De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 15 juli pagina 7

15 juli 1922 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

15 Juli '22. - No. 2351 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND . G. D. BOM. H. G.ZN. De Oosterkerk te Amsterdam. Geschiedkundig overzicht van den bouw van, en den dienst in deze kerk,van\659 tot heden. Met twee bij lagen over liet orgel, de slagklok en het uurwerk door J. W. ENSCHEDÉ. Am sterdam G. D. Bom H. G.zn. frma J. J. H. Kemmer, 1922. 8. Dit boekje is uitgegeven na de gedachtenisviering van het 250-jarig bestaan van de steenen kerk op Wittenburg, zooals wij die nog steeds als een sieraad der eilanden kennen. Op die steenen kerk wordt denadrukgelegd; vór 1661 was er voor deze aangroeiende buurt een houten kerk op Rapenburg gebouwd. De bouw van de nieuwe kerk werd door Burgemeesteren opgedragen aan den stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Hij ontwierp het gebouw als kruiskerk, maar vulde de kruisarmen aan, zoodat de plattegrond een zuiver vierkant vormt en de kruiskerk alleen door de gewelven tot uit drukking komt. Zij is in hootdzaak zoo geble ven als zij in de zeventiende eeuw was; alleen is natuurlijk sedert allerlei ^gemoderniseerd. Alleen uitwendig is zij gebleven zooals zij was; met haar wat strakke lijnen beheerscht zij nog steeds het profiel der Eilanden. Van haar ge schiedenis geett de heer Bom een schets, die zich in hoofdzaak tot het uiterlijke bepaalt en nergens heel diep gaat. Een studie van deze kerk als architectonische schepping wordt eigenlijk niet gegeven. Evenmin wordt dieper ingegaan op de geestelijke beteekenis die deze kerk voor zulk een eigenaardige en afge sloten wijk als de Eilanden heeft gehad. Dat is zeer te betreuren. Want de Oosterkerk ver tegenwoordigt stellig een belangwekkend stuk geestelijk en kerkelijk leven van deze karakteristieke buurt. Zoo geeft het boekje van den heer Bom wel allerlei, maar toch lang. niet alles, wat men van zulk een studie mocht verlangen. De heer Enschede gaf zijn beproef de technische medewerking voor de beschrij ving van orgel, klok en uurwerk. Het boekje is aardig geïllustreerd. IZAK PRINS. Het faillissement der Hollandsche steden: Amsterdam, Dordrecht, Leiden en Haarlem in het jaar 1494, uit de wordingsgeschiedenis van den Nederlandschen staat toegelicht. Am sterdam, S.L. van Looy, 1922. 80. Deze titel is wat zwaar voor het boekje, waarin mr. Izak Prins de geschiedenis van de financieele moeilijkheden der Hollandsche steden op het einde der vijftiende eeuw heeft beschreven en toegelicht. Deze dingen zijn niet onbekend: onze stedengeschiedenis is dikwijls uitvoerig beschreven en ook de geld nood, haast permanent, van onze middeleeuwsche steden heeft meer dan eens de aandacht getrokken. Voor de kenners van onze geschie denis is dat alles niet nieuw. Maar voor dezen is dit boekje dan ook stellig niet bestemd. Want het is vooral actueel. Want wij beleven weer een soortgelijke periode als ons voorgeslacht omstreeks 1500; in veel strijd onderging men diepgaande maatschappelijke verande ringen; de maatschappelijke orde was wankel en de stedelijke financiën ondergingen daarvan de gevolgen. Juist als tegenwoordig. Juist als nu trachtte men geschikte maatregelen te nemen om den geldnood te bezweren; juist als nu moest men zich dikwijls de helpende en daardoor ook dwingende hand der regeering laten welgevallen. Het is leerzaam toen en nu te vergelijken. Dat was ook het doel van mr. Prins. Dat doel kan stellig worden bereikt zoo men ook buiten den kring der mannen van het historische vak aan deze oude dingen eenige aandacht wil schenken. H. B R u o M A N s J. A. RISPENS. Het verborgen leven. Baarn z. j. Uitgeversmaatschappij E. J. Bosch Jbzn. Onze Calvinistische dichters lijken op elkaar, of liever, ze lijken allemaal op Gecrten Gossaert. Het is o.a. opgemerkt bij Willem de Mérode; men kan het nu weer opmerken bij den dichter Rispens. Nu is Geerten ossaert een groot dichter; in hem is de rechtzinnig-protestantsche kunst gestegen tot een hoogte, die zij sedert Da Costa niet bereikt had. Minder groot is Willem de Mérode, maar hij is innig en eerlijk in zijn soepelglijdende verzen; een van de best-leesbaren onder de jongeren. Weer minder is J. A. Rispens, die klaar blijkelijk van beiden den invloed heeft onder gaan. Het rhythme van zijn verzen is slapper, zijn aanhef onzekerder, zijn beelden zijn vager. Ik wil hiermee niet zeggen dat het bun deltje waardeloos is; vooral waar hij natuur indrukken weergeeft, bereikt de auteur wel 'wat. Zijn vers doet echt en eerlijk aan, en dat is zeker een verdienste, al moeten wij, om zijn werk te waardeeren, al te vaak den wil voor de daad nemen. Een enkel citaat. Ik kies er maar centje uit; al het werk staat vrij-wel op dezelfde hoogte. DE MAAIER. Ziet daar den rust'gen maaier maaien Met eender op- en nederhaal, Dwars door 't verzengend middaglaaien ; De zonne bliksemt in hrt staal Zijn lichaam dat vooroverhelt Verdwijnt in 't wijde, wuivend veld. De wind beweegt zich in de hooge Beboschte zoomen van terzij; Eerst komt hii rtiischend ingevlogen, Dan maakt hij ritselend zich vrij; Een bij schiet gonzend hier voorbij En zigzagt door bezonde wei. Dit zijn de eerste beide van de vierstrophen, waaruit het gedicht bestaat. Merk het leelijke en krachtelooze begin op; het is of men Tollens hoort. Goed zijn de eerste vier regels van het tweede couplet; de vijfde bederft alles met de bij, die ,,hier voorbij" schiet. Zoo is het in de meeste gedichten van dezen bundel; er zijn goede regels in, maar nergens is een dichterlijke visie zuiver volgehouden. Misschien kan de heer Rispens, bij veel zelf-critiek, in later werk wat beters geven; ook aan veel van het hier gebodene zou, als het niet te haastig en te achteloos aan de drukpers was overgeleverd, een dieper bezin nen ten goede hebben kunnen komen. HERMAN MIDDENDORP Het bankroet der tegenwoordige sociale politiek, door E. C. VAN DORP. A. W. Sijthoff's Uitgevers-Mij. Leiden. 1922. Het is jammer dat Mej. Mr. E. C. van Dorp in 56 bladzijden zooveel onderwerpen heeft willen bespreken als zij in deze brochure aanroert (de financieele en economische toe stand, industrieele of economische democratie, factoren voor loons- en winstbepaling ook in verband met Marx' leer-, klassenstrijd, werkloosheid, werkloozenstemi, collectief ar beidscontract, sociale maatregelen, socialisme en socialisatie.... enz.). Het is nogmeer jammer, dat zij geen bezonken, wetenschap pelijke beschouwingen over deze onderwerpen (of eenige daarvan) geleverd heeft, maar veel eer een ,,cri du coeur" laat hooren. Men vindt in dit boekje een hartstochtelijk plei dooi contra veel dingen die mej. van Dorp verderfelijk acht en pro andere, die zij vurig wenscht, maar met een hartstochtelijk plei dooi komt men in zaken als deze niet ver. Daardoor geeft men alleen vat aan hen, die munt willen slaan uit de onevenwichtigheid van het betoog. En daardoor overtuigt men ook hen niet die anders wel toegankelijk zou den zijn voor de juiste opmerkingen, die (na tuurlijk) in dit geschrift niet ontbreken. Wanneer b.v. Mej. v. D.'schrijft: Alle bedrijven werken met verlies, schepen wor den opgelegd, fabrieken staan geheel of ge deeltelijk stil, loonen worden verlaagd, tallooze arbeiders zijn werkloos" om dadelijk daaraan toe te voegen dat het geheele aantal dier talloozen -.<- 100.000 zal zijn, dan kan men dit moeilijk als een juiste schilde ring aanvaarden. E'i zoo is er allerlei, waarbij men, al lezende, zijn vraagtcekens en soms vele zware uitroepteekens zet. Jammer, want men had beter werk van haar mogen ver wachten. H. S M i s s A E K T Nieuwe Fransche Boeken HENRI BÉRAUD ,,Le Vitriol de Lune". Albin Michel, diteur, Paris. Men weet dat Paul Verlaine, in zijn jonge jaren onder den . onontkoombaren invloed van Hugo, rondliep niet een reeks grootsche plannen voor romantisch-historischc drama's. De geschiedenis van Frankrijk bood hem over vloed van boeiende figuren: -Charles V met Etienne Marcel; Charles VI; Charles IX en zijn maltresse Marie Touchet; Louis XV11. Met zijne vrienden besprak hij deze projecten. Het meest wellicht voelde hij zich aangetrok ken tot een Louis XV" in zes bedrijven. Hierin zou hij verheerlijken de daad van Damiens die zich met zijn dolk wilde wreken op den koning, verantwoordelijk naar zijne meening voor de smaad en ellende zijner zuster aangedaan. Nu, bijna zestig jaar later, heeft een jong prozaïst, Henri Béraud, deze stof opgenomen en er een roman van gemaakt, die de fout heeft dat de heftige spanning in het midden van het verhaal de aandacht zoo volkomen absorbeert, dat de laatste hoofdstukken zon der diepen indruk te maken aan ons voorbij gaan. Maar overigens is Le Vitriol de Lune" een boek met groote qualiteiten. En een schrij ver die, als romancier, met zulk een boek debuteert 1) is geen allcdaagsche verschijning. Het eerste gedeelte is zonder twijfel van dezen kleinen roman het sterkste stuk. Hier in volgen wij de ontwikkeling, door vele avon turen heen, van den droomerigen en hoofdigen Blaise Cornillon, den zoon van een Lyonschen bakker en een teedere en stille jonge vrouw uit Genua. Na den dood van zijn ouders blijft Blaise niets meer dan de herinnering aan zijn oom Giambatiista, die kinderen en menschen bekoort met de muziek van een Chineeschen fluit van glas en die wonderlijk bedreven is in het vermengen van vele stoffen tot onbekende en onfeilbare vergiften. Blaise komt in dienst eerst bij de oude mevrouw Farge. Later bij haar zoon, een groot zijdekoopman, die na jaren lang als een achtbaar man in zijne stad geleefd te hebben, plotseling zich stortte in een zwijmel van libertijnsche vermaken. Blaise volgt den heer Farge naar Parijs. Het wilde leven van zijn meester laat den knaap volkomen on aangedaan. Hij ziet, zonder zich te verbazen en zonder te oordeelen, om z''ch heen alle hartstochten en alle laagheden in een atmos feer van lust en bloed. Stil en onberoerd leeft Blaise in zijn eenige, alle aandacht, alle le venslust absorbeerend verlangen, het ver langen om Giambattista weer te vinden. Een toeval brengt hem opnieuw in aanraking met een jezuïet, die voorheen hem bij de oude mevrouw Farge als knecht gekend had. Le P. Marion dwingt hem den dienst van Farge te verlaten en Blaise treedt in een geheimzinnig huis, waar een aantal jezuieten tezamen wonen en waar hij de functie van hulp-bibliothecaris te vervullen krijgt. Hij leeft in een beklemmende sfeer van mysterie en fanatisme. Hij voelt om zich heen een activiteit die hij niet volgen kan, maar die moet leiden tot een heerlijk en misdadig doel. Want is het niet heerlijk de kerk, in volkomen overgave, te dienen? Zelfs wanneer men de uiterste daden van den dienaar vergt? Blaise is terechtgekomen midden in een complot tegen het leven van Lodewijk XV en hij vindt, onverwachts, Giambattista terug als man-vanvertrouwen der complotteerende jezuieten. Samen zoeken zij den man die bereid is tot de daad. Zij vinden dien in een hallucineerenden drinkebroer Damiens. Deze mist het doel. De koning wordt slechts licht gewond. Damiens vlucht niet. Hij wordt gevangen. Hij wordt gemarteld. Maar hij weigert zijn medeplich tigen te noemen. Hij sterft, zonder gesproken te hebben, onder de afgrijselijkste geweldda digheden. Blaise en Giambatttista zijn ge tuigen van de openbare pijniging en den dood door de vier paarden. Als zij tertigkeeren is het huis leeg. De je zuieten zijn verdwenen. En samen beginnen zij door de wereld te zwerven. Zij zwerven zoo zeventien jaren. Met den dood van Damiens eindigt het eerste deel van Le VitnoI-de-Lune". De beschrijving van de executie is zoo gruwclijknadrukkelijk, zoo nabij aan onze verbeelding als ik er mij geen tweede.weet te herinneren. Het is een stuk proza scherp, bewegelijk en verschrikkelijk als een ets van Callot. Georges Le Cardonnel en wie beoordeelt zuiverder het proza dat thans in Frankrijk geschreven wordt? - zegt: Les pages 011 il décrit Ie supplice de Damiens sont presque d'un mailre." Het is bijna onmogelijk om zich vrij te maken uit deze hallucinatie van pijn en onder gang. En voor het vervolg, verhalende na de omzwervingen, een tweede samenzwering, hebben wij een groot deel van onze belang stelling verloren. Na de marteling van Da miens lijkt ons al het andere gebeuren klein en kleurloos en van geringe beteekenis. Men zou eigenlijk het tweede deel tweemaal moeten Ie/en. Dan zal men ook hierin de qua liteiten van dezen schrijver, sobere .indringende menschen- en miüeubeschrijving, gaan waardeeren. Het einde is, naden dood van Lodewijk XV, door het gif van Giambattista, hem door Blaise toegediend, de moord op Blaise Carnillon en de eenzame terugkeer van den Genuees naar zijn vaderstad. Maar vór deze ontknooping leven wij mede in het pit toreske zedcnbederf en in de menigvuldige 1) I-L'iiri Béraud is verslaggever van een der gruotc Parijsdie dagbladen en de opvolger van Paul Léautaud (Boissard) als tooneelchroniqueur van de Mercure de Franee. MATERIE, ETHER EN ZIEL Naar aanleiding van mijn artikel onder bovenstaanden titel 1) ontvang ik van Dr. Windemuller eenige opmerkingen, waaraan ik het volgende ontleen. 1. Wanneer de ether als licht-medium op treedt, is zij als zoodanig nog geen bemidde laar van X-stralen. Integendeel. De gewone" energie, die licht is, dringt niet door t?l van media, wél doorgankelijk voor kathode-stralen. Deze laatste zijn met b.v. radium-electronen in staat, veel meer materie-electronen als schakels op te nemen in haar energie dan gewoon" licht, dat dit alleen kan met wat wij noemen meer of minder doorschijnende" stoffen. 2. ,.l\'MTj. fit!" Alles stroomt, beweegt. Einstein zegt, paradoxaal: niemand weet waar een absoluut rustpunt is te vinden; derhalve kan niemand zich bewegen t.o.v. het" rustende punt, dus kan niemand zich bewegen anders dan relatief (t.o.v. een con ventioneel punt: tafel, aarde, zon.)" Beweging is nu gebleken niet alleen in de macro-mechanica, maar ook in de micro mechanica van het atoom, het kosmische be ginsel te zijn. Het is voor mij k het beginsel van de ziel. De ziel is een actie", een actie van elec tronen van de zenuwelementen (?psychonen") voor ieder individu gebonden aan genoty pische en idiotypische factoren. Het erfelijk element bepaalt als Mnêmê" /Semon) den ontwikkelingsgang van kiem tot 1) De- Amsterdammer, 6 Mei 1922. Sterkt Zenuwen en Lichaam Mevr THEO MANN-BOUWMiESTER, jj de beroemde Hollandschetragèrtenne, volwassen individu, de stam-eigenschappen enz. In deze algemeene opvatting bestaat de ziel" van de copulatie af; en tevens in de plantenwereld evenzeer als in de dierenwereld. Discussie hierover zou slechts woordenkwestie worden. Het individu vormt van oogenblik tot oogenblik zijn ziel uit exo- en endogene prikkels". Het substraat van de ziel (?psyche":geest, bewustzijn, kortom alle qualiteiten en cate gorieën omvattend!) de locus nascendi, is de groote hersen-schors; maar een spheer om de ziel-kern heen wordt gebouwd door de tallooze hersencentra, zintuig-centra en periphere zintuig-organen; mede door lichaams organen, (endocrinc klieren ! !) die indirect wel zeker kern-ziel (geslachtsorganen ! !) en peri-psyche beïnvloeden. Ik kan hier niet uitvoerig zijn en kom tot: 3. Als de ziel is: actie, waar heeft aic dan plaats? Vooreerst in de hersenen, als gezegd.. Maar waarom niet ook daarbuiten? Onze zintuigen kunnen worden ingeschakeld in kosmische energieën: licht, electriciteit, geluid enz. Deze energie wordt omgezet" in een vorm, die voor onze ziel toegankelijk is. Ais nu o//t'S eens elcctronenenergie ware, hadden wij een monistisch systeem,dat althans een overzicht gemakkelijk maakt en voor zichtige schreden ter benadering van het Al toelaat. Ziel en ijzer lijken wel zeer onder scheiden ! En toch: Wat blijft er inaterieel's van ij/er over in het atooinniodel van Bohr? Zie naar de uiterst snel ronddraaiende twee beitels in de houtbewerkingsmachine: zij gelijken een massieve cylinder zoo voor 't oog als voor 't gevoel. En zijn de ijzer-fragmenten niet prikkelbaar" gelijk de levende" stof? laten zij zich niet richten" in 't magnetisch veld? Als de ziel eens ware een electronen-spel in /..g. levende materie" (hier verder blijvende rusten !) dat kan blijven binnen 't lichaam", maar even goed zich voortplanten" naar alle richtingen en annknooping", tandrndering" kan vinden op electronen-energie daarbuiten, en met deze, als eindpunt weer op eer. ander ziels-eleclronen-spel: (aldus tele pathie" benaderend !) dan werd voor mij de volgende voorstellint; plausibel: Het'geestelijke (als tegenstelling van het stoffelijke,dus zoo algemeen mogelijk genomen) bestaat uit gedetermineerde en variabele bewegingsnitingeii, die als de naald van een registreerapparaat (zonder beroele trommel !) of als de toetsen van een schrijfmachine (zonder inkt en papier ) of als de spoelen van het weef getouw (zonder draden) in ontelbare combina tie'? en per-mutatie's uitvoerbaar zijn. De electronen zijn de bewegende deden IN HET MAURITSHUIS Dit zeer aantrekkelijk mansportret, ver moedelijk geschilderd door Pieter Diibordicu (1009--'na Hi78), maakt, evenals de onlangs hier afgebeelde jan Steen, deel uit van de collectie van wijlen Victor de Stuers, door zijn dochter gedurende eenige n tijd in bruikleen afgestaan' aan het Mauritshuis. Dubordieu was van Fransche afkomst. Hij vestigde zich in Leiden, waar hij in 1033 trouwde en waar hij, behoudens een kort verblijf te Amsterdam, tot zijn dood bleef werken. Hij heeft tal van portretten van Leidsche hoogleeraren ge schilderd. Er is het boven afgebeelde portret toont het - iets Fransch in zijn werk, terwijl de behandeling van het lichtdonker invloed verraadt van Re'mbrandt. M. immimii iiiiiiiiiiiiiiiiin Illlllllllllllllll lllllllltlllMIIIIIMIIIIIIIIIIIMMIIIIII intrigues van Lodewijk's laatste jaren toen La Berry heerschte. Dit verhaal van verwording en hartstocht eindigt in een donkcr-melancholischen toon, in de klacht van een primitieve, onontleedbare menschelijke smart, die door de tijden heen klinkt en die wij hooren door het daveren van alle gebeurtenissen heen, de klacht om een geliefde of een vriend. Le Vitriol-de-Lune" is een historische" roman. Maar geeft die schrijver een juist beeld van de geschiedenis die de jaren van zijn verhaal vult? Zeer waarschijnlijk geeft hij dit niet. Het staat voor de historici geens zins vast dat de aanslag van Damicns is geconcipieerd en voorbereid door de jezuieten. Het staat voor de historici geenszins vast dat Lodewijk XV stierf door vergif. Het wetenschappelijk-geschiedkundig onderzoek heeft, niet' lichtvaardig, voor Damiens' daad andere motieven en andere inspiratie aange nomen en houdt vast aan de officieele doods oorzaak: roodvonk. Maar nu rijst de vraag: is het den romanschrijver veroorloofd de we tenschappelijke gegevens los te laten, wanneer hij daardoor aan zijn verhaal een geheim zinnige bewogenheid en dramatische spanning kan geven? Deze vraag is juist naar aanleiding var, Le Vitriol-de-Lune" gesteld, toen eenige critici Béraud zijn geschiedkundige vrijheden verweten. Jaeques Botilenger(qui s' y connait) eischt getrouwheid aan hot algemeen erkende historische beeld. Daarom komt hij tot deze stelling: Un bon roman historique doit avoir pour héros des personnagcs non seulement enti remeiit inconnus ou inventés, mais dont les actions se puissent intercaler dans ce que nous counaissons des vénements sans ricn cliangcr cenx-ci; et Ton sent que les personnages célcbres n'y peuveut jouer que des röles de t'igurants, ' tel Louis XIV dans Le Bon Plaisir'', 1), par exemple". De conse quentie van deze, overigens zeer verdedig1) |acques Boulenger ..Mais l'Art est difficife" 2e serie (Pion HUI) pp. ! 8. Boulenger citeert hier Le Bon Plaisir", roman door Henri de Régnier. (?psychonen" hier!) Het is verleidelijk op dit principe voort te bouwen aan een ver klaring van geheugen, herinnering enz. enz! dat kan hier'allemaal niet. Laat ik volstaan met te wijzen op het meer bevredigende van deze voorstelling boven de dwaze wasindruk"- of gramaphoonplaat."-vergelijking. Er zijn «een'rustende, blijvende indrukken, er zijn slechts meer of minder affiniteit vertoonende bewegings-complexen van draaiende energie-ecnheden", die, evenals b.v. de aanslag op de toetsen van de schrijfmachine (zonder afdruk!!) voor een zeker woord, dus ook voor liet begrip dat dat woord ons brengt, steeds dezelfde is, zoowel reproductie (herinnering,) als nieuwvorming (phantasie) mogelijk maken ! 4. De ziel is naar mijn rnecning (en dit in tegenstelling met W.T.) zoo onvrij mogelijk, aan tijd en ruimte (n.!, levende materie) of in bijzondere omstandigheden en beperkte mo gelijkheden, aan vrije electroncn in den kosmos gebonden, en niet op zich zelf staand mogelijk. De x.iel ais fragment, (tijdelijk gebonden aan levende materie) van de Al-oer-energie (het Electron??) is niet onsterfelijk als Bewustzijnséci'heid. Zij is dat alleen als deel van 't Gehee! in het Universeele Energiequantum. Maar hier wordt het al of niet sterfelijk" meer een woordenkwestie, die bij Robert Mayer zou beginnen en bij de Kerk zou eindigen. Wij weten weinig van de dingen, wij weten nu langzamerhand wel wat over de dingen. Voor zoover ik weet, kennen wij de voor waarden niet, die electronen-complexen tot atomen, deze tot moleculen, deze tot materie met die of die eigenschappen, doode" of levende", maken. Ook ik geloof niet aan den mogelijkheid bare, stelling kan niet anders zijn dan dat het historische in den historischen roman naar het hart van Boulenger niets anders is dan het decor voor een eeuwig-menschelijke tragedie; f, dat het historische de verklaring geeft van de gevoels- en gedachtestroomingen, die de daden der roman-figuren bepalen, zonder dat daardoor aan de figuren het algemeenmenschelijke, dat van alle tijden is, ontnomen wordt. Béraud heeft de geschiedenis naar zijn behoefte, naar zijn kunstenaarsfantaisie, gearrangeerd. Zijn zijn figuren er minder menschelijk om? Wordt het samenstel van dramatische conflicten, dat dit boek draagt, minder belangrijk of minder aangrijpend, wanneer wij weten dat door de nieuwste onderzoekingen 1) een geheel ander beeld van Lodewijk XV ontdekt is? En ten slotte: wat is historische waarheid? Brengen niet telkens nieuwe studiën nieuwe wijzigingen in de opvatting over bepaalde historische personen en gebeurtenissen? Het is mogelijk dat een boek naar Boulenger's voorgeschrift gemaakt, daarmede na enkele jaren van vruchtbaar historisch onderzoek niet meer overeenstemt. Laten wij Béraud geen verwijt maken van zijn vrijheden; laten wij hem dankbaar zijn voor de litteraire schoonheden, die wij in zijn boek te over vinden. En al zijn die krach tige en bewogen fragmenten niet tezamen gebouwd tot een gaaf en weloverwogen geheel, al wordt onze aandacht te dikwijls onderbro ken, wij moeten erkennen dat Le Vitriol de Lune" een der allerbelangrijkste debuts is van den laatsten tijd. En Béraud heeft bewezen dat men een spannenden avonturenroman kan schrijven zonder te vervallen in de gezochtheid, de ai te doorzichtige procedé's en het gebrek aan mcnschelijkheid die ons van Benoit's succes-romans op bestelling zoo afkeerig maken. J. G R E s H o F F 1) Men wijst mij, in dit verband, op een recente studie: Louis XV" door Claude Saint André(Emile Paul), die ik echter nog niet gelezen heb. iiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiu Huize I. ZONEIDUK BUSSINK Pavil|oenVondelpafüel,/uid 4190 eo 5195 Restaurant a ia carte Lunch-Afternoon-tea.üiners en Soupers Dagelijks muziek door het Huis-orkest van toevallige variabiliteit van den geest van immaterieel in materieel. Wel geloof ik, dat electronen in zenuw weefsel een veld", een psychisch veld" scheppen evenals electronen elders licht, magnetisme, electricitcit, in velden", op leveren. Nu Einstein het licht aan gravitatie-invloed onderwerpt, dus in zekeren zin verstoffelijkt" en sommigen het niet-stoffelijke* (tot nu toe) dat geestelijk" genoemd wordt, terugbrengen toe een energie-vorm (electronen-actie) en anderen de tastbare stof" uiteenr<.felen in complexen van electronen-actie, nu komt er wat eenheid, wat eenvoud, (het kenmerk van het ware; ook van de waarheid??) maar wij weten er verder nog weinig van ! ! Zoeken maar ! Er is Schoonheid in Weten schap als in Kunst." De ziel is voor mij eene substantie geen actie hierin staan dus de heer W. en ik diametraal tegenover elkaar.... Voor 't overige bedank ik den heer Winde_ muller zeer voor zijn interessante opme kingen. W. TOMBROCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl