Historisch Archief 1877-1940
15 Juli '22. - No. 2351
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
. G. D. BOM. H. G.ZN. De Oosterkerk te
Amsterdam. Geschiedkundig overzicht
van den bouw van, en den dienst in
deze kerk,van\659 tot heden. Met twee bij
lagen over liet orgel, de slagklok en het
uurwerk door J. W. ENSCHEDÉ. Am
sterdam G. D. Bom H. G.zn. frma
J. J. H. Kemmer, 1922. 8.
Dit boekje is uitgegeven na de
gedachtenisviering van het 250-jarig bestaan van de
steenen kerk op Wittenburg, zooals wij die nog
steeds als een sieraad der eilanden kennen. Op
die steenen kerk wordt denadrukgelegd; vór
1661 was er voor deze aangroeiende buurt een
houten kerk op Rapenburg gebouwd. De bouw
van de nieuwe kerk werd door Burgemeesteren
opgedragen aan den stadsbouwmeester Daniël
Stalpaert. Hij ontwierp het gebouw als
kruiskerk, maar vulde de kruisarmen aan, zoodat de
plattegrond een zuiver vierkant vormt en de
kruiskerk alleen door de gewelven tot uit
drukking komt. Zij is in hootdzaak zoo geble
ven als zij in de zeventiende eeuw was; alleen
is natuurlijk sedert allerlei ^gemoderniseerd.
Alleen uitwendig is zij gebleven zooals zij was;
met haar wat strakke lijnen beheerscht zij nog
steeds het profiel der Eilanden. Van haar ge
schiedenis geett de heer Bom een schets, die
zich in hoofdzaak tot het uiterlijke bepaalt en
nergens heel diep gaat. Een studie van deze
kerk als architectonische schepping wordt
eigenlijk niet gegeven. Evenmin wordt dieper
ingegaan op de geestelijke beteekenis die
deze kerk voor zulk een eigenaardige en afge
sloten wijk als de Eilanden heeft gehad. Dat
is zeer te betreuren. Want de Oosterkerk ver
tegenwoordigt stellig een belangwekkend
stuk geestelijk en kerkelijk leven van deze
karakteristieke buurt. Zoo geeft het boekje
van den heer Bom wel allerlei, maar toch lang.
niet alles, wat men van zulk een studie mocht
verlangen. De heer Enschede gaf zijn beproef
de technische medewerking voor de beschrij
ving van orgel, klok en uurwerk. Het boekje
is aardig geïllustreerd.
IZAK PRINS. Het faillissement der
Hollandsche steden: Amsterdam, Dordrecht,
Leiden en Haarlem in het jaar 1494,
uit de wordingsgeschiedenis van den
Nederlandschen staat toegelicht. Am
sterdam, S.L. van Looy, 1922. 80.
Deze titel is wat zwaar voor het boekje,
waarin mr. Izak Prins de geschiedenis van de
financieele moeilijkheden der Hollandsche
steden op het einde der vijftiende eeuw heeft
beschreven en toegelicht. Deze dingen zijn
niet onbekend: onze stedengeschiedenis is
dikwijls uitvoerig beschreven en ook de geld
nood, haast permanent, van onze
middeleeuwsche steden heeft meer dan eens de aandacht
getrokken. Voor de kenners van onze geschie
denis is dat alles niet nieuw. Maar voor dezen
is dit boekje dan ook stellig niet bestemd. Want
het is vooral actueel. Want wij beleven weer
een soortgelijke periode als ons voorgeslacht
omstreeks 1500; in veel strijd onderging
men diepgaande maatschappelijke verande
ringen; de maatschappelijke orde was wankel
en de stedelijke financiën ondergingen daarvan
de gevolgen. Juist als tegenwoordig. Juist
als nu trachtte men geschikte maatregelen te
nemen om den geldnood te bezweren; juist
als nu moest men zich dikwijls de helpende en
daardoor ook dwingende hand der regeering
laten welgevallen. Het is leerzaam toen en
nu te vergelijken. Dat was ook het doel van mr.
Prins. Dat doel kan stellig worden bereikt
zoo men ook buiten den kring der mannen
van het historische vak aan deze oude dingen
eenige aandacht wil schenken.
H. B R u o M A N s
J. A. RISPENS. Het verborgen leven.
Baarn z. j. Uitgeversmaatschappij E. J.
Bosch Jbzn.
Onze Calvinistische dichters lijken op elkaar,
of liever, ze lijken allemaal op Gecrten
Gossaert. Het is o.a. opgemerkt bij Willem de
Mérode; men kan het nu weer opmerken
bij den dichter Rispens. Nu is Geerten
ossaert een groot dichter; in hem is de
rechtzinnig-protestantsche kunst gestegen tot een
hoogte, die zij sedert Da Costa niet bereikt
had. Minder groot is Willem de Mérode,
maar hij is innig en eerlijk in zijn
soepelglijdende verzen; een van de best-leesbaren
onder de jongeren.
Weer minder is J. A. Rispens, die klaar
blijkelijk van beiden den invloed heeft onder
gaan. Het rhythme van zijn verzen is
slapper, zijn aanhef onzekerder, zijn beelden
zijn vager.
Ik wil hiermee niet zeggen dat het bun
deltje waardeloos is; vooral waar hij natuur
indrukken weergeeft, bereikt de auteur wel
'wat. Zijn vers doet echt en eerlijk aan, en
dat is zeker een verdienste, al moeten wij,
om zijn werk te waardeeren, al te vaak den
wil voor de daad nemen.
Een enkel citaat. Ik kies er maar centje
uit; al het werk staat vrij-wel op dezelfde
hoogte.
DE MAAIER.
Ziet daar den rust'gen maaier maaien
Met eender op- en nederhaal,
Dwars door 't verzengend middaglaaien ;
De zonne bliksemt in hrt staal
Zijn lichaam dat vooroverhelt
Verdwijnt in 't wijde, wuivend veld.
De wind beweegt zich in de hooge
Beboschte zoomen van terzij;
Eerst komt hii rtiischend ingevlogen,
Dan maakt hij ritselend zich vrij;
Een bij schiet gonzend hier voorbij
En zigzagt door bezonde wei.
Dit zijn de eerste beide van de vierstrophen,
waaruit het gedicht bestaat. Merk het leelijke
en krachtelooze begin op; het is of men
Tollens hoort. Goed zijn de eerste vier regels
van het tweede couplet; de vijfde bederft
alles met de bij, die ,,hier voorbij" schiet.
Zoo is het in de meeste gedichten van dezen
bundel; er zijn goede regels in, maar nergens
is een dichterlijke visie zuiver volgehouden.
Misschien kan de heer Rispens, bij veel
zelf-critiek, in later werk wat beters geven;
ook aan veel van het hier gebodene zou, als
het niet te haastig en te achteloos aan de
drukpers was overgeleverd, een dieper bezin
nen ten goede hebben kunnen komen.
HERMAN MIDDENDORP
Het bankroet der tegenwoordige sociale
politiek, door E. C. VAN DORP. A. W.
Sijthoff's Uitgevers-Mij. Leiden. 1922.
Het is jammer dat Mej. Mr. E. C. van Dorp
in 56 bladzijden zooveel onderwerpen heeft
willen bespreken als zij in deze brochure
aanroert (de financieele en economische toe
stand, industrieele of economische democratie,
factoren voor loons- en winstbepaling ook
in verband met Marx' leer-, klassenstrijd,
werkloosheid, werkloozenstemi, collectief ar
beidscontract, sociale maatregelen, socialisme
en socialisatie.... enz.). Het is nogmeer
jammer, dat zij geen bezonken, wetenschap
pelijke beschouwingen over deze onderwerpen
(of eenige daarvan) geleverd heeft, maar veel
eer een ,,cri du coeur" laat hooren. Men
vindt in dit boekje een hartstochtelijk plei
dooi contra veel dingen die mej. van Dorp
verderfelijk acht en pro andere, die zij vurig
wenscht, maar met een hartstochtelijk plei
dooi komt men in zaken als deze niet ver.
Daardoor geeft men alleen vat aan hen, die
munt willen slaan uit de onevenwichtigheid
van het betoog. En daardoor overtuigt men
ook hen niet die anders wel toegankelijk zou
den zijn voor de juiste opmerkingen, die (na
tuurlijk) in dit geschrift niet ontbreken.
Wanneer b.v. Mej. v. D.'schrijft: Alle
bedrijven werken met verlies, schepen wor
den opgelegd, fabrieken staan geheel of ge
deeltelijk stil, loonen worden verlaagd,
tallooze arbeiders zijn werkloos" om dadelijk
daaraan toe te voegen dat het geheele aantal
dier talloozen -.<- 100.000 zal zijn, dan
kan men dit moeilijk als een juiste schilde
ring aanvaarden. E'i zoo is er allerlei, waarbij
men, al lezende, zijn vraagtcekens en soms
vele zware uitroepteekens zet. Jammer, want
men had beter werk van haar mogen ver
wachten.
H. S M i s s A E K T
Nieuwe
Fransche Boeken
HENRI BÉRAUD ,,Le Vitriol de Lune".
Albin Michel, diteur, Paris.
Men weet dat Paul Verlaine, in zijn jonge
jaren onder den . onontkoombaren invloed
van Hugo, rondliep niet een reeks grootsche
plannen voor romantisch-historischc drama's.
De geschiedenis van Frankrijk bood hem over
vloed van boeiende figuren: -Charles V
met Etienne Marcel; Charles VI; Charles IX en
zijn maltresse Marie Touchet; Louis XV11.
Met zijne vrienden besprak hij deze projecten.
Het meest wellicht voelde hij zich aangetrok
ken tot een Louis XV" in zes bedrijven.
Hierin zou hij verheerlijken de daad van
Damiens die zich met zijn dolk wilde wreken
op den koning, verantwoordelijk naar zijne
meening voor de smaad en ellende zijner
zuster aangedaan.
Nu, bijna zestig jaar later, heeft een jong
prozaïst, Henri Béraud, deze stof opgenomen
en er een roman van gemaakt, die de fout
heeft dat de heftige spanning in het midden
van het verhaal de aandacht zoo volkomen
absorbeert, dat de laatste hoofdstukken zon
der diepen indruk te maken aan ons voorbij
gaan. Maar overigens is Le Vitriol de Lune"
een boek met groote qualiteiten. En een schrij
ver die, als romancier, met zulk een boek
debuteert 1) is geen allcdaagsche verschijning.
Het eerste gedeelte is zonder twijfel van
dezen kleinen roman het sterkste stuk. Hier
in volgen wij de ontwikkeling, door vele avon
turen heen, van den droomerigen en hoofdigen
Blaise Cornillon, den zoon van een Lyonschen
bakker en een teedere en stille jonge vrouw
uit Genua. Na den dood van zijn ouders blijft
Blaise niets meer dan de herinnering aan zijn
oom Giambatiista, die kinderen en menschen
bekoort met de muziek van een Chineeschen
fluit van glas en die wonderlijk bedreven is in
het vermengen van vele stoffen tot onbekende
en onfeilbare vergiften.
Blaise komt in dienst eerst bij de oude
mevrouw Farge. Later bij haar zoon, een
groot zijdekoopman, die na jaren lang als
een achtbaar man in zijne stad geleefd te
hebben, plotseling zich stortte in een zwijmel
van libertijnsche vermaken. Blaise volgt den
heer Farge naar Parijs. Het wilde leven van
zijn meester laat den knaap volkomen on
aangedaan. Hij ziet, zonder zich te verbazen
en zonder te oordeelen, om z''ch heen alle
hartstochten en alle laagheden in een atmos
feer van lust en bloed. Stil en onberoerd leeft
Blaise in zijn eenige, alle aandacht, alle le
venslust absorbeerend verlangen, het ver
langen om Giambattista weer te vinden. Een
toeval brengt hem opnieuw in aanraking
met een jezuïet, die voorheen hem bij de
oude mevrouw Farge als knecht gekend had.
Le P. Marion dwingt hem den dienst van
Farge te verlaten en Blaise treedt in een
geheimzinnig huis, waar een aantal jezuieten
tezamen wonen en waar hij de functie van
hulp-bibliothecaris te vervullen krijgt. Hij
leeft in een beklemmende sfeer van mysterie
en fanatisme. Hij voelt om zich heen een
activiteit die hij niet volgen kan, maar die
moet leiden tot een heerlijk en misdadig doel.
Want is het niet heerlijk de kerk, in volkomen
overgave, te dienen? Zelfs wanneer men de
uiterste daden van den dienaar vergt? Blaise
is terechtgekomen midden in een complot
tegen het leven van Lodewijk XV en hij vindt,
onverwachts, Giambattista terug als
man-vanvertrouwen der complotteerende jezuieten.
Samen zoeken zij den man die bereid is tot de
daad. Zij vinden dien in een hallucineerenden
drinkebroer Damiens. Deze mist het doel. De
koning wordt slechts licht gewond. Damiens
vlucht niet. Hij wordt gevangen. Hij wordt
gemarteld. Maar hij weigert zijn medeplich
tigen te noemen. Hij sterft, zonder gesproken
te hebben, onder de afgrijselijkste geweldda
digheden. Blaise en Giambatttista zijn ge
tuigen van de openbare pijniging en den dood
door de vier paarden.
Als zij tertigkeeren is het huis leeg. De je
zuieten zijn verdwenen. En samen beginnen
zij door de wereld te zwerven. Zij zwerven
zoo zeventien jaren.
Met den dood van Damiens eindigt het
eerste deel van Le VitnoI-de-Lune". De
beschrijving van de executie is zoo
gruwclijknadrukkelijk, zoo nabij aan onze verbeelding
als ik er mij geen tweede.weet te herinneren.
Het is een stuk proza scherp, bewegelijk en
verschrikkelijk als een ets van Callot. Georges
Le Cardonnel en wie beoordeelt zuiverder
het proza dat thans in Frankrijk geschreven
wordt? - zegt: Les pages 011 il décrit Ie
supplice de Damiens sont presque d'un mailre."
Het is bijna onmogelijk om zich vrij te
maken uit deze hallucinatie van pijn en onder
gang. En voor het vervolg, verhalende na de
omzwervingen, een tweede samenzwering,
hebben wij een groot deel van onze belang
stelling verloren. Na de marteling van Da
miens lijkt ons al het andere gebeuren klein
en kleurloos en van geringe beteekenis.
Men zou eigenlijk het tweede deel tweemaal
moeten Ie/en. Dan zal men ook hierin de qua
liteiten van dezen schrijver, sobere .indringende
menschen- en miüeubeschrijving, gaan
waardeeren. Het einde is, naden dood van
Lodewijk XV, door het gif van Giambattista,
hem door Blaise toegediend, de moord op
Blaise Carnillon en de eenzame terugkeer van
den Genuees naar zijn vaderstad. Maar vór
deze ontknooping leven wij mede in het pit
toreske zedcnbederf en in de menigvuldige
1) I-L'iiri Béraud is verslaggever van een
der gruotc Parijsdie dagbladen en de opvolger
van Paul Léautaud (Boissard) als
tooneelchroniqueur van de Mercure de Franee.
MATERIE, ETHER EN ZIEL
Naar aanleiding van mijn artikel onder
bovenstaanden titel 1) ontvang ik van Dr.
Windemuller eenige opmerkingen, waaraan
ik het volgende ontleen.
1. Wanneer de ether als licht-medium op
treedt, is zij als zoodanig nog geen bemidde
laar van X-stralen. Integendeel. De gewone"
energie, die licht is, dringt niet door t?l van
media, wél doorgankelijk voor kathode-stralen.
Deze laatste zijn met b.v. radium-electronen
in staat, veel meer materie-electronen als
schakels op te nemen in haar energie dan
gewoon" licht, dat dit alleen kan met wat
wij noemen meer of minder doorschijnende"
stoffen.
2. ,.l\'MTj. fit!" Alles stroomt, beweegt.
Einstein zegt, paradoxaal: niemand weet
waar een absoluut rustpunt is te vinden;
derhalve kan niemand zich bewegen t.o.v.
het" rustende punt, dus kan niemand zich
bewegen anders dan relatief (t.o.v. een con
ventioneel punt: tafel, aarde, zon.)"
Beweging is nu gebleken niet alleen in de
macro-mechanica, maar ook in de micro
mechanica van het atoom, het kosmische be
ginsel te zijn.
Het is voor mij k het beginsel van de
ziel.
De ziel is een actie", een actie van elec
tronen van de zenuwelementen (?psychonen")
voor ieder individu gebonden aan genoty
pische en idiotypische factoren.
Het erfelijk element bepaalt als Mnêmê"
/Semon) den ontwikkelingsgang van kiem tot
1) De- Amsterdammer, 6 Mei 1922.
Sterkt
Zenuwen en Lichaam
Mevr THEO MANN-BOUWMiESTER, jj
de beroemde Hollandschetragèrtenne,
volwassen individu, de stam-eigenschappen
enz. In deze algemeene opvatting bestaat
de ziel" van de copulatie af; en tevens in de
plantenwereld evenzeer als in de dierenwereld.
Discussie hierover zou slechts
woordenkwestie worden. Het individu vormt van
oogenblik tot oogenblik zijn ziel uit exo- en
endogene prikkels".
Het substraat van de ziel (?psyche":geest,
bewustzijn, kortom alle qualiteiten en cate
gorieën omvattend!) de locus nascendi, is de
groote hersen-schors; maar een spheer om
de ziel-kern heen wordt gebouwd door de
tallooze hersencentra, zintuig-centra en
periphere zintuig-organen; mede door lichaams
organen, (endocrinc klieren ! !) die indirect
wel zeker kern-ziel (geslachtsorganen ! !) en
peri-psyche beïnvloeden. Ik kan hier niet
uitvoerig zijn en kom tot:
3. Als de ziel is: actie, waar heeft aic dan
plaats? Vooreerst in de hersenen, als gezegd..
Maar waarom niet ook daarbuiten?
Onze zintuigen kunnen worden ingeschakeld
in kosmische energieën: licht, electriciteit,
geluid enz. Deze energie wordt omgezet"
in een vorm, die voor onze ziel toegankelijk is.
Ais nu o//t'S eens elcctronenenergie ware,
hadden wij een monistisch systeem,dat althans
een overzicht gemakkelijk maakt en voor
zichtige schreden ter benadering van het
Al toelaat. Ziel en ijzer lijken wel zeer onder
scheiden ! En toch: Wat blijft er inaterieel's
van ij/er over in het atooinniodel van Bohr?
Zie naar de uiterst snel ronddraaiende twee
beitels in de houtbewerkingsmachine: zij
gelijken een massieve cylinder zoo voor 't oog
als voor 't gevoel. En zijn de ijzer-fragmenten
niet prikkelbaar" gelijk de levende" stof?
laten zij zich niet richten" in 't magnetisch
veld?
Als de ziel eens ware een electronen-spel in
/..g. levende materie" (hier verder blijvende
rusten !) dat kan blijven binnen 't lichaam",
maar even goed zich voortplanten" naar
alle richtingen en annknooping",
tandrndering" kan vinden op electronen-energie
daarbuiten, en met deze, als eindpunt weer
op eer. ander ziels-eleclronen-spel: (aldus tele
pathie" benaderend !) dan werd voor mij
de volgende voorstellint; plausibel:
Het'geestelijke (als tegenstelling van het
stoffelijke,dus zoo algemeen mogelijk genomen)
bestaat uit gedetermineerde en variabele
bewegingsnitingeii, die als de naald van een
registreerapparaat (zonder beroele trommel !)
of als de toetsen van een schrijfmachine (zonder
inkt en papier ) of als de spoelen van het weef
getouw (zonder draden) in ontelbare combina
tie'? en per-mutatie's uitvoerbaar zijn.
De electronen zijn de bewegende deden
IN HET MAURITSHUIS
Dit zeer aantrekkelijk mansportret, ver
moedelijk geschilderd door Pieter Diibordicu
(1009--'na Hi78), maakt, evenals de onlangs
hier afgebeelde jan Steen, deel uit van de
collectie van wijlen Victor de Stuers, door zijn
dochter gedurende eenige n tijd in bruikleen
afgestaan' aan het Mauritshuis. Dubordieu
was van Fransche afkomst. Hij vestigde zich
in Leiden, waar hij in 1033 trouwde en waar hij,
behoudens een kort verblijf te Amsterdam,
tot zijn dood bleef werken. Hij heeft tal van
portretten van Leidsche hoogleeraren ge
schilderd. Er is het boven afgebeelde
portret toont het - iets Fransch in zijn werk,
terwijl de behandeling van het lichtdonker
invloed verraadt van Re'mbrandt.
M.
immimii iiiiiiiiiiiiiiiiin
Illlllllllllllllll lllllllltlllMIIIIIMIIIIIIIIIIIMMIIIIII
intrigues van Lodewijk's laatste jaren toen
La Berry heerschte.
Dit verhaal van verwording en hartstocht
eindigt in een donkcr-melancholischen toon,
in de klacht van een primitieve, onontleedbare
menschelijke smart, die door de tijden heen
klinkt en die wij hooren door het daveren van
alle gebeurtenissen heen, de klacht om een
geliefde of een vriend.
Le Vitriol-de-Lune" is een historische"
roman. Maar geeft die schrijver een juist
beeld van de geschiedenis die de jaren van
zijn verhaal vult? Zeer waarschijnlijk geeft
hij dit niet. Het staat voor de historici geens
zins vast dat de aanslag van Damicns is
geconcipieerd en voorbereid door de jezuieten.
Het staat voor de historici geenszins vast
dat Lodewijk XV stierf door vergif. Het
wetenschappelijk-geschiedkundig onderzoek
heeft, niet' lichtvaardig, voor Damiens' daad
andere motieven en andere inspiratie aange
nomen en houdt vast aan de officieele doods
oorzaak: roodvonk. Maar nu rijst de vraag: is
het den romanschrijver veroorloofd de we
tenschappelijke gegevens los te laten, wanneer
hij daardoor aan zijn verhaal een geheim
zinnige bewogenheid en dramatische spanning
kan geven? Deze vraag is juist naar aanleiding
var, Le Vitriol-de-Lune" gesteld, toen eenige
critici Béraud zijn geschiedkundige vrijheden
verweten. Jaeques Botilenger(qui s' y connait)
eischt getrouwheid aan hot algemeen erkende
historische beeld. Daarom komt hij tot deze
stelling:
Un bon roman historique doit avoir pour
héros des personnagcs non seulement enti
remeiit inconnus ou inventés, mais dont les
actions se puissent intercaler dans ce que nous
counaissons des vénements sans ricn
cliangcr cenx-ci; et Ton sent que les
personnages célcbres n'y peuveut jouer que des röles
de t'igurants, ' tel Louis XIV dans Le
Bon Plaisir'', 1), par exemple". De conse
quentie van deze, overigens zeer
verdedig1) |acques Boulenger ..Mais l'Art est
difficife" 2e serie (Pion HUI) pp. ! 8.
Boulenger citeert hier Le Bon Plaisir", roman
door Henri de Régnier.
(?psychonen" hier!) Het is verleidelijk op
dit principe voort te bouwen aan een ver
klaring van geheugen, herinnering enz. enz!
dat kan hier'allemaal niet. Laat ik volstaan
met te wijzen op het meer bevredigende van
deze voorstelling boven de dwaze
wasindruk"- of gramaphoonplaat."-vergelijking.
Er zijn «een'rustende, blijvende indrukken,
er zijn slechts meer of minder affiniteit
vertoonende bewegings-complexen van draaiende
energie-ecnheden", die, evenals b.v. de
aanslag op de toetsen van de schrijfmachine
(zonder afdruk!!) voor een zeker woord,
dus ook voor liet begrip dat dat woord ons
brengt, steeds dezelfde is, zoowel reproductie
(herinnering,) als nieuwvorming (phantasie)
mogelijk maken !
4. De ziel is naar mijn rnecning (en dit in
tegenstelling met W.T.) zoo onvrij mogelijk,
aan tijd en ruimte (n.!, levende materie) of in
bijzondere omstandigheden en beperkte mo
gelijkheden, aan vrije electroncn in den kosmos
gebonden, en niet op zich zelf staand mogelijk.
De x.iel ais fragment, (tijdelijk gebonden
aan levende materie) van de Al-oer-energie
(het Electron??) is niet onsterfelijk als
Bewustzijnséci'heid. Zij is dat alleen als deel
van 't Gehee! in het Universeele
Energiequantum. Maar hier wordt het al of niet
sterfelijk" meer een woordenkwestie, die bij
Robert Mayer zou beginnen en bij de Kerk
zou eindigen.
Wij weten weinig van de dingen, wij weten
nu langzamerhand wel wat over de dingen.
Voor zoover ik weet, kennen wij de voor
waarden niet, die electronen-complexen tot
atomen, deze tot moleculen, deze tot materie
met die of die eigenschappen, doode" of
levende", maken.
Ook ik geloof niet aan den mogelijkheid
bare, stelling kan niet anders zijn dan dat het
historische in den historischen roman naar het
hart van Boulenger niets anders is dan het
decor voor een eeuwig-menschelijke tragedie;
f, dat het historische de verklaring geeft van
de gevoels- en gedachtestroomingen, die de
daden der roman-figuren bepalen, zonder
dat daardoor aan de figuren het
algemeenmenschelijke, dat van alle tijden is, ontnomen
wordt.
Béraud heeft de geschiedenis naar zijn
behoefte, naar zijn kunstenaarsfantaisie,
gearrangeerd. Zijn zijn figuren er minder
menschelijk om? Wordt het samenstel van
dramatische conflicten, dat dit boek draagt,
minder belangrijk of minder aangrijpend,
wanneer wij weten dat door de nieuwste
onderzoekingen 1) een geheel ander beeld van
Lodewijk XV ontdekt is?
En ten slotte: wat is historische waarheid?
Brengen niet telkens nieuwe studiën nieuwe
wijzigingen in de opvatting over bepaalde
historische personen en gebeurtenissen? Het
is mogelijk dat een boek naar Boulenger's
voorgeschrift gemaakt, daarmede na enkele
jaren van vruchtbaar historisch onderzoek
niet meer overeenstemt.
Laten wij Béraud geen verwijt maken van
zijn vrijheden; laten wij hem dankbaar zijn
voor de litteraire schoonheden, die wij in
zijn boek te over vinden. En al zijn die krach
tige en bewogen fragmenten niet tezamen
gebouwd tot een gaaf en weloverwogen geheel,
al wordt onze aandacht te dikwijls onderbro
ken, wij moeten erkennen dat Le Vitriol de
Lune" een der allerbelangrijkste debuts is van
den laatsten tijd. En Béraud heeft bewezen
dat men een spannenden avonturenroman kan
schrijven zonder te vervallen in de gezochtheid,
de ai te doorzichtige procedé's en het gebrek
aan mcnschelijkheid die ons van Benoit's
succes-romans op bestelling zoo afkeerig
maken.
J. G R E s H o F F
1) Men wijst mij, in dit verband, op een
recente studie: Louis XV" door Claude
Saint André(Emile Paul), die ik echter nog
niet gelezen heb.
iiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiu
Huize I. ZONEIDUK BUSSINK
Pavil|oenVondelpafüel,/uid 4190 eo 5195
Restaurant a ia carte
Lunch-Afternoon-tea.üiners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huis-orkest
van toevallige variabiliteit van den geest van
immaterieel in materieel.
Wel geloof ik, dat electronen in zenuw
weefsel een veld", een psychisch veld"
scheppen evenals electronen elders licht,
magnetisme, electricitcit, in velden", op
leveren.
Nu Einstein het licht aan gravitatie-invloed
onderwerpt, dus in zekeren zin verstoffelijkt"
en sommigen het niet-stoffelijke* (tot nu toe)
dat geestelijk" genoemd wordt, terugbrengen
toe een energie-vorm (electronen-actie) en
anderen de tastbare stof" uiteenr<.felen in
complexen van electronen-actie, nu komt
er wat eenheid, wat eenvoud, (het kenmerk
van het ware; ook van de waarheid??) maar
wij weten er verder nog weinig van ! !
Zoeken maar ! Er is Schoonheid in Weten
schap als in Kunst."
De ziel is voor mij eene substantie geen
actie hierin staan dus de heer W. en ik
diametraal tegenover elkaar....
Voor 't overige bedank ik den heer Winde_
muller zeer voor zijn interessante opme
kingen.
W. TOMBROCK