Historisch Archief 1877-1940
të 'T.^.rfl
Zaterdag l Jolt
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
??'l
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 10.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
BERICHT
De heer Dr. Frederik van Eeden
heeft met l Juli 1922 opgehouden,
deel uit te maken van de redactie
van dit Weekblad.
Redactie en Uitgevers
INHOUD: 1. De voorkeurstemmen en onaf
hankelijken", door Prof Dr. G. W. Kernkamp.
Tijdgenooten, door Dr. W. G C. Byv anck. 2.
Bondgenooten, teekening van Jordaan. Gelijke salarieering
voor mannen en vrouwen, door Anna Polak.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Frankrijk's hart,
door E. Poulsen. 3. De beer Beinier Verbeek en de
watervooiziening, door Dr. J. E. Enklaar. 5. Voor
Vrouwen: De teekenprijsvraog, door Elis M. Rogge.
De vrouwelijke kameicandidaten, door N. Mansfeldt
de Witt Huterts. Leer res in kinderverzorging
en opvoeding, door C J. W. v. d. Ploeg Deggeler.
Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 7.
Bijkomstigheden, door Annie Salomons. Nieuwe
Russische boeken, door Drs. Arn. Saalborn. Boek
bespreking, door J. J. Le Roux en Herm. Midden
dorp. Nieuwe Nederlandfche postzegels. 8.
Schilderkunstkrociek, door Alb. Plasschaert.
Brediusmuseum, door M. Is de mensen het eenige met
,.redb" begaafde wezen ? door Jhr. Mr. L. I'. A. van
den Brandeler. 9, Rubbercri=is, door Paul Sabel.
10. Uit het kladschrift van Jantje. Charivaria en
Buitenl. humor, door Charivarius. Het dagboek.
door v. S 11. De Vrijheidsbond en de Ee st
Kamerverkiezingen, teekening van Joh. Braakensiek.
Conferentiekrabbels en Rijmkronyck, dnor Melis Stoke,
met teekeningen van Bernard van Vlijmen. Omslag:
Schaskrubriek, redacteur Dr. A. G. Olland.
Bijvoegsel: 5 Juli 1922,* teekening van Johan
Braakensiek.
ItMIIMUmllltllllltlllllllllllllllllllllllllllllli
llllflllllllllll
VOORKEURSTEMMEN EN
,, ON AFH AN KELIJK EN''
Bereh
De heer Mr. G. van den
schrijft mij het volgende :
. Het zij mij vergund naar aanleiding van
uw jongste hoofdartikel enkele opmerkingen
te maken. U hebt het daar o.a. over de be
tekenis van de voorkeurstem sedert de wijzi
ging van de kieswet. U erkent, dat deze bete
kenis onder de ongewijzigde wet te groot was.
Dat is trouwens een communis opinio. Maar
u voegt eraan toe, dat alle politici het erover
eens zijn, dat de voorkeurstem tans van vrij
wel iedere praktiese betekenis is beroofd. Dit
laatste nu is stellig onjuist. Niet te ont
kennen valt echter, dat reeds zo talloze malen
is beweerd, dat de voorkeurstem nagenoeg
geen betekenis meer heeft, dat dientengevolge
de doorsnee-kiezer dit wel langzamerhand
zal geloven en dus geen voorkeurstem zal
uitbrengen, waarmee dan inderdaad aan de
voorkeurstem de doodsteek zou zijn toege
bracht. En dan zullen we stellig de nodige:
,?zie-je-nu-wel's" en
heb-ik-het-je-niet-gezegd's" te horen krijgen.
Het lijkt mij daarom niet ongewenst nog
eenmaal vór de stembus gesproken heeft, te
betogen, waarom de betekenis van de voor
keurstem ook onder de gewijzigde wet nog
een zeer grote en naar mijn stellige overtui
ging zelfs een te grote is.
Het aantal stemmen nodig om gekozen te
worden, is, ruwweg gesproken, gelijk aan de
kiesdeler, gelijk aan een honderdste van het
totaal aantal uitgebrachte stemmen. Worden
er straks drie millioen stemmen uitgebracht,
dan is het aantal stemmen nodig om gekozen
te worden: 30 duizend.
In beginsel wordt dus een schuldeiser"
met minder dan 30 duizend stemmen niet tot
de Kamer toegelaten. Maar er zijn twee soor
ten praeferente schuldeisers: ten eerste de
onafhankelike kandidaat, ten opzichte van
wie men zich met 3/4 van deze vordering
vergenoegt en ten tweede een .nog sterker be
voorrecht schuldeiser: de voorkeurkandidaat,
ten aanzien van wie men zich met de helft
van deze vordering tevreden stelt. Er kan dan
ook alleen met grond worden beweerd, dat
deze schuldeiser te zeer praeferent is, niet dat
hij te weinig bevoorrecht zou zijn. Ook bij
ietwat dieper gaande teoretiese beschouwing
blijkt dit. 1)
Er zijn bij de kamerverkiezingen van 1918
zeven kandidaten door voorkeurstemmen
gekozen. Nu fs het waar, dat dit, indien de
nieuwe bepaling toen reeds had gegolden,
er slechts n zou zijn geweest, n.l. de heer
Van Rappard. Maar de heren Oud en Van
Beresteyn zouden een keuze zeer nabij zijn
gekomen. Intussen, deze getallen zijn
te klein om er statistiese konklusies aan te
kunnen vastknopen. Dat is wel mogelijk,
wanneer men de Provinciale Statenverkie
zingen mede in ogenschouw neemt. 2) Welnu,
dan blijkt, dat ruim de helft der kandidaten,
tans door voorkeurstemmen gekozen, ook
onder de nieuwe wet gekozen zouden zijn.
De cijfers, daaromtrent door de minister
gegeven, hadden betrekking op het
amendement-Albarda in z'n oorspronkelike redaktie
en zijn onjuist voer de nieuwe redaktie
van dat amendement, zooals het in de wet is
opgenomen. Niettemin hebben alle schrijvers
over dit onderwerp die cijfers klakkeloos
overgenomen. Dit bewijst weer eens te meer,
hoe oppervlakkig over deze dingen geschre
ven pleegt te worden.
Met hét hier genoemde feit is ook statisties
de grote betekenis der voorkeurstemmen onder
de gewijzigde wet bewezen.
De niet georganiseerde kiezers hebben dus
nog steeds de macht, andere kandidaten, dan
de door de georganiseerde kiezers in de eerste
plaats gewenste in de Kamer te brengen,een
macht, die on^er het meerderheiosstelsel,
althans sedert Oe invoering der kandidaat
stelling ten enenmale ontbrak. Dienten
gevolge en dank zij het feit, dat
onafhankeliken hun stemmen over het gehele land bijeen
kunnen zamelen, is de macht van de onge
organiseerde kiezer zeer sterk gestegen. De
macht van de georganiseerde kiezers is, wat
men hierover ook van verschillende kanten
moge beweren, door de invoering van ons
stelsel van E. V. gedaald en juist daarin zie
ik een van de weinige werkelike schaduw
zijden van het stelsel".
De geachte inzender blijkt met mij
van meening te verschillen over de
beteekenis, die de voorkeurstem in ons
kiesstelsel heeft.
Volgens hem is de kans, om door
voorkeurstemmen te worden verkozen,
nog niet zoo gering. De bewijzen, die
hij hiervoor aanvoert, lijken mij echter
weinig overtuigend.
Hij vermeldt zelf, dat van de zeven
candidaten, die bij de Kamerverkie
zingen van 1918 door voorkeurstemmen
gekozen zijn, slechts n een
kamer1) Men zie hierover mijn Ons nieuw kies
stelsel". Twede druk.
2) Van gemeenteraadsverkiezingen ont
breken mij voldoende gegevens.
zetel zou hebben gekregen, indien toen
reeds de nieuwe bepalingen hadden
gegolden. Maar hij wil liever de betee
kenis van de voorkeurstem toetsen aan
de verkiezingen voor de Provinciale
Staten, omdat het statistisch materiaal
daarvoor grooter is. Welnu, roept hij
triomfantelijk, ruim de helft van de
candidaten, die daarbij door voor
keurstemmen gekozen werden, zouden
ook onder de nieuwe wet gekozen zijn !
Daarbij vergeet hij echter, dat bij de
verkiezingen voor de Provinciale Staten
de kiezers er veel eerder toe komen,
een voorkeurstem uit te brengen, dan
bij die voor de Tweede Kamer. nder
de candidaten voor de Staten zijn er
een groot aantal, die door plaatselijke be
kendheid en familiebetrekkingen stem
men verwerven; bij Kamerverkiezingen
werken deze motieven niet, of slechts in
geringe mate.
Intusschen, het is vrij nutteloos te
twisten over de voorkeurstem bij Ka
merverkiezingen, nu over enkele dagen
de uitslag van die verkiezingen bekend
zal zijn. De heer van den Bergh wijst
echter van tevoren het argument voor
de geringe beteekenis van de voor
keurstem af, dat men zou willen
ontleenen aan het eventueele feit, dat
straks niemand, of slechts een enkele
door voorkeurstemmen zou blijken
gekozen te zijn. Volgens hem zijn de
kiezers van het uitbrengen van een
voorkeurstem afgeschrikt door het
voortdurend herhalen van de bewering,
dat die stem toch bijna niets meer
kan uitwerken.
Daartegenover zij opgemerkt, dat
juist ook door hen, die meenen dat de
voorkeurstemmen weinig of geen in
vloed meer hebben, de kiezers zijn op
gewekt om gebruik te maken van hun
recht tot het uitbrengen van zulk een
stem. Nog dezer dagen geschiedde dit
in een hoofdartikel van de Nieuwe
Rott. Courant (van 26 Juni); hoewel de
schrijver van dit artikel gelooft, dat
het schier onmogelijk zal zijn, een
candidaat, die wat laag op de iijst is
gesteld, niettemin verkozen te krijgen",
spoort ook hij de kiezers aan, in grooten
getale voorkeurstemmen uit te brengen
al was het maar bij wijze van protest
tegen het geldend kiesstelsel.
Een raad, dien ik gaarne onderschrijf
zoodat de heer van den Bergh althans
ook van mij niet zal kunnen vermoeden,
dat het uitspreken van de meening,
dat voorkeurstemmen weinig practisch
effect zullen hebben, de heimelijke be
doeling heeft om de kiezers eerst hui
verig te maken voor het uitbrengen
van zulk een stem, en vervolgens de
geringe beteekenis van de voorkeur
stemmen tegen de geldende kieswet uit
te spelen. Hoemeer candidaten er door
voorkeurstemmen gekozen zullen wor
den, hoe. aangenamer het mij tzal
zijn.
imimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiimminiiuiiiimiiiniiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiHifiiiiiififriiiiiifiiHiMiifffiiiiiiiiiffifiifiifiifffiimififimiimiii
HERMAN MELVILLE
v.
Nu wij eenmaal aan boord zijn van den
walvischvaarder, zou het zeker het verstan
digst zijn den welwillenden lezer te verzoeken
zelf het boek Moby Dick ter hand te nemen
om de spannende lotgevallen van
de^walvischjacht te volgen en te genieten. Want hoe
zou het mogelijk zijn om eenig denkbeeld,
in frissche levendigheid, van die avonturen
te geven die honderden na honderden blad
zijden beslaan ! Maar zou dat terugtreden,
zoodra het er op aankomt het bewijs van
z'n beweringen te leveren niet gelijk staan
met een getuigenis van onvermogen? Komaan
laat ons vertrouwen op de verbeeldings
kracht die de gebrekkige voorstelling moge
te hulp komen !
We zijn dan aan boord, en dadelijk pakt
ons het genie van den schrijver die op zijn
leuke, bedachtzame wijze de wereld van het
schip tot onze eigen wereld weet te maken.
Niet door een minutieuze beschrijving; hij
zelf is een zeeman, hij hoeft niet alles na te
snuffen, hij is gauw genoeg thuis op het
schip en met hem zelf maakt hij er ons thuis.
Wij leeren er alle menschen kennen, van
de dignitarissen af; den ervaren, koel
berekenenden eersten stuurman, den
luchthartigen tweeden dito, altoos met zijn pijp
en een kwinkslag in den mond, den jeugdigen
derden wiens gewicht verzinkt bij het ge
wicht van zijn voorgangers, het zijn
Amerikanen van de kust van Nieuw-Engeland.
Dan de harpoeniers, want ook zij zijn digni
tarissen; ofschoon Zuid-zee-eilanders, even
als de reeds genoemde Queequeg, horden
zij hun maaltijden in de kapiteinshut.
Van die dignitarissen af tot den kok,
dien ouden neger, die als men hem vraagt
naar zijn jaren, met overtuiging antwoordt:
negentig", tot de gemeene matrozen va-i
alle natiën en tongen, Denen, Hollanders,
Spanjaarden, ja tot den in- en
opgeschuchterden kajuitsjongen toe, om niet te spreken
van het duivels toejagertje, het nikkertje
met zijn kroeskop en zijn tamboerijn, bang
als een wezel, en die onthutst bijgeloovig
rondwaart in de vreemde ruwe omgeving.
Het mooie is, dat we in het kleine bestek
niet opgesloten zitten, maar telkens van
ruime uitzichten genieten. Typen van leven
hebben wij voor ons, en wij gevoelen ons
voortbewegen op den onmetelijken Oceaan
in een onbegrensde gedachtensfeer.
De matroos die, van een veeljarigen tocht
teruggekeerd, geen rust kent of hij moet
teekenen voor een nieuwen van gelijken
duur en even vol gevaren, wordt het symbool
van den eeuwigen zoeker naar het onbekende,
die de zekerheid van het gemeenzame bestaan
versmaadt, symbool zonder een haar van
zijn ruwheid te verliezen. De man die in den
top van den mast uitkijk houdt of hij op
het watervlak een spoor waarneemt van den
walvisch, wordt vergeleken bij een zuilen
heilige, een Nelson in Trafalgar-Square, een
Napoleon op de Place Vendóme....
En zoo natuurlijk spruiten die uitglijdingen
en uitwassen van gedachten voort, dat wij
van zelf meegaan, en ze verder spinnen en
genieten van het pleizier van zijn vinding,
humorvol en niet zonder zelf-ironie.
Maar nu ieder is genoemd en gekend, waar
blijft de Kapitein van den walvischvaarder,
het schip genaamd Pequod?
Hij houdt zich op den achtergrond, hij laat
de leiding over aan zijn bekwame stuurlui;
niemand ziet hem op dek, naar ieder is in
afwachting. Er loopen allerlei geruchten
over hem. Hij is ziek zegt men, anderen
spreken over de gezondheid van zijn geest.
Sinds, gedurende den strijd met een walvisch
in de Japansche wateren, het verwoede
dier hem het linkerbeen heeft afgeslagen,
is het niet meer pluis in zijn brein en zijn
ziel, wil men weten. Eigenlijk is voor hem de
tijd om te varen voorbij, maar zijn wil houdt
hem staande, men vermag niet op tegen
den man, ofschoon men vermoedt, dat hem
alleen zijn aandrift om zich te wreken op
het zeemonster tot den tocht heeft doen
besluiten.
Een mysterieus waas is over Achab, zoo,
naar den heilloozen Koning van Oud-Israël,
heet de kapitein van de Pequod. Een nevel
achtig geleide kwam met hem aan boord;
later heeft men het niet meer gezien, maar
soms worden er stemmen en geluiden gehoord
die doen denken aan vreemde machten op
het schip aanwezig. Wie kan zich in zijn
gedachten met Achab bezig houden, zonder
dat hem een rilling overvalt?
Op een zomersenen dag als de zee zich
rimpelt tot een lokkenden lach en niemand,
ook de hardvochtigste zich aan den invloed
van het weer kan onttrekken, daar verschijnt
onverwacht kapitein Achab aan dek, een man
als uit brons gegoten en voortaan stampt
hij daar rond met zijn ivoren been, uit een
walvjschkaak gesneden en gepolijst als mar
mer. - Zou het niet mogelijk zijn, waagt
de tweede stuurman, de oolijkert, hem in
bedenking te geven, om de mannen die
hier beneden hun rust nemen wat minder
te hinderen door uw gestamp? Hond in
je hok !" dondert hem de kapitein toe.
Het was den zoo vriendelijk aangesprokene
te moede, of hij met een slag naar onder
tuimelde. Hond ! zoo liet hij zich door niemand
noemen, en hij gehoorzaamde toch. Achab's
buk bedwong hem. Maar ten slotte bezielde
hem geen wrok, hij boog voor het verterende
vuur van wraaklust in Achab's borst. Hij
wist hoe de kapitein 's-nachts in zijn hut
gebogen zat over zijn kaarten om de wegen
der groote walvisschen te bestudeeren of
hij soms zijn vijand zou kunnen treffen. Het
was meegevoel met den man dat hij onder
vond, en gewilde onderwerping aan den wil
van den heerscher. Want tot de heersenen;
van de wereld behoorde Achab.
Het manmoedige, de edelste eigenschap
van den mensch, was bij hem natuurlijk
en instinctief, maar opgevoerd tot een tra
gische hoogte omdat zulke naturen, gegroeid
in de eenzaamheid van een grootsche omgeving,
op den grond van hun aard een overmees
terende neiging hebben tot ziekelijkheid.
Op het gedeelte van het schrijven van
Mr. van den Bergh, dat hierboven staat
afgedrukt, volgt een ander, dat met het
artikel van mij, waartegen hij zich
richt, weinig te maken heeft.
In dat artikel heb ik de lijst der
onafhankelijke candidaten" alleen ter
sprake gebracht in verband met het
feit, dat hier de kiezers zelf de volgorde
kunnen bepalen, waarin de candidaten
voor een Kamerzetel in aanmerking
zullen komen.
De heer van den Bergh maakt echter
van de gelegenheid gebruik om een
feilen aanval te doen op de lijst der
onafhankelijken; het kost hem zelfs
moeite, daarvoor .parlementaire ter
men te gebruiken."
Alleen reeds om dit artikel niet nog
meer te doen uitdijen boven de gewone
maat, zal ik wat de heer v. d. B. over
het genoemde onderwerp schrijft niet
in zijn geheel opnemen; de strekking
van zijn betoog zal ik echter aan de
lezers niet onthouden; ik deel die zooveel
mogelijk in zijn eigen woorden mee en
zal van het essentieele niets weglaten.
Volgens hem is het de dwaasheid
zelve", dat bij de lijst der onafhanke
lijken iedere stemoverdracht ont
breekt.
Een alfabetiese lijst, waarbij de
meeste stemmen gelden, leidt tot de
meest zonderlinge praktiese
konsekwenties." Immers, de lijstgedachte
van ons stelsel van Evenredige Verte
genwoordiging komt hierop neer: er zijn
een aantal geestverwante kandida
ten, welke tezamen een lijst vormen.
ledere stem, op welke kandidaat van
de lijst ook uitgebracht, telt in de eerste
plaats voor het beginsel van de lijst.
Alle kandidaten van de lijst steunen
elkaar dus wederkeerig en kunnen dien
tengevolge met vereende krachten het
beginsel van de lijst ter overwinning
helpen voeren."
Naar de meening van den heer van
den Bergh ontbreekt echter bij de lijst
van onafhankelijke candidaten alle ge
meenschappelijk beginsel. Zij vragen
uw stemmen als personen, juist niet uit
hoofde van een beginsel. Voor dezulken
opent ons stelsel van Evenredige Ver
tegenwoordiging een koninklike weg:
zij dienen lijsten in, waarop alleen hun
naam voorkomt en zorgen, dat deze
lijsten onverbonden blijven. Maar wat
er van te denken, indien zij een
gemeenscftappelike lijst indienen? Indien
stemmen, voor de persoon van een on
politieke, konservatieve medikus ge
vraagd, een zeer politieke, vooruit
strevende jurist in de Kamer brengen?
Hier naderen we de grenzen van het
gebied, waarbinnen het gebruik van
parlementaire termen mogelik is".
Tot zoover de heer van den Bergh.
Het gemeenschappelijk beginsel"
ontbreekt ook bij de onafhankelijken
niet, al heeft de heer van den Bergh
Zij zijn de slachtoffers van hun grootheid
en het is het pathetische en dramatische
van hun lot.
Hij heeft zijn plan, kapitein Achab; hij
zal het volvoeren, moge het kosten wat het
wil.
Wanneer hij aan dek komt, bemerkt
men dat de rimpels op zijn voorhoofd al dieper
lijnen daar hebben gegroefd; het is alsof men
de wegen van zijn gedachten daar kan volgen.
Eens staat het gezicht zoo met voren door
ploegd, dat de tweede stuurman tot zijn
jonger kameraad zegt: Hebt ge wel opgelet?
Het kieken dat in hem zit, pikt al tegen de
schaal. Een oogenblik nog, en 't is er uit".
Het was zoo; de kapitein liet alle man aan
dek komen, zelfs die van de toppen der
uitkijkmasten. Zijn gezicht stond op storm,
en het was een storm die niet wou loskomen.
Eindelijk barstte hij los en 't was een woeden
de vraag aan den kring der mannen.
Wat doet ge, wanneer ge een walvisch
ziet, mannen?"
Sein geven", was het hartige antwoord.
Goed !" wakkerde Achab hen aan alsof
hij blij was dat hij haar in zijn magnetischen
kring had getrokken. En wat dan, mannen?"
In de booten gaan, hem achterna".
En op wat voor wijze gaan de riemen?"
Een doode walvisch of een ingedeukte
boot".
Dan moeten allen het verhaal hooren van
Moby ick, den gedachten walvisch met zijn
witten kop. Wie van de mastwachters hem
het eerste signaleert, zal een belooning
verdienen van een ons goud, een Spaansch
geldstuk van 16 dollars, en terwijl de anderen,
opgewonden door het vooruitzicht van winst
en van dubbele rantsoenen grog, hun hoezees
laten weerklinken, nagelt de Kapitein den
gouden dubloen aan den mast en uit zijn
wrok tegen het ondier. Ja, het was dat
verdoemde beest", schreeuwt hij het uit, dat
mij tot een armen stumper heeft gemaakt,
en ik zal hem jagen rondom den Kaap de
Goede Hoop en rondom Kaap Hoorn en rond
om den Maalstroom van Noorwegen en de
vlammen van de Hel voor dat ik hem opgeef.
En voor dit doel zijt ge met mij scheep gegaan
0171 aan alle kanten van de aarde den witten
het niet kunnen ontdekken. Het is dit:
dat zij de geestelijke verheffing van het
volk voor het einddoel van alle politiek
houden; dat hunne levensbeschouwing
niet op het materieele, maar op het
ideëele is gericht.
Wie zich hebben vereenigd om de
verkiezing van onafhankelijke can
didaten te bevorderen, weten zeer goed,
dat deze candidaten over de onder
werpen, die op de programma's der
politieke partijen den voorrang hebben,
niet eensgezind denken, maar dit laat
hen onverschillig, zij aanvaarden het
feit, dat hunne candidaten bij vraagstuk
ken als achturige-werkdag en leger
organisatie niet steeds ne lijn zullen
trekken, omdat zij hen vereenigd weten
door het streven om in de eerste plaats
de geestelijke waarden te behartigen,
zonder daarbij gebonden te zijn aan de
voorschriften van partij of partijpro
gramma.
Wie op de lijst der onafhankelijken
stemt, verklaart zich dus wel degelijk
voor een beginsel. Maar hij kan tevens
een keuze uit personen doen, omdat
de rangorde der candidaten zal afhan
gen van het aantal stemmen, dat de
kiezers op de verschillende personen
der lijst zullen uitbrengen.
Voor iemand als Mr. van den Bergh,
die zelf tot de S. D. A. P. behoort, en
voor allen, die zweren bij een bepaald
partijprogramma, is het streven van de
onafhankelijken natuurlijk uit den booze.
Het gaat tegen de richting van het
politieke leven in; het is ook een pro
test tegen de macht van partijen en
partijbesturen ; het is ook een uiting van
weerzin tegen de partij-discipline, die
zelfstandig oordeel smoort en de mid
delmatigheid ten troon heft; het is ook
een reactie tegen de gebondenheid zoo
wel van volksvertegenwoordigers als
van kiezers.
Van al de kleine partijtjes, die zich
hebben gevormd, zijn verreweg de
meeste overbodig, omdat zij of een
programma hebben, dat slechts luttel
verschilt van dat van een der groote
politieke partijen, of opkomen voor een
of ander materieel groepsbelang; voor
materieele belangen nu wordt werkelijk
al voldoende geijverd door de bestaande
partijen, en bij haar zijn ook wel
nienschen te vinden, die zich het vuur uit
de sloffen willen loopen voor het mate
rieele belang van een bepaalde groep
van kiezers.
Maar tegen de onafhankelijken kan
niet worden aangevoerd, dat zij over
bodig" zijn. Ik betuig mijn volkomen
instemming met wat men in het ver
kiezingsadvies van het Algemeen Han
delsblad van 27 Juni kon lezen:
Wij zien eigenlijk slechts n lijst,
onder al die van de kleine partijen, die,
ook objectief beschouwd, een goede reden
van bestaan heeft. Dat is de lijst der
onafhankelijken: de cultuurpartij"
walvisch te vervolgen totdat hij zwart bloed
spuit en de vinnen laat hangen".
Maar n verzet zich, dat is de nuchtere
eerste stuurman.
Ik heb er niets tegen", merkt hij op,
,,orn me met Moby Dick te meten wanneer
hij me in den weg komt, maar ik ben in dienst
gegaan, kapitein Achab, voor walvischvangst.
en niet voor uw wraakneming. Hoe veel
vaten traan en olie zal uw wraak ons op
brengen. Ik denk niet dat ze op de markt
erg hoog zullen gaan, zelfs gesteld dat uw
plan gelukt". '
Achab nu voerde hem te gemoet: Als ge
de dingen wilt afmeten naar hun dadelijk
succes in geldmaken ! Maar weet dat de daad
van den man door het masker van carton
heendringt waarachter de echtheid der ge
beurtenissen zich verbergt. Ik denk soms
ook wel dat er niets achter zit; en dan voel
ik het toch weer dubbel sterk dat mijn haat
naar recht tegen Moby Dick is gericht. Ik
zie in hem een afschuwwekkende kracht,
gedreven door een ondoorrgondbare kwaad
aardigheid. Dat ondoorgrondelijke is wat ik
haat. En of de witte walvisch nu slechts
een werktuig is of de principaal, dien haat
wil ik op hem koelen".
Zoo stonden zij tegenover elkander, de
kapitein en de eerste stuurman. Al moest
de stuurman bukken voor den overmachtigen
wil van den commandant, vrees kende hij
niet als een reden van terughouding. Hij be
wees het bij de eerstvolgende ontmoeting
met een walvisch. Maar de kapitein toonde
zich ook hier den baas. Hij liet zijn eigen boot
te gelijk met de drie anderen van het schip
te water gaan. Hij stoorde zich niet aan zijn
kreupelheid en nam het bevel op zich.
O wonder, plotseling, vertoonden zich vijf
gebronsde mannen, die tot nog toe niemand
had gezien en bemanden de boot van Achab.
In het hol van het schip waren zij verborgen
geweest. In eens doken zij op, Zij waren het
eigen geleide van den commandant.
W. O. C. B Y v ,\ N c K