De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 15 juli pagina 8

15 juli 1922 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Juli '22. - No. 2351 LICHAMELIJKE OPVOEDING IN JAPAN De Ju-jitsu school te Kioto mag met recht de hoofdzetel van de lichamelijke opvoeding in Japan genoemd worden. De eeuwenoude irfêtelling heeft een eigen gebouw met imposanten tempelgevel, gelegen naast den HeianJingu-temp»!, den grootsten Shinto-tempel, waar zij vór de Restauratie van 1868 n geheel mee uitmaakte. Zij was toen verbonden aan het hof van den" Mikado den geeste lijken vorst te.Kioto, in tegenstelling met den wereldlijken shogun, die te Jedo troonde en diende uitsluitend tot onderricht van den Samurai" of Ridderstand in Ju-jitsu en schermen. Beroemde samurai reisden toenmaals geregeld het land door om zich met andere samurai, hoofden van ju-jitsu-scholen, te meten. Wonnen zij den strijd, dan kregen ze de school en de overwonnene werd hun leerling. Geleid door een helsch krijgsgeschreeuw, treden we op het middag-gymnastiekuur de Botokuden-school", d. i. School van den Ridderlijken Moed" binnen. De groote zaal is in tweeën verdeeld, met een galerij voor rustenden en toeschouwers om drie zijden van de worrtel- en schermperken heen. Een twintigtal schermende jongelieden met börstharnassen, die aan den Japanschen rid dertijd doen denken, zijn elkaar paarsgewijze met bamboezen degens aan het bestoken. Hun krijgsgeschreeuw doet u eerbied koesteren voor de oud-Japansche samurai, als ge verneemt, dat de moderne jeugd niet meer over voldoen de longcapaciteit beschikt om de schermende ridders van weleer te evenaren. Dezen donder den elkaar hun aanvalskreten toe. De Japanner, levendig en vatbaar voor in drukken als hij is, legt zijn geheele ziel in de schermsport. Het rollen der oogen en het elkander onstuimig beetpakken zoo nu en dan verraden ons dit wel. Wie echter wel eens Europeesche schermenden gadegeslagen heeft in hun lenig en verfijnd spel, moet het luid ruchtige werkje, dai hij hier te zien krijgt, wel grof en onregelmatig noemen. Daar wijkt juist een der schermenden een weinig achteruit om zich vervolgens een slag midden op de stalen hoofdplaat te laten toe brengen. Het is een meester in de schermkunst, die zijn leerling de gelegenheid geeft hem op de juiste wijze te treffen. We zien nu ook, dat de degen uit een tiental stevige bamboelatjes bestaat, die met rottan omvlochten een veerkrachtigen stok van 2 a 3 duim dikte vormen. Hij wordt met beide handen omklemd en dient tot slaan zoowel als tot steken. De Ju-jitsu-afdeeling is heel wat rustiger. Door lage balustraden omgeven, is ze met zacht veerende matten ongeveer 5 c.M. dik, bedekt. Daar verlaat juist een stelletje worste laars, moe en bezweet, de arena en maaki plaats voor de wachtenden, die voor de balustrade op hun hielen gehurkt tot duaver de krachttoeren slechts aanschouwd heb ben. Onze gladiatoren, blootvoets, in stevige katoenen kiel en sportbroekje, stellen zich twee aan twee tegenover elkaar, zes paren vormend, ieder in een geschikt hoekje. Ze knielen tegenover elkaar, neigen het hoofd ten teeken van groet en rijzen dan weer op, terwijl ze elkaar aan hun korte jasmouwen beetpakken. Ziet ge den man met den zwarten gordel om in elk paar? Dat is een drager van den zwarten gordel," het distinctief van den ju-jitsu-meester en hij zal zijn leerling gelegen heid geven hem een beentje te lichten door den z.g. enkelveger" toe te passen. Tien tegen n, dat 't niet gelukt, en dan begint een voetwerk, zóinteressant, dat ge wel mee zoudt willen doen, en dat eindigt in het vallen DRIE TIJDPERKEN door H. A. TH. LESTURGEON. De markies De Villiers de Rochefort was ganschelijk niet tevreden. Dit vond zijn oor zaak in het feit dat de heelmeester den jongen edelman geraden had zich voor geruimen tijd terug te trekken op zijn stille landgoe deren, dewijl de gezondheid van den zeer jeugdigen en zeer gepoederden markies veel te wenschen overliet. Adieu schoone markiezinnen en lieftallige joffers en hoofsche dames, adieu feesten en festijnen op het vermaarde slot van Versailles, adieu. De Villiers de Rochefort zuchtte en toen de laatste huizen van het dorp gepasseerd waren, nam hij een makkelijker houding aan in de zeer versierde karos die voorthobbelde over de zware keien. Zeer verveeld tuurde hij eerst op de jaspanden van Jean Louis die de paarden mende.... met nog minder belangstelling zag hij de landelijke dreven, de werkers en werksters die eerbiedig en ootmoedig een sierlijken groet hem brachten. Hij groette nonchalant met zijn witte hand welker aanblik hem een stille tevredenheid gaf. Voort holderdebolderde de karos. De markies die er genoeg van had om het gespuis te groeten en zijn bleeke handen te zien, sloot de oogen. En een groot leed kwam over hem. Daar werd hij, zoon van een roemruchtig geslacht, zoon van mannen die aan kruis tochten, ettelijke guerilla-oorlogcn en strijdbeweeg van Moravische broeders hadden deelgenomen, als een zwakkeling weggevoerd op last van eenen ordinairen pillendraaier. Maar de markies die volgens rang en stand ook zeer geloovig was, overdacht dat dit een der godsgerichten was waarvoor men buigen moest, dieper nog dan voor Ie roi-bien-aimé, voor wien men toch een paroxysme van eerbied diende te toonen. En wederom zuchtte de edelman en sloot de oogen. Toen.... een vreeselijke slag. De Villiers de Rochefort herinnerde er zich niets meer van, wat toen gebeurde. Weer bijkomend zag hij zich in een zeer comfortabel vertrek en over hem heen boog zich een jonge vrouw. Voelt Monseigneur zich een ietwat beter?" De markies knikte. Hij keek naar de guir landes van guipure die op het kleed van de jonge vrouw waren gestikt. Madame.... ik bied u mijn verontschul diging aan voor het derangement dat ik u veroorzaak." Toen zag hij Jean Louis, die, bedekt onder modder, terzijde stond en diep boog. Jean Louis, uw kleeren rieken kwalijk, scheer u weg.,., maar vertel me eerst wat is geschied". draaiend vallen, als van een kat van een of beide der tegenstanders. Want dat vallen is slechts schijnbeweging; leer uw evenwicht bewaren in de lucht, gelijk een zwemmer in het water !" roept hetonstoe. En de Ju-jitsu-er leert veerkracht in zijn val te brengen, leert, hoe de vingertoppen het eerst den grond moe ten aanraken, niet het plat van de hand, en hoe hij na den val oogenblikkelijk weer heeft op te staan, paraat tot den aanval. Lezer, ik zal niet trachten u de interressante omklemmingen met armen en beenen, stranguiaties, onderbeenworpen en al dat gevaarlijk klinkende, aoch juist door de daar aan gepaard gaande behendigheid en soepel heid zoo onschuldig uitgevoerde werkje te beschrijven. Blijve het slechts bij de ver melding, dat van alle Hollandsche sportwerkjes over Ju-jitsu mij geen zoo getroffen heeft in zijn treffende benadering van het Ju-jitsu, als dat van den heer Toepoel, uitgegeven door de Bibliotheek voor Sport en Spe!. Ieder jaar in Mei is de Rotokud?n-school het tooneel van schitterende, nationale wed strijden en de Mikado zendt dan een der keizerlijke prinsen om prijzen uit te reiken. Ik bezocht in Kioto ook de 1ste Middelbare School, waar een ruim en hoog houten gebouw, flink open en van een leemen vloer voorzien, tot gymnastiekloods diende. Aan de wanden hingen schermmaskers, borstlappen en kleine bamboezen degens, die voor de oudere jongens bestemd waren. Ju-jitsu en alle lichamelijke oefening, die daarvoor opleidt, is echter de hoofdschotel bij het gymnastiekonderwijs, ook voor de meisjes. Men heeft daartoe een soort weerstandsoefe ningen, door de kinderen paarsgewijze door te maken, ingevoerd, die met de beste Zweedsche systemen kunnen wedijveren, volgens den Japanschen gymnastiekonderwijzer althans. Hoe dan ook, had de ju-jitsu-cultuur eeuwen lang op dit volk ingewerkt, dan ware de lichaamsbouw en gang van den doorsneeJapanees voorzeker niet zoo beneden het nor male als thans het geval is. De afstammelin gen der Japansche ridders, de Samurai, grooter en flinker boven hun omgeving, leg gen daarvan getuigenis af. Nu het Ju-jitsu deel uitmaakt van ieder onderwijs-program, heeft Professor Kano te Tokio, de autoriteit op dit gebied, de regels voor de wedstrijden opgemaakt en heel Japan richt zich daarnaar. Het z.g. geheime Ju-jitsu is evenwel niet inbegrepen in het Kano-systeem, als zijnde te ruw of te gevaarlijk. Voor de ingewijden zijn echter nog 3 trappen bereikbaar, en wel de kennis der grepen, die tot ontwrichting of beenbreuk leiden, het treffen der teere plekken, waardoor men het bewustzijn ver liest en eindelijk een zekere combinatie van ju-jitsu en mesmerisme, waartegen de sterkste vijand niet bestand is. Beroemde samurai, die door de kracht hunner oogen lederen vij and vermochten te vellen, leven nog voort in de herinnering. Dit alles omgaf eeuwen lang het ju-jitsu met een sfeer van geheimzinnigheid en het Japansche volk, geloovende dat 't alleen voor begenadigden te doorgronden was, vermaakte zich vroeger met 't aanschouwen van de toeren der worstelaars, ware spierklompcn, die hun tegenstanders bij den gordel ter aarde hadden te sleuren. Deze reizende worstelaars vormen nog heden ten dage een volksvermaak in het Land van de Rijzende Zon, doch de richting der lichame lijke opvoeding is beslist tegen het uitslui tend ontwikkelen van spieren. Een ander onmisbaar gedeelte van het schoolprogram is echter militaire dril en aan de scholen te Kioto zag ik de knaapjes met zelf gekozen korporaals, heel deftig in nde iiiiiiiiiiiiutiimiMi De jonge vrouw strekte haar hand uit, ten teeken dat ze de meening van den markies deelde, dat Jean Louis min-aan genante geuren verspreidde. Jean Louis ging. Monseigneur, uw paarden zijn gestruikeld over een steen.... de karos is omgeslagen en men heeft u bij mij binnengedragen. Voila " Hoc zal ik u, Madame, kunnen dankzeg gen.... hoe durf ik nog langer de parasiet uwer hospitaliteit te zijn.... Madame...." Maar de jonge vrouw was verdwenen en toen Jean Louis gereinigd terugkwam bleef den markies niet anders over dan tegen zijn koetsier uit te pakken : Ezel.... waarom keek je niet uit je oogen". Maar in zijn hart was de jonge edelman niet zoo kwaad. Jean Louis". Monseigneur V" Waar zijn we?" Bij Madame la Comtusse de Vaurigard de Mirandoux, Monseigneur." Toen glimlachte de markies en toen Jean Louis zich vijf minuten later over zijn meester op het hooge praalbed boog, y.ag hij dat de markies sliep, terwijl hij glimlachte. Negen volledagen bleef DeVilliersde Roche fort te bed. De jonge comtesse liet telkenmale vol belangst ellin g naarden pa tien t i»f onneeren, maar zelf kwam ze niet. Dit speet den markies zeer en den tienden dag stuurde hij Jean Louis naar zijn gastvrouw om te vragen of zij haar gedwongen gast wilde ontvangen. Gesteund op den ai m van Jean Louis wan delde de markies over de witte paden v;.n den grooten tuin, tusschen de rechthoekige en pyramidevormige heesters en langs de regel matige gazons, onder de statige cypressen Toen gingen de groote glazen deuren van het terras open en De Villiers' verbeelding, welke tien dagen lang zeer sterk was geweest, werd niet teleurgesteld. Eens zoo schoon als de markies zich had voorgesteld, stond daar, tusschen een haag van buigende bedienden: la jeune comtessedeVaurigard de Mirandoux. En eens zoo schoon was zij toen zij de plaats van Jean Louis innam en De Villiers steunde .... Wat veraer is geschied vertellen de oude geschicdboeken niet. Alleen staat opgeteekend, dat kort na dien de beide edelen zich in de karos ter kerkt; lieten rijden, waar ter hunner eere een groote dienst werd gehouden. Verveeld stond Adolphe de Villiers de RoJieiort voor de hooge ramen van zijn werkkamer. ,,'n Beroerde geschiedenis.... altijd wat .... nu weei zoo'n doktei, zoo'n idioot, die maar eenvoudig voorschrijft: naar het Zuiden. Enfin, er was niets aan te doen...." Dramatische Kroniek Eerste, tweede en derde bundel door TOP NAEFF D ?? u j , PnJS per bundel : f lr>g- f 2.25 Top Naeff geeft meer, oneindig veel meer, en daarom is haar werk van blij vende waarde en van groot historisch belang voor de toekomst. Maar wat haar werk vooral zoo ver dienstelijk maakt, is de karakteriseering van het stuk zelf, haar eigen persoonlijke kijk op ieder tooneelwerk. iedere be schouwing heeft bij haar heur eigen toon, luchtig causeerend, breed betoogeud, streng bestraffend, fijn humoristisch. Ultg, van VAN HOLKEMA & WARENDORF AMSTERDAM OOSTERSGHE TAFEREELEN Teekening voor de Amsterdammer" van Jan Poortenaar Hahnenschritt" achter hun instructeur aan zwenkingen maken. Zoo'n doorloopen drilcursus op de Middellbare school verkort den diensttijd van 3 op 2 jaar. Voegen we hier nog bij, dat aan iedere mid delbare school een voetbal-, korfbal-en tennisveld verbonden is, terwijl de meeste scholen eens of twee maai per jaar op excursie gaan, dikwijls uren sporens ver, met reisstaf, knapzak en houten hoofdblokje om 's nachts op te slapen, dan zal ieder moeten beamen, dat het mens sana in corpore sano" in Japan geen holle klank is. W. F. K u ii L M E i j E R Minimi iliiiiiiii mimi imiiimini minimum SCHILDERKUNST-KRONIEK MASTENBROEK, IN PULCIIRI STUDIO. Het werk van Mastenbroek vertoont in zijn havengezichten een losse, lenige hand; hij vult met een aantal gebogen lijnen en gebog.Mi vormen vrij gemakkelijk een groot vlak. Dat is het type van zijn werk; en ge begrijpt, dat hij gaarne waterschildert, gaarne wolken formeert, gaarne hoornen en rommel van de havenkaden laat zien. Hij is een impressionist in den zin dat hij op het le vendige uit is. Het levendige zoekt hij in de kleur; maar deze kleur dwarrelt wel te veel, nu en dan, over het werk Meen. Hij heeft daarenboven de eigenaardigheid zich te ver2. KOLEN INNEMEN, PORT-SAID 110 Krekelzangen van onzen dichter zanger J. H. SPEENHOFF Gecart. f 1.25 Ultg. van VAN HOLKEMA & WARENDORF AMSTERDAM DJ eerste aanraking met het Oosten: de kolensjnuwers. In den donkeren avond komen de kolenscliniten langzaam aandrijven, en in het licht der fel vlammende vuurpotten, die aan groote ijzeren haken bungelen, dansen de schimmen en schaduwen der Levantiinen, Arabieren en negertype.'i. Het zijn bewegelijke kerels, in lange of pof-broeken, gore lappen of wijde burnous, en zij strekken hun handen naar de warmende vuuvpotten gretig uit. Dan flitsen de groote bootlampen aan, en in hun Schijnsel springt een reus van een vent in lange burnous als een gek heen en weer om het touw te pakken dat de schuiten langzij zal moeten brengen. Wijdbeens staat hij ineens op een paar drijvende balken, die mcyen in een groen, dat altijd te los van het kleurgeheel is; met andere woorden, dat er uit-springt. De psychologische diepte is nooit groot dat bepaalt verder van Mastcnbroek's plaats. Hij is een maker van een havengozicht, van een rivier- of stadsgezicht, dat treft door gemakkelijkheid, soms wat hindert door kleur of kleurtjes. Maar hij kan wel eens wat statiger zijn, het eene gezicht uit Rotterdam (in de te smalle lijst) bewijst Hij drentelde eenige malen de kamer op en neer, smeet met een nijdig gebaar zijn ei ga re t weg. Toen,in eensbesloten, schelde hij. Een knecht kwam. Pak de koffers. .. .we gaan voor eenigen tijd op reis", snauwde hij driftig. Ue knecht boog: wanneer wilt u vertrek ken, mijnheer". Zoo gauw mogelijk". Hij zette z'ch voor zijn schrijftafel, teeker.de driftig wat onbeteekener.de, vage figuurtjes op een stukje papier.... zocht toen het keurige, van zijn monogram voorziene post papier, schreef een brief aan zijn zaakwaar nemer, dat hij voor enkele maanden op reis ging om gezondheidsredenen. De auto stond voor. De knecht had (ie koffers achterop gebonden' en kwam Adolphe waarschuwen da.t alles gereed was. Hij sloeg den kraag van zijn bontjas hoog op, groette de oude huishoudster, die vriendelijk een goede reis wenschte. Een heerlijke Scptembcrdag. Hoewel reeds ver in liet seizoen nog een zomersene warmte. In de dorpjes die ze doorsncldeii nog tallonze stedelingen die de stad waren ontvlucht om en villégiature de vacantiedagen door te brengen. In het groen nog niet de minste sporen van herfst.... egaal blauwe hemel.... vee! zonnewarmte en tevredenheid. Adolphe's humeur verbeterde er aanmer kelijk op, zódat de knecht hem durfde vragen wat het doel van de reis was. Nice of Montecarlo . . . . we zullen wel iets vinden." De wagen rende voort. Adolphe, een uit stekend sportsman, reed zelf. De kilometerpaaltjes volgden elkaar steeds sneller op.... het eene dorp na het andere ratelden ze door. In het Westen ging de zon bloedrood onder. Zwijgende mensehen keerden van het land terug.... jongens dreven de trage dieren huiswaarts. Wij moeten zien ergens een behoorlijk onderdak te vinden .... neem jij het stuui even van me over", zei De Villiers. De knecht greep het stuurwiel, maar bij het verwisselen der plaatsen raakte de wagen uit zijn koers. Een doffe smak.... gekraak.. toen doodsche stilte. Hoe lang de reizigers daar gelegen hebben . . niemand kon het zeggen. Werklieden die langs kwamen vonden hen en droegen hen binnen op een naburige villa. En Adolphe ontwaakte na een langen benauwden droom in een zon nige kamer. Door het openstaande raam zag hij in een bloeienden tuin, vol vruchtboomen, wier takken gebogen waren onder den last van appelen en pere.i. Hallo.... eindelijk.... u bent een langslaper.... wat hèbbini we een moeite gehad om LI bij te krijgen".. Het was een heel jong meisje dat z tot hem sprak. U hebt een leel ijke bniteling gemaakt". Adolphe zag de spreekster aan en glim lachte. En dat was het leel;cn dat hij verloren"1 of gered" was; net zooals ge wilt. Enfin, u bent er goed afgekomen gelukkig .... u en de knecht en de wagen" Adolphe herinnerde zich weer het heele tafereel en deed even de oogen dicht. Nu geen gekkigheid meer, hoor", scheitste de praatster. Nee, niet opstaan .... u bent niet gekleed. Ik heb uw knecht weggezonden om een costuum te gaan halen. Die arme jongen was er ook in het eerst slecht aan toe. Hij zal wel gauw komen*. . . . en de wagen is in reparatie". Nu ga ik er van door. . . . tracht nog maar wat te slapen .... bonjour". Ze was in een oogenblik verdwenen en Adolphe staarde somber naar het plafond. Een onderdrukt gelach klonk. En opeens zag hij voor het open raam dat blonde meisjeskopje: Hallo, clieer-up,olcl boy. ... niet zo.i triestig. ..." Toen was ze weg. Adolphe de Villiers de Rochefort ging den volgenden morgen zijn opwachting maken bij de jonge gastvrouw. Hij voelde z^cli vrij onbehagelijk in zijn .jacquet. _ De jonge vrouw kwam hem tegemoet.... en proestte het ineens uit van lachen. Lieve hemel, het lijkt wel of u uit begraven gaat". Adolphe moest ondanks zich zelf lachen .... waar haalde dat nest de brutaliteit vandaan om hém belachelijk te maken. Nu, als u tenminste maar lacht.... dan is het zoo erg niet", babbelde ze gezellig. U hoeft me niet te vertellen wie u bent, dat weet ik al.... ik ben Mary Wisburn, tuut court. Mijn vader is voor eenigen tijd op reis en ik pas op het huis. Dat ik zógauw gasten zou krijgen had ik nooit gedacht. Enfin, u bent er niet minder welkom om". De jonge man was nog verlegener dan eerst en begon zijn verontschuldigingen te maken. Bah", deed ze verachtelijk, begint u alsjeblieft niet met die nonsens, als u mij aan den kant van den weg hadt zien liggen hadt u me ook wel opgeraapt. Geen complimentjes ....dat was goed voor uw doorluchtige voorvaderen". Kom laten we wat wandelen". Mag ik u mijn arm aanbieden", vroeg De Villiers. Nee, u moogt mij een arm geven", zei ze. Ze gingen zitten op een houten bank, onder de takken van een zwaargeladen appelboom. Van daar zagen ze uit over de verre, van hitte trillende landen. Hél, heel wijd lag daar de wereld. ,l)it is m'n lievelingsplekje, hier zit ik het liefst", zei Mary. Wijde stilte.... heel in cle verte was een man bezig op het veld. Kom, vertelt u me eens iets". En langzaam.... als een heel groot geheim, vertelde Adolphe het huwelijksverhaal van straks de loopplanken zullen worden, en sjouwt en sjort, en dan komen ook de anderen van hun vuurpotten geloopen, alles krioelt en schreeuwt geweldig door elkander. Nu eens port er .i verwoed met een lange lat den vuurgloed aan, dat de brandende kolen in 't rond vliegen; allen loopc-n ongehinderd barre voets over de gloeiende brokken. Dat: weer vliegen een paar van de manden in brand en gilt en joelt daar een bende om heen. Eindelijk gaan zij aan liet scheppen, worden de loopplanken omhoog gelieven, en dan begint het regelmatig maar zenuwachtig af- en aan geloop ais in een mierenpaadje, dat tot diep in den nacht duurt. J A N P O O K T r. X A A R het. Verder zijn hier enkele schilderijen, of schilderijtjes, waar het oogenblik" verschil lend is van het hem gewone; een niet-dikwijls gezien kleur-ensemble neemt de eentonigheid van te veel eenders dan weg. (Ik noem van de tentoonstelling de nummers, 2, 4, 7, 11, 13, 15, 17, 19, 24, 25, 33 etc.) P L A S S C II A E R T den markies De Villiers de Rochefort met de petite comtesse de Vaurigard de Mirandoux.. Tiens", zei Mary. . . . Toen zwegen beiden, maar dat zei meer dan een woord. Een te rijpe appel viel naast hen.... Wat verder is geschied weet men .... men kan het zelfs raden.... maar de bescheiden heid gebiedt er over te zwijgen. Alleen mag nog worden verteld dat cle bewoners van het dorp waar Mary Wisburn woo.ide nog lang praten over een huwelijksstoet van auto's. Hoezeer het mij ook spijt, mijzelf te moeten noemen in verband met deze fiere edele,), hoezeer de bescheidenheid gebood mijzelf nederig ter zijde te stellen .... mij is de taak opgedragen om van dit tweeledige tableau een triptiek te maken en dan zachtjes de deuren toe te sluiten, opdat de kleuren niet verbleeken, cle verf niet worde aangetast door invloeden van buiten. Ik had dan deze geschiedenisles, voor welker absolute waarheid ik geenszins insta, geschreven, toen ik de gast was van den zeer ouden Sir William X. En nadat we, zooals te doen gebruikelijk, eerst gepraat hadücn over keizers die van ophakker In nthakker werden, over bezui nigingspoli t iek en on twapeningscongresseu, kortom over alle dingen die liet leven een schijn van belangrijkheid en nuttigheid geven, vr<.eg m'n oude gastheer mij om een verhaal. En waar de geschiedenis van het geslacht De Villiers de Rochefort mij /eer ter harte gaat, deed ik den ouden man dat verhaal van cle karos en den auto, hoe cle appel niet ver van den stam viel. Sir William staarde in het vuur. . . . toen keek hij mij aan en zei knorrig: Die eerste geschiedenis dat gaat. . . . maar die tweede . . . zeg jongmensch, je w.lt mij tocli niet wijs maken dat er poëzie zit in z ? i'n stinkend, lawaaim, t ken d cl i n g,/oo'n monster, dat jullie aii-to-mo-b:el r.< e- men?" Poëzie schuilt in alles", zei Beets. Nu, zeg clan maar, als je dien mijnheer Béts tegenkomt, namens mij, da.t hij een groote ezel is, jongmensch". De oude heer draaide mij met een ruk zijn rug toe. Goeden nacht, Sir William. . . . rust wel". Goeden nacht.... dank je jongmensch.. stel je voor: poëzie. . . . ineen an-to-mo-biel", mopperde hij nog. . . . Parijs H>22.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl