De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 10 juni pagina 5

10 juni 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

10 Juni '22. No. 2346 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE OPLEIDING VAN ONZE JONGE MEISJES Dit is het moeilijkste punt geworden. Zooals het vroeger was, deugde het niet: het meisje werd opgeleid voor het huwelijk en daarvoor alleen; huwde zij niet, dan leidde zij het leven van iemand, die zijn doel heeft gemist; doch zoo ja, dan was zij ten minste een uitstekende huishoudster. Zooals het nu is, is het mis schien nog erger: een goede sociale werkster kan zij slechts bij uitzondering worden, krachtens haar aanleg; een slechte huis houdster wordt zij in de meeste gevallen, krachtens haar opvoeding, al brengt haar natuurlijke aanlag deze fout vaak spoedig in orde. Het eerste wordt nog altijd door de echte feministen bestreden; nog altijd hoopt men, dat als de omstandigheden voor mannen en vrouwen precies dezelfde zijn, deze laatste zullen toonen, wat zij vermogen. En nu moet het idealisme en de taaie volharding van deze leidsters bewonderen. Want wij zijn toch al wel zoover gevorderd, dat wij de resultaten der meisjesstudie eenigermate kunnen over zien en.... tamelijk pover kunnen noemen. Zij, die meer bekend geworden zijn, waren de allereersten, die de grootste moeilijkheden te overwinnen hadden, welke strijd haar blijkbaar gestaald heeft. Zeer groote ver wachtingen hebben zij gewekt. En al was het alleen maar om haar werk, en dat van de zeer enkele beteekenisvollen, die na haar kwamen, dim was de strijd om het recht voor vrije studie niet vergeet'sch. Maar al die duizenden meisjes, die zulke knappe leerlingen waren in de eerste klassen van H.B.S., Gymnasium of Kweekschool, waar zijn zij allemaal? Meisjes kunnen werken, consciëntieus, kun nen de eerste van haar klassen zijn; het komt zeer veel voor. Doch zoo vaak is geen zucht naar kennis de prikkel, maar is het onderlinge vergelijking, die de meisjes aanzet tot werken, ot' wel dwang van boven. Als b.v. de vulkanen van Indië worden opgegeven, dan leert een meisje ze precies, omdat het moet. En als ze op het examen niet gevraagd worden," dan kijkt ze er niet meer naar om. Maar een jongen zal ze niet mechanisch uit het hoofd leeren, ook al moet het. Doch hij heeft er werkelijke interesse voor, probeert er lectuur over te krijgen, besteedt zijn zakgeld, om een lezing er over te hooren. En het is slechts deze inwendige drang, die ook later een motor is. Als de onderlinge ver gelijking, of de opgelegde plicht van boven wegvalt, dan gelooven de meeste meisjes het doorgaans wel, en bereiken weinig verder. Ja, ik zou zelfs durven beweren, dat zij, die als kind het meest consciëntieus werkten, later het minst bereiken. Vaak hebben deze meisjes haar geheele jeugd gewerkt boven haar kracht, en daar moeten zij dikwijls later voor boeten. Want het is verschil in aanleg, dat zij in veel vakken niet zooveel belangstelling hebben als jongens, geen gebrek van haar.. Zooals later het Moederschap met al wat er bij be hoort de voornaamste krachten zullen nemen van haar lichaam en haar geest en ieder beschikt toch ten slofte maar over een som van krachten welke de man kan gebruiken voor zijn werk, zoo eischt pok bij het meisje de groote veranderingen, die zich lichamelijk en geestelijk bij haar voordoen meer van haar krachten, dan bij een jongen. Volgens een courantenbericht heeft een Engelsche professor voor een vergadering van opvoedkundigen over deze kwestie gesproken. Hij behandelde eerst de weinige uitkomsten van de universitaire studies der volgende geslachten, nadat de baanbreeksters zooveel verwachtingen hadden doen ontstaan. En toch weten we, dat vrouwen gaven hebben van inzicht en verklaring, die den mannen ontzegd zijn. Wat gebeurt er nu met die gaven? Er is niets van merkbaar in de academische studie. Gebruiken ze die dan misschien op een verkeerde wij ze? Of is het te vroeg, deze vragen nu reeds te stellen? Hij gelooft van met. Die kwestie moet onder de oogen gezien worden. De oudere vrouwen, die voor haar jongere zusters de baan der studie hebben vrij ge maakt, gelooven, dat hiermee haar taak geëindigd is. Maar die begint integendeel eerst. De hoogere opvoeding, die zij het na haar komende geslacht van vrouwen heeft bezorgd, was een manlijke opvoeding, door de eeuwen heen langzaam opgebouwd in evolutie door mannen voor mannen. De vrouwen hebben nu opeens die opvoeding overgenomen, tot de ontwikkeling waarvan een vrouw nooit iets heeft bijgedragen. Aannemen en nadoen is daarbij de leuze geweest." Zoo in Engeland, zoo hier, op middelbare scholen en op universiteiten. De middel bare scholen en de gymnasia zijn ingericht vór jongens; nu er meer meisjes'op zijn, moet het onderwijs veranderd worden", hoort men vaak zeggen. Ik zou het niet graag onder schrijven. Als het onderwijs voor de jongens voldaan heeft (alleen is het voor die ook veel te veel van het goede !) en voor de meeste meisjes niet, dan bewijst dat alleen, dat het groote aantal meisjes er niet thuis hoort. Een flinke middelbare meisjesschool met een einddiploma dat reenten geeft, dat is het wat we noodig hebben. In den zomer 1921, met de reorganisatie van de middelbare onderwijswet op handen, is hierover een zeer lezenswaardige brochure geschreven door de dames Gratama-Barger, directrices van de M. S. voor Meisjes 't Kopje, waarover uitvoerig in deze rubriek is geschreven. Evenwel de nieuwe wet verscheen en bracht niet anders dan de gewone H.B.S. voor meisjes, maar dan in zes leerjaren. Nu de behandeling van deze wet nog wordt uitgesteld, is hel misschien nog tijd, de handen ineen te slaan, en een school te ontwerpen met een zeer plooi baar leerplan, geheel rekening houdende met de psyche (en de gezondheid !) van on/e jonge meisjes. Dit is heel iets anders, dun wat men nu vaak hoort wenschen: bij de beroepsop leiding, gezinsopleiding, door de meisjes op voedkunde en kinderverzorging te leeren. Als het onderwijs voor de meisjes normaal is, behooren deze zaken van het gezin over gelaten te worden a4s vroeger. Wij vragen ook vooral geen uitbreiding, maar inkrimping der leerstof. Dr. C. P. Gunning breekt een lans voor een goede meisjes H.B.S. in het Nieuws v. d. Dag van 8 Januari j.I. en ook door andere speci alisten op onderwijsgebied is deze weusch reeds vroeger geuit. Doch waar blijven de stemmen van onze vooraanstaande vrouwen? Juist in de/.e kwestie, die van veel grooter, algemeen belang is dan b.v. de benoembaarheid van een vrouw voor een of ander beroep, hoorden wij /oo gaarne haar stem. l) Of is het hier als iu Engeland, dat hel werk in hoofdzaak als geëindigd beschouwd wordl, waar het eigenlijk pas begint? ). R l E M E N S - R K U H S I, A (i WAT DE MODE BRENGT Teeken ing voor de Amsterdammer' van Poppie Haighton. 1) Nadat dit artikel geschreven was, hoor den wij een zeer belangwekkende lezing v. Me juffrouw S. Wiener over de wet op het M.O., waarin de mogelijkheid van een actie in deze richting door de Unie van Vrouwenbelangen werd genoemd. MEIFLUITJES MAKEN Vraagt: SIPKES'FIJNSTE Dessertwerken VOGELBESCHERMING IN HOLLAND Tegelijk met het Engelsche juarversla g ontving ik ook het boekje van onze Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels dat loopt over de jaren 1919, 1920 en 1921. Het geeft zeer opwekkende lectuur en wij putten er gemakkelijk de overtuiging uit, dat wij per vierkanten kilometer en per hoofd der bevolking minstens evenveel presteeren als onze geestverwanten aan de andere zij van de Noordzee. Maar even duidelijk blijkt het, dut 't nog lang niet genoeg is. Ook onze Vereeniging legt zich voorul toe op den bewakingsdienst. Zij vervult daarmee een belofte, die indertijd bij de voorbereiding van de nieuwe vogelwet is gedaan. Rijks- en gemeentepolitie zijn niet bij machte om in den drukken tijd .vun Maart tot Juli de nesten en eieren vun onze vogels te beveiligen tegen de velerlei menschen, die hun aloude instinc ten nog niet hebben leeren beheerschen. Duizenden jaren lang zijn vogeleieren voor den ruigen oermensen een voornaam bestand deel van zijn voedsel geweest, een welkome versnapering in den zomertijd. Er waren toen zoo weinig menschen en zooveel vogels, dat het niet hinderde al ging de heele volksstam zich eens een paar weken te buiten aan struifkoeken, of hoe ze die eieren ook destijds hebTot de geregeld terugkeerende kindergenoegens van Meimaand, moet in vele streken van ons vaderland het Meifluitjes-snijden" worden gerekend. Op vrije Zaterdagmiddagen trekt de dorpsjeugd naar buiten en weldra is het benoodigde materiaal van wilgen- en vliertakken gevonden. Ook hazelnoten en linden kunnen prachtige saprijke twijgen geven voor het vervaardigen der hoppen". En de lijsterbes, die door de Veluwsche jeugd voor de supiepkes" uitverkoren schijnt, draagt zelfs hier en daar den volksnaam van hopholt". Wanneer nu voldoende takjes verzameld zijn, begint eerst het eigenlijke pretje van het Meifluitjes"-snijden. De jongens spitsen de wilgetakjes zonder knoppen met een mes toe, maken aan den bovenkant een schuine in snijding zooals iedere fluit bezit om geluid te kunnen voortbrengen, terwijl op eenigen afstand naar beneden een ronde snede wordt gemaakt door den bast tot op het weeke hout. Vervolgens kloppen zij op het stokje met het hecht van het zakmes, waarbij de bast los moet laten en voorzichtig afgeschoven wordt. Is er nu te weinig vocht, dan gelukt dit moeilijk of in het geheel niet, maar als het takje een normale hoeveelheid sap bevut, dan is het fluitje spoedig klaar. Er wordt zooveel hout afgesneden als .noodig is om lucht tusschen bast en hout te kunnen blazen en daarna kan het supiepen" naar hartelust beginnen. Doeltreffender muziekinstrument weten de Staphorster jongens zich nog te maken door aan het takje een stukje trechtervormig opgerolde worgbast" te bevestigen, waardoor iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiimiiliii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiHiiiiiiiiiiiii ben klaar gemaakt. Ze zullen ze wel meestal rauw hebhen gegeten. Die vreugde in eieren is blijven bestaan tot op onzen tijd. Het is nog niet zoo heel lung geleuen dut razzia's op vogeleilanden werden gehouden bij wijze van volksfeest. En nog thans worden op menige plaats in ons land eieren vun wilde vogels bij manden en emmers vol ingezameld om tot voedsel te strekken aan fijnproevers en var kens. Maar 't scheelt er veel aan, dut dit nog zonder kwade gevolgen voor de vogels zou kunnen gebeuren en daarom hebben we nu een vogelwet en vogelbeschermers. De Nederlandsche Vereeniging tot Bescher ming vun Vogels laat blijkens huur verslagen Wandeltoilet vun grijs guburdine, gegarneerd 'met lukrood tresband. Bijbehoorend hoedje vun rood stroo met grij/e bloemen. een Meitïuilie ontstuul, dat iii liet Staphorster tuuleigen schuiTemeie" heet. Het merkwaardige bij dit flnitjesinuken is echter, dut de kinderen er een oud rijmpje bij opdretmen, waarvan c'e tekst in verschil lende gewesten wel anders luidt, muur in wezen toch een opmerkelijke overeenkomst bezit.Wij geven hier, naast het Koekungensche Meifluit jesliedeke, het Elspcetsche vuriant: Sup-sup-siepien Wanneer bis toe riepien? Te Meie, te Meie Als de veugultjes legt eier ! Kuttien op' en diekien zat, Zentemelks beschoten vrat. Doar kwam Hes an, Met zien blanke nies an ! Die wal kattien 't oor ufsnien Heel of, half of Drymual urn het kerrekhof Wil sap-siepien nog niet of Snied'em dun de kop UUT of." Sip-sup-hontjen Slao mêr op 'n hout jen Slao ui mit 'n nies twee drie Dat je vliegt ui in de zee Kom je dan \\eer hoven Stop ik je in de oven Kom je dun te lande Zul ik je gooien mit zande Heel of, haalf of Of zul je wezen, of zul je zijn Een Hierdensche jongen met zijn Meifluitje"! IMIIIIIIIIIIIIl in den broedtijd haar eigen wachters optreden op Schouwen, aan den Hoek van Holland,in de Hollandsche duinen, op Texel en op Schiermonnikoog. Op nog veel andere plaatsen stimuleerde /.ij het werk vun Rijks- en Ge meentepolitie, Zij behartigde in Drente de belangen van een der weinige ra ven pareu die tegenwoordig nog in ons land broeden en voerde met treden uitslag een verbitterden krijg tegen de paalklemmen, een barbaarsche en bovendien nog onwettige inrichting voor het vangen van roofvogels. Met leede oogen moest zij liet aanzien, dat de niet minder verfoeilijke steltnetten nog ril tijd huitendijks mogen worden gebruikt. Of ik zal je mit de bezen Op je kopjen geven Heel of, haalf of Biet den keutei den kop nier of". Als na dezen vreemden kinderdreun de bast nog niet van het hout wil loslaten, wordt het bewerkte takje eenvoudig weggegooid en begint men met evenveel animo aan een ander. De Barneveldsche jongens, die blijk baar niet graag dubbel werk verrichten, geven het echter niet zoo dadelijk op, maar zingen rustig verder: En assie der dan niet of en wil Dan suv-ve nog es kloppe. Nog geduldiger zijn de Vordensche jongens, die tot drie keer toe zingen : Sappe sappe sipe Wanner word y ripe Tökom jaor m dézen ttd As alle vogeltjes eyer schit, Dan maakt ze la'oge döppe Daor gooit ze mekaar mee an de köppe Pipken is oe kop al af Pinken is de kop al af". Maar wanneer na de derde maal de bast nog niet loslaat, wordt het stokje mismoedig weggeworpen, want dan komt er nooit meer ,,eu god pipken" van. De treffende overeenkomst in de verschil lende versjes en de algemeen ook in het buitenland verbreide overtuiging, dat zonder het zingen de Meifhutjes niet goed lukken, wij/en er reeds op, dat in dit zeurig opgedreunde kindergerijmel een aloude bezwe ringsformule te herkennen valt, die zich als een schamele rest van een voor-christelijke animistische wereldbeschouwing bij het aar dige Meifluit jesspel heeft weten te handhaven. Doen wij op dit terrein nadere onder zoekingen, dun bemerken wij al spoedig, dal zoowel in Engeland, Frankrijk en België als in Duitschland en Oostenrijk nog reminis centies voortleven aan de gevreesde macht van de boo/e heksen, die zich tusschen bast en spint plegen te verbergen. Op demon stratieve wijze uit zich deze vrees in de karakteristieke versiering van den Meiboom, die zoowel in Beieren als Zweden meestal geheel afgeschild wordt in de hoop, dat daar door de heksen niet in staat zijn den boom schade toe te brengen. Het mag als bekend worden verondersteld, dat de Meiboom iden tiek is niet een door alle primitieve volkeren vereerden genius der vruchtbaarheid, dien wij later in menschelijke gestalte zien op treden als Meigraat', Pmksterbrnid of soort gelijke voor jaars-figuren. Begrijpelijk dus dut men dezen wil be schermen tegen booze invloeden. En temeer is zulks in en eersten Meinacht noodig na de planting, omdat dan immers het lucht ruim onveilig wordt gemaakt door de op bezemstelen naar huur Walpurgisfestijnen rijdende heksen. Ook in dit ontschorsen, dut dikwijls slung- ofspiraalvormig plaats heeft, en dut in latere tijden overgenomen is in de spiraalvormige omwinding met groene gu rlundes of in de spiraalvormige kleurige be schildering van processiestangen, vaandelstokken, kermis- en feestmasten, komt weer iets naar voren van den eeuwigdurenden strijd tusschen zomer en winter. De animistische menschheid symboliseerde dezen strijd in de feestelijke inhaling van den rijkversierden Meiboom als goede genius van de nieuwe vruchtbaarheid en overdaad schen kende lente en in zijn bescherming tegen de winterstormen en hagelvlagen, de woeste varende vrouwen". Ook hier is weer het goede levenwekkende van de jonge lente geplaatst tegenover het kwade doodende van den ouden winter. Het gebruik van het ringen" zien wij niet alleen bij den grooten algemeenen dorpsmei, maar treffen wij ook aan bij den richtsmei op in aanbouw zijnde huizen en bij de liefde mei, die minnaars in den Meinacht voor de woningen van hun Dulcinea's planten. In het Nassausche Land bijv. kijken de jonge meisjes op Meimorgen het eerst naar den bast van den Mei, of deze wel op de traditioneele wijze drie keer geringd is en in het blanke hout de initialen van den uitverkorene draagt. Is dit niet het geval, dan zijn ze soms weken lang boos, immers alleen zij, die het goed meenen schillen den Meitak, zooals het oude gezegde uitdrukt in: Wenn mir gut is, dein sticht mir mai". In Beieren en Oosten rijk, waar de Meiboomen vaak getooid worden met vlaggen en vaantjes, zijn ze meer dan eens veelzeggende getuigen van monarchistische dorpsgevoelens. In de nationale kleuren opgeschilderd worden het daar evenals in Oostenrijk meer dorpsgedenkteekenen, getuigend van goeden nationalen zin, terwijl fn België de Meiboom meestal een of andere schutsheilige ter eere wordt opgericht. Doch ook duur zijn ze naar getuigenis van Cooremans in zijn L'Année belgique" dikwijls geringd, zooals hij zegt in : tout autour de l'urbre une longue raie, qui de loin ressemble u un beau et large ruban." ZOMEN CÖCOSKARPETTEN in Moderne Dessins en Kleuren 140x200 PI. 15.75 - PI. 18. enz. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltr IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM1MIHIIIIIIIIIIIIII Wanneer wij nu de principes analiseeren, die naar voren treden in de Meifluitliedjes onzer Veluwsche en Achterhoeksche, Overijselsche en Drentsche dorpsjeugd en die we eveneens aantreffen in het internationaal verbreide gebruik van het schillen" deigeplante dorpsmeien, dan zien we hierin feiten, die wijzen op een homoeopathische of immiteerende magische handeling, waarbij oorspronkelijk een primitieve geduchtenassociatie tot de voorstelling leidde, dut inder daad de handeling voltrokken wordt aan den te bestrijden boozen geest, wanneer men deze onder het opzeggen van een of andere be zweringsformule uitoefent op een immitutie van den vijand. In tal van nog weinig bestudeerde voorjaarsgebruiken handhaaft dit begrip zich. Nog heden ten dage wordt de winter geper sonifieerd in een leelijken pop of in de Judasfiguur in het openbaar verbrand. Met de verbranding van deze winterfiguur omstreeks Vastenavond of Paschen hoopt men ook den winter zelf kwijt te raken. Bij het Meifluitjes-snijden en het ringen vun den Meiboom zit de bedoeling voor het ver meende verblijf der booze heksen te ver woesten. In het hierboven aangehaalde Elspeetsche deuntje gaat de maker den strijd ook rechtstreeks met de heks aan, die hij met het mes wil verjagen tot zij in de zee vliegt. Nog verder guat zijn strijdlust, want uls ze weer boven mocht komen, stopt hij ze in de oven" of als ze mocht landen, zal hij ze gooien niet zwart zande". Ook de bezem het voertuig der heksen in den Meinacht bij uitnemendheid zal tegen haar gebruikt worden, kortom alles zal in het werk worden gesteld om de booze macht te overwinnen. En wanneer ten slotte de top van het Mei4'luitje wordt afgesneden, dan valt daarmede ook tegelijk het hoofd van de heks. Muur uls de fluitjesmaker den bast niet voldoende kan loskloppen, zoodat deze aun het hout blijft zitten, dun triomfeert de heks, die zich veilig weet in haar verblijf en dan is het onmogelijk een Meifluitje te maken. Merkwaardig in hooge mate is de verschij ning van de zwarte kut iu vele Meifluit liedjes. Ook het dooden van dit dier duidt onmiskenbaar op een nog niet geheel ver geten voorjaarscultus. Tot in historische tijden in de 15e eeuw vond het nog gere geld plaats werden omstreeks Vastenavond overal kattenot'fers gebracht. In vele landen, o.u. in Rusland was de zwarte k,.t de gemani festeerde ziektedaemon en dit houdt natuurlijk ten nauwste verband met de metamorphose van booze heksen in zwarte katten. Elders weer zien wij in de periode van de ritueele handelingen ter bevordering van het aan de uarde toevertrouwde zaad zwarte katten offeren als regen-offers. Als laatste herinnering aan de voorjaars-kattenoffers in ons land moet het katslaan vermeld worden, dut in enkele dorpen van Limburg en NoordBrabant ook heden ten dage nog niet geheel tot de historie behoort, terwijl van dit alles nog een fluuwe naklurk wordt gehoord in de zinloos gedachte kinderdeuntjes, die in deze dagen weer door onze Gefdersche en Overrjselsche jeugd worden gezongen als zij in de beerlijken Meietijd hun supiepkes" maken. D. J. VAN DER V i: N SANATOGEN Zenuwen en Lichaam iiiiiimiiiimii iiiiiiMiiiii mi i in iniiiiiiiiii n ui in tiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii Troetelkinderen van Vogelbescherming: De Groote Sterns op Schouwen (Foto J. Vijverberg) Er zit in de verslagen dezer Yerceniging veel van dijken en duinen. Dat is voor een deel wel te dunken aan de goede gewoonte, die zij heeft, om elk jaar een excursie te organiseeren, die eenige dagen duren kan en als vanzelf richt men dan zijn schreden naar Schouwen en den Hoek van Holland, nuar Texel of Schiermonnikoog. Meestal telt het gezelschap zoo tusschen de vijftig en honderd deelnemers en dat tijgt dan op mooie zomerdagen in goede .kameraadschap vun broed plaats tot broedplaats. Dat doet weer denken aan die vogelvolksfeesten van voorheen, maar het doel ligt nu precies naar den anderen kant, al is de stemming even lustig. Het relaas dier excursies is achter de verslagen te vinden en geeft den indruk, dat de vogelbeschermer dikwijls ook reeds hier op deze wereld loon nuar werken ontvangt. Misschien ligt het aan deze reisverhalen, misschien ook niet, maar het lijkt wel alsof de Vereeniging bij voorkeur huar zorgen wijdt aan de zwemvogels, de steltloopers en de roofvupels, en wat de znngvogels betreft, vooral dezulke, die in holen huizen. Ik weet wel, dut zij daaraan reeds de huilden vol heeft, muur zou toch ook wel graag willen zien dut zij in een volgend verslag nog wut meer wist Ie vertellen vun bemoeiingen in andere richting. In al de jaren, waarover de verslagen loopen, wordt met geen woord ge rept over de ijsvogeltjes. Alleen wordt een vruu»gesteld uuur het gebruik van paalklem men voor het vangen vun deze prachtige diertjes. Nu verwachtten wij echter van een Vereeniging uls deze, dat zij al lang eens voor den dag had moeten komen met betrouwbare en volledige gegevens omtrent wat er met onze ijsvogels gebeurt aan de vischkweekerijen. 't Is een moeilijk, maar belangwekkend vraag stuk. Ongetwijfeld eten die vogeltjes veel visch en natuurlijk voorul in de kweekerijen, die ze lokken door hun overvloedigen voorraad. Maar het gaat toch niet aan, om daar jaar in jaar uit de ijsvogels te vangen en te dooden, want dan gaan ze er ten slotte allemaal aan. Het zou wel eens goed zijn, als de Vereeni ging tot Bescherming van vogels zich nog eens hiermede bemoeide. Ook kon zij nog wel eens met nieuwen moed opbouwend werk gaan beginnen op de scholen. Daar is vroeger zoo'n aardig begin mee gemaakt. Wij vinden nu achter in het boek een opstel van een schoolmeisje, dat in de goede richting wijst. Naar mijn zin wordt het vogelleven tegen woordig wel \\at te veel bekeken op nesten en eieren. Dat zie ik o.a. ook bij de bezoekers van het Naardermeer. Als ze niet een ninssa nesten en eieren te zien krijgen, zijn ze niet tevreden. Muur er is ook vogelkleur en vogel vlucht en vogelzung. Daarvan vertelt dit kind nu heel lief en als wij bij jong en oud eens wat meer aandacht en waardeering voor deze dingen konden krijgen, dan zou het er in parken en plantsoenen en op plaatsen waar Publiek tot de wandeling wordt toegelaten, wellicht wut beter voorde vogels gesteld zijn. De eerbied voor de dieren zou er zeker niet minder op worden. Tot nu toe heeft de Vereeniging huar huilden vol met het grove werk, politiewerk in verbund met onvolkomenheden bij Wet en Over heid. Duarin is echter met reden binnenkort verbetering te wachten en 't is te hopen, uls het eenmaal zoover is, dat dan de Vereeni ging haar schoonen arbeid zul kunnen voort zetten op een hooger plan. JAC. P. T H i j s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl