Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Juli '22. - No. 2352
Woonhuis te Anna Paulowna 1921
[BOUWKUNST
EEN BELANGRIJKE TENTOON- |
STELLING
Na de groote overstroomingen in ons land
in het voorjaar van 1916 hield ieder
natuuren schoonheidminnende, wien het maar
el te wel bekend was, hoe gedurende de
afgeloopen eeuw allerwege in stad en land
op 't gebied van woningbouw hopeloos
geknoeid werd, 't hart vast bij de overweging,
van wat er voor al die eenvoudige, niets
zeggende, en daardoor juist zich zoo geheel
in het rustige polderlandschap oplossende,
door den Watersnood heel- of half verwoeste
la'ndwoningen en boerderijen in de plaats
zou komen.
Welke ramp hangt ons nu weer boven
't hoofd?" vroeg menigeen zich vol bezorgd
heid af. Welke afschuwelijke rommel zal
al deze pretentielooze bouwwerkjes gaan
vervangen?'
Doch, daar klagen en kliemen niet hielp,
evenmin als het dat ooit deed, maar de handen
uitgestoken dienden te worden, was het een
nooit genoeg te waardeeren daad van enkelen,
dat zij zich geroepen voelden, te redden wat
gered kón worden, door het keeren van den
zeker te verwachten stroom van smakelooze
bouwsels, zooveel mogelijk te betrachten.
Hoofdzakelijk op instigatie van den te
jong overleden architect Leliman vormde zich
een Watersnoodcommissie, van welke commissie
deze de voorzitter werd, en waarvan als voor
naamste deskundige medewerkers Ir. Keppler
en de architecten La Croix en Weissman deel
uitmaakten.
Deze Commissie heeft met weinig middelen
inderdaad vél tot stand gebracht. Menig
fraai landschap, menige kleine gemeente
heeft zij' voor schending door wanstaltige
bouwerij behoed.
Toen echter de Watersnood achter den rug
was en de treurige gevolgen ervan zooveel
mogelijk verholpen waren, achtte dit comit
zijn taak niet als afgedaan. Het had smaak in
zijn werk gekregen, en vervormde zich daar
om tot een vereeniging van meer
algemeene strekking, namelijk in een Advies
commissie voor Bouwontwerpen en Uitbreidings
plannen in Noordhoüand. En aldus werd zijn
werk dus aanmerkelijk uitgebreider.
Om kort te gaan: 't spreekt van zelf, dat
deze" commissie van de zijde" van het
conventioneele en bevooroordeeldépubliek veel
tegenkanting ondervond; gelijk zij dat
trouwens dagelijks nog moet ondervinden.
De haar toegekomen verzoeken om advies
waren de eerste jaren nagenoeg nihil, zoolang,
tot.... de regeering het premiestelsel ter
bevordering van den Woningbouw instelde.
Een inderdaad uitstekend denkbeeld der
regeering was het, voor de toekenning dezer
premies eischen van stand voor den bouwer
afhankelijk te stellen.
De bij deze verzoeken overgelegde plannen
van bouwwerken, uitsluitend voor
zoover het de provincie
Noordholland betreft, worden deze advies
commissie ter beoordeeling en ver
betering toegezonden. Doch niet
in alle gevallen geschiedt dit. En
dit laatste valt te betreuren. Want
het blijkt namelijk, dat het aantal
niet behandelde premie-plannen in
de meeste gemeenten nog aanzien
lijk geweest is.
De commissie zegt hiervan in
haar verslag over 1921:
Het is toch niet aan te nemen,
dat bij de duizenden ontwerpen,
welke in weinige maanden door
de Regeering moesten worden be
handeld, voldoende gelegenheid
geweest kan zijn om ieder geval
voldoende critisch te beoordeelen.
Aan een verzoek om alle plan
nen toe te zenden werd niet vol
daan, omdat men den premie
bouw zoo snel mogelijk wilde doen
verloopen, en omdat men vreesde,
dat een beoordeeling door de com
missie te veel oponthoud zou ver
oorzaken.
Het bleek evenwel, dat een
critische ibeoordeeling en voorlich
ting in vele gevallen hoog noodig
was".
Waarlijk dient gezegd, (en het
zou van kortzichtigheid getuigen,
dat niet te erkennen) dat de taak der regee
ring in de tegenwoordige omstandigheden
uiterst moeilijk is; doch ditj neemt niet
weg, dat meerdere verzekerdheid en
zelfovertuiging in deze materie als een gebiedende
noodzaaklijkheid moet erkend worden.
Gedurende 1921 werden der Advies
commissie in totaal 228 plannen voor 492
woningen en andere gebouwen in handen ge
geven. Voor zoover kon worden nagegaan,
hielden 162 daarvan verband met de
rijkspremieregeling.
Een groot aantal dezer plannen wordt op
't moment zeer overzichtelijk tentoongesteld
in de tuinzaal van het Stedelijk museum;
en zeer interessant is het, deze ernstig te
bestudeeren. Telkens vindt men op een zelfde
carton het oorspronkelijk ontwerp met,
daarnaast, het gewijzigde. Enkele dezer
worden bij deze korte beschouwing gerepro
duceerd.
Wie zich nu voorstelt, hier wonderen van
architectuur te vinden, zal zeer teleurgesteld
uitkomen.
Maar dit was ook allerminst de bedoeling !
Niets dan eenvoudige schema's van
landwoningen zijn het, gelijk deze door iederen
goeden vakman, timmerman, metselaar, een
eeuw terug gemaakt zouden zijn, en waarbij
met de eischen van dezen tijd natuurlijk
rekening is gehouden. Het werk van de ar
chitecten der commissie bestond slechts hier
in : al de ingekomen plannen van wanstaltige
verhoudingen en overbodige ontsieringen te
Woonhuis te Edam 1921
Woonhuis te Zaandam 1921
Woonhuis te Zaandam 1921
ontdoen. Aan de plannen zelf en" hun opzet
werd zoo'weinig mogelijk getornd en de hoofd
elementen ervan aangehouden.
Hoe kwamen de vakmenschen er toch toe,
van hun oer-oude tradities aldus af te wijken
en wanstaltigheden te scheppen, zooals ze
nooit ter wereld nog bestonden ? zal menig
een zich afvragen bij de beschouwing van vele
dezer opgedirkte misproducten.
Hier is 't de plaats niet, deze vraag te be
handelen. Alleen kan er dit van worden ge
zegd, dat ze, evenals de wanproducten der
eigenbouwerij in de steden, het resultaat zijn
van gebrek aan liefde voor het broep; vermengd
met de gevolgen van het allertreurigst
ambachtsonderwijs, gelijk dat in ons land vroeger
bestond, dat zich nu gelukkig langzamer
hand schijnt te zullen gaan verbeteren.
Zoo verricht de adviescommissie met hare
architecten voor ons land dus een uitstekend
werk. Maar, jammer genoeg, wordt zij door
de regeering en ae gemeente besturen daarbij
nog lang niet voldoende gesteund.
iiiiimiiiiiiiiimiiiiiiuiiiliiiiiliiimiiitiiiiiiiiitii iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii
DE INTERNATIONALE
THE ATERTENTO ONSTELLING
TE LONDEN
iniiiiiiiimiiiii
Nabetrachting.
De Nederlanders, die onlangs in Amsterdam
de tentoonstelling van het theater organi
seerden, moeten voldoening voelen over het
succes van hun idee; het heeft ver over de
grenzen weerklank gevonden. Nu Londen
zes weken lang gelegenheid heeft gehad om
naar de tentoonstelling te gaan kijken, wordt
ze overgebracht naar Manchester; en daarna
wellicht nog naar andere groote provincie
steden van Brittanje en in elk geval naar
Amerika. Velen zijn begeerig naar deze ver
zameling van theaterkunst; Amsterdam blijkt
dus den stoot te hebben gegeven tot een bewe
ging, welke een universeel karakter begint aan
te nemen.
Het is prettig voor een Nederlander dit te
kunnen vaststellen. Maar het is jammer
dat waarschijnlijk alleen Nederlanders het
zich zullen herinneren, wanneer deze ten
toonstelling haar reis door werelddeelen aan
het maken is. Althans op de eerste pleister
plaats, Londen, was er al niet veel meer, dat
aan haar land van oorsprong herinnerde.
Een vooraanstaand lid van de Anglo
Batavian Society, in den catalogus als ,,Dr. Bisschop"
aangeduid, maakte deel uit van het
hoofdcomitéder tentoonstelling. En men mag
zich afvragen .of de Anglo Batavian Society
deze gelegenheid niet eens had kunnen aangrij
pen om het aandeel van Nederland in de
tentoonstelling wat duidelijker te doen blijken.
Het is intusschen zeer wel mogelijk, dat ze
zich daarvoor heeft ingespannen, maar dat
,,de propaganda" voor Holland, zooals ge
woonlijk, schipbreuk leed op die eigenaardige
geestesgesteldheid der Engelschen, welke
weinig of geen waarde toekent aan dingen,
denkbeelden of verschijnselen welke uit den
vreemde komen. Ik geloof niet dat ik ver
van de waarheid af ben, indien ik aanneem,
dat van de meer dan 30.000 bezoekers nog'geen
tiende deel aan Nederland dacht, toen zij al het
decoratieve en picturale schoon aan de wanden
in oogenschouw namen. Wie zou het ook van
hen verwacht hebben, gegeven dat de cata
logus een halve pagina had onder het hoofdje:
Holland, Austri-a, Etc." en twee-en-een
halve pagina onder het hoofdje: ,,Belgium"
waaronder het werk van Wijdeveldt, Lensvelt,
Nelly Bodenheim, Berlage e.a. was
onderfebracht. Zoo werden al deze Nederiandsche
unstenaars voor het Britsche publiek ,,our
Belgian allies", die aan our exhibition"
deelnamen.
Het was een warme dag toen Jhr. de
Marees van Swinderen naar het Victoria
en Albert Museum toog, om de tentoonstelling
te openen. Het was heel vol in dat gedeelte van
het omvangrijke gebouw, waar de teekeningen,
de modellen, de maskers, de marionetten en
wat er verder tot de International Theatre
Exhibition behoort, te kijk waren gesteld.
De voornaamste tooneelspeelsters van Londen
hadden zich decoratief op een. podium neer
gezet, met de oude en lieve Ellen Tcrry in
haar midden. En rondom dat podium rekten
zich honderden warme halzen van vrouwen
en mannen, die van verre of van nabij aan
het tooneel geparenteerd zijn. Er was alsnog
geen gelegenheid het schoons aan de wanden
te aanschouwen, bedekt als het was door de
rijen menschen, die deze openingsplechtigheid
bijwoonden, maecenassen, kunstenaressen en
kunstenaars van het schouwtooneel.
Toen onze gezant met een keurige impro
visatie het aandeel van Nederland in deze
tentoonstelling en haar belang schetste,
bleek iedereen geboeid en onder den indruk
van het gesprokene. Doch ik had gelegenheid
op te merken, dat velen uit het gehoor den
persoon, de positie en de qualiteit van den
spreker niet kenden, hoe ongelooflijk het
ook schijnen mag.
De glorificatie van Nederland beant
woordde niet aan de verwachtingen, welke
ik had gekoesterd. Bovendien bleek den
anderen dag, dat de pers aan dezen openings
middag slechts een schijntje van aandacht
had besteed, een houding, welke ze ook verder
ten opzichte van de tentoonstelling opvallend
trouw heeft volgehouden.
Met al hetgeen ik slechts zeggen wil, dat men
zich in Nederland geen illusies moet maken
over hetgeen deze tentoonstelling hier in
Londen gedaan heeft om den naam van Ne
derland als land van initiatief en van theater
kunst, welke nieuwe banen zoekt, naar voren
te brengen.
Over de tentoonstelling zelve behoef ik niet
veel meer te zeggen, na hetgeen in
Nederlandsche bladen reeds over de Amsterdamsche
tentoonstelling gezegd is. Het verschil tusschen
Amsterdam en Londen is hoofdzakelijk
quantitatief. En ik stel mij voor dat Engeland en
Amerika in Londen representatief wat beter
voor den dag kwamen dan in Amsterdam.
Naast Edward ordon Craig waren nu ook
Albert Rtitherston en Percy Anderson ruim
vertegenwoordigd, de eerstgenoemde met
costuumteekeningen voor A Winter's Tale,
waarin Lillah Mc. Carthy in 1912 in het
Savoy Theater triomfen behaalde, de
tweede met costuumteckeningen voor Chu
Chin Chow en andere dingen, welke Oscar
Asche voor het publiek heeft gebracht, en die
meen ik in Amsterdam niet aanwezig
waren. Amerika had talrijke groote photo's
gezonden o.a. over opvoeringen van werk van
Eugene O'NeilI, den ecnigen modernen drama
turg van beteekenis, die Amerika vooralsnog
bezit. Die van The Hairy Ape", het drama
van een stoker op een stoomschip, die in de
machinerie of misschien machinatie?
van de moderne Amerikaansche samenleving
ten onder gaat, waren zeer belangwekkend
en lieten zien, dat Amerika en zijn Province
Huize J. ZOMEUIJK BUS
PaviiioenVondelparüel.Zuii!4190Gn5795
Restaurant a la carte
Lunch-Afternoon-tea,L)lners en Soupers
Dagelijks muziek door het Huls-orkest
Illll Illlllll llltllllHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlllll Illlll
Town Players, die The Hairy Ape"
vertoonen, in het zoeken van nieuwe denk
beelden en uitdrukkingsvormen voor het
tooneel voor Europa niet onderdoen. Een
kleinood in de Amerikaansche afdeeling was
de collectie ontwerpen voor scènes voor
Shelley's nooit in het openbaar opgevoerd drama
The Cenci". Het waren kleine teekeningen
in felle contrasten van zwart en wit en de
groepeeringen waren zeer suggestief.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling
had the British Drama League lezingen ge
organiseerd, waarin mannen van grooten naam
in de tooneelwereld over vele vraagstukken
van die wereld hun licht lieten schijnen.
Die lezingen konden dus nuttig werk doen
en waren een voortreffelijke aanvulling van
de tentoonstelling, welke immers ten doel
had breede lagen van het publiek een begrip
te geven van al het kunstzinnige en geniale
werk, dat verricht moet worden alvorens het
publiek zijn tooneel ziet.
De voordrachten onthulden veel van de
grieven en de behoeften, welke in de beste
kringen van het tooneelbcroep in Brittanje
gevoeld worden.
Gordon Craig opende de rij met een in
paradoxalen stijl gehouden voordracht over
een nationaal theater en hoe zulk een theater
moest zijn en hoe het verkregen moest worden.
Daarvoor was de medewerking noodig van
alle leidende krachten van het Engelsen too
neel, maar ordon Craig schakelde Bernard
Shaw, als veel te goed voor een nationaal
theater, uit. Hij vertelde in negatieven zin
hoe de instelling van een nationaal theater
zou moeten worden, door n.l. aan t. duiden
wie en wat er niet bijhoorde. Dat was zoowat
negentig procent van hetgeen het theater in.
Engeland thans heeft aan te bieden aan
stukken, speelvormen, enscencering en regie..
Overigens was het tooneel ook geen plaats,.
waar men zich autoritair tegenover het pu
bliek kon gedragen, of dat bestemd was dat
publiek op te voeden. Het middel zag de
spreker in concentratie van alle
tooneel-krachten, waarvoor het verbond van
tooireelspelers een geschikte kern was. En clan
moesten de tooncclisten beproeven veel
mee r dan tot nu toe hun ei ge n werk te scheppen;
zij moesten zelf het drama creëeren. van A\
tot Z.
De rede, welke Gt;an.ville, Barker een;
Hoe zeer dit te betreuren valt, blijkt wel het
beste uit het feit, dat zij niet eens de middelen
bezit, om de uitvoering harer verbeteringen
te doen controleeren. Daardoor is al haar
werk natuurlijk vaak nutteloos.... Haar
geheele budget, waarvoor dit omvangrijk werk
verricht moet worden, bedraagt slechts
enkele duizenden guldens.
Tot drie-maal toe werd door de regeering
haar verzoek om subsidie afgewezen. Op hare
verzoeken aan de gemeentebesturen en de
particulieren voor wie zij werkt,
krijgt zij dikwijls zelfs geen ant
woord. Alleen van den bond Heem
schut en den Algemeenen.
Nederlandschen Wielrijdersbond mocht
de commissie meermalen een sub
sidie ontvangen; terwijl het Pro
vinciaal Bestuur haar tot heden,
d.w.z. van 1917 af, 2 maal een
subsidie van ? 3000 schonk.
Welk een droevig standpunt
de regeering en de Rijks
woningraad in deze innemen, blijkt ten
duidelijkste, wanneer men bedenkt,
dat het hier een aanvrage van
slechts zeer geringe bedragen be
treft, waarvoor de schoonheid van
ons land in niet geringe mate be
schermd wordt; een zaak die te
meer klemt, waar we nagenoeg
allerwege de nog bestaande schoon
heid zien verwoesten....
Waar het op den duur met de
schoonheid van ons land heen
moet we weten het niet. Het
lijkt, of er een vloek rustj op al
wat nog ongeschonden overbleef.
Er schijnt haast te zijn groote
haast om zooveel mogelijk te
vernielen. Geen dag gaat voorbij,
waarin de bladen geen kreten tot
bescherming doen hooren. Doch
meestal te vergeefs....
We zouden hieraan nog vél kunnen toe
voegen; maar de beschikbare ruimte laat dit
niet toe.
Van alle kanten blijkt ten duidelijkste, dat
in de Wet ten spoedigste
Welstandsbepalingen tot behoud der schoonheid
van stad en land dienen opgenomen te wor
den. Zonder deze blijft alles lapwerk. Dit
neemt niet weg, dat deze Adviescommissie
hulde dient gebracht voor haar mooi,
belangloos werk voor 't behoud der schoonheid
van Noordholland.
Van Nederland" schreven we bijna. Doch
zóver is 't nog niet.
H. J. M. WALENKAMP Cz
Verschenen t
Dramatische Kroniek
Eerste, tweede en derde bundel
door
TOP .NAEFF
.. U J l f '"S' f 2'25
Prijs per bundel:
Top Naeff geeft meer, oneindig veel
meer, en daarom is haar werk van blij
vende waarde en van groot historisch
belang voor de toekomst.
Maar wat haar werk vooral zoo ver
dienstelijk maakt, is de karakteriseering
van het stuk zelf, haar eigen persoonlijke
kijk op ieder tooneelwerk. ledere be
schouwing heeft bij haar heur eigen toon,
luchtig causeerend, breed betoogend, streng
bestraffend, fijn humoristisch.
Ultg.vanVANHOLKEMA&WARENDORF
AMSTERDAM
DCJDDELlv VOONMUO A|D
TL
iiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiii
week later in de zelfde zaal liet hooren,
staat me nog helder voor den geest. Hij leerde
ons met eenvoudige woorden groote waar
heden en op verstandige wijze edele lessen
en ontwikkelde beginselen, welke ook ver
buiten het bestek van het drama in Engeland
om toepassing vragen.
Zijn onderwerp was: de acteur en zijn gehoor.
In den schouwburg moesten de acteurs samen
werken, maar het gehoor had ook zijn taak.
Verscheidene schouwburgbezoekers waren als
de oude dame, die den spreker kwam bezoeken
maar die hij niet te woord kon staan, daar
hij het te druk had met repetities; de dame,
ten hoogste verbaasd, vroeg: probéren ze
het dan eerst eens? Het was noodzakelijk
dat het publiek iets van de kunst van het
tooneel wist. Waar geen kennis is, kan geen
waardeering zijn. En een tooneeltroep moest
zijn als een gezin, niet al zijn instinctieve
gevoelens van samenwerking. Hij protes
teerde tegen het negatieve 'I don't
care'publiek, dat een avond ontspanning koopt
en altijd iets nieuws wil. Deze manie doodde
alle belangstelling in het tooneelspel. Zooals
een symphonie van Beethoven of Brahms her
haling kon verdragen, zoo moesten ook
tooneelstukken waard zijn twaalf maal gezien
te worden. Geef ons een theater, waar wij
dit kunnen doen, besloot Barker, dan zal de
kunst van het tooneel omhoog gaan op een
wijze, welke een ieder zal verbazen.
Shaw vond de zaal propvol; en voor velen
was er geen plaats meer. Indien men vooraf
geweten had, dat hij zich van schrijnende
opmerkingen over zijn publiek zou onthouden,
dan was de toeloop waarschijnlijk niet zoo
groot geweest. Pierrot van de bourgeoisie,
harlekijn van het socialisme of hoe men
G.B.S. ook noemen mag, in zijn voordracht
bleek van dat alles niets. Hij gaf een psy
chologische interpretatie van de geschiedenis
van het tooneel, zooals een gewone geleerde
het zou doen, en stond in het bijzonder stil
bij de tooneelinrichting uit den lijd van
koningin Elizabeth.
Daarvan kon het moderne tooneel nog het
een en ander leeren. Het was een groot
podium met een groote kleerenkast" in het
midden, waarvan de gordijnen weggetrokken
konden worden om tooneelen binnenshuis te
spelen. Waar het om ging, waren de ruimten
aan beide zijden van de kleerenkast".
Groepen spelers konden die ruimten bezetten,
zonder elkaar te zien, en aldus reeele en belang
wekkende scènes spelen, welke op het moderne
tooneel belachelijk zouden zijn. Het publiek
kon beide zijden zien en de groepen elkaar
zien naderen, zonder dat zij wisten, wat of
wie zij zouden ontmoeten. Op een modern
tooneel moeten zij aannemen dat zij elkaar
niet zien, hetgeen dwaas staat. In de passie
spelen van Obcrammergau wordt de ,,klee
renkast" als scherm nog met groote dramati
sche resultaten aangewend. De spreker eindig
de met een protest tegen de moderne illusoire
?etisceneering, welke niemand bedriegt. De
kunst van het tooneel is niet de kunst be
lachelijke pretenties op te houden;
ensceneering en regie moeten de verbeelding
steunen maar haar niet tegenspreken met
quasi-realisme.
Basil Dean, die de rij van lezingen sloot,
bleek weinig te voelen voor
coulissenkennis" bij het publiek, waarvan, naar hij
meende, de tentoonstelling een verheerlijkt
voorbeeld was. Dean wilde weg van het
proscenium en van de boomstammen, die op het
tooneel hingen als de familiewasch in een
achtertuintje van Suburbain. De wetenschap
van het licht zou verlichtingsstelsels voor het
tooneel brengen, welke voorgoed met zulke
ernormiteiten zouden afrekenen. De spreker
behandelde nog talrijke andere hervormingen,
welke de toekomst zou brengen. De acteur
moest zijn plaats hernemen. Het tooneel
begon bij den acteur en moest ermee eindigen.
In plaats van den acteur aan te moedigen
karakters te scheppen, hadden de drama
turgen stukken geschreven rond de lichamelijke
kwaliteiten en de persoonlijke eigenaardig
heden van een paar bekende acteurs of ac
trices. Dat was met Pinero begonnen en
sedert geregeld voortgezet. De menschen van
het tooneel dachten aan economische pro
tectie. Dat zou hen niet uit de put helpen,
waarin zij ?ls tooneelistcn waren gezonken.
Hoe hoogcr den egotie in het theatersteeg, ho3
slechter de oositie van de kunst zou worden.
De functies van den auteur waren tweevoudig :
ten eerste het scheppen van karakter en ten
tweede zijn karakter zoodanig verlevendigen
en emotie geven, dat die electrische vonk
tusschen hemzelf en zijn gehoor ontstond,
welke deel is van het goddelijke vuur.
Hiermede ben ik aan het einde gekomen
van de synopsis der voordrachten en aan
het einde van het artikel zelf
De beweging in de tooneelwereld van
Londen, opgewekt door de tentoonstelling
en de reeks lezingen, onder de auspiciën van
(Je British Drama League gehouden, kan
slechts goed doen. Het is jammer, dat er naar
buiten zoo weinig van gebleken is. Maar
ze kan nawerken en geleidelijk de massa be
reiken," die dan een beter begrip moge krijgen
van de kunst van het theater. Eerst het
begrip en dan de liefde.
Want nu is het nog treurig.
Londen, Juli 1922.
A. K. VAN RIEMSDIJK