De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 10 juni pagina 8

10 juni 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Juni '22. No. 2346 <r r DE UILENBOUWVAL IN ARTIS DOOR A. F. J. PORTIELJE Inspecteur over de levende have van het Kon. Zool. Oen. ,,Natura Artis Magistra." (Met teekeningen voor de Amsterdammer" van Is. van Mens) Wie zich nog de onooglijke, ondoelmatige, benauwend-enge hokken herinnert, waarin vroeger in Artis de uilen cellulair gevangen zaten", zal verrast opzien, wanneer hij het nieuwe, in eigen beheer gebouwde verblijf dezer vogels, en zijn omgeving te aanschouwen krijgt. Wel verre er van, dat bij 't aanschouwen van zoo mooie en in allerlei opzicht merkwaardige vogels, als uilen zijn, aesthetisch genot en belangstelling in bouw en leven werd opge wekt, kon men vroegereengevoel van medelijden niet onderdrukken, van deernis om op zulk een wijze aan hun natuurleven onttrokken vogels. Zij, die in Artis te genieten en te bestudeeren weten, zullen het dan nu ook wel ten zeerste waardeeren, dat eenige Bestuurs leden en eenige vermogende vrienden van het Genootschap de handen ineengeslagen hebben, om den Directeur in staat te stellen zijn reeds in 1894 gerijpt plan toen in het Museum Fauna Neerlandica een uilengroep, gehuisvest in een gedeelte van een slotruïne door P. L. Steenhuizen werd vervaardigd te verwezenlijken, waarover hij en zijn mede werkers dus lang reeds doende waren, maar dat ruimer beurs vereischte, dan waarover Artis na de oorlogsjaren te beschikken had. Zoo kon dan de eerste steen op 8 Maart 1921 door Johanna Kerbert, kleindochtertje van den -Directeur, worden gelegd. Niet alleen de uilen kregen hun tegenwoor dig in -geen zoölogischen tuin ter wereld geëvenaard verblijf. Artis is tevens een mooi en uiterst doelmatig terrein voor andere De uilenruïne met de slotgracht vogels rijker geworden, dat gelegenheid biedt, om een aantal naar uiterlijk en bouw wel bekende, maar in hun instinctieven aanleg en gewoontevormingen nog weinig of niet gekende merkwaardige inlandsche vogels terdege en van vlak nabij inhun natuurlijke leef wijze, wel licht ook in hun broedverzorging, te kunnen waarnemen en bestudeeren. Ten slotte biedt de nieuwe aanleg dan nog de eigenaardige, mettertijd stellig nog aan karakter winnende schoonheid van een wildomwoekerden, middeleeuwschen bouwval met de rest eener slotgracht. Men kan zich voorstellen, voor de ruïne van een middeleeuwschen in z.g. Vlaamsen verband" uit reuzenmoppen" opgetrokken burcht te staan, waarvan niets dan een afgebrokkeld stuk muur met schictgaten en nissen, poortje met wenteltrap en gedeeltelijk gesloopten en ingestorten hoektoren, zoomede een deel der oorspronkelijke slotgracht over bleef. Op den binnenhof met zijn bemosten waterput, waarin de tongvareo groeit, alsook in de onmiddellijke omgeving heb ben zich tal van typische ruïneplanten" gehandhaafd ; ware of gewaande geneeskrachti ge kruiden meest, herinnerend aan de signaturenleer der Middeleeuwen, volgens welke God de gewassen, die den zieken mensen geneesmiddel zouden zijn, door een bijzonder teeken een signatura rerum geken merkt had. Zoo staan daar nog longkruid, en leverbloem en ook de sleutelbloem of hemelsleutel, met zijn goudgele bloemen, opgeschoten uit de indruksels van Petrus' op aarde gevallen sleutelbos. De legende vermeldt oat Petrus, vernemende, dat men een zijner sleutels had nagemaakt, om daarmede een deurtje van den hemel te openen, van schrik zijn geheelen bos vallen liet, die van ster tot ster tuimelend op aarde neerkwam. Wel zond de bewaarder der hemelpoort snel een engel, om de verloren sleutels terug te brengen, doch voor nog door dezen het bevel ten uit voer was gebracht, hadden de gouden hemelsleutels onze aarde al bereikt, en daarin hun afdruk geprent, waaruit de goudgele bloemen bloeiden, die wij thans sleutelbloemen noemen. Voorts groeien en bloeien er beurtelings de bittere alsem en de welriekende lavendel; thijm en venkel; absinth, kamillen en kruize munt; salie, mannetjes- en wijfjesvaren; het zecpkruid, welks, in water het schuimende saponine prijsgevende, wortel gebezigd werd bij 't wasschen van wollen stoffen, en de kaardistel, die gebruikt werd bij 't karen van 't fijne vlas. Maar ook daslook en lelietjes van dalen, pijpbloem en mansoor, wilde aardbij, honds roos en egelantier, zijn om of nabij den bouwval te vinden. Op de muren zelf komt later klimop te woekeren, kruipen muurpeper en muiirlceiiwebek door de spleten en trasvoegen, lacht witjes de scheefkelk, en klampen zich de ruige inuurmelde en nog andere op muren groeiende planten vast. Ook fleurt er veelvuldig de gele mimrbloem, die oor spronkelijk in 't wild de rotsstreken van Zuid-Europa bewoonde, maar, zich op muren vestigend, en van ridderburcht tot ridder burcht zich voortplantend, Frankrijk en Enge land door, en den Rijn langs is gekomen, zoodat ze ook bij ons te lande op den gcru neerden bouwval van het Valkhof bij Nijmegen, op de welbewaarde ruïne van Bredcrode, op het slot Ostende te Goes en op de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch voorkomt.... ook, in 's-Hecren van Amstels veste, op den Uilen bouwval in het tegenwoordige Artis. Geel hclmkruid, huislook, eenige munrvarentjes, door de vogels gezaaide" lijsterbes, vlier en duindoorn hebben zich mede hun plaatsje veroverd op 't zwijgend puin, dat nu het indrukwekkend, schoon bijzonder ge camoufleerd, uilenvolk tot passenden achter grond en schuilplaats strekt, voor zooverre de tegenwoordige bewoners niet op de afge storven vruchtboomen van den binnenhof roesten", of zich gedurende den dag terug trekken in het heesterhout of tusschen de planten op den grond. mmiiiiiiiiiiiitiiiimmiiiiiii EEN AVOND OPMONTMARTRE Zeven uur. Uit het raam van mijn hotel kamer, op de vijfde verdieping, zie ik in de verte de hoog gelegen kerk SacréCoeur; de ondergaande zon zet de koepels in gloed en het groote, lichtgrijze bouwwerk lijkt in de ijle avondlucht vreemd dichtbij; vele détails komen duidelijk uit, terwijl een lichte nevel de lager gelegen huizen wegdoezelt. Wat moet het mooi zijn, nu van daar een blik op Parijs te werpen. Ik besluit er heen te gaan en dan op Montmartre te blijven dineeren. In de rue Lafayette is de grootste drukte van menschen, die van hun werk komen, voorbij, de drukte der theaterbezoekers moet nog komen; het licht van den t'ig kwijnt, maar de lantaarns branden nog niet; de win kels zijn dicht, doodsch met hun zwarte ijzeren blinden in groote vlakken, geen vroolijke etalages verlevendigen het ietwat som bere geheel. Op den hoek bij de Rue Taitbout is het verkeer nog druk. De straten stijgen nu langzaam en het stads beeld wijzigt zich. De winkels worden wat minder voornaam en vele zijn nog open, terwijl slechts weinige een ij/eren scherm voor de ruiten hebben. Wel is er bij de talrijke winkels van juweelen en sieraden een ijzeren traliewerk aangebracht, maar het licht der etalages schijnt naar buiten. De bestrating wordt slechter, groote keien vervangen het asfalt en de trottoirs zijn smal als in Holland. Aan de buitendeuren staan vrouwen met aardige kinderen en achter hen ziet men in de donkere ruimte van het trappenhuis. Grootere kinderen spelen midden op straat, waar slechts nu en dan een enkele auto passeert. Ik kijk af en toe achter mij, maar het uitzicht is nog niet vrij. Sterker stijgt het nu en de keien in den rijweg zijn als onze beroemde kinderhoofden, terwijl nu ook de trottoirs met grove keien bestraat zijn. Opeens : een aardig dorpspleintje met boomen, restaurants aan een paar zijden en de kerk op den achtergrond. Ik loop om de kerk heen, die helaas geheel omgeven is door een leelijke houten schutting. Straks uit de verte was die schutting verborgen achter de huizen. Het is nu tamelijk donker geworden en als ik aan de achterzijde van de kerk het vrije uitzicht op de stad zal krijgen, heeft bovendien de nevel het grootste gedeelte bedekt. Hier en daar steekt een hooger punt er boven uit. Een deur in de schutting en een houten trap geven toegang tot de basiliek. Ik ga naar binnen, langs een ouden bedelaar, die mij zegent als ik hem wat geef. In de groote donkere kerk, waar slechts hier en daar een enkele kaars een lichtkring spreiot, zie ik niemani.., alleen bij het helderder verlichte altaar knielt een vrouw. Zij diaagt rouw, als zoovelen thans in Frankrijk; zij ligt onbe wegelijk, al den tijd, dat ik daar naar de dansende schaduwen sta te kijken. Het is nu geheel donker en de wind steekt op, terwijl ik een der restaurants opzoek. Toch blijf ik maar op het terrasse" zitten, d.w.z. op de stoep. Aan een tafeltje naast mij, Zitten twee Italianen en een Franchise. Aan een ander in mijn buurt een fransch soldaat met zijn meisje en een troisième". De eenc Italiaan, een type voor een schuttersmaaltijd, zjigt zijn gezelschap geheele brokken voor uit bekende opera's. De andere, bleek en mager, moet voor het meisje een teckening maken van zijn vriend, maar hij teekent in de plaats daarvan, haar hoed en drinkt intusschen veel wijn met water. Telkens bestellen zij de l'eau", zonder den wijn te noemen. Ik krijg een uitstckenden maaltijd en de kellner is vol attentie. Aan het tafeltje van den soldaat is men zeer stil, het andere gezelschap wordt steeds vroolijker. Het meisje mengt bloemblaadjes door haar confiture en de beide Italianen moeten nu 0,1 haar lepeltje daarvan proeven. Telkens draagt de zanger een nieuwe opera voor. Langzaam slentert een groote donkere man voorbij, een sigaret aan de lippen han gend, een slappe hoed op een oor. Jongens van een jaar of dertien spelen en stoeien, gooien elkaar op den grond, maar vermijden OELOF pITROEN KALVERSTRAAT 1 Amsterdam OPGERICHT 185O TELEFOON 658 N. DEN HAAG - PLAATS 23 firma M. J. BOUDSMIT PAARLEN, BRILLANTEN Goud, Zilver en Horloges Uitsluitend eerste kwaliteit zorgvuldig de gasten op den stoep van het restaurant te hinderen. Op een bank midden op het pleintje zit een vrijend paar, in een langen kus verteuigd. onbewust van de enkele voorbijgangers. De nevel is nu opgetrokken en ik zie Parijs, de lichtstad, aan mijn voeten. Een enkele groote bewegence lichtreclame, maar verder veel kleine lichtjes tot heel ver; gele het meest, ook een paar blauwe en roode. Heeft Carpentier hier zijn Louise" geschreven? Het kost mij moeite ue plek te verlaten. Zeer steil loopt de hobbelige straat af naar de Lapin agile", het oude Montmartre-cabaret. De ingang herinnert aan die van een dorps\\inkeltje, waar naast schoensmeer bokking en laast limonade galanterieën uitgestald liggen. Uit den winkel" enkele treden op en langs een gordijn. Vol is het nog niet, maar er hangt .,1 veel rook. Twee gaslampen, met gele lappen omkleed, een donker geschil derde wand en /oldeiing. Veel ciayonteeKeningcn, een stuk of wat pastels en schil derstukjes en een paar groote gipsbeelden langs de wanden. De zaal is niet grooter dan twee behoorlijke woon vertrekken. Bruinrood geschilderde ruwe talels en banken. Zoodia ik zit, komt een meisje vragen, wat ik zal drinken. Ze is jong, wat erg gezet, maar zeer vief. Lachende bruine oogen en een trissche mond in het wat pafferig gezicht. Haar hel roode jersey beweegt zich rap tusschen de menschen door; met wat neuzig geluid roept zij de bestellingen naar den winkel" : deux cerises, trois primes." Ook een enkele vin blanc", maar vruchten op brandewijn zijn blijkbaar het meest in trek. Bier met de daarbij behoorende dikbuikige glazen en dito mannen n'existe pas !" Er komen langzamerhand meer bezoekers en de banken raken vol. Toch is er nog altijd plaats; leege kisten worden te voorschijn gehaald en herdoopt tot fauteuilsd'orchestre". Zeer uiteenloopend is het publiek, maar toch bijna zonder uitzondering fiansch, overwegend Parijzenaan. en vooral viel van Montmartre zelf. Om half elt gaat een jonge man, die tot het gezin schijnt te behooren, en die aldoor met een mandoline rondliep, bij het gordijn staan, dat het trapje naar den winkel aisluit en begint een liedje te zingen. Dadelijk is er aandacht. De jonge man, een grijsbruin homespun jasje aan en een roode das om den hals, gaat zelf met een koekepan rond cm zijn honorarium op te halen. Daarna helpt hij weer nieuwe bezoekers aan geïmproviseerde zitplaatsen. Dan opeens verschijnt de baas, Ie p ere Frédé". Een man van stellig zestig jaar, volle grijze baard cu s:uir, geestige De rechterkant van de uilenruïne Buiten den muur, aan de deels gedempte, spiegelende slotgracht.met haar rietomzoomde eilandjes, door afgestorte muurstukken en brokkelend puin gevormd, staat overal de gele lischbloem", de fleur de lys", die als Fransche lelie haar weg heeft gevonden in heraldiek en ornamentiek, en waarover Heimans en Thijsse in hun Door het riet land" zoo onderhoudend wisten te vertellen, inzonderheid over de biologie van deze zwaardbladige, met verschillende gebouwde bloemen of zweefvliegen of hommels lokkende Frankische wapen-plan t." De witte waterlelie zal er van den zomer op het spiegelend water mijmeren, en gele plomp en watergentiaan zullen er gaan bloeien, nadat Leonardo da Vinci's blijde lenteboden, de dotterbloemen, er kortelings den oever in 't flonkerend goud gevat hielden. Waterklaver en wateraardbei, zwanebloem, egelskop, en watermunt; valeriaan, kattestaart en de fijn-bloeicnde waterweegbree; sierlijk pijtkruid, kalmoes de chineesche emigrant , de lidsteng en de slanke koningsvarens, zullen om beurten bloeien aan den oever. En in het riet, waar, hopen we, waterhoen, kapmeeuw en wellicht ook nog eens de schuwe roerdomp zullen nestelen zooals een vrijvliegende wilde eend het reeds met goed gevolg gedaan heeft in een hollen knotwilgkop groeten ons binnenkort bitterzoet, wilgenroosje, wederik en de witte windekelken. Zoo zullen op den duur bouwval en slotgracht met hun onvervalschte pracht van kruiden-omwoekerde steenkleuren, hun mooie booglijnen van toog of poort, en de kalme spiegelingen van het bloemen-omzoomde illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMMllmlIIIMIlllllllMIJUMIIIIMI Hotel Duin en Daal Volledig pension met kamer v.a. ?7.?p. d tevreeë'-bespannen water" afgezien nog van het velerlei vogcllcvcn bron van met de seizoenen wisselend natuur-genot kunnen gaan vormen, voor een ieder, die in Artis rustig te genieten en waar te nemen weet. Over de vogels dan een volgende ma;-'l. oogen, fhuveelen buis, puntmuts van schapen vacht, groote stok in de hand en een wat houterige gang. Hij groet eenige bekenden, kijkt met vlugge oogjes rond of iedereen wel wat te drinken heeft, geeft het meisje met de roode jersey (zijn dochter?) een zoen en gaat op een leege kist /itten. Dan kondigt hij aan, dat notre ami Fantin" een voordracht zal houden. Er is gespannen aandacht voor het gedicht van Ricliepin en veel applaus, hoewel Fantin geen mooie stem heeft. Nog een gedicht en dan gaat Ie père Frédé" zelf met de koekepan rond. Als de dochter de laatst aangekomen gasten (mijn twee Italianen met het meisje van zooeven uit het restaurant !) bediend heeft, zal zij een liedje zingen. De vader mept : apportez-moi l'orchcstre" en krijgt zijn violoncel en de jonge man met de roode das stemt de man doline, terwijl hij het meisje vraagt in welken toonaard zij zingt : toujours sur Ie do?" Onze kellnerin heeft werkelijk een aardige stem. Zij zingt een paar zeer oude liedjes, auprès de ma blonde, qu'il fait bon" enz. en het geheele publiek zingt op de eerste uitnoodiging het refrein mede. Dan houdt Frédéeen kleine conférence, waarin hij grapjes van den dag debiteert over Barthou en Poincaréen waarbij hij ook vertelt, dat de naam Lapin agile eigenlijk la,iin a Gilles moet zijn en zijn ontstaan dankt aan een vroegere,) bewoner van het huis, Gilles, met zijn konijn. Tegen den muur, recht over mij, zit een opvallende verschijning, blijkbaar een acteur, een groote man met scherpe trekken. De oude krijgt hem in het oog en hij roept: Ah, voici notre ami Godard avee sa jolie petite femme." Van menschen naast mij hoor ik, dat deze Godard een zeer bekend acteur is van een der kleinere Parijsche schouwburgen. Hij laat zich gemakkelijk er toe overhalen, ons een paar gedichten voor te dragen, die terecht enthousiasten bijval vinden. Uit stekend zegt hij ze en scherp beeldt hij ze uit. Sa jolie petite femme" is opgetogen. Geen enkel der gezongen of voorgedragen verzen is dubbelzinnig en de ernstigste hebben het grootste succes. Voor Godard gaat de schaal niet rond. Van achter de gipsbeelden komen een paar witte muizen te voorschijn, die vrijmoedig naar de bezoekers toe wandelen. Geen angst scènes bij de dames, integendeel, de muisjes krijgen suikeren bonbons van dichtbijzittende meisjes. Nieuwe gasten /ijn binnengekomen en heb ben altijd nog weer plaats gevonden. De Toren trap in de uilenruïne dame is blijkbaar een oude bekende van de Lapin agile; de oude man, de puntmuts nog steeds op, wendt zich tot haar en vraagt of zij niet wat wil zingen. Tantöt". Onopge merkt neemt zij de mandoline van den jongen man en zij begint te stemmen. Zonder haar plaats te verlaten zingt zij dan het overbekende O sole mio", na het stormachtig applaus de Valse chavirée" en ten slotte nog een Braziliaansch lied. Haar echtgenoot, die blijkbaar eerst maar half goed vond, dat ze optrad", raakt er geheel mee verzoend door haar enorm succes. Ook nu weer zingt het auditorium van ganscher harte het refrein mede. De stemming is uiterst ongedwongen, men is en familie". De gelukkige echtgenoot bestelt vin mousseux en het is een heerlijke bron van kinderlijke vreugde als de kellnciiii bij het openen een wijnfontein over de naasthij/,ittenden doet nederdalen. Bij de volgende tlesch vraagt men om parapluies, overjassen en de vlotte zangercs-kellnerin lacht zelf het hardst mee. Aan een tafeltje in mijn buurt zitten drie mannen, naar het uiterlijk werk lieden. Ook zij bestellen een flesch vin mous seux en het meisje waarschuwt op gemocdelijk-familiaren toon: Douze francs la bouteille, est-ce que c.a vous convient?" Niemand neemt aanstoot, ook niet aan een enkel paartje, dat in een hoekje de rest der aanwezigen vergeet. Nog een jo.ig acteur met een gedicht van Maury, Sagesse". Hij is niet zoo goed als Godard, maar zijn tekst slaat in. Hij verkoopt enkele exemplaren van het gedicht en ik wil er ook een; drie francs; ze zijn echter op. Als ik nog een kwartiertje blijven wil ?al hij er gauw een halen en hij komt terug met een blijkbaar juist overgeschreven exemplaar (drie bladzijden), dat ik voor mijn drie francs krijg. Nu gaan de meeste bezoekers er van door. Nog n keer hoor ik Ie père Frédémet den jongeman en onze kellnerin, nog n keer zingen we liet refrein mede en dan ga ik, om kwart over n, weer langs het gordijntje, liet kleine trapje en door den winkel; men neemt hartelijk afscheid, ik daal een hobbelige steile dorpsstraat af en dan brengt een auto bus mij naar de stad terug. C E: L i N E ZAN D v R Pension DOLLY en EVELINE" Boulevard de Favauge 39 en 4O W. H. WARNSINCK, jud- medewerker Pension IDZERDA, Scheveningen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl