Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 juni '22. No. 2347
DE WERELD SCHULDENLAST OF
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
FINANCIËELE RIPOLIN
imiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiimiiiiiiiiiiiMiiiiimiiiiiiiii
is uit den aard der zaak de tegenstelling
kapitalisme-socialisme een hoogst belangrijke. En
tot op zekere hoogte is ze dat ook voor hen,
die voor het verkrijgen van allerlei noodza
kelijke goederen afhankelijk zijn van hetgeen
de onder kapitaalleiding staande voortbren
ging hun leveren kan en wil en in rekening
brengt. Maar de kapitaal-leiding is nog
verre van algemeen. En in de onder
kapitaalleiding staande gedeelten der menschelijke
onderhoudsvoorziening is de '.westie der
leiding en der rente- en winst-verdeeling
toch slechts n der vele daarbij betrokken
kwesties, een toch alleen volgens socialistische
opvatting de overheerschende. Zelfs bij de
aanvaaroing dezer socialistische opvatting is
bovendien de overbrenging dezer, op beperkt
terrein thuis behoorende tegenstelling naar
het gebied van het algemeene volksleven zoo
wel theoretisch dis practisch onuitvoerbaar.
Als algemeen-geldende antithese is ook deze
tegenstelling daarom onbruikbaar.
Hetzelfde, geldt voor de tegenstelling ka
pitalistenklasse-arbeidersklasse, die de tegen
stelling kapitalisme-socialisme vervangen moet
wanneer men de niet-socialistische, onder
kapitp.al-leiding werkende arbeiders met de
socialistische wil trachten bijeen te brengen,
Z3oals in den laatsten tijd oe S.D.A.P. ten
opzichte van de R. Kath. arbeiders tracht te
bewerken.
Ook de tegenstelling vooruitgang-reactie
bestaat. Maar zij bestaat slechts in bijzondere
gevallen en bij aanvaarding van bepaalde
theorieën. Zeer duidelijk is dat bijv. gebleken
bij de behandeling van de laatste wijziging
der Arbeidswet. Ook voor deze tegenstelling
geldt overigens wat voor alle tevoren genoemde
is gezegd: als algemeen-geldende antithese
voor het geheele volksleven is zij volmaakt
onbruikbaar, omdat zij in den regel daarvoor
ongeldig is.
Al deze tegenstellingen zijn dus als alge
meen-geldende antithese onbruikbaar. Onder
deze omstandigheden zal het zeer moeilijk zijn,
voor de naaste toekomst een goede richtlijn
voor de politiek te trekken. En onder deze
omstandigheden zal iedere combinatie van
partijen meer kans hebben schadelijk voor die
partijen te zijn dan in hun voordeel.
Toch kan men reeds de kiemvormen waar
nemen van de nieuwe antithese, die in de
eerste toekomst het politieke leven in
Nedeiland zal beheerschen. Door de inwerking van
den wereldoorlog van 1914 en zijn gevolgen op
de menschen en op de verhoudingen is in aller
lei bevolkingsgroepen en kringen de vorm dier
nieuwe antithese zelfs zeer duidelijk waar
neembaar geworden. De antithese n.l.:
economische-cultureele politiek.
Aan de eene zijde van de scheidingslijn
komen de menschen tezamen, die van oordeel
zijn, dat de samenleving door middel harer
staatkundige organen in hoofdzaak te zorgen
heeft voor een goede regeling van al wat
verband houdt met den arbeid, die noodig is
voor en ten behoeve van de maat
schappelijke voorziening in het levensonder
houd der in haar vereenigde menschen. Aan
deze zijde groepeeren zich dus de aanhangers
eener economische politiek.
Aan de andere zijde van de scheidingslijn
komen de menschen bijeen, die meenen, dat
de samenleving door middel harer staatkundige
organen in hoofdzaak.te zorgen heeft voor de
bevordering van het beschavingsleven
deimaatschappij en van de cultureele ontwikke
ling van den persoonlijken mensch. Aan oie
zijde groepeeren zich dus de aanhangers eener
cultureele politiek.
In wezen komt deze politieke antithese
overeen met de wijsgeerige antithese:
materialisme-idealisme.
Historisch bestaat zij sedert de menschheid,
door de omstandigheden gedwongen, aan de
inrichting eener menschelijke samenleving en
aan de regeling van haar maatschappelijken
arbeid bezig is.
En tot op zekere hoogte was zij ook aan
wezig in de rechts-linksche antithese.
De geweldige verstoring, die de wereldoor
log van 1914 gebracht heeft zoowel in de
bestaande verhoudingen als in den ontwikke
lingsgang daarvan, is er de voornaamste oor
zaak van, dat nu op nieuw deze
allesoverheerschende antithese naar voren dringt en de
menschen dwingt, zich daarnaar te groe
peeren. De wereldoorlog van 1914 heeft op de
verhoudingen in Europa en op de daarop
berustende opvattingen gewerkt als een ge
weldige aardbeving op wat zich daar ter
plaatse aan de aardoppervlakte bevindt. De
wederopbouw van Europa moet daarom vrij
wel geheel nieuwbouw worden. Opnieuw moe
ten de menschen zich dus rekenschap geven
van de fundamenten, die voor dezen nieuw
bouw noodig zijn, en van het doel, waaraan
deze nieuwbouw moet beantwoorden. Het is
daarom volkomen natuurlijk, dat de wijsgee
rige tegenstelling materialisme-idealisme tot
nieuwe overheersching gaat komen en dat in
logische aansluiting daaraan op politiek ge
bied de antithese naar voren gaat dringen:
economische-cultureele politiek.
En evenzoo is het gansch natuurlijk, dat
een geheel nieuw bijeengekomen groep van
menschen, buiten alle politieke partij en partij
organisaties om, op de nadering dezer anti
these wijst. De politieke partijen zitten alle
neg vast aan hun verleden, staan alle nog
op grondslagen van vór 1914 en zijn daardoor
niet in staat, de eischen van den
tegenwoordigen tijd in voldoende mate te schatten,
laat staan zich daarnaar te richten. Hun
verkiezingsleuzen slaan op de werkelijkheid
en haar groote behoeften als een tang op een
varken of klinken als een kinderstem aan de
kust bij een loeiende zee.
Maar ook is het volkomen natuurlijk, dat
bij dat opnieuw naar voren dringen dezer
antiEEN VERVALSCHINGSPROGES
Kort geleden heeft in München een hoogst
belangrijk proces plaats gevonden, waarvan
de hoofdzaak eigenlijk maar bijzaak en de
bijzaak de hoofdzaak was. De bijzaak was een
aanklacht wegens beleediging door den heer
Fechenbach ingediend tegen de heeren prof.
Coszman, hoofdredakteur van de Mün
chen er Neueste Nachrichten" en nog enkele
andere Beijersche journalisten.
De heer Fechenbach was namelijk
partikulier secretaris van Kurt Eisner, toen deze
korten tijd hoofd van de Beijersche Republiek
was, in den tijd van de catastrophe tijdens
en na den wapenstilstand in 1918.
Fechenbach werd door genoemde jour
nalisten van dokumentenvervalsching" be
schuldigd, door hem bedreven op last van
Kurt Eisner, waardoor aan Duitschland
groote schade zou zijn berokkend, aangezien
de door hem op last van zijn superieur in
dokumenten utt het Beijersche staatsarchief
aangebrachte veranderingen, ook dienden als
bewijsstukken- bij het samenstellen van het
traktaat van Versailles en in het bizonder
Clemenceau zich hierbij op het oordeel van
Kurt Eisner nadrukkelijk had beroepen.
Dit proces is voor den aanklager slecht
afgeloopen ; de rechtbank sprak niet alleen de
beklaagden vrij, maar op grond van de ver
klaringen van een groot aantal deskundigen,
die vrijwel unaniem in hun oordeel waren,
stelde zij vast dat Kurt Eisner inderdaad
in de door hem gevo.iden oft'ic.eele dokumenten
zulke veranderingen had doen aanbrengen,
dat de beteekenis ervan een gansch andere was
geworden; m.a.w. dat aan die dokumenten
een beteekenis werd gegeven die aan de
inzichten van Eisner zélf beantwoordde,
doch in strijd was met hun feitelijken inhoud.
Het spreekt vanzelf, dat voor de kwestie
waar het omging de zaak
FechenbachCoszmann maar bijzaak werd. Hoofdzaak
toch werd datgene wat indertijd door Kurt
Eisner zelve daarin was gedaan, waarbij de
heer Fechenbach enkel uitvoerder van den wil
van een ander was.
Inderdaad laat de uitspraak van de recht
bank te München aan de hand van zeer
uitvoerige getuigenissen van deskundigen
geen twijfel over, of Kurt Eisner heeft inder
tijd de dokumenten, door hem wel heel
haastig in het licht gegeven, op nogal tenden
tieuze wijze veranderd om het zacht uit
te drukken.
Hem evenwel die niet meer tot de
levenden behoort, eenige bewuste vervalsching
te verwijten, is onrecht doen aan deze
eigenVRAAOTi
SI-FA-KO
S IQ AREN
Hot voornmmmmto Sorlomork
II**- IIHIIIIIIIII
these ook de menschelijke persoonlijkheid en
de persoonlijke mensch zeer sterk naar voren
komen. In iedere periode van groote beroering
en verandering worden aan de menschelijke
persoonlijkheid bijzonder zware eischen ge
steld, en wordt van den persoonlijken mensch
een zeer groote mate van zelfstandig
waarmemen en denken verlangd. Doorgaans
kunnen slechts betrekkelijk weinigen aan deze
eischen beantwoorden. En daardoor komen
dan van zelf zij die oat wel kunnen, sterk
naar voren. Slappe waarnemers zien daarin
een soort van individualisme". Bij zuivere
waarneming blijkt, dat het daarbij gaat om
de formuleering der vverkelijkheidseischen
door de krachtigsten.
Zoo is de actie van het comitévoorde ver
kiezing van onafhankelijke Kamerleden een
curieus" verschijnsel voor menschen
meiachtergebleven opvattingen en inzichten, ,n
werkelijkheid een verblijdende uiting van een
zuiver werkelijkheidsbegrip en van de begeerte
om ten opzichte van de behoeften van dezen
tijd zijn plicht te doen.
Hoe deze nieuwe antithese in het poli
tieke leven practisch zal moeten doorwerken,
zal in een volgend artikel worden onderzocht.
Utrecht. J. VAN LEE u w E \
ERASMUS OVER DE OORLOG
In Erasmus zien we een fijn beschaafd man,
terecht gekomen in een barbaarse tijd, zoe
kende door de wereld naar oorden, waar zijn
aestheties en ethies gevoel het minst gekwetst
wordt door de vuilheid en ruwheid van zijn
tijdgenoten, waar hij rustig kan leven en
werken voor de mensheid en voor zichzelf;
staande gehouden door zijn onwrikbaar
geloof in de wetenschap en door de waar
dering van de besten van zijn tijd: onbewust
van langdurige miskenning door het nage
slacht.
Soms bespot hij de kleinheid der mensen,
soms is de ellende die er uit voortvloeit
zo groot, dat hij ervan walgt. In de eerste
plaats verafschuwt hij de oorlog. Uit Engeland
schrijft hij een brief, gedateerd 14 Maart 1513,
aan Antonius van Bergen, abt van St. Bertin
bij St. Omer een vriend en beschermer van
hem 1). Engeland leed toen geducht onder
de oorlog en hij hoopt, schrijft hij, dat Anto
nius zijn invioed zal aanwenden, vooral bii
Maximiliaan, om er een eind aan te maken.
Dan zal hij spoedig het eiland, dat nu zo
geblokkeerd wordt, dat er geen brief uit
kan, verlaten om Antonius persoonlik te
ontmoeten.
Deze brief behelst zoveel dat voor elke
oorlog met zijn naweeën geldt, dat hij door
iedere staatsman in tijden van spanning ge
lezen moest worden. Enige jaren later zou
Erasmus hetzelfde onderwerp nog eens be
handelen in zijn Querela Pacis 2). Omdat de
brief ongelukkig genoeg zijn actualiteit nog
niet verloren heeft, ook omdat de mening
van Erasmus omtrent de verhouding van
vorst en volk er eigenaardig in uitkomt hij
doet ons aan Rousseau denken volgen hier
enige gedeelten ervan.
Ik vraag mezelf dikwils verwonderd af
waardoor toch, ik zeg niet Christenen, maar
mensen tot zulk een waanzin worden opge
zweept, dat ze met zoveel geestdrift, zoveel
ijver, zoveel risico zich opmaken om elkaar
te verdelgen. Want wat doen wij anders
in heel ons leven dan oorlog voeren? Niet
de dieren in 't algemeen bevechten elkaar,
maar slechts wilde dieren. En deze vechten
niet onderling, maar met roofdieren van een
andere soort; en zij bedienen zich daarbij
van de hun door de natuur geschonken
wapenen, niet zoals wij, van met duivelse
kunst uitgedachte machineriën; en ze vechten
ook niet om willekeurige redenen, maar f
voor hun jongen, f om voedsel; onze oor
logen komen meestal voort uit eerzucht of
uit nijd of uit roofzucht of uit een dergelijke
zielsziekte; ten slotte worden zij niet bij
duizenden tegelijk afgericht tot wederzijds
1) Allen, Opus Epistolarum, l 552.
2) Allen, Biogr. Wb. V', i. v. Erasmus.
DEGRUYTER&Co.l
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Internationale Verhuizingen l
verderf. Wij zijn er trots op, dat wij heten
naar Christus, die niets dan zachtheid leerde
en in praktijk bracht. Wij worden door
dezelfde geest bezield, worden gesterkt door
dezelfde sacramenten, erkennen n hoofd,
zijn geroepen tot dezelfde onsterfelikheid,
hopen voor ons op die gemeenschap, waarin
wij n zullen zijn met Christus, zoals Christus
en de vader n zijn. Moest er voor ons wel
een zaak zijn van zoveel belang, dat er een
oorlog uit kon voortkomen? iets zo
verderfelik, zo walgelik, dat zelfs wanneer hij ten
zeerste gerechtvaardigd is, toch iedere inder
daad deugdzame mens er een afschuw van
heeft ?"
Voeg hierbij de misdaden die onder voor
wendsel van oorlog worden bedreven, omdat
in oorlogstijd goede wetten zwijgen; hoeveel
roof, heiligschennis en andere schandalen,
die we zelfs niet bij name durven noemen.
Noodwendig moet deze kanker aan de zeden
veel jaren duren, ook nadat de oorlog afge
lopen is. Maak dan een bf.Aening van de
kosten om te begrijpen. H^t ook voor de over
winnaar het verlies ve;l groter is dan de winst.
Immers op wriv^- waarde aan gebied kunt ge
bloed en lp' en van zovele duizenden schatten?
En het grootste gedeelte van de rampen treft
hei;, die bij de oorlog volstrekt geen voordeel
hebben, de zegeningen van de vrede komen
allen ten goede; in de oorlog treurt gewoon'ik
ook de overwinnaar. Hij sleept zo'n leger
rampen mee, dat de dichters niet zonder
reden de oorlog voorstelden als door helse
geesten op aarde gebracht; om niet te spreken
van de uitbuiting; van het volk, het gekonkel
van de leiders, de verwarring van zaken, die
gewoonlik slechts met de grootste moeite
weer in orde gebracht kunnen worden. Indien
begeerte naar roem ons tot oorlog drijft
wat grotendeels door misdaden verkregen
wordt, is niet roemvol. En van roem gespro
ken, het is veel roemrijker staten te vestigen
dan te gronde te richten. Nu bouwt het volk
steden op, straks verwoest de dwaasheid
der vorsten ze. Indien \ve door winstbejag
gedreven worden, geen oorlog eindigt zo ge
lukkig, of hij heeft meer kwaad dan goed
gedaan. En niemand benadeelt in de oorlog
zijn vijand, of hij heeft eerst de zijnen veol
kwaad berokkend. En ten slotte, wanneer
wij de wereldse zaken, ais het w.iter bij eb en
vroed zien opkomen en vallen en
dooreengemengd worden, waartoe dient het dan met
zo grote krachtsinspanning een wereldrijk
in elkaar te zetten, dat spoedig door het een
of andere toeva! een prooi van anderen za!
worden? Ten koste van hoeveel bloed is het
Romeinse rijk tot stand gekomen en hoe
spoedig kwam het niet tot verval?"
Maar ge zult zeggen: de rechten der vorsten
moeten onaangetast blijven. Het staat niet
aan mij brutaalweg te spreken over de han
delingen der vorsten. Dit weet ik evenwel
zeker, dat het grootste recht vaak het grootste
onrecht is en dat er sommige vorsten zijn.
die zich eerst rekenschap geven van wat ze
begeren en vervolgens een voorwendsel zoeken
om hun optreden een schone schijn te geven.
En wie, vraag ik, zou geen voorwendsel kunnen
vinden bij de onophoudelike veranderingen
in de dingen van deze wereld, bij het bestaan
van zoveel verdragen en verbonden? Indien
dit de voornaamste aanleiding tot geharrewar
is, aan wie de heerschappij toekomt, wat
voor reden bestaat er dan om zoveel bloed te
vergieten? De inzet is dan n.l. niet het heil
van het volk, maar de vraag of het deze of
gene zijn vorst moet noemen. Er zijn pausen,
er zijn bisschoppen, er zijn welberaden en
rechtschapen mannen, door wie dergelijke
nietige zaken in orde gebracht kunnen worden,
zodat niet de ene oorlog uit de andere voort
komt".
Bovendien moeten wij wel weten, dat de
mensen vrij zijn, bovenal de Christenen;
wanneer zij lange tijd voorspoed gekend
hebben onder een vorst, die zij als zodanig
erkennen, welke reden bestaat er dan de
wereld te verontrusten door verandering in
de stand van zaken te brengen? Een vorst
regeert volgens een door de tijd beproefde
overeenkomst, zelfs bij de heidenen; veel
meer nog bij de Christenen, bij wie het
vorstzijn een kwestie van besturen, niet van eigen
dom is, zodat wanneer hem een deel van de
macht wordt ontnomen, dit de indruk rhoet
maken, niet van een belediging, maar van
bevrijding van een deel zijner lasten".
Welke indruk denkt ge, dat het op de
Turken maakt, wanneer ze horen, dat de
christelike vorsten als razendsn elkaar te
lijf gaan, slechts om de schittering van macht.
Reeds is Italië aan de Fransen ontrukt. Wat is
er ten koste van zoveel bloed bereikt, dan dat
waar te voren de Fransman het bestuur
in handen had, nu een ander het heeft? En
vroeger bloeide het meer dan thans".
Wat bestaat er, dat niet op de een of
andere manier verdedigd kan worden? vooral
daar ook de wandaden van hen die oorlog
voeren door velen uit zucht tot vleierij ge
prezen worden, terwijl niemand hen op hun
fouten durft wijzen. Maar intussen is het
wel duidelik wat weldenkenden bidden, wat
zij hopen, waarnaar zij smachten. Al« ge de
zaak op de keper beschouwt, zijn het meestal
persoonlike aangelegenheden van vorsten,
waarom een oorlog wordt ondernomen. Ik
vraag u, of ge het menselik vindt, dat terstond
de wereld gemobiliseerd wordt, zo vaak,
om welke reden ook, de ene vorst zich aan de
andere ergert of misschien ergernis veinst?"
DR. K- Kooi M A N
HEIJERMANS
Heijermans zit in de nesten,
Holland help hem uit den brand.
Help, hem niet met medelijden,
Maar in eens met Jan Contant!
Denk eens aan de meesterwerken
Die hij speelde, die hij schreef
Hij verdient uw medewerking,
Toe, vergader niet.... maar geef!
Vijftig brave tooneelisten
Hebben zware brandkast-griep
Nu, door overslechte tijden.
Alles met hen tegenliep.
Hoe men ploeterde en reisde,
Alles kwam er, maar geen kas.
En die komt bij tooneelisten
Ook noodzakelijk van pas.
Zonder rustig onderkomen,
Zonder eigen onderdak,
Was 't halen, spelen, zakken.
Zonder het sejour op zak.
Holland help hem uit de scherven.
En eens pootig meegedaan.
Zorg er voor dat zijn gezelschap
Hecht kan blijven voortbestaan.
J, H. S P E E N H O F F
llltlllllllllllllllllllllMlllllimilIllllllllillllllllflIIIHIIIIIIIIIIIIIIIHHIMimN
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAGE, TILBURG,
LEEUWARDEN, OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEMenBORCULO.
Agentschappen in Indië:
BATAYIA, SÜERABAYA,
SEMARANG, BANDOENG, ME DAN en
WELTEVREDEN
DE HAAGSCHE CONFERENTIE
.... Den Haag mag geen opinie hebben .."
LLOVD EORGE te Genua.
Toen de conferentie van Genua zoover
gevorderd was, dat de centrale leiding van het
hoofdkwartier van Lloyd George zich tegen
over het onmiddellijk gevaar bevond van een
reeks partieele operaties van mede- en onder
bevelhebbers, die den Russischen tegenstander
in het bezit van belangrijke steunpunten zou
stellen, werd in allerijl het signaal verzame
len" geblazen, ledereen, die soldaat is geweest,
weet wat dit signaal beteekent: staking van
de oefening tot het houden van eene algemeene.
bespreking.
Maar iedereen, die het verder gebracht
heeft dan soldaat, kent ook de voorbeelden
van de gevallen, waarin het signaal verzamelen
de redding is van eene beweging, die dreigde
te ontaarden m een ernstige desorganisatie.
In het geval van Lloyd George lag de red
ding in eene spoedige onderbreking van de
operaties, tot het houden van een bespreking,
die de onder-afdeelingen in staat zou stellen
elders, en in sterker onderling verband, front
en stelling te kiezen.
Maar vór de diverse eenheden en
afdeelingen den terugmarsch naar de kwartieren
aanvaardden, werd de beteekenis van de
gehouden oefening hun duidelijk gemaakt,
door de mededeeling, dat men haar elders, en
dan in een vorm waarvoor de practijk de
gewenschte en mogelijke tactiek had aange
wezen, herhalen zou. Toen werd, geheel on
verwachts, de naam van den Haag uitgespro
ken, en Lioyd George lanceerde het woord,
dat wij als motto boven deze causerie gekozen
hebben ; hiermede was in den kortst
mogelijken vorm het karakter tier nieuwe operaties
bepaald: kalmte, zeelucht en herstel van Je
geschokte ;enii\ven.
Men haa zich op het exercitieterrein verder
llmlIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
aardige figuur, die, in de voor D.iitschland
zoo ontzettend cata'strophale dagen na 1918
plotseling een taak op zich kreeg, waar
tegen zijn krachten absoluut niet opge
wassen waren en waarvoor ook zijn geheele
wezen zich niet leende. Prof. Hans DMbrück,
die het proces en zijn beteekenis op overigens
hoogst zakelijke en waardige wijze in de
Vorwarts" van 12 Mei j.l. heeft besproken,
noemt E:sncr een phantast" die zich nu een
maal had ingebeeld dat de drie groote
idealisten" Clemenceau, Lloyd-üeorge en
Wilson, het Daitsche volk een behoorlijken
vrede zouden bewilligen, indien het
openlijk zija volle schuld aan den oorlog
bekende".
Dat Kurt Eisner een politikus was, in dien
zin dat hij handelingen die van zeer
wijdstrekkenden aard konden zijn eerst na rijp
overleg deed, kan niemand beweren, die zelfs
maar van uit de verte zijn gestie als Beijersch
staatspresident :n de dagen van 1918-'19 ver
mocht te volgen.
Maar hij was nu eenmaal in de laatste jaren
van den oorlog (in aen aanvang ervan was
hij overtuigd van de noodzakelijkheid van het
toestaan der oorlogscredieten) tot het inzicht
gekomen, dat Duitschland en D.iitschland
allén, de schuld droeg aan den oorlog en dit
was voor hem een soort geloof geworden.
Zijn tegenstanders, want de beklaagden
in het proces van zijn secretaris
Fechenbach waren de aanklagers van Kurt Eisner,
beweerden nu dat het befaamde artikel in
het verdrag van Versailles, met de passage dat
de Duitsche regeering ,.bewust en weloverlegd"
(consciemment et delibérément) den krijg
had ontketend, daar zówas ingekomen wijl
Eisner er met de door hem gepubliceerde
dokumenten den rechtsgrond toe had geleverd.
Ook prof. Delbrück schijnt dit te meenen,
maar in een antwoord dat hem de hoofd
redacteur van de Vorwarts'' Friedrich
Stampfer in het nummer van 13 Mei geeft,
doet deze duidelijk genoeg uitkomen, dat de
vaders van den vrede van Versailles die
bewijsstukken van Eisner slechts gebruikt
hebben als n van de middelen, om hun
reeds van tevoren vaststaande meening
enkel nog iets sterker te kunnen recht
vaardigen.
De afloop van dit proces, dat voor de
nagedachtenis van den grooten idealist, die
in Kurt Eisner ongetwijfeld stak, minder
verheffend kan worden genoemd, stelt weer
eens voor den zooveelsten keer de jammerlijke
methodes, waarmede de overwinnaars den
overwonnene in 1919 hebben behandeld, in
het felle licht. Dat men een vijand, dien men
overwonnen heeft, straft omdat men den oor
log heeft gewonnen, is niet nieuw. Maar dat
men hem in een verdrag, dat men hem voor
legt en waarin men alle strafmaatregelen
regelt cie men tegen hem neemt, k nog
dwingt te erkennen dat hij de eenige schuldige
is aan het geheele geval, kan zonder eenige
terughoudendheid, een zoo groote politieke
immoraliteit worden genoemd, als wellicht
in de gansche moderne geschiedenis in een
dergelijk stuk haar weerga niet zal hebben.
Eisner wilde bewerken dat het Duitsche
volk boete zou doen voor den overwinnaar,
maar hij wilde het toch niet vernederen. De
overwinnaars echter hebben in hun over
macht dit volk tot die zelfvernedering
gedwongen. Niet vrijwillig, maar op de pijnbank
heeft het schuld moeten bekennen.
Intusschen zijn zulke
middeleeuwscherechtsmethoden toch de juiste niet om de politieke
waarheid eenigszins nauwkeurig vast te stellen.
Men bereikt alleen met haar, dat iedere gele
genheid om het nationalistisch chauvinisme
opnieuw een sterken prikkel toe te
dienen, met beide handen wordt aangegrepen
en zoo de haat telkens nieuw voedsel krijgt.
Alleen, dit misdrijf is helaas het eenige
niet, dat de vaders van den vrede van 1919
begain hebben.
Jos. LOOPUIT