Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Juni '22. No. 2346
BUK OMSTIGHEDE N
XXX
G. K- CHESTERTON
Het verrassende van Chesterton is, dat hij
oude, behoudende, orthodoxe waarheden debi
teert met de verve, den geest en de originali
teit, die we alleen van moderne beeldenstor
mers gewoon zijn. Ik denk, dat hij daarmee
de menschen zóvan de wijs heeft gebracht,
dat ze hem als een, paradoxist" zijn gaan be
schouwen.
Want de modernen, zij, die zweren bij
vooruitgang", en die alles wat nieuw is met
open armen binnenhalen, alleen al, omdat het
nieuw is; zij voor wie het latere altijd den
voorrang heeft boven het vroegere, en die
den afwijkenden inval altijd stellen boven
de traditie, ze kunnen niet gelooven, dat
het mogelijk is geest te hebben en niet van
hun partij te zijn.Zij zijn immers de vrijdenkers,
die de conventie durven tarten, die voor oor
spronkelijke" ideeën voelen, en de bestaande
maatschappij aan hun laars lappen. Shaw
is een der hunnen; en ze dweepen met hem...
En omdat Chesterton ontegenzeggelijk geestig
is, kunnen ze niet aannemen, dat hij in ernst
het niet met hen eens zou zijn. Als het dan
toch telkens anders uitvalt, dan blijft er
hun maar n uitweg over: hij speelt maar
wat met zijn gedachten en zijn meeningen;
hij maakt er een boeiend kijkspelletje van;
hij is niet ernstig, want dan zou hij toch zeker
hun leer van de zaligmakende verandering
die altijd verbetering is", moeten aan vaarden".
Maar wie den zachtmoedigen, kinderlijken
reus, die G. K. Chesterton is, van aangezicht
tot aangezicht hebben aanschouwd, die weten,
dat niets hem vreemder en antipathieker
moet zijn, dan het inhoudlooze schitteren met
zijn vernuft; wie zijn klare, open oogen hebben
gezien en zijn onbeheerschten, blijen lach,
weten, dat bij dezen zielsverwant van Dickens
het sterke intellect, de onmiddellijke humor,
in zekeren zin slechts overdadige geschenken
zijn van een gul-gezind lot; maar dat het de
zuiverheid en de warmte van zijn ongerepte
hart is, die hem tot een zeldzame persoonlijk
heid in onze moderne samenleving hebben
gemaakt.
Chesterton is er in geslaagd zich niet te
laten meesleepen in den stroom van onze
van-zelf-sprekende, gesanctioneerde dwaas
heden ; maar hij is altijd tegenover het leven
van allen dag en de meeningen van zijn
naaste medemenschen blijven staan, als
an English yachtsman who slightly
miscalculated his course and discovered England
under the impression that it was a new island
in the South seas". Hij weet alles waar wij
overheen leven, met telkens nieuwe oogen
te bezien, hij houdt niet op, om bij alles
wat wij juist zoo boeiend, of zoo pikant vinden,
te vragen: Ja maar, is dat eigenlijk wei
zoo ?" en door die niet-aflatende belang
stelling in elk levensverschijnsel komt hij tot
de meest verrassende , (zoo al niet steeds
vleiende) resultaten. Ik heb u slechts te her
inneren aan de verrukkelijke inleiding van
zijn Heretics !"
Nothingmore strangely indicates an
enormous and silent evil of modern society than
the extraordinary use which is made
nowadays of the word orthodox". In former days
the heretic was proud of not being a heretic.
It was the Kingdoms of the world and the
pofice and the judges who were heretics.
He was orthodox. He had no pride in
having rebelled against them; they had re
belled against him. The armies with their
cruel security, the kings with their cold
f aces, the decorous processes of State,
the reasonable processes of law?all these sheep
Huize I. ZOMEIDIIK BUSSINK
OPMERKINGEN VAN LEZERS
NAAR AANLEIDING VAN :
OVER DE VERWOESTING VAN
HET NEDERLANDSCH"
In dit stuk zal ik niet vooruitgaan met u
nieuwe ellendt te vertoonen, die anders over
stelpend genoeg zal worden, maar zal ik een
woord wisselen met degenen, die mij omtrent
het voorafgaande hun opmerkingen t hebben
kenbaar gemaakt. Reeds dadelijk heeft die
scherpe schalk d r. Charivarius mij op zijn manier
gewaarschuwd (zie de Groene van 19 April),
dat zoo ik er trotsch opga, zijn medestander
te zijn, ik wel mag beginnen met zelf geen
dwaasheden te debiteeren. Ik had namelijk
de samenstelling gebruikt slordig- en
zotheden" en deze rekent mijn held tot de
afbrek- en afkortingen". Eenzelfde aanmerking
maar in minder gezouten trant, doet mij een
lezer te Lucern, wiens naam ik niet duidelijk
kan lezen. Deze acht dergelijke afbrekingen
alleen veroorloofd, als elk der deelen een
woord vormt, b.v. voor- en naseizoen".
Dit laatste beaam ik volkomen en daarom
juist is het wraken van mijn afkorting ten
onrechte geschied. Want het gaat niet aan,
een stommen, verminkten afleidingsuitgang
als-ing (of-aar, -er, -in, -ig) gelijkte stellen
aan een vollen gaven uitgang als heid (of
-dom en -schap). Een woord met -heid is een
samenstelling, een koppeling, en niet een af
leiding. Al is heid geen enkelvoudig naam
woord meer, het is er een geweest en mag ge
rust nog als zoodanig nawerken. En zeer
zeker doet het dit, wanneer het dient om een
concreet begrip te helpen uitdrukken, wat
altijd geschiedt, als het in het meervoud staat
met zijn bijzondercn vorm heden. Slordigheden
zijn slordige dingen en zotheden zotte dingen.
De voorlichter, die dit niet gevoelt, moet nog
iets aan taaistudie doen. Bovendien gebruikte
ik deze beide concreta in n greep, zoodat er
feitelijk geen onderscheid meer was tusschen
hen. In zulk een geval lijkt het mij ondoel
treffend, het tweede lid der samenstelling te
herhalen, want dan zou ik verschil maken,
terwijl ik gelijkheid bedoelde. Daarentegen
zal ik de woorden op -heid niet afkorten, wan
neer ik ze voor abstracte begrippen gebruik
of wanneer ik ze tegenover elkaar wil stellen.
Dus waarheid en schoonheid", grootmoe
digheid en kleingeestigheid". Zou dr. Chari
varius ook den draak steken met een zin als
zij leefden in goede buur- en vriendschap"
Restaurant a la carte
Lunch-Afternoon-tea.ülners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
had gone astray. The man was proud of being
orthodox, was proud of being right. If h
stood alone in a bowling wilderness hèwas
more than a man; hèwas a church. He was
the centre of the universe; it wasroundhim
that the stars swung. All the tortures torn
out of forgotten hells could not make him
admit that hèwas heretical. But a few modern
phrases have made him boast of it. He says,
with a conscious laugh. I suppose I am very
heretical", and looks round for applause.
The word heresy" not only means no longer
being wrong; it practically means being
clearheaded and courageous".
Hoe behartigenswaardig zijn deze sobere en
directe woorden in een tijd, die ons telkens
weer een omkeering van het evangelie van den
tollenaar en den Pharizeeër te zien geeft.
Volgens het evangelie stond de tollenaar
achter in den tempel, in de diepste versla
genheid, en hij durfde zelfs zijn oogen niet
opheffen. Maar in onze dagen hebben de
tollenaars zich nog vór de Pharizeeërs ge
drongen; ze slaan zich met luidruchtig pathos
op de borst en roepen: Of ik gezondigd heb?
nou, en f. Zóboeiend, zoo interessant;
als je dat alles hoort!"
We noemen dat volle tnenschelijkheid",
en verheffen de tollenaars tot helden, tot
we op een oogenblik terugschrikken voor de
consequenties en onzen afgod zelf neerstooten.
Wat Chesterton tot deze bittere uitspraak
brengt:
In the fifteenth century men cross,
examineo and tormented a man because h
preached some immoral attitude; in f h
nineteenth century we fêted and flattered
Oscar Wilde because hèpreached such an
attitude, and then broke his heart in penal
servitude because hècarried it out. It may
be a question which of the two methods was
the more cruel; there can be no kind of
question which was the more ludicrous.
The age of the Inquisition has not at least
the disgrace of having produced a society
which made an idol of the very same man for
preaching the very same things which it
made him a convict for practising",
ledereen zoekt op het oogenblib rwr
geestelijke leiding, naar veiligheid, naar een
omlijnd ideaal; en in zijn onrustige behoefte
aan steun vervalt de een tot sterrenwichelarij,
de ander zweert bij de tópvermacht van
verschillend-gekleurde fleschjes; déderde richt
zijn leven naar het rhythme van e ma.an.
Ik geloof, dat het voor dezulken een zegen
zou zijn, als zij de boeken van Chesterton
(Heretics en Orthodojcy) eens ter hand namen.
Zijn eindelooze phantasie, zjjn spring-levend
vernuft houdt onze vermoeid*, geesten ge
boeid bij het bespreken van de tneesf .ab
stracte" onderwerpen; en het contact met
zijn nobele persoonlijkheid heeft een zoo
zuiverende uitwerking pp onze ziel, dat we,
als na een bad, koel en sehpon en met een
gave huid uit de lectuur opduiken.
ANNIE SALOMOWS
iMiiiimiiiiiiirmiiiHiimiMiiiiHfjiniiiiiiiiiiiiiiiii
Op den Economischen Uitkijk
De lijn in onze sociale verzekering
l
In ons No. van 27 Mei 1.1. *wes ik op de
totstandkoming van de Land- en Tuinbouw.
Ongevallenwet en in verband daarmee op
de stelselloosheid in de wettelijke regeling
van onze sociale verzekering. Natuurlijk is die
stelselloosheid historisch gemakkelijk te ver
klaren .On ze (industrieele) Ongevallen wet-1901,
thans genaamd 1921, stamt uit den tijd, waar
in men meende den arbeider geen grooter
dienst te kunnen bewijzen dan door tusschen
hem en zijn werkgever den ambtenaar in te
schuiven, die als onpartijdig man zou zorgen
dat de getroffene kreeg, wat hem rechtens
toekwam. Hier was dus in beginsel een uit
oefening van de verzekering door publiek
rechtelijke organen. De van de Regeering
destijds afgedwongen risico-overdracht be
lette niet dat de schaderegeling als uitslui
tende bevoegdheid bleef voorbehouden aan
de Rijksverzekeringsbank.
Maar in den loop der jaren kwam men al
lengs wel tot andere gedachten. Dr. A. Kuyper
gaf in zijn land bouw-ongevallen wet van 1905
nog een vrij stramme publiekrechtelijke
regeling. In lalma's jaren (1909?1913) was
men al wat verder gekomen. Een enquête
commissie had toen de booze geruchten om
trent bezwaren, aan risico-overdracht ver
bonden, te niet gedaan en dit stelsel in be
ginsel zelfs aanbevolen. Talma droomde van
een organisatie van den arbeid" en meende
die niet beter te kunnen bereiken dan door de
indiening van zijn Radenwet, die ons straks
met de schepping van Verzekeringsraden en
Raden van Arbeid zou zegenen, welke lichamen
den ontwerper zich dacht als organen van
den arbeid," maar die feitelijk "niet anders
zijn dan ambtelijke colleges.
Voor het beginsel van medewerking tot
uitoefening van sociale verzekeringswetten
door patroons en arbeiders verklaarde Tal
ma veel te gevoelen, maar practisch kwam
daarvan in zijn wetten weinig terecht. De
invaliditeits- en ouderdoms-verzekering werd
voor haar uitvoering feitelijk in handen gegeven
van de Rijksbank en van de Raden van Ar
beid, de laatste onder tpezicht van de Verze
keringsraden. In de wet, die deze verze
kering regelt, vindt men de instelling van fisiep*
overdracht veimeld als een aan gegadigden
op hun verzoek te verleenen bevoegdheid,
mitg voldaan was aan zekere door de wet
gestelde en verder dpor bestuursmaatregelen
te stellen voorwaarden, Men behoeft, meen ik,
geen tegenspraak te vreezen fl'§ fflgnzegt;
die voorwaarden zijn van dien aard, dat
risico-overdracht practisch onmogelijk is;
zij komt, geloof ik niet voor.
Wat ë Ziektewet betreft, hier begreep
men wel, dat op dit gebied medewerking van
de rechtstreeks-belanghebb§nden; de werk
gevers en de arbeiders, bezwaarlijker dan
ergens elders op het veld der sociale verze
kering kon worden gemist; dat hier decen
tralisatie Ifl dg uitvoering was om zoo te zeg
gen een vanzelfsprekende, technische eisch
dezer verzekering en dat. pni simulatie en
aggravatie te keeren, de beslissende en |iiti
voerende organen niet ver boven, niet ver
af y.an de verzekerden konden of mochten
staan. Daafbjj deed zich natuurlijk ook de
overweging gelden, daf de wetgever hier niet
stond voor een doof het particulier jnjtjatief
nog niet ontgonnen terrein, maaj- dat er
integendeel tal van grootere en kleinere
plaatS?ljjife" ziekenkassen en ziekenfondsen be
stonden, vgrbgnden aan een fabriek of aan een
groep fabrieken pf pp|< wel plaatselijk geor
ganiseerd, corporaties, ditf niet alle even voor
treffelijk waren ingericht maar die dan pyerr
penkomstig wettelijke voorschriften hervormd
en die JD elk geval niet genegeerd konden
wotdcfi.
Zoo begreep het woj* dr. }<uyper en na
hem Veegens en na hem JalnVa, Zjj allen
ruimden dus in de wettelijke regeling van
Ziekteverzekering een plaats in aan de bij
zondere kassen", als hoedanig dan die par
ticuliere tganjsatiÊS tot medewerking zouden
worden toegelaten. Maaf djf.' toelating was
niet royaal. Men maakte het d<:n hjjzpndpren
kassen lang niet gemakkelijk en stelde 4t
/(iifelijk door allerlei voorwaarden en
voorjiehfift^n afhter bij de ambtelijke colleges, die
als puhüek^ kjifisen flen boventoon zouden
voeren. Vandaar b.y. ti^t verlet vaji een man
als Dr. de Visser, toeninaali? ^afTjeriid (thans
Minister) tegen Talma's Ziektewet. Vandaar
KLIMAATSVERANDERING
Teekenlng voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
llllllllllllllllllllllllllllllllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIJilJJJJJJJJJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIi
of Joden- en Christendom kwamen hierin
overeen"? Het zij zoo, maar ik voor mij geloof,
dat men zich wachten moet voor
hyperkritiek en dat onze taal wel orde van noode heeft,
maar zonder knelling of bevitting,
De taal is inderdaad een levend ding",
ik ben 't geheel met u eens, geachte dr. van
Eeden. Daarom, laat het Nederlandsch leven
en wil het niet dooden. De taal leeft, als men
haar houdt in haar grond, op hare wortels.
Men maakt haar ziek en doodt haar, als men
haaroverplant en haar vreemde stoffen in het
merg perst. Ik moet u geioovep, als ge zegt,
dat ge germanismen koost omdat ge m wildet
hebben om hun kracht en hun klank. Doch d«*
moetik hier helaas uit besluiten,dat gij te dien
tijde stondt als een vreemde in de schatkamer
van het Nederlandsehen dat uw ziel ongevoelig
was voor den klankrijkdom uwer eigen taal.
En niet alleen te dien tijde. Ge hebt tijdens den
oorlog een voorrede geschreven tot n wfk,
een goed werk: Ik beschuldig", maar in eert
vertaling, die eenvoudig een vermoddering
was van het duitsche origineel en de grofste
parodie zelfs op het meest verongelukte
Nederlandsch. Mag ik u hier herinneren een
uitspraak van Willem de Clercq uit het jaar
1824, maar voor het tegenwoordige als ge
knipt: de ware taaikenner wept, welk het
onderscheid tussehen beide talen is, an dat
geene overzetting misschien moeilijker is,
dan die van zuiver Hoog- in zuiver
Nederduitsch." En verder: treurig ware het, indien
wij onze zuivere moedertaal door den invloed
eener taal lieten besmetten, wier geheele woord?
voeging en samenstelling hemelsbreed van de
onze verschilt".
Het is denkelijk hier niet de plaats voor een
dispuut over het getal en den aard der ger
manismen, die men bij Vondel zou kunnen
aantreffen. Alleen wil ik u doen opmerken,
dat in de eeuw van Vondel onze literaire t£.al
nog werd opgebouwd en daarom lijden kon
door dwalingen en misslagen van hare bouw
meesters en bouwlieden; doch dat zij daarna
aan het nageslacht is overgeleverd gaaf en
met de beste kansen op blijvende gezondheid
en op eigen natuurlijke ontplooiing. Voor dit
nageslacht stond de weg duidelijk en rukrj
open, om de taal naar haar nu zichtbare ge
steldheid, naar hare nu ontdekte levenseischen
vooruit te brengen tot aan de volmaaktheid
toe. Maar uit verblindheid, uit zelfmisleiding,
zoo niet uit onkunde, heeft men het Neder
landsch van zijn eigen weg afgedrongen en
onder voorgewenden goeden wil en medelijden,
dat smaad en beleediging kwalijk verborg,
gevoerd flUitf yreernden grond, waar zijn
rechte bouw zou verferun)rijen, waar zijn
kracht zou vergaan, waar ij/n Itél^fre klank
wangeluid zou worden.
Ten jare 1873 kwam de maarschalk
Bajcalnp voor den krijgsraad terzake van de
overlevering ya;i Metz aan de Duitschers. Hij
verdedigde zich rnet trots; hij beriep zich
op noodzakelijkheid; hij rethtwpardjgde zijn
inzichten; hjj roemde zijn beleid. Toen Voegde
hem de voprxjttgf van den krijgsraad, de
hertog van Aumale, djf fgne^ezegdg toe; M
France existait toujours", E.n fret ^erd sti|
in de rechtzaal.
De schrijvers, die het Nederlandsch over
leverden, die zich willen verwaardigen tot een
rechtvaardiging, zjj spreken met hoogheid, zij
gewagen van hun sfij.aak) fiuf] gevoel, hun lust,
hun visie. Zij wanen dan Z.OR aanstonds !).et Ple't
te hebben gewonnen. Dat men hen stwjte pjef
dat eéne gezegde: Het Nederlandsch had
vopr u moeten bestaan !"
Pen hepr J. P. van Mansvelt te Utrecht zeg
ik dank voor zjjn tyaardeering en kritiek. Hij
yindt het door mij gelaakte ,,het verluidt"
ëën Verrijking van de taal. Het .\foord komt
hem mooi vopr. Je hoort er zoo rnooi in de
zich verspreidende galm vap pen kjok, draag
ster van klank, waarneembaar van yer".
Voorts oordeelt de heer M. dat '?het verluidt"
yan gerucht hetzelfde recht heeft als "?het
strooit" van den regen.
De heer M- i$ fijner van taalgevoel dan de
courantschrijvers, die pn.e met het verluidt"
hfbben begiftigd. Dezen .denken gr waarlijk
njets moois bij. Zij denken er heelemaa| nfet
bij en hebben hgt eenvoudig uit duitsche
bladen ingezogen, Het stroomt" geeft zin,
zooals het er staat, Het ver|ui(Jt" geeft
gén zin. Onpersoonlijke vormen nu moeten
in het Ned., ook als zij op zich zelf staan en
dus niet door een bijzin gevolgd worden, een
zin opleveren. Dit kan het verluidt" niet.
Daaronj lijdt een nederlandsch oor het niet. Zoo
is ook het fye£t" geen nederlandsch. Het
heet, dat de Koningi^i zal komen" is een
stumperige zin. De Koningifi heet te
(zullen) komen," moest het zijn.
Pe heer M. is van meening, dat in streven
naa»taajzuivering het gevaar schuilt te ver
te gaan", is djt jyel een gevaar? Als men te
ver is gegaan, kan men to£h een eind achter
waarts loopen en 't straks beter pyerdoen.
De weg is ook nog zoo ongebaand, hoe schoon
het doel ook zij.
De heer J. Oosten broek te Halfweg hand
haaft Verloopen" in een zin als de
vergadeVolgens geleerden is [binnen eenige jaren een verandering van het Nederlandsch klimaat te
wachten. De teekening geeft een gedeelte van een gracht te Amsterdam na die verandering weer.
IIIIIHII inii hiiuiiii mui iiiiiiiiimii>iiliiiliiiiliiiiiiiimiiMMiiiHmiiiMimiiiimi
itiiiiiiiiilitiiiii
ook het verzet dat, voortdurend wassend,
nu is toegespitst geworden in wat heet het
plan Posthuina-Kupers", welks indiening
voor M.I", Aalberse tot nog toe een feitelijk
beldtsel is gebleven en gebleken om de iet
wat gewijzigde ziektewet van Talma in
werking te doen treden. Over dat plan en
de daaraan ten grondslag liggende gedachte
heb ik hier reeds vroeger geschreven; ik
isaj nipt in herhalingen daaromtrent
vervalU'nj maar (noest toch in het kader dezer
beschouwingen aap de?.e geschiedenis her
inneren.
Die geschiedenis leert o.a. (en m.i. dit voor
al), in welke belangrijke mate het inzicht der
arbeiders in deze zaken gedurende de laatste
tien jaren is gewijzigd, hoezeer zij veel meer
dan vroeger zijn gaan gevoelen Voor het
denkbeeld van practisehe medewerking ook
van hunne zijde tot uitoefening van sociale
verzekering, welker hoofdlijnen dan zullen
worden neergelegd in een wet, maar waarvan
net (om, zop tg zeggen) dagelijksch werk de
taak zal zijn van daaftpe zjcn prganiseerende
werkgevers en werklieden. In de dagen wanrin
de (industrieele) Ongevallenwet-19.01 tot
stand werd gebracht en door werkgevers werd
aangedrongen op medezeggenschap en mede
werking jn' dg uitvoering, vond dit streven
allerminst steun tiij de georganiseerde
jirbeiders; zij schenen het voortreffelijk te yin =
den dat hun belangen door ambtenaren zouden
worden behartigd. In Kuyper's en Veegens'tijd
werden \n\ het kamp van de vakbonden klach
ten geuit over de werking der risico-overdracht.
In Talma's tijd waren die klachten vrijwel
verstomd, omdat de enquête-commissie het
ongegronde daarvan had aangetoond, maar
was dan de houding al niet meer vijandig,
zij was onverschillig: er was geen groote be
weging van arbeiders-zijde bij de behandeling
van Taln.a's ziektewet om op behoud, erken
ning en handhaving van particuliere fondsen
en kassen aan te dringen. Werkgevers pro
testeerden en petitionneerden; de massa der
arbeiders zweeg. En thans, tien jaar later, zijn
wij zoover, dat die in 1913 aangenomen ziek
tewet toch zeker wel niet in werking zal
treen zonder dat daarbij ruimte wordt gelaten
voor de toepassing van het denkbeeld, dat
In het plan Postuma-Kupers is belichaamd en
dat een krachtig beroep doet op de medewer
king van arbeiders bij de uitvoering van deze
verzekering.
Natuurlijk is ook deze evolutie wel verklaar
baar, Als wij zeggen, dat de tijden veranderen,
bedoelen wij dat de menschen over allerlei
dingen anders gaan denken dan voorheen. De
georganiseerde arbeider voelt zich niet meer,
gelijk hij vroeger zich te voelen scheen, de
zwakke figuur, die duchten moet dat het hem
toekomende hem wordt onthouden, wanneer
de werkgever ook maar eenigen invloed daar
op kan uitoefenen en die dus alleen achter
des ambtenaars breeden rug veilig is. Hij is
mans" genoeg om voor zijn rechten op te
komen. Het denkbeeld van samenwerking
met patroons is hem sedert de invoering van
zoovele collectieve contracten en door de
bedrijfsorganisatie ook lang niet vreemd meer.
Zoo is er meer. Maar hoe de verklaring ook
luide, de strooming is er.
Over de lijn" in onze sociale verzekering
een volgend maal m/g 'n woordje.
S M I S S A K R T
HUMIIIIIIIMHHItHIMMI
ring verloopt kalm". Veiloopgn -- zegt hij
in de beteekenis van meer en meer voofU
loopen" verhoudt zich tot het stam
werkjyoord loopen, zooals vervallen (?-- meer en
meer vallen) tot zjjn stamwerkwoord".
Hierop dit. In het vpprypegsel ver zit
velerlei vermogen, daar het ontstaan is m't
verschillende voorvoegsels in het
oud-germaansch. Zoo heeft het de kracht van eindi
gen, te niet gaan, in afleidingen als
verbran3en, verkwijnen, verroesten, vergaan en insge
lijks in verloopen en vervallen, eker zit er ook
een elernentin van meeren nieer,g3cjndeweg,"
m.aar dg kern is einde en nog wei een
noodjot.tjgi althans, doprgaafls een ongunstig einde.
Door nu tij CggPH ,,de vergadering verloopt"
als men bedoelt de vergadering heeft een
loop" rukt men die kern uit en edrjjft
men dus taaischennis. Als de heer O. het werk
woord in het verleden deelwoord gebruikt,
(,4f yergadering 'S verloopen", zal hij dan
nóg beweren, dat hu zeggen wil de vergade
ring is meer en meer geloopen" of Bedoelt hjj
dan: de vergadering is allengs uiteengegaan
Ik denk wel het laatste en dus moet hij hier
zijns ondanks het voorvoegsel ver- wel in
zjjn recht laten.
De heer O. ziet een fijn verschil tusschen
beëindigen en eindigen. Beide zegt hjj
t}eteekenen een einde rrjaken aan" rrjaar
$aarj)eindigen meerop hetacciflenteeleduidt,
meer den onjstanen tpestand zonder verder
commentaar \vil vernielden, doelt,,beëindigen''
op het opzettelijk tot stand hebpen gebracht
van dien toestand". Accoord. Dus als de fteer
O. zegt ik heb mijn brief, taak, arbeid
geefnfligd" is dat einajgen niet opzettelijk ge
beurd, rnaar gp^eel toeyalljg! Een beëindigde
brief heeft voor den SGhrjjypren den ontvanger
rneer waarde dan een nkel geëindigde, "}k
wenseh u geluk met deze vonast en daar ik
onlangs in een duitsch blad zag staan
Belieferung" en we dus morgen in het Nederl.
zullen lezen van beleveren", zult u dit nieuw
ste snufje van de be-mode wel gaarne aan
vaarden om een fijn onderscheid met leveren"
te maken. Het gevolg zal zijn, dat als een
jlechtaard u iets mocht leveren" (toevalli
gerwijs), u hem zulks minder ten kwade zult
duiden dan''wanneer hfj u iets mocht bele
veren" (opzettelijk).
In 't algemeen doet de heer O. mij het
y.erwijt hooren, dat ik in de taal teveel hecht
san de logica, de analogie. Hij vindt, dat
1) De heer O. bedoelt terwijl".
logica in een levende taal eigenlijk ontbreekt.
Wel, zooals ik reeds gezegd heb, ik zou veel
liever een beroep doen op taalgevoel, mits
dit nog bij den Nederlander leefde. Het moest
niet kunnen gebeuren, dat men op gronden
van redelijkheid een Nederlander zou verkla
ren, dat beëindigen, beïnvloeden en de heele
rest evenveel gruwelen waren. Dat moest hij
vanzelf vatten, Nu moet ik mij behelpen met
verstandsargumenten, waarvan ik de
uiterlijke zwakheid, de ontoereikendheid wel
duidelijk inzie, maar van welker innerlijke
stevigheid ik overtuigd ben, omdat ik onder
al het storend gedruisch de stem der taal
versta.
De heer O, spare mij vergelljkingenrmet
het Maleiseh. Wat men in andere talen doet,
hoe men in vreemde talen woorden aan
rjegrjppen hec/ht en omgekeerd,mag het
Nederlands'ch koud laten. Er is een tijd geweest, dat
men in den vreemde naar het Nederlandsch
omzag.
De heer O beëindigt" aldus; Ik heb eens
een wijze les gehad, Ik moest een reclame
samenstellen voor een scheepvaartmaat
schappij. Daarop moest vermeld worden, dat
om de veertien dagen een afvaart zou plaats
hebben. Ik schreef met dikke letters veertien.
dagelijksche afvaarten" in analogie met
driemaandelijksch of tweewekelljksih tijdschrift,
De pireptje maakte er veertjendaagsch" van
en pf jk al rjetppgde, dat dit analoog was met
tjendaagsche veldtocht" en driedaagsche
zeeslag", de directeur, de jongste
bediendeen a|les wat er tusschen lag, schudde het
lioofd en hjer en daar z.ag ik een medelijdenden
glimlach. Sindsdien hen ik genenen, Vox
Populi, vox Dei"
Eiijeve, meneer Oostenbroek, U wilde be.
ken d maken afvaart om de veertien dagen".
Wel, waarom schreef u dat dan niet? Uw
vroegere zucht tot analogie dreef u tot razernij,
een drijving, waartoe u mij niet krijgen zal.
Uw veertiendagelijksche afvaarten" waren
twee woorden in dikke letters en twee
fouten met dikke strepen. Een meervoud van
afvaart, (uitvaarten, welvaarten,
scheepvaarten). Brr !
Vox populi, vox Dei. In stede van Dei
Diaboli en ik ben uw man. Neem van mij aan,
dat zoo het volk de spraakmakende gemeente
ijj, dj»taal iet? hoogers i? :dan de spraak en
gjien spekje vór \\et yolksp,ekjè. fieriges, u
maar eens over.
C H. F. HAJE