Historisch Archief 1877-1940
. 2352
Zaterdag 22 Jali
A°. 1922
D E
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. |
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
BERICHT
Bij verandering van adres ge
lieven de abonnés te vermelden
of de wijziging tijdelijk of blijvend
is, en tevens zoowel het oude als
het nieuwe adres op te geven.
Losse nummers van De Am
sterdammer" worden alleen toe
gezonden wanneer een bedrag
van f 0.31 voor elk exemplaar is
bijgevoegd.
INHOUD: 1. 20 Juli 1572 herdacht, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp Mijn methode, door Dr.
Maria Montessori. Tijdgenooten: Michael Field,
door Dr. W. O. C. Byvanck 2. De crisis,
teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. Na den slag, door Prof. Dr. H.
Brugmans. 3. Spreekzaal De strijd om
Palestina, door J Ornstein-Hoofiën. 5. Voor
Vrouwen: (red. Elis M. Rogge). De Gooische
Huishoudschool, vakschool voor meisjes, door
S. G F Meijboom.?Boekbespreking.?Vrouwelijke
Tweede Kamerleden, teekeningen van Bernard van
Vlijmen. Uit de Natuur: Het Bontbekpleviertje,
door Jac. P. Thijsse. 6. Het Jüdisches
Kunstiertheater, door Edmond Visser, met teekeningen
van Bernard van Vlijmen. Op den Economischen
Uitkijk : De bezwaarlijke Duitsche voort
brenging, door Jhr. Mr. H. Smissaert 8.
Bouwkunst: Een merkwaardige tentoonstelling,
door H. J. M. Walenkamp Czn. De
Amsterdamsche theatertentoonstelling te Londen, door
A. K. van Riemsdijk. 9. De bandarolle-misère,
teekening van Joh. Braakensiek. Charivaria
door Charivarius. Onze Puzzle.
Rijmkronyck, door Melis Stoke. Johann Straus,
teekening van G. J. Staller. Mijn Lapsche
petekind, door Pim Pernel. Uit het
kladschrift van Jantje. Conferentie-krabbels, door
Melis Stoke.?Het drama van'de toekomst, door
Melis Stoke. met teekening van Is. van Mens.
Omslag: Schaakrubriek, redacteur Dr A. G. Olland.
Bijvoegsel: De Russen en de Conferentie,
teekening van Joh. Braakensiek
20 JULI 1572 HERDACHT
Den Briel en Enkhuizen met de
viering der gedenkdagen van het be
drijf der Watergeuzen en van
Enkhuizen's overgang naar de zijde van
den Prins hebben wij onzen tol be
taald aan den plicht van nationale
piëteit. Daarmede volstaat ons volk
ter heugenis aan wat voor 350 jaren
in deze landen gebeurde.
Maar in den zomer van 1572 is er
MICHAEL FIELD
Ik breng ze te voorschijn de declen van
Michael Field's werk uit de plaats waar zij
zoolang ongestoord hebben gestaan; welken
indruk zullen zij me thans geven?
Hier is Callirrlwë, met den datum van
1884, in haar blanke perkamente kleed,
de eerste getuige van de samenwerking der
beide dames onder haar gezamenlijken aan
genomen naam.
Het is ambitieus werk. Men kan zich
voorstellen dat zij met spanning het lot
van haar eersteling in de wereld hebben ge
volgd. Er is daarin een confessie van prin
cipes en gevoelens, zonder aarzeling afgelegd
en uitgesproken, maar dramatisch nog niet
tot volle expressie gebracht, misschien, en
des te aandoenlijker door haar schuchtere
wat onhandige oprechtheid.
Het verhaal van het drama meldt van
een onheil, over de stad Calydon gebracht
door de preutschheid van een edele maagd
tegenover het aanzoek van den grooten pries
ter van Dionysus. Coresus wil haar opnemen
onder zijn Maenaden en in gemeenschap met
haar den nieuwen godsdienst van Bacchus
in de stad invoeren. Hij is getroffen door
haar schoonheid en haar fiere houding, hij
heeft haar lief, hij wil haar vermeesteren.
Als zij hem afwijst, stuurt de machtige
godheid de pest in de stad. Verslagenheid en
inroeping van het orkakel van Dodona!
De priesteressen in het heilige woud
verklaren dat de ziekte niet eerder zal op
houden, voordat de zondaresse als slacht
offer op het altaar van Dionysus is geveld,
een dag, die in eere verdient te worden
gehouden als het begin van onze
revolutie, als de dag, waarop in
Staatsrechtelijken zin onze opstand tegen
Spanje werd ingeluid.
De 20ste Juli 1572 heeft, ook in
dien tijd zelf, minder gerucht gemaakt
dan de verovering van den Briel of
het hijschen van de Oranjevaan op
de torens en poorten van Enkhuizen.
Er hangt om dien datum geen rumoer
van wapengekletter; er werd op dien
dag geen zichtbare daad gepleegd,
die heinde en ver van zich deed spreken;
het was alleen maar een binnens
kamers genomen besluit van een ver
gadering, waardoor die 20ste Juli het
recht opeischt om niet te worden ver
geten maar een besluit, diep van
beteekenis, wijd van strekking: de
dageraad van een nieuw staatkundig
leven.
Schetsen wij vluchtig voor- en achter
grond van het tafreel, waarop wij het
licht willen laten vallen.
Na de inneming van den Briel was
alleen Vlissingen spoedig voor de zaak
van den Prins gewonnen. De bui gerij
van de Hollandsche Steden wachtte
nog af, totdat Enkhuizen den moed
had het voorbeeld te geven. Straks
breidde de opstand zich uit over het
heele Noorderkwartier.
Inmiddels had 's Prinsen broer
Lodewijk van Nassau zich meester gemaakt
van Bergen, de sterke vesting in Hene
gouwen. Hulptroepen van de Huge
noten werden verwacht; de Fransche
regeering zelf scheen de onderneming
te willen begunstigen. Ook de Prins
zelf zou te velde trekken; hij had reeds
troepen in Duitschland geworven.
Toen waagden ook de steden van
het eigenlijke Holland, bezuiden het IJ,
den sprong. De eene voor, de andere
na koos de zijde van den Prins; alleen
Amsterdam bleef trouw aan Alva.
Ook in Gelderland brak de opstand
uit. 's Prinsen zwager, graaf Willem
van den Bergh, deed er een inval
met Duitsche troepen; de steden aan
IJsel en Zuiderzee sloten zich, vrij
willig of gedwongen, bij hem aan. Uit
Enkhuizen zond Sonoy schepen te
hulp; Kampen ging bij verdrag over,
Zwolle, Hasselt, Steenwijk en
Vollenhoven openden uit eigen beweging
de poorten. Kort daarna trok van den
Bergh over de Veluwe naar Amersfoort
en maakte zich van deze stad meester,
waarop ook Naarden overging.
Ook Friesland geraakte in beweging.
Van den Bergh zond er troepen heen
onder Dirk van Bronkhorst-Batenburg,
die Franeker, Bolsward en Sneek be
zetten. Daarmede had in de tweede
helft van Juli de opstand zijn hoogte
punt bereikt. Nog voordat Friesland
in beroering kwam, was de Prins
van Oranje reeds te velde getogen.
Den 7den Juli trok hij over den Rijn
en sloeg zijn hoofdkwartier op te
Aldenkirchen, in het Overkwartier van
ten minste, wanneer geen ander bereid wordt
gevonden om haar plaats daar te vervullen.
O, wel verlang ik zalf naar samenspraak
met de duistere zee en de glinsterende heuvels,
zegt Callirrhoë, wanneer de priester Coresus
haar de belofte wil geven van een nieuw
leven, wel verlang ik naar een ruimer
wereld, en ruimer zorgen en wijder liefde voor
mijn niedemenschen, maar kan uw god mij
die geven? Hij brengt verwarring, zie ik,
en strijd tusschen wie elkander na bestaan.
Hij is gekomen luidt het antwoord
van Coresus om een overvloediger leven
te schenken aan een wereld die haar vreugden
uitdeelde als een hongerende stad haar uit
gedroogd brood; hij heeft het leven willen
verhoogen en blijdcr maken; waarom zou
men dat niet ontgelden door leed? Vraag de
menschen wakker te worden uit hun loomheid,
zij begrijpen niets van uw bedoeling, zij
zullen u onder den voet brengen, u ver
scheuren als zij met den god hebben gedaan.
Dionysus heeft moeten lijden al bracht hij
het edeler stadsleven en menschelijker wetten.
Ja, de rumoermaker, smaalt Calirrhoë.
Voorheen voerden de goden tot beschaving
door harp en roer en ploeg, niet door den
thyrusstaf met klimopblaren.
Is het dan zoo vreemd, roept Coresus uit,
dat Semelo's verheven stoutheid, als zij haar
od in eigen majesteit wou zien een ver
fijnder beschaving het aanzijn gaf? Wij moe
ten dwazen zijn, alle kunst is verrukking
en ontrukking, een hoogst gespannen geest
drift. Kom buiten u zelf, wanneer een god
uw huiverende ziel vergeweldigt. Lijd in
extase.
Toch moet ik het voor waarheid houden;
de godheid komt met kalmen voet.
Ja, wanneer zij komt om voor een
oogenblik raad te geven, of om te behoeden voor
dreigend gevaar. Wanneer een god Olympus
verlaat om goddelijkheid te gieten in der
menschhcid minne ziel, zal hij dan geen
verwarring brengen, geen opwekking? Zal
hij niet dronken maken, niet overvloeien,
niet met geweld nieuwe paden openbreken
Gelderland. Daar bleef hij voorloopig.
Niet ten tweedentnale wou hij zich
bloot stellen aan de kans, door geld
gebrek zijne troepen te moeten af
danken. Voordat hij zich opmaakte
naar de Maas om in Roermond een
steunpunt te bezetten voor zijn ver
deren opmarsch naar de Zuidelijke
Nederlanden, wachtte hij van de Hol
landsche steden de toezegging van het
noodige geld af.
Te Dordrecht kwamen omstreeks
den 17den Juli de vertegenwoordigers
van de Hollandsche edelen en de Hol
landsche steden, die zich voor den
Prins verklaard hadden, bijeen. Het
was de eerste Staten-vergadering van
Holland: de eerste toch, die bijeen
kwam zonder op wettige wijze te zijn
samengeroepen.
Marnix van Sint Aldegonde vei scheen
er als vertegenwoordiger van den Prins.
Uit een vergelijking van de instructie,
die Oranje aan Marnix medegaf, met
de besluiten der vergadeting blijkt,
dat een machtiger geest dan die van
Marnix of van de Hollandsche edelen
en burgers de vergadering heeft geleid:
Oranje blies haar in wat zij besloot.
Voor tweeërlei doel was de verga
dering belegd: voor het organiseeren
van den opstand en voor het leggen
van den band tusschen Nederland
en Oranje.
Wat het eerste betreft: het meest
drong de toezegging van geld. Die
verkreeg de Prins: de Staten stonden
hem een maand soldy voor zijne troepen
toe en verbonden zich binnen drie
maanden nog een veel grooter bedrag
op te brengen. Vervolgens namen zij
een reeks van besluiten ter organisatie
van land- en zeemacht en ter
voorloopige regeling van bestuur en adminis
tratie.
Belangrijk was ook de beslissing
op het stuk der religie. De Katholieke
en de Hervormde godsdienst zouden
naast elkaar worden geduld; aan de
geestelijken mocht geen overlast worden
aangedaan. De verdraagzaamheid, die
Oranje voorstond, won het van het
fanatisme der Calvinisten; maar haar
heerschappij duurde helaas niet lang.
Op denzelfden 20sten Juli, waarop
de vergadering aan dit alles hare goed
keuring hechtte, viel ook het besluit,
dat alle andere in belang overtreft.
Wij spraken van tweeërlei doel der
bijeenkomst. Oranje was door de vroed
schappen en de burgerij van de opge
stane steden reeds als stadhouder
erkend, maar hij verlangde een erkenning
in plechtigen vorm; een besluit der
Statenvergadering moest aan den op
stand den schijn van wettigheid
verleenen.
Zoo besloot dan de Statenvergadering
van Dordrecht op 20 Juli 1572 den
Prins van Oranje te erkennen als
Stadhouder van Holland, Zeeland,
Westfriesland en Utrecht, tot welke
waardigheid hij vroeger door den Koning
benoemd was, zonder dat hij later
op wettige wijze ooit was ontslagen".
Tevens verklaarde zij, den Prins te
beschouwen als hoofd en beschermer
van deze landen, bij afwezigheid van
den Koning"; met de overige gewesten
zou zij in overleg treden, opdat ook
deze hem als zoodanig zouden erkennen.
Door deze beide besluiten stelde de
vergadering zich op de basis van het
revolutionair Staatsrecht, al sprak zij
dit niet openlijk uit.
Wat het eerste betreft: Oranje had
in 1567, door zijn vlucht uit deze
gewesten, afstand gedaan van zijn
stadhouderschappen. Ontslag had hij
niet gevraagd, ook niet gekregen:
het laatste opzettelijk niet, omdat
het den schijn kon hebben, alsof het
verleenen van ontslag' hem ook de
verantwoordelijkheid kwijt schold voor
wat hij tijdens zijn stadhouderschap
had verricht. Maar feitelijk was hij
geen stadhouder meer; in een geschrift
van 1568 spreekt Oranje dan ook
zelf van den vrijwilligen afstand",
dien hij van zijne stadhouderschappen
had gedaan; en na zijn vertrek uit
deze landen was de graaf van Boussu
door Margaretha van Parma tot zijn
opvolger benoemd.
Alleen met een glimp van recht,
omdat Oranje nooit wettig ontslagen
was, kon de Statenvergadering van
Dordrecht hem nog als stadhouder
beschouwen; maar zelfs deze schijn
van recht ontbrak aan het besluit,
waarbij zij hem erkende als hoofd
en beschermer dezer landen, bij af
wezigheid van den Koning", d.w.z.
als algemeen landvoogd.
Alva was de door Philips II benoemde
landvoogd; door Oranje als zoodanig
te erkennen, ontkende de vergadering
het souvereine recht des Konings om
zelf aan te wijzen, wie in zijne afwezig
heid als landvoogd over de Nederlanden
zou regeeren, ontkende zij het gezag
van de wettige regeering te Brussel,
zooals zij trouwens reeds door de
erkenning van Oranje als stadhouder
het wettige gezag van Boussu had
verloochend.
Krachtens het ongeschreven recht
van den opstand: het recht om in
verzet te komen tegen een regeering,
die dwingelandij pleegt, het recht om
in plaats van zulk een regeering een
andere te kiezen krachtens dit
revolutionaire recht erkende de ver
gadering Oranje als hoofd van den
opstand.
Maar zij durfde dit niet openlijk
belijden; zij wilde aan de revolutie
den schijn van wettigheid geven en
nam daarom de houding aan, alsof
Oranje nog de wettige stadhouder
van zijn gewesten was.
Zooals Bakhuizen van den Brink
het in bondige termen heeft vastgelegd:
Het schrikbewind van Alva had
doen voelen, in welk een afgrond van
onheil een staatsrecht, zoo als dat in
naar onbewust gevoel en weèrgevoel? De sluier
van wat komen moet zal wegvallen.
Callirrhoë gevoelt zich, o zoo klein! bij dien
geweldenaar-god, die tot in haar binnenste
zin wil doordringen, zij vreest zijn toorn en
zijn wraak, en het lot dat zij op haar huis
zal doen nederdalen, wanneer zij hem en zijn
priester afwijst. Zij kan hem toch niet
liefhebben, zij die van haar vroegste jaren is
opgevoed in den ouden godsdienst, /.ij die
wel trotsch is geweest bij haar nederig
huishoudwerk, dat haar handen uit den chaos
een kleine wereld van volmaakte orde konden
scheppen. Zij begrijpt den priester niet, zij
wil niet meer van hem houren.
Ook als hij aan haar voeten smeekt om
hem lief te hebben, den mensch. Liefde
moge een waanzin wezen, het is de dwaasheid
die de menschen leert zich te ontplooien uit
hun omwikkeling. Voor men heeft lief
gehad, is men onkundig van de macht en de
mogelijkheid die in ons schuilt, evenals het
riet niet afweet van de muziek der fluit.
Ware zij, Callirrhoë, tot luit geworden voor
Coresus' liefde, een nieuw lied van hemel
en aarde zou zijn geboren!....
Maar nu is zij als een stuk hout dat geen
vuur wil vatten. Zij gaat heen. ,,üa naar uw
weefgetouw", roept Coresus haar achterna.
Maar het onheil komt over de stad. Wolken
trekken samen. De geest der menschen is
in beroering. Een offer moet worden gebracht
om de hemelsche machten die hun wil en
hun bedoeling stellen boven den wil en de
bedoeling der stervelingen tot verzoening te
nopen; Callirrhoë, tot wie levenskennis is
gekomen door de aanraking met het leed,
gevoelt zich door den wil der goden geroepen
tot slachtoffer. Laat de priester haar dooden
op het altaar van Bacchus, het is voor
haar een uitverkiezing. Zij heeft haar lot
lief, haar liefde is opoffering.
En hij, Coresus, hoe kan hij haar dooden,
als hij haar gebonden voor zich ziet?hij richt
den dolk tegen het -eigen hart. De priester
wordt daardoor de bevrijder. Niet slechts
van de pest, maar evenzoo van het alledaags
gewone stadsleven.
Voortaan dient het aan het hoogere te zijn
gewijd.
Coresus, de heengegane, is de voorganger
geworden. Plechtige ommegangen zullen wor
den gehouden en koren zullen zingen, opdat
zijn herinnering levend zal blijven en van
zijn nagedachtenis de bezieling zal uitgaan
tot groote daden. Want hij heeft door zijn
handeling den dood overwonnen en de
grenzen van het menschenbestaan verruimd
tot over de eindelijke grens.
Vraag aan Callirrhoë niet of zij den priester
liefhad ! Zij heeft het niet geweten totdat
hij zich voor haar heeft geofferd. Zij weet
het nu met de verrukking van de vrouw
voor wien de man dien zij liefheeft een god
is om te aanbidden.
En om te volgen op het eenzame pad,
dat hij haar wees.
,,Er is niets aanbiddenswaardig lief
lijker onder de menschelijke dingen dan
Liefde met haar aureool van zelfopoffering,"
is een verklaring van den dichter in de voor
rede van Callirrhoë.
Callirrhoë ontdekt in de zelfopoffering eerst
haar liefde.
Wat haar tot de liefde heenleidde, ont
dekt zij ons in een andere bekentenis van de
voorrede, waar staat:
De mythe van Dionysus is de verheer
lijking van het enthousiasme; de dichter ge
looft dat die geestdrift het sap is van den
Boom des Levens waaruit alle goede vruchten
voortspruiten."
I let drama C a l l i r r h o ë, waarvan hier
slechts de hoofddraad is gevolgd,is rijker en
omvattender dan men uit deze korte schets
zou opmaken. Michael Field heeft een volle
levensbeschouwing willen geven, waarin zoo
veel mogelijk stemmen van het
mcnschcnleven vereenigd worden gehoord. Het vul
gaire komt er voor, zoowel als het ernstige,
het cynische evengoed als het eenvoudige
de Nederlanden aangenomen en rech
tens was, het volk kon dompelen;
het had het bewustzijn opgewekt, dat
volk en individuen rechten hadden,
die niet geschreven, maar met de ge
schreven letter in luide tegenspraak
waren; het had bewezen, dat die letter
moest uitgewischt worden als onge
schreven, zoodra het behoud van die
letter te staan kwam op de welvaart
des lands en op de veiligheid en het
leven van den ingezeten".
Dat de Statenvergadering van Dord
recht, toen zij Willem van Oranje als
hoofd en beschermer des lands, als
den Stadhouder van Holland, Zeeland
en Utrecht erkende, haar rechtsvormen
omzag om haar besluit een schijn van
wettigheid bij te zetten het was uit
een prijselijken eerbied voor het van
oudsher bestaande, uit een heiligen
afschuw voor de ordeloosheid, die in
de Geuzerij zich dreigend verhief."
Maar cïe wettigheid, waarop zij
aanspraak maakte, was niet meer dan
schijn, was een voortzetting van," een
aanknooping aan het werk der in 1566
begonnen omwenteling, en van hare
handelingen kan men zeggen: het was
allerminst een restauratie, het was
niet eens een reformatie, het was een
revolutie !" ^
KERN K'A"M p j
l lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfllll
MIJN METHODE
door
Dr. MARIA MONTESSORI.
Het verheugt ons zeer, dat wij onzen lezers
een artikel van Mevrouw Montessori kunnen
aanbieden, waarin deze beroemde pedagoge de
grondbeginselen van de naar haar genoemde
methode uiteenzet.
Red.
. De Montessori-methode brengt de practische
oplossing van menig pedagogisch vraagstuk,
waarvoor de opvoedingskwestie heden ten
dage ons plaatst. Zoo geeft zij een oplossing
van het vraagstuk der individueele op
voeding, voor dat der zelfopvoeding der
wilsontwik-keling, enz.
De voornaamste dier vraagstukken worden
tegelijk opgelost of beter gezegd : de problemen
zelf verdwijnen bij dit nieuwe plan, dat
terstond den koninklijken weg betreedt.
Van nature moest het kind eigenlijk de
capaciteiten hebben om zich zelf psychisch
te ontwikkelen, maar het wordt daarin be
lemmerd door twee moeilijkheden: de ne
is zijn omgeving, die niet in staat is de voor
zijn ontwikkeling noodige middelen te ver
schaffen, en de andere is het werk van den
volwassene zelf, die onwillekeurig hinderpalen
in den weg legt, die de ontwikkeling van het
kind tegengaan.
Het scheppen van een geschikte omgeving
voorliet kind is het gewichtigste wetenschap
pelijke" werk van de Montessori-methode.
iiiiiiiiiiiiiiitiitiiiiiiiMiitiitiiiiiiiiiiiii
en het geloovige, het wild hartstochtelijke
zoo goed als het naieve.
Er is een rijkdom in het drama dien men
dikwijls in het werk van beginners aantreft;
de dichter is dien rijkdom niet geheel meester
geworden; hij heeft hem niet kunnen ordenen
en niet goed onder de personen van zijn
drama kunnen distribueeren. Eenheid van
indruk is daardoor niet bewaard gebleven
tot het eind...
Deze laatste opmerking heeft geen betrek
king op een ree ksv an toun.ee 11 jes die, schijnbaar
in geen verband tot de hoofdhandeling, toch
niet kunnen worden gemist, omdat zij te
midden der verwarrende incenschakelingcn
van het zich ontwikkelende leven, de primi
tieve vormen van een nog half animale we
reld vertegenwoordigen. Het is de faun die
er de hoofdrol vervult.
Hij komt dansend en springend op, gra
cieus als een dieren aanhankelijk, met armoede
van gedachten en waarnemingen, maar met
een frissche onontsloten bron van gevoel.
Die fannentuoneelen, in' t eind opgenomen
in de tragiek van het geheel, zijn een kader,
waarvan het zonde zou zijn indien men het
verwaarloosde.
Zie hoe de faun huppelend wordt opge
voerd als concurrent van zijn eigen schaduw:
I dance and dance ! Another faun,
A black one, dances on the lawn.
He moves with me, and when l lift
My heels, his f eet directly shift.
I can't out dance him, shough I try;
He dances nimbler than I.
l toss my hcad and so does hè;
What trieks hèdares to play on me !
l touch the ivy in my hair;
Ivy hèhas and finger t hère.
The spiteful thing to mock ine so !
I wil l out dance him ! Ho ! Ho ! Ho !
D^ andere tragedies en dramas zullen niet
zoo lang ophouden als dit spel van enthou
siasme en opoffering, de inleiding van Michael
Field's kunstenaarsleven.
\V. G. C. B ij v A N