De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 10 juni pagina 1

10 juni 1922 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 10 Juni DE A MS TE R D AM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, FREDERIK VAN EEDEN, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang 110.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. j Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. De memoires van den ge wezen Duitschen kroonprins, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. ??Mexico, door E. J. Dillon. Tijdgenooten, door Dr W. G. C. Byvanck. 2. Als de verkiezingen naderen, teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Iets over sport en bioscoop in Engeland, door Dr. C. P. Gunfiing. De drie pijlers van ons kiesrecht, door Prof. Dr. H. Brugmans. 3. Schepping, II, door,Dr. Fred. van Eeden. 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge): De opleiding van onze jonge meisjes, door J. Riemens-Reurslag. Meifluitjes maken, door D. J. v. d. Ven. Wat de mode brengt, teekening van P. Haighton. Uit de Natuur: Vogelbescherming in Holland, door Jac. P. Thijsse. 6. Bijkomstigheden, door Annie Salomons.?Klimaatsverandering, teekening van George van Raemdonck. Op den Ecpnomischen Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert. Enkele opmerkingen van lezers over de verwoesting van het Nederlandsch, door Dr. Ch. F. Haje. 8. De uilenbouwval in Artis, door A. F. J. Portielje,metteekeningen van Is. van Mens.Een avond op Montmartre, door Céline. 9. De Miranda's tochtnaar Rusland,teekening van Joh. Braakensiek. Ruize-Rijm en Charivaria, door Charivarius. 't Schietgat, door Melis Stoke. 10. Uit het kladschrift van Jantje. Ontcijferkunst, door Frima. Rijm-kronyck, door Melis Stoke. Leekenspiegel. Terug in het Vaderland, door Ellen Forest. Buitenl. humor, door Charivarius. Omslag: Damrubriek, red. K- C. de Jonge. Bijvoegsel : De verkiezingscampagne, teekening van Joh. Braakensiek. DE MEMOIRES VAN DEN GEWEZEN DUITSCHEN KROONPRINS II. De politieke verstandskies schijnt laat bij den kroonprins te zijn door gebroken. Volgens zijn eigen verklaring is hij liberaal" geweest, sinds hij politiek begon te denken". Vór den oorlog had niemand eenige liberale neigingen bij hem bespeurd. Men moet dus wel aannemen, dat hij zich zoo lang mogelijk de moeite van liet politieke denken" heeft willen be sparen. Want er is, geen plaats voor de vooronderstelling, dat hij reeds vór den oorlog in zijn hart liberaal was, maar dit toen nog zorgvuldig verborgen hield. In de jaren vór 1914 toch gaf hij herhaaldelijk lucht aan zijne poli tieke gevoelens, en telkens met de bedoeling om den volke te verkondigen. dat de verstokte conservatieven en de Al-Duitschers op zijn instemming konden rekenen. Zoo in 1911, na de Marocco-crisis, toen hij de zitting van den Rijksdag bijwoonde, waarin de conservatieve leider von Heydebrand de buitenlandsche politiek van BethmannHollweg fel kritiseerde en een scherpen aanval op Engeland deed. Door luidruchtig applaus gaf de kroonprins toen zijn bijval te kennen. Zoo in 1913, toen op zijn verlangen HERMAN MELVILLE de opvoeringen van het tooncelstuk, dat Hauptmann voor de herdenking van 1813 had geschreven, werden gestaakt, omdat de kroonprins vond dat Napoleon er niet genoeg in van langs kreeg en dat Hauptmann ten onrechte de heldenrol in den bevrij dingsoorlog aan het Duitsche volk had toebedeeld, in plaats van aan den toenmaligen Pruisischen koning. In hetzelfde jaar speelde de Zaberngeschiedenis, waarbij de kroonprins het noodig vond aan de daarbij be trokken hoofdofficieren een telegram te zenden om hen aan te sporen zich niet te laten intimideeren door het geschreeuw van de pers. Een paar weken vór den oorlog liet hij telegrammen openbaar maken, waarin hij zijne sympathie betuigde aan een Duitschen professor, die in een rede ter eere van Bismarck de Duitsche Staatslieden van het oogenblik had gecritiseerd, en aan een gepensionneerd officier, die een brochure had geschreven om het Duitsche volk in de vereischte oorlogsstemming te brengen. Over de meeste van deze dingen spreekt de kroonprins ook in zijne memoires. Maar hoe? Wat zijn ostentatief toejuichen van Heydebrand betreft, hij geeft toe dat deze publieke uiting van mijn meening beter achterwege gebleven ware", maar wil die alleen beschouwd zien als een blijk van wrevel over de onvaste poli tiek der Duitsche regeering, niet als een bewijs van instemming met het drijven tot oorlog van de Al-Duitschers. Maar over zijne houding in de Zaberngeschiedenis heeft hij niet het minste berouw. Na enkele regels over de toe standen in EIzas-Lotharingen (hij meent die aldus te mogen schetsen: de Franschgezinde notabelen gaven er den toon aan, en het burgerlijke bestuur danste naar hun pijpen" !) vervolgt hij: Onder zulke omstandig heden brak het conflict uit. De burger lijke bevolking had Pruisische mili tairen uitgejouwd, de officier had zich verdedigd. En nu schreeuwde plotseling de geheele wereld tegen het Pruisische militairisme". Ja, als de Duitsche officieren te Zabern de vermoorde onnoozelheid" geweest waren, wie zou het dan den Duitschen kroonprins kwalijk hebben genomen, dat hij voor hen in de bres sprong ! Maar de relletjes te Zabern waren uitgelokt door luitenant von Förstner, die tot zijne rekruten had gezegd: als een Wackes (scheldnaam voor Elzasser) je beleedigt, dan wordt je niet gestraft, als je hem doodsteekt, maar krijgt van mij tien mark". Het rumoer over Zabern was een conflict tusschen de begrippen over recht en eer, die de militaire kaste er op nahield en de opvattingen van de burgerlijke maatschappij. Niemand verwonderde er zich toen over, dat de Duitsche kroon prins de militairen tot Schneidigkeit" aanmaande; wanneer hij thans II Het was een vlucht uit zijn omgeving die Herman Melville, als hij zeventien was, onder nam. Van een rebellie tegen zijn familie mag daarbij geen sprake zijn. Hij koos zijn weg. In den zomer een tocht over den Atlanti schen Oceaan te gaan maken, dat was geen dwaasheid. Ook als scheepsjongen, men moet zijn loopbaan ergens beginnen. Hij zocht een schip dat tusschen New York en Liver pool voer. In het ouderlijk huis had hij een handboek over Liverpool gevonden. Zijn vader was daar geweest, had aanteekeningen er bij geschreven; hij zou de tochten volgen door zijn vader daar gemaakt. En eigenlijk was het toch wel iets bijzonders dat hem drong. Hij had behoefte zijn vleugels uit te slaan in de ruimte te rijzen, de zon te volgen op haar gang en nieuwe werelden te ontdekken, die de zon beschijnt wanneer zij zich voor de menschen verbergt. Hij heef t eens gezegd van dat eerste heengaan uit Amerika: ,,Er zijn oogenblikken op je levensweg, waarin Cato een welgebalanceerde redevoering tegen zichzelf houdt en zich in zijn zwaard stort, wij modernen nemen dan een pistool, ik, zonder al dien ophef, nam toen een schip". De keus van het schip heeft dus tegelijk iets van het zoeken van een beroep en het maken van een uitstapje, maar van een uitstapje waarbij men onverhoeds in de eeuwigheid kan overstappen. Een kameraad ging met hem mee naar de hut vtn den kapitein. Wel, kapitein", vroeg hij jo ig, hoeveel geeft gij gewoonlijk aan zijne houding bij dat conflict verde digt, dan blijkt daaruit alleen, dat hij dezelfde is gebleven, die hij toen was. Ten slotte de telegrammen aan Buchholz en Frobenius: zoo heetten de professor en de gepensionneerde offi cier, van wie ik daareven sprak. Bethmann Hollweg vond het vooral bedenkelijk, dat de kroonprins zijne instemming had betuigd met de bro chure van Frobenius, waarvan de kanselier de strekking aldus kenschetst: Frobenius weist zutreffend auf die schwierige Lage Deutschlands (in Juli 1914) hin, gefallt sich aber gleichzeitig in Alldeutschen kriegshetzenden Uebertreibungen". In de Engelsche, Russische en Fransche pers werd het telegram van den kroonprins natuurlijk als een bewijs beschouwd, dat hij tot de oorlogspartij behoorde; maar ook in de regeeringskringen der Entente scheen men er gewicht aan te hechten. Daarom verzocht Bethmann Holl weg op 20 Juli 1914 den Keizer, dat hij aan den kroonprins zou bevelen, zich te onthouden van openlijke poli tieke uitingen, zooals deze trouwens reeds vroeger beloofd had te zullen doen. En den volgenden dag kreeg de kroonprins van zijn vader een Hinken uitbrander. Wanneer hij in zijne memoires over deze zaak komt te spreken, noemt hij haar: eigenlijk een kleinigheid". Ja, zooals hij het geval voorstelt ! Volgens hem was zijn telegram aan Frobenius alleen een betuiging van dank van een belangstellenden lezer, die het met den inhoud eens was". Hij nam de zaak dan ook luchtigjes op. Op de scherpe aanmaning van zijn vader om voortaan zijn mond te houden, antwoordde hij telegrafisch en schneidig": Bevelen worden uitgevoerd". En in zijn memoi res schrijft hij: Ik had op dat oogen blik andere zorgen dan te twisten met den heer von Bethmann Hollweg over de grenzen van mijn recht, voor een mij toegezonden boek te mogen be danken". Zoo spreekt de kroonprins du liaut de sa grandeur". En hij verzwijgt datgene, waar het op aankomt. Hij houdt zich van den domme. Niet, dat hij zijne instemming betuigde met de brochure van Frobenius, werd hem verweten, maar dat hij dit in het open baar deed, door zijn telegram ter publi ceering aan de pers te geven. Het telegram van Bethmann Holl weg aan den Keizei is van 20 Juli 191 J; daarin staat, dat de kroonprins in de vorige week" aan Frobenius zijn bijval te kennen gaf.Reeds midden Juli achtte de kroonprins het dus noodig, openlijk zijne sympatlre te betuigen met Alldeutsche, kriegshetzcndc Ue bertreibungen". Hij kon niet eens den tijd afwachten, waarop de nota van Oostenrijk aan Servië zou zijn inge diend; zooals men weet, gebeurde dit eerst op den 23sten Juli Dat de kroonprins in Juli 1914 niet zoo'n knappen kerel als ik u hier breng". Met een diepzinnig gezicht antwoordde de scheepsbcvelhebber die zijn matrozen aanmonsterdü: We zijn nu niet zoo bijzonder gesteld op uiterlijk schoon en we geven aan een groenen jongen nooit meer dan drie dollar in de maand. Melville teekende de rol. Den volgenden dag werd hij ingewijd in de heerlijkheid van een zeereis over den Atlantischen Oceaan, in het vooronder. Hij was totaal onbewust van wat hem zou overkomen en wat iemand moest ontberen die met een enkel rood baaien hemd en verder bijna geen kleeren aan boord kwam. Zijn gezondheid, zijn flinkheid, zijn onschuld hielp hem door alle erg heen. Hij overkwam zeeziekte en weerzin tegen het eten en de benauwde luchten, hij was niet kieskeurig voor de gewoonten van het matrozenvolk, in dien tijd rekende men dat tot het schuim, en hij genoot van het werk in het tuig, als de wind de golven opjoeg en men het gevoel had van tusschen hemel en aarde te zweven. Dan was hij de wilde man die de lucht opsnoof met wijde neusgaten en het bloed om zijn hart voel de tintelen. Zijn heele lichaam en zijn ziel leefden mee. En wat 'n curieuze menschen in die wereld die hij van onderop leerde kennen ! Er waren daarbij die tot het uitvaagsel van de hel schenen te behooren. Hun boosaardig heid, hun volstrekte verachting voor al wat menschelijk of goddelijk mag heeten,gaf hun het overwicht over hun makkers. Een hunner teekent Melville met trekken die onvergete lijk blijven in het geheugen. Uitgeput door ziekte is de man aan boord gekomen, op gewone tijden verkiest hij geen werk te doen en blijft in zijn kooi liggen, wordt bediend door de anderen, zij hebben den schrik voor zijn oog en zijn taal. Maar als het werk lastig of gevaarlijk is, vindt men hem op den eersten rang: als zeeman kan niemand zich met hem meten. Zijn dood. Op een dag klinkt plotseling het commando : reven. Als een lijk verschijnt hij op het dek en is het eerste in de ra op het meest blootge stelde punt waar het schip te lijwaari over helt. De anderen volgen iiem: maar onder het vastsj:>rri'ii van het zeil zien /.ij dat hun boozen, driftige;! kameraad een bloedstortint' overvalt en hij tuimelt in de ziedende zee; zij sluit zich over hem. Een rauwe kreet, zoo schril en wikt alsof het schip door een vrecseliik 'onheil \\as ge troffen, ontsnapt aan de borst van wie het zagen; zij wachten een paar minuten met het werk of zij niet naar beneden bevolen zouden worden om de booten uit te zetten; maar de bootsman roept: -- Let op, ga voort met reven. Dat zijn ervaringen voer een lichtmatroos, hij leert de tafelen der waarden van het menschenleven kennen. Maar wat hij op zijn zonncgang had gezocht, dat vond hij niet. Het eerste land dat op den tocht werd ont dekt, Ierland, verschilde niet van het land dat hij kende; en toen men Liverpool bereikte, was het een ander New York, misschien wat vuiler dan de stad van zijn geboorteland. Waai de matrozen hun intrek namen op hel land, dat was een kwartier waar tooneelen voor vielen, zooals men ze in de hel niet verdorvcner zich kan voortellen. Melville echter was gespaard voor alle ver leiding; hij kon zich niet verUmnen in zijn verbruikte kleeding en op de drie dollars na die hem van zijn gage waren voorgeschoten, bezat hij geen geld. Hij besteedde de zes we ken die het schip in Liverpool doorbracht in het schuchter doorkruisen van de stad waarin hij niemand kende, hij deed zijn best op het oude plan in het handboek van zijn vader diens sporen te volgen en zwierf in eenzaamheid. Voor den terugweg nam het schip een lading van landverhuizers als tusschendekspassagierer. Het was een heillooze overtocht; in de overvulde, verpeste ruimte braken ziekten uit en er kwam een tijd aan van opvolgende sterfgevallen. Bij het naderen van de Amerikaansche kust werd er eerst schoon schip gemaakt om aan de inspectie alles in orde te kunnen toonen. wijzer was, is eigenlijk van minder belang dan dat hij nu, in 1922, nog goed wil praten wat hij toen misdreef. In het wezen van de zaak is deze man niets veranderd. Maar hij zou ai een geweldig har:! hoofd moeten hebben, als de oorlog en wat daarna voorviel, hem niets geleerd had. Hij heeft er o.a. deze les uit getrokken, dat het verstandig is zich voortaan uit te geven voor iemand, die liberaal werd, zoodra hij politiek begon te denken". Want het kan verkeeren. Hij is nog maar veertig jaar en de balling schap op Wieringen zal niet eeuwig duren. Immers, het Duitsche volk is door den oorlog evenmin veranderd als de kroonprins. Het zal den republikeinschen regeeringsvorm aan den kap stok hangen, zoodra de tijden rijp zijn voor het herstel der jnonarchie. En als het dan om den kroonprins mocht roepen, zal hij bereid zijn. Want alleen onder den dwang der omstandigheden heeft hij afstand ge daan van zijne rechten op den troon: geeft iemand, die in groote ellende in het belang van het algemeen ver klaart afstand te doen van een ge schreven recht, iets prijs van het hoogere vrije recht, de roepstem te volgen. indien deze ooit, krachtens den wil van de meerderheid, tot hem dringt?" Op die roepstem is nu het wachten maar. Zoodra hij haar verneemt, zal hij wel zorgen van Wieringen weg te komen. Gesteld althans dat de Nederlandsche regeering hem dan zou willen beletten gehoor te geven aan den krachtens den wil van de meerder heid" van liet Duitsche volk uitge sproken wenscli. Maar zoo ondemo cratisch zijn wij in Nederland niet. De kroonprins is bereid. Behalve uit overwegingen van pecuniairen aard, schreef hij zijn boek om van die be reidheid te doen blijken. En om te doen zien, dat hij nog dezelfde is als vroeger. Behoudens dan de door de tijdsomstandigheden ge;:ischte wijzigin gen: ,,alleen de besten behooren aan het stuur te staan; het doet er niet toe of het mannen van rechts of van links zijn, republikeinen of monarchisten, ondernemers of arbeiders, chris tenen of joden": deze en soortgelijke offers aan den geest des tijds ontbreken in zijn boek niet. Maar overigens: dezelfde van vroeger; vol van bewondering voor Ludendorff en Tirpitz; vol van minachting voor staatslieden a la Belhmann Hollweg; niet een open oog ook voor de gebreken van zijn vader; wien hij het stellig zal verbeteren, zoo hem ooit de kans daartoe wordt gegeven: immers, bij een volgenden oorlog zal hij het Duitsche leger weten te behoeden voor een tweede nederlaag bij de Marne, daar toch reeds in den afgeloopen oorlog die nederlaag vermeden had kunnen wor den, indien men slechts zijn wenk luidde opgevolgd; zooals hij ook, in het onverhoopte en onwaarschijnlijke geval dat hei dan weer mis zal loopen, het Duitsche volk althans aan een beteren vrede zal helpen, gelijk hij immers reeds in dezen oorlog zou hebben ge daan, indien men slechts had willen luisteren naar den wijzen raad, dien hij op elk kritiek oogenblik heeft gegeven. Ik roep niet op tot revanche": van Wieringen uit zou dit ook weinig zin hebben. Maar als de roepstem" komt het zou zonde en jammer zijn voor het Duitsche volk, als de kroonprins er dan geen gehoor aan gaf. Want knapper kerel dan hij is al thans volgens zijn eigen boek zal het wel nooit op den troon kunnen krijgen. KFRNKAMP MEXICO DOOR E. J. DILLON Wel merkwaardig is het, dat zelfs in die afgeloopen troebele tien jaren Mexico's han del met de Vereen. Staten verdubbeld is. Op 't oogenblik vertegenwoordigt het bedrag der transacties met de Noord-Amer. Republiek reeds de respectabele som van 340 millioen dollars, en Amer. zakenlui zijn vol vertrouwen dat het in den loop van de 10 komende jaren van vrede en normaler leven tot minstens een biljoen dollars zal oploopen. Deze en vele andere dergelijke feiten hebben groote;1. in druk gen.aakt op het ondernemende zakenvolk van de Vereen. Staten, die dan ook hemel en aarde bewegen om de Mexicaansche mark ten te veroveren. Le New-York Times 1) b.v. schrijft: ,,De omstandigheid, dat het Mexiaansche zakenleven de voortdurende revoluties met glans te bovenkwam, bewijst, dat de funda menten van den Mcxicaanschen handel ge zond zijn". Prof. Chamberlain van de Columbia-Universiteit zei op 't laatste congres te Chicago van Mexico 2), dat: Onze Zuidelijke buur niet langer een land is van groote hoeven en van primitieve ontwikkeling op industrie- en mijngebied. Het is een moderne staat, die bezig is zich te vormen en de middelen heeft voor een snel transito-verkeer, wat hem tot een deel van de handelswereld maakt." Achter Mexico ligt Zuid-Amerika, steeds be vreesd voor de schaduw van den Noordelijken kolossus. Een faux-pas (van ons Mexicanen) in Mexico zou dadelijk een daad van sympathie in heel Spaansch Amerika uitlokken, en de Europeesche mededingers zouden er wel voor zorgen, dat de twist niet te gauw bijgelegd werd. Merkwaardig genoeg om het te memoreeren is het feit, dat, toen Mexico op 't hoogtepunt van zijn revolutiekoorts stond, de petroleuincompagniën daar, wier eigenaars voornamelijk Amerik. en Britsche kapitalisten waren, rustig met hun zaken doorgingen, ja ze zelfs uit wisten te breiden, de olieexport toenam en met succes kon concurreeren met de best toegeruste olie-industrieën in de Vereen. Staten. Op 't oogenblik zijn de voorteekenen van een finantieele en oeconomische verbetering der toestanden duidelijk zichtbaar, ondanks de depressie door den wereldoorlog veroor zaakt. De Mexican State Controller heeft offi1) New York Times, 17 Juli 1921. 2) Zie the Nation (New York) Juni 22?1921. mm iiiimiii IIIIIMIIIIIIIIII iS'u nadert het einde. Het was de afbjtallngsung. De matrozen in hun goede plunje versche.ien in de hut van den kapitein die zich eveneens had uitgedost en die aan ieder het verschuldigde in frissche bank'ioten overhandigde, want de matrozen namen geen verfrommeld papier aan. Ten slotte bleet alleen Melville over. De kapitein verwaardigde zich niet hem aan te /Jen, hij kruiste zijn bcenen over elkaar, stak een Havannah sigaar op en nadat onze licht matroos zijn aandacht hau getrokken, sloeg hij zii,i boek op en zeide: ,,Ah, ja, voor drie doliar in de maand; dat zijn 12 dollar, en wat ge mij aan voorschot en boeten schuldig zijt maakt 19; dat is nog 7 dollars. Die zal ik graag van U ontvangen, yotmg gentleman." Hij legde zijn open hand op tafel voor het geld. De andere matrozen waren naar de nabijge legen herberg gegaan en dronken daar met elkander een afscheid. Herman bleef buiten, hij wachtte tot zij allen waren heengegaan, om de bitterheid van de scheiding te kunnen doorproeven. Het was een irooie zomcrdag, hij zocht een bank op laider de schaduw der hoornen, en zag de menschen, heeren en dames, voorbij paradeeren. Hij dacht aan het geleden ver driet en de eerst zoo diep gevoelde teleur stelling; dan werd het leed, als een herinnering die door zijn ziel w;,s getrokken, hem iets intiems en heiligs, een gewaarwording die hij alleen aan zichzelf kon toevertrouwen. ,,De stille hen enking van voorbijgegaan verdriet", heeft hij gezegd, ,,is liefelijker dan het genot van vreugde op het oogenblik dat men haar ondervindt". l lij moest de dingen op een afstand van zich zien. Maar hi1! was een bittere teleurstelling geweest die eerste escapade in het onbekende. Waarlijk, de nuchtere, niets zeggende omge ving van het huis van zijn moeder was een verademing na den bedompten stank van het vooronder op het schip en het gezelschap van zijn in dronkenschap verzotte kameraden. iiiiiiiiiimimitmiiiimiii Hij moest zijn best doen zich terug te vip.de'1 in de oude buurtschap. Hij begon weer te schoolmeesteren, hij boerde wat, hij klerkte, maar vooral hij ging zich met hartstocht toeleggen op het schrijven. En hij schreef fantasiën, essays, kleine novellen, hij gaf zijn ontboezemingen, zijn idealen, zijn diepste gedachten en vulde er vellen papier mee. Zij werden ingestuurd aan couranten, weekbla den, maandschriften, en zijn daarin of daar buiten verloren gegaan. Het was geen grootsch bestaan misschien, maar het leven en het verband met het leven werd er in gehouden. Dat duurde zoo twee, drie jaren. Hij was twintig geworden. Toen greep hem opnieuw het verlangen aan naar de ruimte.Het was de zee die hem aantrok. de groote onbegrensde ruimte van het water. Die kende hij nog niet. Wat was zijn ervaring geweest? Vier maanden op den Atlantischen Oceaan, en de kleinere helft daarvan in Li verpool. Hij droomde van de wijdte van de wereld. De Stille Oceaan w<,s lang een mysterie ge bleven dat Qe menschen afschrikte. Eerst op het eind van de 18e eeuw werden die wateren in den gezichtskring opgenomen. De reizen van Cook maakten hen populair. De Christe lijke zending zag er een nieuw gebied in. Ook de walvischvaart vond er terrein. De bloei van de walvischvangst heeft in Nieuw Engeland geduurd tot het begin van den grooten burgeroorlog, zegge 1800. In 1859 werd de eerste petroleumbron in Pennsylvania aangeboord. Dat was het doodsoordêel voor de jacht op traan. Tot dien tijd toe was het een aanzienlijke vloot die in de vaart was. Aparte schepen en een apart beroep. De walvischvaarder was de echte zeeman. De anderen maken van de zee alleen gebruik als een weg. Maar de walvischvaarder heeft er zijn rijk, zijn plantsoen. Hij ploegt er. Wie het hart van de zee wil kennen, hij weet hoe hij het kan vinden. W. O, C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl