhoeds in de eeuwigheid
kan overstappen.
Een kameraad ging met hem mee naar de
hut vtn den kapitein. Wel, kapitein", vroeg
hij jo ig, hoeveel geeft gij gewoonlijk aan
zijne houding bij dat conflict verde
digt, dan blijkt daaruit alleen, dat hij
dezelfde is gebleven, die hij toen was.
Ten slotte de telegrammen aan
Buchholz en Frobenius: zoo heetten de
professor en de gepensionneerde offi
cier, van wie ik daareven sprak.
Bethmann Hollweg vond het vooral
bedenkelijk, dat de kroonprins zijne
instemming had betuigd met de bro
chure van Frobenius, waarvan de
kanselier de strekking aldus kenschetst:
Frobenius weist zutreffend auf die
schwierige Lage Deutschlands (in Juli
1914) hin, gefallt sich aber
gleichzeitig in Alldeutschen kriegshetzenden
Uebertreibungen". In de Engelsche,
Russische en Fransche pers werd het
telegram van den kroonprins natuurlijk
als een bewijs beschouwd, dat hij tot
de oorlogspartij behoorde; maar ook
in de regeeringskringen der Entente
scheen men er gewicht aan te hechten.
Daarom verzocht Bethmann Holl
weg op 20 Juli 1914 den Keizer, dat
hij aan den kroonprins zou bevelen,
zich te onthouden van openlijke poli
tieke uitingen, zooals deze trouwens
reeds vroeger beloofd had te zullen
doen. En den volgenden dag kreeg de
kroonprins van zijn vader een Hinken
uitbrander.
Wanneer hij in zijne memoires over
deze zaak komt te spreken, noemt hij
haar: eigenlijk een kleinigheid". Ja,
zooals hij het geval voorstelt ! Volgens
hem was zijn telegram aan Frobenius
alleen een betuiging van dank van een
belangstellenden lezer, die het met den
inhoud eens was". Hij nam de zaak
dan ook luchtigjes op. Op de scherpe
aanmaning van zijn vader om voortaan
zijn mond te houden, antwoordde hij
telegrafisch en schneidig": Bevelen
worden uitgevoerd". En in zijn memoi
res schrijft hij: Ik had op dat oogen
blik andere zorgen dan te twisten met
den heer von Bethmann Hollweg over
de grenzen van mijn recht, voor een
mij toegezonden boek te mogen be
danken".
Zoo spreekt de kroonprins du
liaut de sa grandeur". En hij verzwijgt
datgene, waar het op aankomt. Hij
houdt zich van den domme. Niet, dat
hij zijne instemming betuigde met de
brochure van Frobenius, werd hem
verweten, maar dat hij dit in het open
baar deed, door zijn telegram ter publi
ceering aan de pers te geven.
Het telegram van Bethmann Holl
weg aan den Keizei is van 20 Juli 191 J;
daarin staat, dat de kroonprins in
de vorige week" aan Frobenius zijn
bijval te kennen gaf.Reeds midden Juli
achtte de kroonprins het dus noodig,
openlijk zijne sympatlre te betuigen
met Alldeutsche, kriegshetzcndc Ue
bertreibungen". Hij kon niet eens den
tijd afwachten, waarop de nota van
Oostenrijk aan Servië zou zijn inge
diend; zooals men weet, gebeurde
dit eerst op den 23sten Juli
Dat de kroonprins in Juli 1914 niet
zoo'n knappen kerel als ik u hier breng".
Met een diepzinnig gezicht antwoordde de
scheepsbcvelhebber die zijn matrozen
aanmonsterdü: We zijn nu niet zoo bijzonder
gesteld op uiterlijk schoon en we geven aan
een groenen jongen nooit meer dan drie dollar
in de maand.
Melville teekende de rol. Den volgenden
dag werd hij ingewijd in de heerlijkheid van
een zeereis over den Atlantischen Oceaan,
in het vooronder. Hij was totaal onbewust van
wat hem zou overkomen en wat iemand moest
ontberen die met een enkel rood baaien hemd
en verder bijna geen kleeren aan boord kwam.
Zijn gezondheid, zijn flinkheid, zijn onschuld
hielp hem door alle erg heen. Hij overkwam
zeeziekte en weerzin tegen het eten en de
benauwde luchten, hij was niet kieskeurig voor
de gewoonten van het matrozenvolk, in
dien tijd rekende men dat tot het schuim,
en hij genoot van het werk in het tuig, als de
wind de golven opjoeg en men het gevoel had
van tusschen hemel en aarde te zweven. Dan
was hij de wilde man die de lucht opsnoof met
wijde neusgaten en het bloed om zijn hart voel
de tintelen. Zijn heele lichaam en zijn ziel
leefden mee.
En wat 'n curieuze menschen in die wereld
die hij van onderop leerde kennen !
Er waren daarbij die tot het uitvaagsel van
de hel schenen te behooren. Hun boosaardig
heid, hun volstrekte verachting voor al wat
menschelijk of goddelijk mag heeten,gaf hun
het overwicht over hun makkers. Een hunner
teekent Melville met trekken die onvergete
lijk blijven in het geheugen.
Uitgeput door ziekte is de man aan boord
gekomen, op gewone tijden verkiest hij geen
werk te doen en blijft in zijn kooi liggen, wordt
bediend door de anderen, zij hebben den schrik
voor zijn oog en zijn taal. Maar als het werk
lastig of gevaarlijk is, vindt men hem op den
eersten rang: als zeeman kan niemand zich
met hem meten.
Zijn dood.
Op een dag klinkt plotseling het commando :
reven. Als een lijk verschijnt hij op het dek en
is het eerste in de ra op het meest blootge
stelde punt waar het schip te lijwaari over
helt. De anderen volgen iiem: maar onder
het vastsj:>rri'ii van het zeil zien /.ij dat hun
boozen, driftige;! kameraad een bloedstortint'
overvalt en hij tuimelt in de ziedende zee; zij
sluit zich over hem.
Een rauwe kreet, zoo schril en wikt alsof
het schip door een vrecseliik 'onheil \\as ge
troffen, ontsnapt aan de borst van wie het
zagen; zij wachten een paar minuten met het
werk of zij niet naar beneden bevolen zouden
worden om de booten uit te zetten; maar de
bootsman roept: -- Let op, ga voort met reven.
Dat zijn ervaringen voer een lichtmatroos,
hij leert de tafelen der waarden van het
menschenleven kennen. Maar wat hij op zijn
zonncgang had gezocht, dat vond hij niet.
Het eerste land dat op den tocht werd ont
dekt, Ierland, verschilde niet van het land
dat hij kende; en toen men Liverpool bereikte,
was het een ander New York, misschien wat
vuiler dan de stad van zijn geboorteland. Waai
de matrozen hun intrek namen op hel land,
dat was een kwartier waar tooneelen voor
vielen, zooals men ze in de hel niet
verdorvcner zich kan voortellen.
Melville echter was gespaard voor alle ver
leiding; hij kon zich niet verUmnen in zijn
verbruikte kleeding en op de drie dollars na
die hem van zijn gage waren voorgeschoten,
bezat hij geen geld. Hij besteedde de zes we
ken die het schip in Liverpool doorbracht in
het schuchter doorkruisen van de stad waarin
hij niemand kende, hij deed zijn best op het
oude plan in het handboek van zijn vader diens
sporen te volgen en zwierf in eenzaamheid.
Voor den terugweg nam het schip een
lading van landverhuizers als
tusschendekspassagierer. Het was een heillooze overtocht;
in de overvulde, verpeste ruimte braken
ziekten uit en er kwam een tijd aan van
opvolgende sterfgevallen. Bij het naderen
van de Amerikaansche kust werd er eerst
schoon schip gemaakt om aan de inspectie
alles in orde te kunnen toonen.
wijzer was, is eigenlijk van minder
belang dan dat hij nu, in 1922, nog
goed wil praten wat hij toen misdreef.
In het wezen van de zaak is deze
man niets veranderd. Maar hij zou
ai een geweldig har:! hoofd moeten
hebben, als de oorlog en wat daarna
voorviel, hem niets geleerd had. Hij
heeft er o.a. deze les uit getrokken, dat
het verstandig is zich voortaan uit te
geven voor iemand, die liberaal werd,
zoodra hij politiek begon te denken".
Want het kan verkeeren. Hij is
nog maar veertig jaar en de balling
schap op Wieringen zal niet eeuwig
duren. Immers, het Duitsche volk is
door den oorlog evenmin veranderd
als de kroonprins. Het zal den
republikeinschen regeeringsvorm aan den kap
stok hangen, zoodra de tijden rijp zijn
voor het herstel der jnonarchie. En
als het dan om den kroonprins mocht
roepen, zal hij bereid zijn.
Want alleen onder den dwang der
omstandigheden heeft hij afstand ge
daan van zijne rechten op den troon:
geeft iemand, die in groote ellende
in het belang van het algemeen ver
klaart afstand te doen van een ge
schreven recht, iets prijs van het hoogere
vrije recht, de roepstem te volgen.
indien deze ooit, krachtens den wil
van de meerderheid, tot hem dringt?"
Op die roepstem is nu het wachten
maar. Zoodra hij haar verneemt, zal
hij wel zorgen van Wieringen weg
te komen. Gesteld althans dat de
Nederlandsche regeering hem dan zou
willen beletten gehoor te geven aan
den krachtens den wil van de meerder
heid" van liet Duitsche volk uitge
sproken wenscli. Maar zoo ondemo
cratisch zijn wij in Nederland niet.
De kroonprins is bereid. Behalve
uit overwegingen van pecuniairen aard,
schreef hij zijn boek om van die be
reidheid te doen blijken. En om te
doen zien, dat hij nog dezelfde is als
vroeger. Behoudens dan de door de
tijdsomstandigheden ge;:ischte wijzigin
gen: ,,alleen de besten behooren aan
het stuur te staan; het doet er niet
toe of het mannen van rechts of van
links zijn, republikeinen of
monarchisten, ondernemers of arbeiders, chris
tenen of joden": deze en soortgelijke
offers aan den geest des tijds ontbreken
in zijn boek niet.
Maar overigens: dezelfde van vroeger;
vol van bewondering voor Ludendorff
en Tirpitz; vol van minachting voor
staatslieden a la Belhmann Hollweg;
niet een open oog ook voor de gebreken
van zijn vader; wien hij het stellig
zal verbeteren, zoo hem ooit de kans
daartoe wordt gegeven: immers, bij
een volgenden oorlog zal hij het
Duitsche leger weten te behoeden voor
een tweede nederlaag bij de Marne, daar
toch reeds in den afgeloopen oorlog die
nederlaag vermeden had kunnen wor
den, indien men slechts zijn wenk luidde
opgevolgd; zooals hij ook, in het
onverhoopte en onwaarschijnlijke geval
dat hei dan weer mis zal loopen, het
Duitsche volk althans aan een beteren
vrede zal helpen, gelijk hij immers
reeds in dezen oorlog zou hebben ge
daan, indien men slechts had willen
luisteren naar den wijzen raad, dien
hij op elk kritiek oogenblik heeft
gegeven.
Ik roep niet op tot revanche":
van Wieringen uit zou dit ook weinig
zin hebben. Maar als de roepstem"
komt het zou zonde en jammer
zijn voor het Duitsche volk, als de
kroonprins er dan geen gehoor aan gaf.
Want knapper kerel dan hij is al
thans volgens zijn eigen boek zal
het wel nooit op den troon kunnen
krijgen.
KFRNKAMP
MEXICO
DOOR
E. J. DILLON
Wel merkwaardig is het, dat zelfs in die
afgeloopen troebele tien jaren Mexico's han
del met de Vereen. Staten verdubbeld is.
Op 't oogenblik vertegenwoordigt het bedrag
der transacties met de Noord-Amer. Republiek
reeds de respectabele som van 340 millioen
dollars, en Amer. zakenlui zijn vol vertrouwen
dat het in den loop van de 10 komende jaren
van vrede en normaler leven tot minstens een
biljoen dollars zal oploopen. Deze en vele
andere dergelijke feiten hebben groote;1. in
druk gen.aakt op het ondernemende
zakenvolk van de Vereen. Staten, die dan ook hemel
en aarde bewegen om de Mexicaansche mark
ten te veroveren. Le New-York Times 1)
b.v. schrijft:
,,De omstandigheid, dat het Mexiaansche
zakenleven de voortdurende revoluties met
glans te bovenkwam, bewijst, dat de funda
menten van den Mcxicaanschen handel ge
zond zijn".
Prof. Chamberlain van de
Columbia-Universiteit zei op 't laatste congres te Chicago
van Mexico 2), dat: Onze Zuidelijke buur
niet langer een land is van groote hoeven en
van primitieve ontwikkeling op industrie- en
mijngebied. Het is een moderne staat, die
bezig is zich te vormen en de middelen heeft
voor een snel transito-verkeer, wat hem tot
een deel van de handelswereld maakt."
Achter Mexico ligt Zuid-Amerika, steeds be
vreesd voor de schaduw van den
Noordelijken kolossus. Een faux-pas (van ons
Mexicanen) in Mexico zou dadelijk een daad
van sympathie in heel Spaansch Amerika
uitlokken, en de Europeesche mededingers
zouden er wel voor zorgen, dat de twist
niet te gauw bijgelegd werd.
Merkwaardig genoeg om het te memoreeren
is het feit, dat, toen Mexico op 't hoogtepunt
van zijn revolutiekoorts stond, de
petroleuincompagniën daar, wier eigenaars voornamelijk
Amerik. en Britsche kapitalisten waren, rustig
met hun zaken doorgingen, ja ze zelfs uit
wisten te breiden, de olieexport toenam en
met succes kon concurreeren met de best
toegeruste olie-industrieën in de Vereen. Staten.
Op 't oogenblik zijn de voorteekenen van
een finantieele en oeconomische verbetering
der toestanden duidelijk zichtbaar, ondanks
de depressie door den wereldoorlog veroor
zaakt. De Mexican State Controller heeft
offi1) New York Times, 17 Juli 1921.
2) Zie the Nation (New York) Juni 22?1921.
mm iiiimiii IIIIIMIIIIIIIIII
iS'u nadert het einde.
Het was de afbjtallngsung. De matrozen in
hun goede plunje versche.ien in de hut van
den kapitein die zich eveneens had uitgedost
en die aan ieder het verschuldigde in frissche
bank'ioten overhandigde, want de matrozen
namen geen verfrommeld papier aan.
Ten slotte bleet alleen Melville over. De
kapitein verwaardigde zich niet hem aan te
/Jen, hij kruiste zijn bcenen over elkaar, stak
een Havannah sigaar op en nadat onze licht
matroos zijn aandacht hau getrokken, sloeg
hij zii,i boek op en zeide: ,,Ah, ja, voor drie
doliar in de maand; dat zijn 12 dollar, en wat ge
mij aan voorschot en boeten schuldig zijt
maakt 19; dat is nog 7 dollars. Die zal ik
graag van U ontvangen, yotmg gentleman."
Hij legde zijn open hand op tafel voor het
geld.
De andere matrozen waren naar de nabijge
legen herberg gegaan en dronken daar met
elkander een afscheid. Herman bleef buiten, hij
wachtte tot zij allen waren heengegaan, om de
bitterheid van de scheiding te kunnen
doorproeven.
Het was een irooie zomcrdag, hij zocht een
bank op laider de schaduw der hoornen,
en zag de menschen, heeren en dames, voorbij
paradeeren. Hij dacht aan het geleden ver
driet en de eerst zoo diep gevoelde teleur
stelling; dan werd het leed, als een herinnering
die door zijn ziel w;,s getrokken, hem iets
intiems en heiligs, een gewaarwording die hij
alleen aan zichzelf kon toevertrouwen.
,,De stille hen enking van voorbijgegaan
verdriet", heeft hij gezegd, ,,is liefelijker dan
het genot van vreugde op het oogenblik dat
men haar ondervindt".
l lij moest de dingen op een afstand van zich
zien.
Maar hi1! was een bittere teleurstelling
geweest die eerste escapade in het onbekende.
Waarlijk, de nuchtere, niets zeggende omge
ving van het huis van zijn moeder was een
verademing na den bedompten stank van het
vooronder op het schip en het gezelschap van
zijn in dronkenschap verzotte kameraden.
iiiiiiiiiimimitmiiiimiii
Hij moest zijn best doen zich terug te vip.de'1
in de oude buurtschap. Hij begon weer te
schoolmeesteren, hij boerde wat, hij klerkte,
maar vooral hij ging zich met hartstocht
toeleggen op het schrijven. En hij schreef
fantasiën, essays, kleine novellen, hij gaf zijn
ontboezemingen, zijn idealen, zijn diepste
gedachten en vulde er vellen papier mee. Zij
werden ingestuurd aan couranten, weekbla
den, maandschriften, en zijn daarin of daar
buiten verloren gegaan.
Het was geen grootsch bestaan misschien,
maar het leven en het verband met het leven
werd er in gehouden.
Dat duurde zoo twee, drie jaren. Hij was
twintig geworden.
Toen greep hem opnieuw het verlangen aan
naar de ruimte.Het was de zee die hem aantrok.
de groote onbegrensde ruimte van het water.
Die kende hij nog niet. Wat was zijn ervaring
geweest? Vier maanden op den Atlantischen
Oceaan, en de kleinere helft daarvan in Li
verpool. Hij droomde van de wijdte van de
wereld.
De Stille Oceaan w<,s lang een mysterie ge
bleven dat Qe menschen afschrikte. Eerst op
het eind van de 18e eeuw werden die wateren
in den gezichtskring opgenomen. De reizen
van Cook maakten hen populair. De Christe
lijke zending zag er een nieuw gebied in. Ook
de walvischvaart vond er terrein.
De bloei van de walvischvangst heeft in
Nieuw Engeland geduurd tot het begin van
den grooten burgeroorlog, zegge 1800. In 1859
werd de eerste petroleumbron in
Pennsylvania aangeboord. Dat was het doodsoordêel
voor de jacht op traan. Tot dien tijd toe
was het een aanzienlijke vloot die in de vaart
was. Aparte schepen en een apart beroep. De
walvischvaarder was de echte zeeman.
De anderen maken van de zee alleen gebruik
als een weg. Maar de walvischvaarder heeft
er zijn rijk, zijn plantsoen. Hij ploegt er. Wie
het hart van de zee wil kennen, hij weet hoe
hij het kan vinden.
W. O, C. BYVANCK