De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 22 juli pagina 9

22 juli 1922 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

22 Juli '22. - No. 2352 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND DE BANDAROLLE-MISÈRE Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek, iitiMiiimimimiiiiHiiiiif minimum CHARIVARIA De Moderne Laocoön llllltllllllllllllllllflIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illllllllml Anton van Welie schijnt een zeer gezocht model te zijn. Ook de Paus", schrijft Just Havelaar in het Vaderland, heeft Anton van Welie geschilderd". Berichten en mededeelingen, voor de juistheid waarvan wij niet kunnen instaan Zaterdag heeft de eerste onaf gebroken vlucht plaats gehad van het militaire vliegpark te Kjeller bij Christiania naar Throndjem, een afstand van ongeveer 500 K.M." (Stand.) ,, Geboren: J. v. Loon, m. oud 7 jaar. A. Meijer, m. oud 65 jaar". ( Venl. Ct.) Uit de resolutie der Staten-Gene raal blijkt, dat het plan van een op te richten praalgraf ter eere van den Prins van Oranje den 14en November 1613 bij de Satan is ter tafel gebracht" ===== ( Tij d) Het levende lijk Bevorderd tot doctor in de let teren Justus van Effen, op een proefschrift over: Een bijdrage tot de kennis van zijn karakter en zijn denk beelden. (Met lof)." (U. D.) Christelijke dankbaarheid Wij zijn dus inderdaad sinds 1919 percentsgewijze iets achteruitgegaan. Doch de S. D. A. P. is relatief meer achteruitgegaan. Natuurlijk is beide te danken aan het vrouwen kiesrecht." (Trib.) Meri vestigt onze aandacht op den in het N. v. d. D. voorkomenden term ,,!osvaste werkman". Wij vinden het gecursiveerde woord niet vreemder dan volledig". Les demi-vierges Gevraagd. Half dagmeisje, loon f5." (Adv. De Courant) Misdadige Sport Van der Vegte roeide in een voor de ploeg ongewoon laag tempo, waar bij hij er angstvallig voor waakte dr. te Hennepe zóaan het werk te zetten dat deze er gevaar bij liep." _ (N. K. C.) Wij zijn geen militair ras meer. Het beroemde woord: divis pacem para bellum" is in Holland niet bemind. Bij ons zegt men liever: ai vis percem para percem." (O. H. C.) In 'n echte dolle bui zouden we 't zelfs nog erger willen maken. ,,En dan zou men nog willen zeggen dat het ministerie niet bij monde van den premier de portefeuilles in handen van H.M. de Koningin zou hebben gesteld." (Tijd.) Een dergelijke kunst zagen wij eens op een kermis verrichten, door den man-zonder armen. Onze Sclwkhoek Een woeste angst bekroop haar als van een moeder, die een kind ter wereld brengt met kreten van een vermoorde leeuwin." (N. K. C.) En zou daarom vooral den vrouwen uit het volk niet de schrik om het hart slaan bij de gedachte aan eene revo lutie, zooals zij zich die voorstellen, waarbij hare arme schapen van kin deren aan pieken en staken geregen in optocht worden rondgedragen?" (De Katholieke Staatkunde) Warschau. Het Perzische ministerie is uitgebroken" (N. R. C.) Teekening voor De Amsterdammer" van G. J. Staller CORRESPONDENTIE De eerste stelling van de dissertatie waarop dr. G. G. Kloeke dezer dagen te Amsterdam promoveerde, luidt: De gecompliceerde toestand op het gebied der aanspraak en de geringe stabiliteit in de keuze der Nederlandsche aanspreekvormen U en je tegenover de vaste omlijning van het gebruik van het Duitsche Sie en du is in de eerste plaats toe te schrijven aan het feit, dat spreker en aangesprokene zich in het Nederlandsch niet altijd wederzijds van dezelfde aanspreekvormen bedienen, terwijl dat in het Duitsch wel het geval is." Ouders, laat u niet door uw kinderen uit jouwen! Een leelijk voorbeeld van plaatshebberij zie onze vorige correspondentie trof ons in Kloos'opstel over Shelley in de N.R.C.: Bij vele Engelsche Shelley-kenners, met wier inzicht ik mij, krachtens de publiekgemaakte bijzonderheden, heb te vereenigen, is die verongelukking echter niet zoozeer aan den storm-zclf, als wel voornamelijk aan een daarin plaats gehad hebbenden aanslag op het leven te wijten." Een Fransche puzzle voor Hollandsche Schriftgeleerden Op 25 Juni 1894 werd Carnot, de toen malige president der Fransche republiek door een Italiaansch anarchist vermoord. Hij werd opgevolgd door Périer. Gevraagd wordt te bewijzen, dat Frankrijk hierdoor geenerlei verlies heeft geleden n.l. dat beide presidenten eigentlijk evenveel waard waren. Weegpuzzle Vijf jongens kwamen op het geniale idee zich allen op een automatische weegmachine te laten wegen door slechts nmaal drie centen in te werpen. Eerst gingen twee jongens op de bascule staan, het gewicht werd opgeschreven, waarna een der jongens afstapte en plaats maakte voor een collega. De wijzer bleef op en neer gaan, totdat alle 10 mogelijke paren gewogen waren. Het resultaat in ponden was: 114, 115, 118, 119, 121, 122, 123, 125, 126 en 129. Hoeveel woog iedere jongen? Oplossingen vór Vrijdag a.s. te zenden aan de redactie van De Amsterdammer" onder letters A. B. FONGERS-Rijwielen De berijder van een FONGERS ondervindt, dat de werkelijke waarde van dit rijwiel hoog is in verhouding tot den prijs. Eigen Filialen te AMSTERDAM. Nassaukade 500; Arnhem, Oroningen, Den Haag, Leiden, Middel burg, Rotterdam en Utrecht. Agentschappen over het geheele land verspreid. JOHANN STRAUSS Johann Strauss, de dirigent van een der Volksconcerten te Amsterdam, is een kleinzoon van Johann Strauss (1824?1849), den be roemden schepper van den Wiener Walzer", en een neef van Johann Strauss (1825?1899), den componist van de bekende operetten, o.a. Die Fledermaus", DerZigeunerbaron" en van tal van vermaarde walzen, onder welke Wiener Blut", An der schonen blauen Donau" enz. Evenals zijn grootvader, zijn oom en zijn vader Eduard (1835?1916) is ook deze Johann Strauss Kaiserl. Königlicher HofbaHmusikdirektor te Weenen geweest; als zoodanig was hij belast met de leiding van het muziekleven aan het Oostenrijksche Hof, tot welke functie hij in 1899 door den Opperhofmaarschalk, Vorst Lichtenstein, geroepen werd. RIJM-KRONYCK Woensdag j.l. heeft de heer Louis Bouw meester eene speciale Shylock-voorstelling gegeven voor de leden van de Haagsche conferentie. Bij die voorstelling, is de volgende dialoog tusschen Shylock en Antonio, speciaal voor deze gelegenheid, ingelascht. SHYLOCK Antonio, gij wenscht crediet.... Dat willen er wel meer Maar, als ik u ducaten schenk, zie ik ze dan ooit weer? ANTONIO Wanneer ge mij credieten geeft, en in voldoende mate, dan kunnen wij daarna nog wel eens over borgtocht praten. SHYLOCK Welaan, ik eisch als zekerheid, (want ik ben van de natie) in Rusland wat petroleum en grond als compensatie. ANTONIO 't Is goed, mijn vriend, ik sla al toe, maar n ding moet ik snoeien in uw betoog: er zal geen drop petroleum gaan vloeien.... SHYLOCK Vervloekt.... dat treft mij in het hart.. Dat is wél wreed mijnheer.... l Behalve die petroleum bezit ge niet veel meer.... ANTONIO Kom, reiken wij elkaar de hand.... al is 't een penitentie, maar anders komt er nooit een end aan deze conferentie.... (Daarop verlieten beiden gearmd en onder stormachtig applaus het tooneel). MELIS STOKE IIIIHII iimmmrmiim m mtm mint iitiinmmiiiin nut imi m llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll MfJN LAPSCHE PETEKIND Toen ik het couranten berichtje las, hetwelk mij leerde, dat het H.M. onze geëerbiedigde Koningin behaagd heett goed te keuren, dat er een jonge dochter uit het hooge Noorden, behoorende tot een Noorsche Lappenfamilie, en tijdens H.M. bezoek aldaar geboren mocht worden gedoopt met de namen Wilhelmina Hollanda" maakte zich 'n kleine ontroering van mij meester. Daar ging 'n onder spinrag bedolven herinneringsknobbeitje open en ik rappeleerde mij de glorieuze tijd van mijn zwerftochten in een aangrenzend deel van het wonderschoone Lapland, doch aan de overzij van de hooge kammen, welke boven de 64e breedte graad ongeveer de grenzen van Zweden en Noorwegen vormen. Wij trokken met onze kudde rendieren aan de Zweedsche, de koude kant van de waterscheiding. Ik leefde er als 'n vorst, ver van spoor wegen of telegraaf. Er kwam geen postlooper je hoorde niets van de wereld, er waren daar geen steden of dorpen; slechts hier en daar, uren van elkander verwijderd, lagen er ge huchtjes van enkele, uit dikke boomstammen bestaande, donker wijnrood geverfde huisjes, diep verscholen in 'n dalspleet, schuilend meest al voor de ijzige noordewind achter 'n rots of bergsteilte. Geen wegen, geen paadjes zelfs! Sneeuw, niets dan sneeuw, smetteloos witte sneeuw, met 'n rein kleed tooiend de tot stalactieten gestolde stroomversnellingen, kleine watervallen, de onzichtbare rivieren, de diepe bergbeekjes en, in dikke plokken, de dennenwouden toedekkend. Daar was de stilte van het tysta, het zwijgende prach tige Noorden, alom doodsche stilte ! En daar zwierf ik, vrij als 'n vogel, jong en sterk met de Lapsche familie Kaute Keino, trok met. hen mee, in tenten van huiden sla pend, jagend, skiloopend, schetsend en Lapsch leerend. Hunne tamme rendieren, wroetten met de sterke hoeven onder de sneeuw het IJslandsche mos bloot, hun vrindjes, de Lapsche herdershond (niet wat de honden kenners als zoodanig verstaan, n.l. een vrij groote ca. 50 c.M. hooge grijze wolfshond, maar 'n klein Kees-achtig, dikharig, bedrijvig inktzwart diertje) hielden de kudde bijeen en kef ten, en sloegen vervaarlijk aan, als er'n wilde rendierbok rondom de kudde sloop met het plan een wijfje weg te lokken. En als er on raad aan de lucht was, als er wolven of 'n beer op 't oorlogspad kwamen, dan stonden de kleine schildwachtjes met steile haren te snuiven, roken de verdachte lucht en dan sloegen zij aan met hun bizondere alarmslem. Dan werden de tentkleeden van rendiervel snel open geslagen, de sneeuwschoenen zaten, los met n riempje, aan de vueten, de geweren werden geladen en men stormde naar buiten, naar de kudde in de eerste plaats, na even 'n blik te hebben geworpen op de stukken bevro ren vleesch, opgehangen aan drie staken, als geweren in rotten opgesteld, waardoor het meegevoerde voedsel voor nachtelijke aanval len beschut werd. Of wel we gingen op jacht, we schoven in onze sneeuwschoenen, het geweer over den schouder en volgden vcrsche sporen van wolf of beer, eland of vos, gevolgd doorat' bagage wagens, twee akja's (kleine sleedjes, waar men in inkruipt, de beenen geheel ingestopt en waar voor een tam rendier gespannen wordt). Een kort tonggeklak en het slanke dier, slechts bestuurd door 'n ruk aan 'n dunne riem, galoppeert weg (draven of stappen doet het niet; alleen als het bergop gaat) Men houdt zich zoo goed en zoo kwaad als 't kan in evenwicht, door te balanceeren en nu en dan met de dik gehandschoende hand 'n afzetje te geven, 't zij links, 't zij rechts. Het rijden in akja's is nog vrij wat moeielijker uit te houden, dan het reizen op kameelen of olifantsruggen; men moet er 'n sterke maag voor hebben ! Het was in het voorjaar. We waren van de vier prachtige Stora Umea bergmeren al maar gedaald, hadden het woeste Umeagebied achter den rug, en kampeerden aan de overzij van de waterscheiding op 'n beschutte hel ling vanwaar men in het Zuiden de dikbesneeuwde bovenloop van de Angermanrivier als 'n wit lint tusschen de zware dennenstammen kon zien schitteren. Kaute Keino wekte me, 't was vijf uur in den morgen. De thermometer teekende 55 gr. vorst. Hij kwam van 'n tocht terug, had vleesch en huiden verkocht aan 'n bevrienden Lap, die de Angerman zou afdalen, naar Sjoleftea toe. Ascuriob!" riep hij zachtjes tegen de honden, wat koest, stil!" beteekent. Sarw, gukta !" (Elanden, twee stuks !) riep hij vroolijk. lamitek kiawanum?" (?Ben je niet te moe?)" vroeg ik, niet wetende hoeveel mijl hij al achter de hielen had. Maar hij schudde 't hoofd en snel uit m'n slaapzak van dieren vellen kruipend en de rijp uit mijn nekharen wrijvend, schoot ik in m'n totde heupen reikende glanzende bontlaar zen met de mooie witte dwarsstukjes op de knieën en groenroode kwastjes, trok m'n muts over de ooren, deed behoedzaam m'n hand schoenen aan, alvorens de ijskoude buks aan te raken, ??anders vliegen je vellen van de vingers, stopte patronen en een mes in m'n gordel en trok er op uit. Een klein Laphondje, 'n oude rot, namen we mee,een der jongereLaplanders volgde op boschschoenen ('n korter soort ski's) en in groote streken vlogen we in de richting die hij aanwees, dalwaarts, om met 'n wijden boog bij den woudrand te kunnen komen, zoodat de schuwe dieren ons niet konden ruiken. Nu waren we tot op ca. 200 meter genaderd. De dieren graasden rustig door. Het hondje kreeg nu 'n band om z'n bek en 'n riem aan en nu begon de behoedzame be sluiping, van boom tot boom, van rotsblok tot struikbegroeid voorterrein. Eindelijk lagen we doodstil achter 'n paar steenen, toen de bok, 'n krachtige zesender, den tieren kop ophief, luisterde. M'n makker gat me 'n teeken. Addo!" fluisterde hij, nu schieten!" Het schot ging af, het hondje werd losge laten, maar 't was niet noodig. Het wijfje rende weg, maar de bok, het groote, bijna 5 voet hooge dier, wankelde, stortte voorover, hief nog even de machtige kop met de geweldige horens op en viel toen zijdelings neer. De jonge Laplander in z'n rendier-vellen bontjas, de zwarte haren achter hem aanvlie gend,was reeds naar 't kamp terug om hulp te halen voor het vervoer, nog voordat wij de overzij waren opgeklaaterd en bij den buit kwamen. Daar stond ik voor mijn eersten eland. Welk een emotie! Dien zelfden middag nog trokken wij verder zuidwaarts en kwamen de drie gezinnen met hunne tenten te kampeeren bij 'n klein ge huchtje, waar Zweedsche houthakkers vallen zetters, kolenbranders en vletterlui, die de houtvlotten stroomaf sturen, woonden. Op dien zelfden gedenkwaardigen dag werd in een onzer tenten'n jonge Lap geboren, wat op zich zelf wel heel prettig was, maar n die geboorte n het schieten van mijn eersten eland en de premie van 25 kronen, die ik daar voor had uitgeloofd, maakte, dat er meer puolcm win ('n soort bedenkelijke alcohol) in 't dorpje werd gekocht dan noodig was. Er kwam a\vo, gaudium in hevige mate, te meer, wijl ik nog 25 kronen had geofferd voor de groote eer dat de nieuwgeboren Laplander naar mij zou heeten en aldus Gielhem of zoo iets zou worden gedoopt, want zoo spraken ze Wil Ie m uit. Toen de vier mannetjes thuis kwamen was het mis ! Het peetvaderschap en de borrel stemden hen week. Ik was de pjabmo attje (wat ongeveer met peetvader te vertalen ware), schreeuwden ze. Het wurm zouden ze leeren Atjegutjam (mijn lieve vadertje) te zeggen. Ik zeide dat ze nou moesten gaan slapen, dat de moeder ook rust noodig had en dat ik slapen wou. Ze beweerden, dat mijn zoon er uitzag als 'n peiwe lablok ('n vlinder), maar toen ik hun vertelde, dat ze teuwas (heel erg dronken), waren, werden ze lastig, en ik moest ze op de gebruikelijke manier 'n beetje om hun ooren slaan en hun messen afnemen, de beste kerels! Den volgenden morgen kocht ik den kop, nam hunne ootmoedige verontschuldigingen voor de gewone uitspattingen genadig aan, gaf hun hun messen weer terug en zond de elandskop de rivier af, naar Hernösand, om hem te laten prepareeren voor het opzetten. Toen ze den volgenden winter weer in de buurt zwierven en bij Forss kampeerden,kreeg ik 'n bode op sneeuwschoenen, met de uitnoodiging om de baby te zien, die weldra atjegutjam oftewel lieve vadertje" zou kun nen zeggen. Ik heb het peetekind toen bezocht. Het hing in 'n soort granaatvormige wieg, zoodat het niet weg kon loopen en ook buiten het on middellijk bereik was van 't een of ander hongerig wild beest, dat zou kunnen binnen sluipen. Het draaide aan den riem in de ronde, werd niet duizelig, doch vond het goddelijk. Ik heb het moment niet afgewacht, dat de jonge ielhem mij al die lieve naampjes zou toefluisteren, heb ae bezichtiging nogmaals gehonoreerd met eenige kronen en ik ben er zeker van, dat deze wel weer in brandewijn zullen zijn omgezet, maar ook dat heb ik niet afgewacht. Kort daarna heb ik het Laplandsche tijdperk afgesloten. Maar ik dacht 't was maar zoo'n invallen de gedachte wat zou dat grappig zijn, als die Lapsche Pim later eens toevallig kennis maakte met de Lapsche Willemientje. Gebeurt dat ooit, dan zal er 'n stevige festijn op staan; daar ben ik om zoo te zeggen vrij gerust op. PIM PEK NEL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl