Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Juli '22. No. 2349
- i lOEZELWIINEN nnal fl. 1.25 per ilosch
WIJNHANDEL DE BARBANSON Amstal 51
Amsterdam.
Onze teekenaars
Die richting der sociologie staat
in het <-f der evolutie." (Prof. Banger,
Hbl.)
Inderdaad, onze hersenen staan
in het <? der trapsgewijze concen
tratie." (Hbl.)
Wij staan tegenwoordig in het <$
der verrassingen." (H. P. Tribune)
Al deze wagens zullen worden vergezeld
van een aantal personen, die de gedrukten
uitdeelen," lezen wij in de Mededeelingen van
den Vrijheidsbond, Afd. 's-Gravenhage. Voor
uitdeelers worden ongetwijfeld zeer pootige, en
voor gedrukten .zeer lichte, tengere personen
gezocht.
In het Alg. Politieblad vraagt een commis
saris van Politie de voorhemgeleiding van
een boef." Het streven van den boef is na
tuurlijk om voor de methunfikkenvanhen
afblijving te zorgen.
BJ|?Gnotice auton" breng ik steeds in prak
tijk," schrijft iemand in het Hbl. Dat is maar
't voornaamste. Een zekere vrijheid in de
spelling kan dan gereedelijk toegestaan worden.
Schot en Co. te Alkmaar noemen zich
Fotograven," waarschijnlijk naar analogie
van petroleumkoningen," enz;
CORRESPONDENTIE.
W. te L. Hoe weinig vertrouwelijk vind ik
dat ge-u tusschen ouders en kind. Laten we
toch van onze naburen leeren, die du en tu ge
bruiken. Dat vertaal je toch ook niet met u?
Antw. Soms wel. B.v. in het gebed. De
mode die voorschrijft, dat de ouders zich door
hun kinderen laten uit-jouw-en berust op een
taalkundige vergissing. Wie de Franschen in
dit opzicht tracht na te bootsen, begrijpt
noch die taal, noch de Hollandsche. Onder
scheid deze drie verhoudingen 1. U-u, 2.
u-je, 3. je-je.
\. Afstand,ontbreken van alle vertrouwelijk
heid.
2. Verschil in leeftijd, stand, positie.
3. Gelijkheid.
In 't Frapsch heeft men alleen l en 3
(vous-vous, toi-toi); 2 komt bijna niet voor.
Ik ken alleen het geval van ouderen tot zér
jonge kinderen.
Men heeft er slechts de keus tusschen
vous-vous en toi-toi, en daar het eerste, dat
wederzijds gevousoyeer, alle vertrouwelijk
heid uitsluit, gebruikt men het eenig over
gebleven stelsel toi-toi in de familie. Ook de
ooms en tantes moeten er aan gelooven. Best.
Het taalgjvoel verzet er zich niet tegen. Maar
hoe zit het nu bij ons?
Je drukt volstrekt niet uitsluitend intimi
teit uit. Soms in 't geheel niet. Ik zeg 'je tegen
uw knappe dienstmeisje, maar mijn ongerepte
naam is er borg voor dat ik in geenerlei in
tieme verhouding tot haar sta. De patroon
zegt ie tot zijn arbeider, de leeraar je tot den
scholier. Een Hollander, die zijn taal verstaat
er zijn er nog 'n paar zoo voelt in je
het ontbreken van het gevoel van ontzag bij
den /e-zegger. Ik bedoel dit: wie je zegt, zegt:
De Rurrische wagon werd van den
trein afgehaakt. Het was verboden
met de Sussen te gaan spreken".
(N. R. C.)
Maar je mag 't wel gewoon schrijven.
In het artikel over Cultureele Politiek in
ons vorige nummer komt het woord,.cultureel"
twintig maal voor; het woord cultuur"
echter maar zes keer.
GOEDKOOP WOHEH
gim. HEEMSTEDE, bultin di
annnatliplinntn
Bouwt op Leeuw en Hooft" d/d Haarlem
merhout gemeente Heemstede Lage belastin g,
billijke prijzen. Watersport; uitstekend onder
wijs ; Centrum van 't land, onder den rook
van Amsterdam. Vraagt geill. brochure, die
gratis wordt toegezonden.
Biinrtarralnan LEEUW A HOOFT",
Halte Blaim Brug. Tilitot* S8039
KUNSTBRONS & METAALGIETERIJ
DE KROON"
HOUTMARKT 23 - HAARLEM
Bronzen Beelden en Placquetten
je bent mijn meerdere niet; je bent f mijn
mindere, f ten hoogste mijn gelijke. En
daarmee is het /e-zeggen van de kinderen tegen
de ouders veroordeeld. De kinderen zijn niet
de gelijken van de ouders. Zij behooren in
hun liefde toch altijd ook een gevoel van eer
bied te hebben. Het besef, dat zij nog worden,
en de ouders al zijn. Zij danken alles aan hun
otiaers, hun bestaan, hun opvoeding, hun ont
wikkeling, hun genoegens. Zij moeten voor
alles de permissie va.i hun ouders hebben, voor
elk hapje en voor elke wandeling. Ik
overdrijf iets, maar zoo is de toestand in 't
algemeen. Dat weet en gevoelt ieder kind, en
daarom is het onwaar en absurd, dat in de ter
minologie te verbloemen. Dat u niet vertrou
welijk zou kunnen klinke.i, is nonsens. Het ligt
geheel en al aan den toon waarop het gezegd
wordt. Dat jij en jou bovendien buitengewoon
leelijke klanken zijn, en in gevallen van ont
stemming grof aandoen, terwijl u altijd wel
blijft luiden, is een reden te meer dat ge jouw
niet in de taal van de kinderen tegenover de
ouders te dringen. Ik weet wel hoe 't dikwijls
gaat. De ouders weten den tijd niet te kiezen
waarop de kinderen met u moeten beginnen.
De kleuters van vier jaar zeggen van zelf
je ze zeggen 't na. Ze beginnen zelfs moeder
ik te noemen, omdat ze dat woord uit moeders
mond vernemen als zij zichzelf bedoelt.
Dit is ook de reden, dat Baby, Broer,.Zus, Puk,
Peuter Kiki, enz., aardige kletiternaampjes,
blijven bestaan als de dragers al zoo groot
en dik en kaal en grijs zijn, dat die epitheta
hen, als zotskappen, belachelijk maken.
Onze tijd is buitengewoon geschikt voor
dat /ê-zeggen der kinderen. Aangezien Pa
noch Ma voetballen, is er bij zeer veel kinderen
niet veel besef van hun minderheid, en het
/e-en jou vlijt hun uitstekend. Hoor maar eens
een twistgesprek van Pa met zijn zeven
tienjarigen /«((-zeggenden zoon het is geheel
in stijl. Maar is het mooi en goed? Ouders,
forceert de taal niet. Ouders, laat wat eerbied
de liefde van uw kinderen kruiden. Laat u
niet uitjouwen.
Uit het Kladschrift van Jantje
?fHiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiHi
IIIIIIMMIMI1I
iiimiiiiri iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniimiiii
HET DAGBOEK
Na de opera waren ze naar De Oude
Doelen" gegaan niet, omdat ze dat nu zoo
prettig vond ze had er zelfs een zekeren
tegenzin in: ze kon den rook niet verdragen,
die haar pijn deed, aan d'r oogen. Maar ze
vond het toch ook te vervelend, om direct
weer naar huis te rijden.
Den zwaren pelsmantel liet ze liggen, in
den auto alleen een licht bont hield ze om,
dat ze strak aantrok, toen ze de vestibule
doorging, door de deuren, die wijd-open
werden gehouden met buigingen voor
haar man, die minister was
In de zaal, achter den Ober aan, die
een plaats zocht, groette ze hier en daar met
'n knik 'n paar kennissen 'n vriendin
D'r man, in ongemakkelijk evening-dress,
boog dan ook even, stijf, machinaal. Een
hoekplaatsje kwam vrij en met een zucht van
voldoening liet zij zich neer, in de kussens
schikte het bont losser om haar schouders
'n tikje overmoedig haar hals met den
brillant-hanger toonend. Toen keek ze rond.
De minister, even beturend de wijnkaart,
bestelde den ober, die wachtte in buiging:
'n Moet <S Chandon en wat oesters daar
na keek ook hij de zaal rond, nerveus trom
melend op de tafel, denkend aan zijn ont
vangst in de Kamer, morgen na zijn wets
voorstel, dat gewaagd was....
De ober serveerde even klokte het in de
glazen schuimde het na, met opspringende
spatjes. Toen dronken ze. Hij, met korte
driftige teugjes, telkens zijn glas neerzettend;
zij, de ellebogen op de tafel, telkens kleine
snoep-slokjes nemend, hield het glas vlak
bij haar mond, het omvattend met de beide
beringde handen, die ze welgevormd wist.
Zoo, over haar glas heen, keek ze de zaal
in, met oogen die staarden, in apathie, maar
waarin ze soms, heel even, iets vragends kon
leggen, om ze dan dadelijk weer, lusteloos,
verder te laten dwalen.
Ze had dat vragende, dat onvoldane, soms
over haar geheele wezen, niettegenstaande
haar veertig jaren.
En dat was over haar gekomen al 'n paar
jaar, nadat zij, op haar 21e, in 't huwelijk was
getreden met den man, dien ze had leeren
kennen als kamer-Iid, als woordvoerder van
de Rechter-fractie en die haar, orthodox, als
hare opvoeding geweest was, had toegeschenen
als een ridder, die streed tegen de slechte,
moderne levensopvattingen. Toen was hij
minister geworden en was het veranderd
opgaand in zijn werk, dat hij zich maakte tot
een levenstaak, woekerend met zijn weinigen
tijd, die zoo kostbaar was en die zijn leven
maakte tot n zenuwachtige haast; teleur
gesteld in zijn huwelijk, dat kinderloos bleef,
was hij haar gaan beschouwen als iets, dat
behoorde bij zijn ambt van mnister, iets, dat
ontving, als hij receptie's gaf en dan de
honneurs waarnam, maar waarmee hij zich
ook eens moest vertoonen, zoo nu en dan,
voor de buitenwereld, maar wat hij een
ceremonie vond, zooals hij er zooveel had in
zijn werkkring.
En toen is zij afleiding gaan zoeken, af
leiding, die zij zocht, als vergoeding voor dat,
wat zij in haar man niet meer vond. En er
zijn er vele geweest, die haar, langer of korter,
hebben gediend als afleiding".
En er zijn er onder hen geweest, van wien
ze in haar dagboek heeft geschreven, dat zij
ze werkelijk heeft lief gehad.... Maar er zijn
er ook, van wien ze heeft neergeschreven, dat
ze voor haar zijn geweest een afleiding" en
niets meer. Ze heeft zich de gewoonte
eigen gemaakt om een zwart kruis te zetten
achter de naam van hem, die vervangen is
geworden door een ander; die haar-niet
meer kon geven, wat ze verlangde en dien
ze dan vergat....
Ze wordt er hardvochtig onder en als ze
haar gevoelens neerschrijft in dat boek, zijn
er heel cynische opmerkingen onder, over
hem, over wien ze schrijft, en ook over haar
zelf.
En sinds eenige weken is het de naam van
Marcel Müllner, den fabrikantszoon, die als
laatste in haar boek prijkt. En ze heeft er
bij geschreven dat ze ditmaal hei'isch van
hem houdt, dat hij niet een afleiding"
zal zijn....
Kijk" merkt de minister achteloos
op daar heb je Müllern ook, bij die lui,
daar". Ze schrikt op dat hij hem nu nog
't eerst moet zien ! Ze laat haar passieve hou
ding varen en begint een kunstmatig gesprek
met haar man, die blijft trommelen met z'n
vingers. Dan komt Marcel bij hen en ze vraagt
hem, of hij wil blijven, aan hun tafeltje.
En ze is heel blij, dat hij accepteert, al zal ze
ook niet veel aan hem hebben -- omdat de
minister hem uithooren wil, over het oordeel
van de rijke fabrikanten, over zijn wets
voorstel.... En hij praat er over door, ver
klaart, verdedigt aan n stuk, tot hij zich
plotseling in de rede valt: ,, ?-- ge wilt me wel
even verontschuldigen. -- Ik zie daar van
Wochnum.... 's even hooren, hoe de stem
ming daar is...." En de minister, het Kamer
lid v. Wochnum aansprekend, verdwijnt met
deze naar de leeszaal.
Ze kijken hem even na dan, met 'n licht
ophalen van de schouders, waarvan ze het
bont heeft laten zakken, zegt ze Staats
zaken". Maar de jonge man bij haar, niet zoo
vlug voelend haar ironie, haar spotten met
haar man, gaat er niet op in. En even voelt
zij dat als een kleine teleurstelling, omdat hij
niet geheel met haar mébegrijpt. Maar hij,
rustig, spreekt verder, aansluitend op wat hij
vertelde, bij hun vorige ontmoeting; over
zijn vader en diens reusachtige fabriek van
metaalwerken en machines.
Hoe hij, als kind, rondliep, door de
fabriekszalen, pratend met de arbeiders en alles
willende weten : van de vuren, vandemachines.
En hij vertelt, hoe hij, toen al, nooit een zekere
angst had kunnen onderdrukken, voor de
geweldige machine's, die stampten en stoom
den, ratelend, en rollend hun wielen wentel
den, naast hem, boven hem, overal. En hoe
hij dat gevoel altijd behouden had, ook toen
hij ouder werd. Hoe hij, nu, nog altijd een
gevoel van vrees heeft, dat ze eens zullen
weigeren te gehoorzamen, de machines, aan
hun bewakers, die ze, door 'n enkele hand
beweging kunnen dwingen tot stilstand of
aandrijven tot arbeid. En dat ze dan niet
meer te regeeren zullen zijn, dat ze op hun
beurt hun reusachtige krachten zullen stellen
tegenover die geringe kracht van hun
machtelooze bewakers, en dat ze dan alles ver
nietigen zullen.
Ze kijkt hem aan, half lachend, half
ongeloovig, omdat ze 't niet begrijpen kan en ze
vindt voor de zooveelste maal, dat hij toch
wel een lieve jongen is. En ze knikt hem toe,
om door te gaan, want, al begrijpt ze het niet,
het heeft voor haar toch een zonderlinge
bekoring, hem te hooren spreken over die
iiHiiiiiiiiumiiiiiliiiiiiiiiiiiimitiHiiiHii
IIIIMI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiii
(Sydney Bulletin)
^
(Punch)
angst; ze voelt het, als een vertrouwen, dat
hij haar geeft en dat maakt haar erg gelukkig.
Maar als hij even ophoudt, moet ze in eens
vreeselijk lachen, uitgelaten, zoodat de
menschen omkijken.
Maar hij is plotseling hél ernstig geworden
en, zich herstellend, vraagt ze hem, of ze hem
ook pijn gedaan heeft, met haar lachen
en als ze dan vraagt, legt ze even, heel ver
trouwelijk, haar hand op z'n arm....
Dan komt de minister terug. Van Wochnum
heeft hem wat gerust gesteld en hij zal nog
wat gebruiken, zegt hij, zitten gaand.
Maar zij, zich gestoord voelend in ha?r gesprek
met Marcel, vindt zijn gepraat vervelend en
zijn stem onaangenaam en na 'n paar minuten
wil ze weg. En als Marcel van haar afscheid
neemt en hij haar het bont omlegt, fluistert
hij haar in, dat hij het heüsch niet rg vond,
dat lachen van haar, zooeven. Dat hij zijn
angst zelf ook belachelijk vindt....
Dat maakt haar opeens weer heel gelukkig
en, als ze in de auto, naar huis rijden, denkt ze
er over, hoe kinderachtig ze eigenlijk is, om zich
daardoor gelukkig te voelen. Als ze thuis
komt, heeft ze bij zich zelf uitgemaakt, dat
ze nog nooit zoo iets wonderlijks van iemand
heeft kunnen opschrijven in haar dagboek,
als ze nu van Marcel kan doen: dat hij bang
is voor 'n machine, dat toch 'n dood ding
is.... van ijzer....
Maar toen ze, 'n twee weken later, in de
couranten las van de groote ketel-ontploffing
in de machinefabriek van Müllner <£Co.,
waarbij de eunige zoon van den fabrikant
omgekomen was, heeft ze nog iets veel
vreemders in haar dagboek geschreven: dat dit
het laatste zou zijn, wat ze er in aanteekende
en dat ze achter Marcel's naam geen kruisje
zou zetten, zooals ze anders toch altijd deed,
als er iemand voor haar dood was.'^
v. S.
(Punch)
Z ij (na een <iv/s(): Enfin, ik
kan 't misschien niet kwalijk
nemen: je vader had k zoo'n
humeur."
H ij: O, ik geloof niet aan
overerfelijkheid. Jouw grootmoe
der was doofstom."
Grootvader (plotseling ontwakend), Wat moet dat,,
Jetje ?"
Je t j e: O, we woue maar zien of er in u baard nog
guldens zaten, die de goochelaar niet gevonden heeft."
I.) e verpleegster: Maar Piet, wat doe je nou ?"
Piet (f/c zoon run een'beroemd acrobaat): ,,6 niks. Ik
had vergeten de tlesch te schudden, voordal ik me drankje
innam."
(Londnn Opiniiin)
(Passing Slnm.\
(Punch)
De moderne wijze van dienst-opzeggen
Je moet morgen om 7 uur 't ontbijt klaar hebben,
Mina. Meneer vertrekt met den trein van kwart voor acht."
,. Ik ook."
(Lontion Opinion)
Zoo, kerel, hoe maak je't. We hebben mekaar ;>Erg leuk schilderij, zeg. Maar 't staat op z'n kop!" De schilder: ,,Je kunt even uitrusten, terwijl ik
in 'n tijd niet gezien!" );ja, dat weet ik wel. Maar ik kan 't nou niet meer. tjgn acntergrond er op zet."
Nee. Niet sinds me laatste tientje." veranderen. Ik heb 't bij ongeluk zoo verkocht." He, model: ,,O, dan mo''k me zeker omkeere, hè?"
Vergeet niet je handen te wasschen, Tommie.
dat oom komt eten."
Maar als hij nou 's niet komt ?"
Ik denk,