De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 1 juli pagina 2

1 juli 1922 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Juli '22. No. 2349 BONDGENOOTEN Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan Hoch der Kaiser Prosit!" van Beresteyn c.s. Want die vertegen woordigt een belang dat van de geestelijke goederen, van de cultuur waarden des volks dat door de groote partijen waarlijk schromelijk verwaar loosd wordt. Wij zouden van die lijst, die bovendien de namen bevat van waarlijk onafhankelijke mannen en vrou wen uit de sferen van kunst, wetenschap en geestelijk leven, dan ook gaarne een paar vertegenwoordigers zien verschij nen in de Tweede Kamer." KERNRAMP j loninklijke Meubeltransport-Maatschappij [DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Bergplaatsen voor Inboedels l iiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiHiiifiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in Minimi minimin FRANKRIJK'S HART door FREDERIK POULSEN (uit het Deensch vertaald door Dr. J. M. Hoogvliet) Monsieur Charlety was een hooggeplaatst ambtenaar aan het Fransche ministerie van buitenlandsche zaken. Ik had hem gedurende lange jaren gekend, tijdens den oorlog met hem gecorrespondeerd, hem uitknipsels toege zonden van artikelen waarin Frankrijk's zaak werd bepleit, hem mijn deelneming be tuigd naar aanleiding van 't verlies van zijn eenig kind, een veelbelovenden zoon van 21 jaar, die bij Hartmannsweilerkopf gesneuveld was, en toen ik nu na het einde van den we reldoorlog Parijs weer bezocht, vroeg hij mij ten eten in zijn woning, terwijl hij er bijvoegde, dat ze bij deze gelegenheid voor de eerste maal weer gasten ontvingen na den dood van den zoon. Het was een van die kleine, bevallige, ouderwetsche Parijsche woningen, waarin slechts aan een kleine minderheid van Denen ooit een blik gegund wordt, maar waar men zich dadelijk tehuis gevoelt, omgeven door enkele schoone herinneringen aan Fransche cultuur, een latafel van Leleu, een oude teeker.ing van Ingres. De toon was dadelijk vrij en opgewekt, waartoe in niet geringe mate werd bijgedragen door den anderen gast, een stralenden jongen en knappen kapitein, die zijn uniform met gekleurde linten gedekt zag en het oorlogs? kruis met de palmen droeg. Hij werd mij glim lachend voorgesteld als de aangenomen zoon des huizes, en het werd mij in den loop van het gesprek duidelijk, dat hij bij het sneuvelen van den zoon tegenwoordig geweest was en een groet van hem had overgebracht. En van dat oogenblik af was hij een gestadige gast geweest in het huis. Het diner was uitstekend. Het is verbazend wat een Parijsche huismoeder en dienstmeisje een talrijke en smakelijke gerechten kunnen toebereiden zonder vreemde hulp ! Er waren slechts twee soorten wijn, vooreerst een goede landwijn en later een flesch oude Chambertm, die door den huisheer zelf opengetrokken werd en dien hij ons gaarne hoorde roemen. Ook in het wijndrinken zijn de Franschen een volk van verfijnde beschaving, die niet het verhemel te prikkelen met vier, vijf soorten wijn, maar ziet»bepalen tot n gewonen en n uitge zochten. Wil n wel gelooven," zei de kapitein lachende tot mij, dat ik aan het Salonikifront, waar ik de laatste veertig maanden van den oorlog heb meegemaakt, bijna een van uw collega's gevangen had genomen, een Duitschen archeoloog uit Heidelberg, die spion was en zich verkleed in een Bulgaarsch dorp had gewaagd? Ik had hem aangetroffen op een hofbal te Athene (waar hij verrukke lijk danste) en een buitengewoon charmanten indruk van hem gekregen. Het zou waarlijk eigenaardig geweest zijn hem te snappen. Hij had maar een kwartiertje voorsprong". En als u hem nu eens gepakt had?" Ja, dan was hij doodgeschoten. Hij was immers burger, bedenkt u dat wel". Maar hij was toch een moedig man, en een knappe man. Zou u geen medelijden hebben gevoeld?" Niet in het minst. Ik heb maar eens mede lijden gehad met een Boche. Het was een officier, dien we zwaargewond gevangen ge nomen hadden, en terwijl hij om water lag te schreeuwen, kreeg ik bevel hem te verhooren. Ik beloofde hem water, als hij ver tellen wou wat ik verlangde te weten. Ik deed hem, zooals we gewoon waren, vijftien vragen, waarop ons het antwoord be^nd was, en daarna vijf, zes andere over dingen, waar omtrent we inlichtingen verlangden. Anders konden we immers niet controleeren of ze logen. De kerel leed geweldig en was dood, voor ik aan de laatste vraag kwam. Het was droevig en stuitend tegelijk". Hij zat een poos in gedachten. Ja. zoo is de oorlog. Het is niet dat stra lende, opwekkende en avontuurlijke, waarvan wij aan de krijgsschool droomden. Vooral het Saloniki-front was afschuwelijk. We leden meer onder ziekten dan door den vijand. Het was een gestadige verschrikking des doods. Alleen aan 't begin en aan 't einde, bij den opmarsch en bij den terugmarsch, is de oorlog dat wat men zich voorstelt, een ontplooiing van kracht en jeugd onder vliegende vanen. Voor 't overige is de oorlog vuil werk, dat verricht wordt door menschen met doffe wanhoop in 't hart, jonge mannen, die den ouderdom rondom en in zich voelen, omdat ze gestadig den nabijzijnden dood voor oogen nebben. Het zijn de oude heefen die ons uitzenden" hier maakte hij een scherpe buiging naar dien overkant naar Charlety en zij laten ons edelmoedig deelen in hun dagelijksche ge waarwordingen van 't feit dat de dood ieder oogenblik komen kan". Charlety zond hem een goedhartigen lach toe en zei: Mijn beste jonge vriend ! Ik heb den oorlog niet te voorschijn geroepen. Bovendien heb je immers zelf verzocht om weder overgeplaatst te worden naar het West front, ofschoon je na den wapenstilstand met Bulgarije een gevaarloos verblijf aan het Saloniki-front hadt kunnen hebben". Ja, maar dat had z'n bijzondere redenen". Vertel op". Hij haalde potlood en papier voor den dag. We hadden het dessert gebruikt en er werd afgenomen. En om toen bij het begin te be ginnen schetste hij ons Ivet laatste offensief aan het Bulgaarsche front, de poging om het te doorboren door een uitval in de rich ting van den st'eilen berg Sokol en het Doiranmeer. De Franschen, met de Italiaansche divisies op hun linker flank, rukten op naar den Sokol, terwijl de Engelschen, gesteund door rieksche divisies, de stellingen aan het Dairanmeer zonden forceeren. Het plan lukte nigszins, wat betreft de poging van de Franschen en de Italianen, de Engel.schen daarentegen bereikten in 't gehefl niets, of schoon de rieksche troepen dapper vochten. 't Was eigenaardig zoo slap als de Engelschen dat jaar vochten, ook aan het Westfront, waar hun vleugel terugging en bijna aan de Duit schers de overwinning in den wereldoorlog had bezorgd. Dat is in elk geval mijn overtui gingWanhopig was ik den dag na het offensief teruggekeerd naar den genenden staf. Ik ver wachtte dat de heele zaak weer lang zou wor den uitgerekt. Toen ontmoette ik buiten ons bureau de renseignemanl'i een Bulgaarsch officier niet sabel op zij. Vreemd, dacht ik, dat men hem zijn sabel heeft laten houden. Het was met dappere tegenstanders wel gebeurd, maar nooit aan ons front. De chef van het VRAAGT l SI-FA-KO S IQ ARE M Hot voopnmmmmto Sorlomork GELIJKE SALARIEERING VAN MANNEN EN VROUWEN ? De brochure van Mw. B. M. Cohen Stuart, die bovenstaande vraag stelt, en het vraagteeken doet het reeds vermoeden ontkennend beantwoordt, is een zonderling en in al zijn gemoedelijkheid een gevaarlijk stuk. Gevaarlijk. Want, warm geschreven, voort gevloeid als het is uit een eerlijke overtuiging, zal het niet nalaten indruk te maken op een lezers- en lezeressenschaar, wie de economische onjuistheden die het bevat ontgaan. Zie, dat zoo'n ongehuwde onderwijzeres voor zichzelf allén over ? 1500 beschikt, en haar gehuwde mannelijke collega met een huis vol kinderen met ? 1940 moet rondkomen (de cijfers zijn niet meer juist, maar ik houd mij aan de door schrijfster gegevene); dat een leerares, een inkomen van ?4000 a ?5000 genietend, zich alle gerief el ij kheden ver schaffen kan, terwijl een leeraar met datzelfde salaris privaatles moet geven en andere bijwerkzaamheden verrichten om het hoofd boven water te kunnen houden, dat kan immers meent Mw. G. S., en door den goedgeloovigen lezer zal het worden beaamd niet billijk zijn ! Op deze wijze geniet de vrouw feitelijk een hóger salaris. Zij wordt bevoor recht boven den man.... Hoe de zaak dan wél zou moeten worden geregeld? Daarop weet schr. geen duidelijk bescheid. Een oogenblik verkondigt zij, vermoedelijk onder den invloed van de in wendige stem, die haar toefluistert dat ongelijke bezoldiging van gelijken arbeid onrechtvaardig is, dat zij veel zou voelen voor gelijke belooning zoolang het jonge menschen geldt, laat ons zeggen beneden 25 jaar". Maar het denkbeeld wordt niet verder uit gewerkt. Eerst veel later deelt schrijfster mede, misschien wel te vinden te zijn voor bepaling van den loongrondslag zonder onderscheid van sekse", terwijl dan voorde mannen bij het aangaan van een huwelijk het loon op peil" moet worden gebracht met geregelde toeslagen naarmate van het kinderenaantal". Wat wij onder dat op peil brengen" hebben te verstaan, mogen wij niet vernemen. Even min of, wanneer de onderwijzer resp. de leeraar van huis uit vermogend is of wel met een vermogende vrouw trouwt, de extra-bezoldi ging achterwege behoort te blijven. Ik ver moed, dat dit laatste niet in Mw. C. S.'bedoe ling ligt, ofschoon het volkomen passen zou in haar gedachtengang, volgens welken de arbeidsbelooning in de eerste en voornaamste plaats door de behoefte wordt en moet worden bepaald. Die redeneering omtrent loon naar pre statie" vormt n der vele economische zonderlingheden, waar hier boven op werd gedoeld. Schr. is van oordeel, dat loon naar prestatie eigenlijk niet kan bestaan. Degenen, die daar zoo geestdriftig voor strijden, hebben de questie nooit ernstig doordacht! Want hoe kan men nu de waarde van eenigen arbeid in geld uitmeten"? Volgens schr. is dan ook het historisch verloop" geweest, dat de levensbehoeften oorspronkelijk meer ge wicht in de schaal hebben gelegd bij 't be palen van het loon, dan de prestatie". Hoe ongerijmd de tegenovergestelde opvatting is, wordt h.:, bewezen door het feit, dat de arbeider van thans" wel het dubbele loon" wil hebben van dien van 10 jaar geleden, of schoon zijn prestatie niet grooter, eerder door verbeterde toestanden en korteren werktijd" kleiner geworden is. Het hoogere loon wordt dus verlangd wegens grootere behoeften .... Neen, mevrouw Cohen Stuart, het wordt verlangd, en is noodzakelijk geworden, wegens de daling van de waarde van het geld tegen over de waarde van door dat geld aan te schaffen goederen. Goederen zijn duurder geworden. En daarom heeft de arbeider thans een grootere geldsom (loon) noodig, om in gelijk gebleven behoeften te voorzien. Niemand zal tegenspreken, meent schr. naïvelijk, dat het meest primitieve loon voor de meest primitieve prestatie" door de be hoefte wordt bepaald. Ik denk, dat ieder ook maar nigszins economisch geschoolde daar tegen opponeeren zal. In eerste instantie toch wordt het loon bepaald door de waarde van het geproduceerde; in dier voege, dat geen enkel werkgever, anders dan uit philanthropie, voor eenige arbeidsprestatie mér betaalt dan ze hem oplevert.... En de derde onjuistheid is, dat de begrippen loon naar prestatie" en loon naar behoefte" veel te simplistisch worden opgevat: alsof in het eerste geval de behoeften, in het tweede de prestatie niet zou niedeteüen. Terwijl het wérkelijke verschil tusschen beide lootistelsels dit is, dat bij het n e de arbeid, bij het andere de arbeider op den voorgrond staat, bij het ne met de behoeften slechts onbewust, bij het andere bewust wordt rekening gehouden. Uitgeschakeld wordt evenwel de behoefte nooit, r.angezien ze het aanbod van werk krachten mede bepaalt. Daalt voor eenige arbeidssoort het loon zoozeer, dat de behoeften IIIHII IIIIMI iiimmiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, DENHOUT, LOC IIE M en BORCÜLO. Agentschappen in Indië: BATAYIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN iiHiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiii bureau kwarn naar buiten en zei dat dit een officier was, die van den Bulgaarschen opper bevelhebber kwam om een wapenstilstand te vragen. Het was een heerlijk oogenblik. In eens begreep ik dat de oorlog gewonnen was. De Engeische officier, die den Bulgaar binnen de linie gebracht had, was zoo terdege snugger gewees-t om den blinddoek van 's vijands oogen af te nemen toen de automobiel onze reus achtige voorraden ammunitie n levensmidde len voorbijreed en hem dien weer aan te doen (onder voorwendsel dat ze nu aan de eigenlijke opslagplaatsen van voorraden kwamen), toen er niets meer te zien viel. Den dag daarna ver schenen er vier hooge Bulgaarsche officieren. Ik was er zelf bij om hen te ontvangen. Het was een lastig geval om een gesprek aan den gang te krijgen, maar twee van hen hadden aan de Sorbonne gestudeerd en bij Emile Faguet college geloopen. Dat hielp. Toen praatten we over litteratuur. De opperbevelhebber, ge neraal Franchet d'Esperey, kwam er bij en stelde zijn ultimatum: onvoorwaardelijke overgave van het Bulgaarsche leger, bedenk tijd tot morgen. De Bulgaren kregen een heer lijk diner met champagne en werden bediend door Fransche soldaten met witte schorten over hun uniform. Wat ze niet vermoedden was dat de bedienende soldaten onze Bulgaarsche tolken waren, die elk woord dat er gezegd werd hadden verstaan, en denzelfden avond aan den generaal konden rapporteeren, dat de Bul garen murw waren en zich den volgenden dag /.ouden overgeven. Maar toen de wapenstilstand gesloten was, eerst mei de Bulgaren en daarna met de Tur ken,kwam d.' zwakheid van Franchet d'Esperey aan den dag. Hij is een uitstekend militair, maar ouk niet meer dan dat. Een vervelende protestant'1. Een wenk van Charlety deed bij den kapi tein het vermoeden opkomen, dat ik woleens protestant kon zijn, daarom voegde hij er haastig aan toe : De protestanten in andere landen zijn stellig heel best. Maar onze protestanten zijn moord dadig vervelend. We hadden een cultuur mensch als Sarrail aan 't front moeten hebben toen; die kon ze aanpakken. Franchet d'Espe rey had geen begrip van diplomatie. Turken, Bulgaren, Serviërs en Grieken liepen zijn trappen on, struikelden over elkaar, maar hij had er geen flauw idee van hoe ze te behan delen of vriend en vijand te onderscheiden. Dat kon ik niet zoo maar aanzien, ik vroeg verlof en ging naar het Westfront, waar ik h.? t heerlijke uur beleefde toen het vuren stopjeblaz'.'ii werd, de_dag waarop mijn jeugd weer begon". We g'n J .-n in den salon o:n koffie te drinken. H.'t g.'sprek ep over wat op 't oogenblik in Frankrijk de brandende vraag is, of Duitschland betalen zal of niet. A's 'f.\\ n'.et betalen", zei ik schertsend, dan kan uw land immers doen zooals de Italianen in Oostenrijk, en uit de groote musea een paar schilderijen kaaien". ,,Het schijnt," zei Charlety met een strenge stem, dat Italië enkele van zijn oude schil derijen teruggenomen heeft". ,,Oh la la!" plaagde ik. En als nu hetzelfde derbare Italië op zekeren dag Corsica en Nizza veroverde, het naaste doel van de Italiaansche irredenta, en dan komt vragen om Mona Lisa en de heiligs Anna en Rafael's Castiglione en de Correggio's in het Louvre? Zal Ujdan ook zeggen: ,, II paraït que l'Italië a repris quelques tableaux?"" Daar konden we allemaal samen om lachen, maar Charlety kwam nu op een gevaarlijker onderwerp: het onderwijs in de volksscholen in ElzasjLotharingen. De Fransche regeering heeft in de Duitsch sprekende streken twee uren 's weeks gods dienstonderwijs in het Duitsch toegestaan. Maar daar denken ze mee op te houden. Want wat de bevolking daar spreekt, is eigen lijk geen Duitsch, maar een dialect; aan dat dialect alleen zijn ze gehecht, en dat mogen ze dan ook gerust zijn, evenals de Provenc.alcn hun eigen taal spreken". Maar Elzas-Duitsch is een Duitsch dialect zooals Beiersch en Saksisch, en niet zooals Provenc,aalsch een afzonderlijke taal". Nu ja, enfin maar het schijnt dan, dat de bevolking er geen prijs op stelt Duitsch te leeren...." O gelukzalige ambtenaarswijsheid ! Nu kan dus de kringloop van onrechtvaardigheid en haat weer van voren af aan beginnen ! Om van dit pijnlijke onderwerp af te ko men verzocht ik Mevrouw Charlety mij een portret van hun zoon te laten zien. Zij stond op en ging heen naar de schrijftafel van haar man, keerde toen om en kwam terug met een photographietje in medaillonvorm. Voorzichtig droeg zij liet in de bleeke handen, alsof het een levend wezentje, een jong vogeltje of een mishandeld diertje was. De gang van die vrouw in het zwart met dat kleine portret had zoo iets droevigs dat wij alle drie tranen in de oogen kregen. Zij zette het portretje voor me neer en streek met de hand over den rand ervan, een liefkozing die verbeelden moest een stofje te verwijderen. Hij was een beste jongen. Vlak voor de bestorming van de vijandelijke stelling schreef hij aan zijn vader en verzocht hem mij de boodschap te brengen als hij sneuvelde. En hij had hetzelfde gezegd aan zijn kapitein, dat die naar het ministerie moest schrijven aan mijn man, niet direct naar huis. Zoo zacht en liefderijk was hij nog toen hij daar stond met den dood voor oogen. Het was hard hem te missen, onzen lieven jongen. Maar hij stierf voor Frankrijk. En Frankrijk leeft". Stil ging zij terug en zette het portretje op zijn plaats, bleef toen van ons afgekeerd staan en kon zich maar niet weer naar ons toekeeren. Ik trachtte het gesprek op gang te krijgen door een vraag aan Charlety: Zegt u me eens, wat is de oorzaak, dat dr Franschen Romain Rolland afvallen?" Vór een van de beide mannen den mond kon openen, had mevrouw Charlety zich met een ruk omgekeerd, en strekte gebiedend de hand naar voren: Laat mij antwoorden ! Wij verwijten hem dat hij Frankrijk verliet toen het de hulp van al zijn zonen noodig had. Wij verwijten hem dat hij later geen aandeel genomen heeft in den druk en de moeite van den dag. U, de neutrale buitenlander, heeft meer voor Frank rijk gedaan dan hij. Maar vór en meer dan alles verwijten we hem dat hij vrede predikte, vór de overwinning behaald was. Wij be grepen het anders allemaal, dat er niet over vrede mocht worden gesproken vór de overwinning. Dat alles verwijten wij aan Romain Rolland." H.'t was Frankrijk's trotsche ziel die uit haar mond sprak. De magere, oude, in 't zwart gekleede vrouw belichaamde op dat oogenblik Fransche heldenmoed en grootheid. DE EERSTE KAMER Welk een pakkende verrassing Heeft de stembus ons bereid! Welk een dwarse Eerste Kamer Bracht die kiezers-aardigheid. Dit had niemand durven denken Op het dierbaar plekje grond, Waar het wiegje stond te wiegen Van den grooten Vrijheidsbond. Voor de broeders-liberalen Lijkt 't in ons Land gedaan Onze grijze Harmen Smeenge Is de laatste Mohikaan. Zeer verbaasd zit ook te staren Onze roode heer Polak Met van Kol, den globe-trotter, Is hij niets op zijn gemak. Als de Tweede-Kamer-veldslag Even eigenaardig gaat, Wordt 't 'n benepen toestand In den Nederlandschen Staat. Ach, dan werd 't dl te keurig, Al te ernstig en te knus, En de stembus we''d geen peperMaar een lieve suikerbus. Als we allen rechts gaan houden, En er niemand links meer gaat. Is er niet meer door te komen In de politieke straat. Zonder Wijnkoop's, Abekaatjes, Zonder Troelstra's en ge-Duys Wordt 't 'n vervelend leven In ons deftig, Hollandsch Huis. Gut, dan kregen we zoo eensklaps Van het goede wat te veel. Wrijving, meeningstrijd en gisting 7Aj ons welgegunde deel, Deze nieuwe Eerste Kamer Is een vleugje stembus-gein : Weldra blijkt dat zulk 'n Eerste Ook de laatste wel. zal zijn. J. H. SPEENHOFF der arbeidzoekenden er niet langer door wor den bevredigd, dan zal aldaar het aanbod van arbeidskrachten afnemen. Het loon moet dan vanzelf rijzen, tot het^aanbod weer genoeg zaam geprikkeld wordt. En aangezien tie meerderheid der loonarbeiders mannen zijn, en de meerderheid dier mannen op hun tijd willen trouwen, terwijl het in ns land zeker niet in den volksaard ligt, dat zondernoodzaak, als regel, de huisvrouw door werk buitensHet stortregende toen ik met den kapitein buiten op straat kwam. Het regende draadjes en touwtjes" (;/ pleuvait des ficetles), zooals men in Lyon zegt, en we gingen daarom schui len in een cafétje, tot het onweer overdreef. Mijn gedachten bleven nog draaien om wat ik gezien had, en ik sprak er van tot den jongen Franschman. Zoo als zij het portret van haar dooden zoon in de bevende handen droeg, zoo doen het duizenden van rouwdragende moeders over het grootste deel van Europa. Kan dit idee dan niet de volken te zamen brengen? Kan deze moeder dan niet de hand reiken aan een Duitsche moeder die hetzelfde ondervonden heeft?" Neen. Onmogelijk ! Nooit !" Waarom niet? U als cultuurmensch kunt toch onmogelijk vasthouden aan de onnoozele beschouwing, dat alle Duitschers bandieten zijn, aan dat idiote idee, dat de dood is van alle schakeeringen".... Als een troep bandieten bij u inbreekt en uw woning verwoest, dan vraagt u ook niet naar schakeeringen. Dan loopt u niet rond om naar moreele verschilpuntjes tusschen de bandieten te zoeken, maar ziet liefst de heek bende in de pan gehakt". Maar u kan dat beeld toch niet toepassen opeen volk, opeen oorlog ! Denkt u er aan, dat uw natie de overwinnaars zijn en dat het aan den overwinnaar het lichtst moet vallen te vergeven". Och, de Franschen zijn vergeetachtig eu vergeven licht genoeg, maar dezen keer niet. Neen ! Ik zal u uitleggen waarom niet' . Hij haalde weer papier en potlood voor den dag. Ik ken dezen trek bij de Franschen, wan neer ze het binnenste van hun ziel bloot moeten leggen, dat ze dan altijd moeten teekenen of schrijven om hun verlegenheid te verbergen. Hier heeft u een loopgraaf aan het West front, en het is de dag vór een stormaanvai. De officieren worden er van ingelicht twaalf uur, de manschappen eerst een kwartier van tevoren. Ziet u nu vór u dat beeld langs het geheele ontzaglijk groote Westfront, de offi cieren in de ellendige aardholen, die weten dat er acht kansen zijn tegen twee dat ze over twaalf tot veertien uren dood zullen zijn? Nu schrijven ze naar huis. . . . aan vriend en moeder. Och, als men die officierenbrieven eens kon opzamelen en uitgeven, het zou het aandoenlijkste werk worden dat de wereld kent. Het zou alle gepraat over de Franschen als een frivool volk in eens dooddrukken. Het zou een openbaring zijn van al de teederheid, al de gehechtheid aan den huiselijken haard en al de piëteit die door Fransche harten wordt omsloten. Welnu ! Er waren er sommige onder ons, die niemand hadden om aan te schrijven; dat waren de officieren uit de bezette of verwoeste districten. Ik was zelf een van deze, tot ik in Charlety iemand vond, aan wien ik brieven kon zenden. Mijn oude, ziekelijke moeder was gestorven kort na den inval van de Duitschers, en later hoorde ik dat het kerkhof in het plaats je in deArdennen waar vader en moeder rusten, door Duitsche granaten was omgeploegd. Niet eens bij hun graven dus konden mijn gedachten vertoeven: zoo eenzaam was ik in de nachten, die aan de stormaanvallen voorafgingen. Begrijpt u nu om welke reden wij geen ver giffenis kunnen geven aan het volk waardoor we zoo arm zijn gemaakt, dat velen van ons zelfs geen graven meer hebben waaraan we in vrede kunnen denken?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl