De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 8 juli pagina 3

8 juli 1922 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

8 Juli '22. - No. 2350 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND t S T U 5\ N T REMBRANDTPLEIN -44 XTE.RDAM /sGJ~. UBiiiBinii HEDEND&&GSCHE MEUBELEERINGSKUNST RAADHUIISTRA&Kal AMS1ERDAM ?H DIR: JAC£!BOSCH .. 20 LEIOSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 5812 HEMDEN HAAR MAAI f WHITE uit voorraad leverbaar. NIEUWE en GEBRUIKTE 2 TONNERS -:- beide met volle garantie -:N.V. Gebr. NEFKENS' Automobiel AMSTERDAM - UTRECHT SUPERIOR PATRIA BISCUITS 'm EENIGE SPECIALITEIT SI T i" ,. SB 5j KRIMPVRIJE 8 Si GEZONDHEIDS- |S g| ONDERGOEDEREN j-g Bk Nederlandsch Fabrikaat |" Bi] 1*88 «M ^1^1^_.^iii iin i-vg nKum miiubüii i duimden ^~ L'TRICOTHUIS l SI HET j O«l ' L - - ?? i-. "l REG.BREESTRAAT.35 |§ ? T&H Hirt TEL. 5O66 N, Spoors WA Spoórjr_ Culemborq CHENARD&WALGKER N A S H M. A. N. Automobielen en Vrachtwagens I.V. Automobiel Mij. HET CENTRUM" Parkstraat 91a - 's-Gravanhage Tel. Haag 3569 Snalsduilt ilÉHÏS BAl Zelfond. 99 Cent fr. In den Boekh. en na postw. bij RIËNTS BALT, Den Haag, Daguerrestraat 28. MIIIIIIIIMMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIllllllii,,!,,,,,,,,,,,, DEGELIJKE OPLEIDING, mond. on schrift. aan bovenstaand adres FIAT AUTO'S WERELD VERMAARDHi. l D Sedart tal van jaren, -LAND AU LET S Type 505 4 cyl. 6 zitplaatsen f 9.OOO. 51O 6 6 ,, 11.OOO. Compleet met MIOHELIM luohtbanden, afneembare wielen, reservewiel met b»nd, snelheidsmeter* LEONARD LANG Stadhouderskade 114 Amsterdam KOLONIALE POLITIEK (Staatkundig of financieel beleid?) In de memorie van antwoord op het voorloopig verslag van de Eerste Kamer der Staten-Generaal over de indische begrooting heeft de Minister van Koloniën gemeend, tegenover eenige leden, die geringe verwach tingen van het beleid van den tegenwoordigen Gouverneur-Generaal hadden, te moeten wijzen op de financieele en economische om standigheden. Zijne Excellentie zag daarin blijkbaar een belemmering voor den tegen woordigen landvoogd om een bevredigend bewind te voeren. Inderdaad, de financieele en economische omstandigheden zijn een beletsel om den bestaanden gang van zaken zoodanig te hou den als hij tot nog toe was, maar reeds eerder (?De indische financiën". Nieuwe Courant 22/12'21) is er op gewezen dat er de laatste tijden, onafhankelijk van de wereldcrisis, principieele fouten in het financieel beleid bestonden, die binnen korter of langer tijd tot eene ontwrichting moesten voeren. De wereld crisis heeft die ontwrichting verhaast en de goede zijde daarvan is, dat men thans eerder gedwongen zal worden zich rekenschap te geven van de principieele fouten, die zijn begaan. Tot nog toe zoekt de indische Regeering alles in bezuiniging en versobering, maar die vormen slechts een deel, het mechanische deel, van het financieele beleid. Wie echter in een ontwikkeling en een toekomst van Indië gelooft, moet aandringen op een financieele politiek, die elementen van opbouw bevat en die niet telkens op ontwrichting moet uitloopen. Men moet nimmer uit het oog verlie zen dat Nederland's belang bij Indië in sterke mate economisch maar het belang van Indië's volken bij Nederland in hooge mate cultureel en staatkundig is. Door thans alles van de financieele zijde te zien en zelfs overwegend van commercieel-financieele zijde, wordt ver geten dat de indische volken de zaken van geheel ander standpunt zien en dat /ij de staat kundige en cultureele en niet de financieele eischen het voornaamste achten.' Daarbij komt nog iets. Voor financieele zaken bestaat bij het nederlandsche volk een natuurlijk begrip; als eenmaal de financieele ontwrichting van Indië erkend is, behoeft er geen vrees te bestaan dat niet met kracht naar financieel evenwicht zal worden gestreefd Met de staatkundige zaken is het echter anders die spreken veel minder tot het nederlandsche volk, zij zijn bovendien veel ingewikkelder. Toch vormen die staatkundige zaken thans de hoofdzaak, de financieele toestand is en blijft een secundair iets, hoe belangrijk ook. Het zijn thans op staatkundig gebied critieke tij den voor Indië, tijden waarin door goed in zicht en actieve leiding veel kan worden be reikt en veel kan worden voorkomen, maar waarin ook door verkeerd inzicht of onthouding veel voorgoed kan worden bedorven. Zoover de huidige economische toestand in Indië van de wereldcrisis afhankelijk is, kan de indische Regeering weinig doen, maar Indië's bloei is ook in hooge mate afhankelijk van de binnenlandsche staatkunde en daarin is zeer veel te doen. Daarin stapelen de moei lijkheden zich op. Geheel in beslag genomen door de oogenblikkelijke behoeften tijdens en na den oorlog, heeft de indische Regeering geen oogen gehad, misschien ook geen oogen willen nebben, voor die komende moeilijk heden, maar nu er een zekere stabiliteit is bereikt, mag zij zich niet langer afzijdig houden. Zeer zeker is het zaak, nu de financiën zoo slecht staan, een duidelijke financieele poli tiek te ontwerpen, die niet zoo'n opportu nistisch karakter draagt als de tot heden ge volgde. Maar daarnaast staan de regeling van het onderdaanschap en het burgerschap, beide even noodzakelijk bij het toenemende wereldverkeer, maar beide ook even onvoldoen de geregeld. Het chineesche probleem is nog steeds even dringend, maar ook nog steeds even onopgelost. Ten aanzien van het ambtenaars schap en het bezoldigingsprobleem bleek de Regeering niet tot eenige oplossing in staat en zij noemt die vraagstukken daarom onoplos baar ! Het ruimer gebruik van inlandsche troe pen bij de defensie, hoe noodzakelijk ook als die defensie ernstig wordt bedoeld, is niet toelaatbaar vór veel betere staatkundige grondslagen zijn gegeven. Het verval van het ras als criterium bij de deelneming aan publieke functies en bij de regeling der sociale verhoudingen, hoe dringend ook bij de ver anderde geestesgesteldheid, blijkt een pro bleem dat geheel boven de kracht van de Regeering gaat. De bestuurshervorming zal, wil zij meer goed dan kwaad dan, zeer veel inzicht van de indische Regeering eischen, terwijl de groote politieke hervormingen het grootste beleid zullen vragen; een ontijdige oriënteering op Indië's binnenlandschen toe stand, in plaats van op zijn samenhang met Europa, kan men denke aan Suriname den bloei in eene verwelking doen verkeeren. Boven alles echter dient de Regeering het probleem van de stabiliteit van het indische staatswezen en zijn verhouding tot Nederland tot klaarheid te brengen. Het is in tijden van economische en finan cieele depressie dat de staatkundige her vormingen moeten inzetten, die weer een nieuw tijdperk moeten openen. De economi sche bloei is meestal het resultaat van in benarde tijden gelegde staatkundige grond slagen. Die ervaring kennen wij uit de neder landsche en de indische geschiedenis en daar om is het niet juist, zooals de Minister van Koloniën deed, het onvermogen en de pas siviteit van de indische Regeering, zooals die zich thans toonen, te verontschuldigen met de economisch ongunstige tijden. Er is thans gelegenheid te over voor scheppend werk buiten het gebied dat door den economischen en financieelen toestand wordt beheerscht, maar het kan niet worden ontkend dat het huidig koloniaal beleid geen weerspiegeling is van het huidige wereldgebeuren, noch van de groote beteekenis die Indië en Nederland voor elkaar hebben. Wij mogen en moeten in deze tijden zeer hooge eischen aan het koloniale beleid stel len en als een Minister van Koloniën de passi viteit en de onthouding van de indische Re geering in de groote, vitale zaken met den economischen toestand moet verontschuldi gen, erkent hij daarmede stilzwijgend een tekort aan staatsmanschap. Staatsmanschap dient echter thans richting te geven aan het overal doorbrekende streven naar verande ring; staatsmanschap dient thans vorm te geven aan hetgeen aan velen van goeden willen in vaagheid voor oogen zweeft. Zal het practisch bruikbare in het streven van koloniale ethici waarde krijgen, dan dient thans, onder verreikende gezichtspunten, dat bruikbare te worden verwezenlijkt. De nieuwe grondwet heeft thans een grootere zelfstandigheid aan de indische Regeering gebracht. Die zelfstandigheid is bedoeld als een zelfstandigheid tegenover den invloed van de Nederlandsche Regeerir g, vooral tegen over den Minister van Koloniën. De drang tot die zelfstandigheid ontstond in de tijden dat de stabiliteit en de macht van het Neder landsche oppergezag in Indië boven en buiten alle beschouwing stonden. Zal, nu de indische Regeering hare zelfstandigheid tegenover de nederlandsche heeft gekregen, zij ook in staat blijken haar zelfstandigheid tegenover de indische volken te handhaven? Ziedaar een vraag, die in beteekenis ver uitgaat boven de vraag hoe de financieele huishouding uiterlijk weer op orde moet worden gebracht en waarop alleen een be vestigend, althans een hoopgevend antwoord zal kunnen worden gegeven, als wordt be seft dat, ondanks de zorg, die de financiën thans eischen, het koloniaal beleid in de eerste plaats naar het staatkundig beleid moet worden beoordeeld. S. RlTSEMA VAN ECK SPAAHSOH, ENGELSOH, F R AH S O H, DUITS O H etc. Berlitz-School Heerengrmoht 461 H. 3Z8B Pract. Onderwijs door bnltenl. Leeraren uil iiiiiiiin mui um iiiiiiiiiiiiimiiiilllllHlliiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii immuun HET DOGMATISME DER VERONTWAARDIGING Op de vergadering der Vereen!ging van Letterkundigen, die kort geleden te 's-Gravenhage werd gehouden, dienden de Hecren Veth en Wasch een motie van protest in tegen de censuur van Minister de Visser, die Goethe en Lessing aan de Amersfoortsche scholieren verbood. Ondergeteekende had het twijfelachtige voorrecht te midden van het Conclave van vrijgeesterï, waaruit de vereeniging van letterkundigen bestaat, de eenzame verdediger te zijn van een reactionairschijnende gezindheid. Het is niet onze be doeling, onze geachte collega's bij wind molens te vergelijken, maar het succes van ons protest tegen het protest was, evenals in het befaamd gevecht van den Spaanschen hidalgo, wiens naam thans niet uit onze pen wil vloeien, bij voorbaat illusoir. Men kan namelijk in eene vergadering niet veel meer doen dan protesteeren., wordt men daar te lang, dan loopen de aanwezigen de deur uit. Toch had onze weerstand tegen de motie der heeren Veth en Wasch een principieeler bedoeling dan Alcibiades gehad heeft, toen hij de staart afkapte van zijn hond, en be doelde hij ook iets anders dan de verdediging van rninisterieele benepenheid. De heeren Dop Bles en Henri Bakels begrepen dat, toen zij voorstelden, deze quaestie maar niet in een amerijtje af te doen, en terecht op merkten dat hier de Vereeniging van Letter kundigen vooreen belangrijke beslissing stond omtrent een beginsel van ons geestelijk leven. En daarom zijn wij de Redactie van onzen Groene" zoo dankbaar, dat ze ons in staat stelt, ons over dat beginsel nader uit te spreken in haar door al onze letterkundigen gelezen orgaan. Al reinigen wij de vette wasch" onzer verschillen van opvatting dan niet in de familie, de familie wordt er toch van op de hoogte gesteld. * * Laat ons beginnen het erover eens te zijn dat Minister de Visser zijn verbod niet uitslingerde in een zijner nuchterste momenten, dat die heele verbiederij een nog al dwaas ministerieel avontuur geweest is, en dat de gezamenlijk protestcercnde letterkundigen ervan overtuigd kunnen wezen, dat nu den Amersfoorters de lectuur van Lessing en Goethe is ontzegd, zij in een nabij liggend tijdsbestek hun Lessing en Goethe welhaast even goed zullen kennen als Dr. Hein Boeken, en die is in zijn klassieken ter dege thuis. Het verbodene smaakt nu eenmaal, en indien wij het met ons fatsoen overeen konden bren gen, zouden wij eigenlijk de deuren wijd open moeten zetten voor alle schandaal-literatuur en de klassieken gestrengelijk moeten ver bieden, dat zou de beste methode zijn om alle schandaalromannetjes te laten sterven aan gebrek aan belangstelling en de kennis der klassieken vast te prenten in de gemoederen en geesten van onze jeugd. Maar nu dat niet gaat, moet een vereeniging ,,qui se respecte", zooals de Franschen de Vereeniging van Letterkundigen zouden noe men, niet haar goeden stijl in gevaar brengen door een zelotisme op zijn kop. Aan de rechterzijde van ons leven staat de doleerende katechiseermeester, aan de lin kerzijde de propagandist van de Dageraad" en wij zouden waarlijk zeer teleurgesteld zijn, indien de geheele literaire beweging van 1880 en alles wat daarna kwam, den Letterkundige nog niet eens het inzicht gebracht had in de gelijkelijke beperktheid van beide cultuurtypes,, zelfs als ze ons verschijnen in rniniste rieele Gestalte. Geen vlajrirnende verzetten" behoort de letterkundige te ontsteken tegen des Ministers aartsvaderlijke zielezorg, maar veeleer ligt het in zijn waren aard, den Mi nister een klopje te geven op den schouder, en te zeggen Kom kom Excellentie, dat heeft u toch niet zoo bedoeld". En wanneer er in de vergadering der Vereeniging van Letterkun digen op zijn dageraadsch gaat geprotesteerd worden, dan zullen er uit die letterkundigen een of meer naar voren komen, die het voor den Minister willen opnemen, en diens daad willen vergoelijken, door hem louter toe te schrijven paedagogisch-technische" bedoe ling. Want het literair instinct komt voort uit een vrijer gcestjdan den vrijgeest" kenmerkt. Het wil zoozeer zich bewegen buiten de per ken van alle sociaal- en ethisch vooroordeel, dat het den weg zoekt naar de vrijdenkerij, zoodra de banvloek dondert der kerkelijke uitspraken, maar dat het niet schroomt voor de consequenties van traditionalisme en con servatisme, zoodra de vrijdenkerij even dog matisch te werk gaat als gemeenlijk de ter rechterzijde woelende monsters. Annie Salomons heeft in een harer bijkoinstigheden in dit blad, er op gewezen, dat Chesterton eigenlijk iemand was, die orthodoxe" levenswaarheden verkondigt op een moder ne" manier, en die bijkomstigheid was heelemaal niet zoo bijkomstig als ze er uit zag. Want ze doelde eigenlijk op het algemeen verschijnsel, dat de bevrijding der geesten, welke men op literair gebied ontmoet, zooveel bewegingsmogelijkheden brengt aan den vorschenden geest, dat conservatieve levens waarheden niet meer blijven uitgesloten van den gezichtskring. De goede verstaanders onder onze collega's begrijpen dit halve woord. En zij zullen, zoo dra zij over het geval nader gaan denken, het met ons eens worden, dat deze dingen zoo eenvoudig niet zijn als men wel meent in den eersten roes der verontwaardiging. Nu de menscheu wijzer zijn geworden door onze vrijheid, cultuur, democratie, is er een heeleboel leelijker geworden in de wereld, waren de menschen in de windselen gebleven van eenvoud en onverstand dan was er veel weten gestuit dat ons thans gelukkig maakt, ook veel schoonheid gespaard gebleven die nu is verstorven. Wij dachten daarover toen we gisteren fietsten van Baarn naar Bilthoven, eerst langs de groote statige woningen der vuige kapitalisten waar de weiden onge rept waren en de rustige waardige natuur een troost was voorde ziel,?toen langs het specu latieterrein der beunhaasbouwerij, langs al de kleine, rommelig bijeengebouwdc landhuisjes, waar het intellect woont en werkt en denkt over een verloren paradijs, of over een para dijs dat het nimmer zal aanschouwen. Zoodat wij maar zeggen willen dat het pro bleem samengesteld is, en dat de posthumc onsmakelijkheid die er in gelegen was, Minis ter de Visser nu nog weer eens een protest naarhethoofd te slingeren overeen gebeurtenis van zoo gering gewicht in het wereldbestel nadat hij reeds in alle vrijzinnige en socia.istiscjie organen, ja zelfs min of meer in zijn Eigen Nederlander" de waarheid had moeten hooren over zijn onhandigheid, onser toe leidde de Ver. van Letterkundigen eene onthouding aan te bevelen, die naar ons inzien in over eenstemming ware geweest met de schoone allure die men van letterkundigen mag ver wachten. P. H. R I T T E R J R. Ons nieuw bestuurslid maakt het mij niet gemakkelijk, te antwoorden op zijn protest tegen ons protest". Met een ietwat kleverig grapje op de namen der voorstellers, dat ik van een letterkundige qui se respecte" eigenlijk niet zou hebben verwacht, doelt de heer Ritter er blijkbaar op, dat hij het debat hierover in het orgaan der vereeniging had moeten voortzetten; hetgeen juist is. In dit zijn zeer leesbaar napraatje meen ik echter vooral zooiets als een aftocht te mogen zien. Als ik hem wel begrijp heeft hij thans afstand gedaan van zijn ter vergadering nig argument, dat de minister gehandeld zou hebben met technische-paedagogische be doelingen. Hij zal dan ook thans volkomen inzien, waarom dit argument, door de feiten weer sproken, ter vergadering niet te zeer au serieux werd genomen. Sedert de vergadering en ons protest, is een zeer waardig adres van de leeraren H.B.S. verzonden, waarnaar ik den heer Ritter kan verwijzen. Nu men ons officieus is komen ver tellen, dat de minister het zoo erg niet ge meend heeft en alleen Faust en Nathan uit Amersfoort wou bannen om opportunistische redenen, nu de heer Ritter den minister niet verdedigt, maar Zijne Excellentie nog een schrobbeering toe geeft, is aan zijn kant het beginsel zoozeer zoek, dat er weinig eer aan hem te behalen zou zijn. Het principieele van Ritter's oppositie immers verklaar ik nu minderdan ooit te begrijpen. Er was hier noch sprake van een politieke cry" (zijn eerste qualificatie) noch van een vlammend verzet" (zijn laatste). Onze motie was gesteld in de allersoberste bewoordingen en constateerde dat wij letterkundigen de kennis van meester werken der wereldlitteratuur noodig achten voor de ontwikkeling 1). Men kan het hiermee eens of oneens zijn, maar uit al de op zichzelf belangwekkende beschouwingen waarmee de geachte, maar twijfelmoedige Ridder uit het conservatieve kamp zijn terugtocht tracht te dekken, moet ik nog het eerste argument hoo ren, waarom een vereeniging van litteraturen niet zou moeten protesteeren tegen een aan slag op de majesteit der klassieke litteratuur, in onzen toch al zoo vennatcrialiseerden tijd. C o R N E L i s VETH 1) De opmerkingen van de heeren Bakels en Bles golden de redactie der motie, en niet anders.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl