De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1922 29 juli pagina 5

29 juli 1922 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

29 Juli '22. - No. 2353 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DAS REISEBUCH DES WIENER KINDES" *) Twee Oostenrijksche vrouwen, Dr. Anna Nussbaum en Else Feldmann hebben aanteekeningen uit dagboeken, brieven, opstelletjes en teekeningen verzameld, die Weensche kinderen uit de landen, waar ze tijdelijk vertoefden, naar hun ouders hebben gezonden. Betsy van Duiken vertaalde in hetzelfde boek al die briefjes, enz. nog eens in het Hollandsen. Een gedeelte van de opbrengst van dit boek komt de kindervoeding en de verzorging van tuberculeuse kinderen in Weenen ten goede. Vermakelijk zijn de teekeningen perspec- , tiviesch meestal absoluut fout waarin ze toch op hun stuntelige wijze uitdrukken, wat hen getroffen heeft in 't vreemde land: de hooge huizen in Parijs en dan nog hooger als een soort telefoonpaal, de Eifel-toren, de scherpe vakken-indeeling van onze bollenvelden en zeker de vele, vele Hollandsche regensenalle kindertjesin cape's.Zwitserland's vreugdevuren op de bergtoppen, tijdens de bondsfeesten. In vele van die naïve briefjes worden we getroffen door de gevoeligheid voor alle schoonheid in de natuur, door de bezorgdheid voor de menschen thuis. Als Oskar (12 j.) uit Engeland een pond overstuurt, schrijft hij: Spare nicht das Pfund sondern kaufe immer so viel Fleisch damit ihr drei euch satt daran essen könrit. Also hitte bitte tu so. Und denke auch an Dich, Mama nicht nur auf die andern". Velen van hen probeeren zoo dapper over hun Heimweh heen te komen wenn wir wieder Heimweh haben verdreiben wirs mit spielen auf der Wiese oder sonst mit Eicheln, Pfeifaln und Schwamasuchen Weine nicht Mutti hab keine Angst urn mich mir gent es gut. (Ousti 9 J.) Maar bij het grappige zelfportretje met de evenaangegeven rimpeltjes in de bfoote beenen, vinden we een aandoenlijk briefje, waaruit blijkt, dat de reso lute Lilli (8 J.) heelemaal ontredderd is: ,,Drotzt allem schonen will ich nicht hierbleiben undmö'chte wie der nach Wien zurück. Ich habe sehr Heimweh und weine den ganzen Tag kann man nichts machen? Ich will unbedingt nach Wien zurück, hitte, bitte mach das ich bald jetzt zu euch Portret van kann. Nie will ich wieder Lilli zelf (8 jaar) fort; yeber Pappi mach gleich das nach Wien ich komtne. Es schmeckt mir kein Essen we gen Heimweh, ich will nicht spielen wegen Heimweh, Viele viele tausend Bussi von eurer Lilli." De pleegvader heeft dit briefje achtergehouden en pas ingesloten bij haar laatste, waarin we van hetzelfde kind lezen: Ich habe sehr grosze Freude, dasz ich erst2) am 14 Aug. reisen soll". Als typische eigenschappen van het volk, waar ze gastvrijheid genieten, merken som mige kinderen op: . Van Zwitserland: Die Menschen sind hierkolossal sparsam. l Franc ist eine so bedeutende Summe, dasz ein Kind gar nicht wagt, daran zu denken, sie geschenkt zu bekommen. (Helly 14 J.) Van Zweden: Es ist ein fleisziges Volk, welches nie müszig ist. (Oreti 12 J.) Van Frankrijk: Ich hatte nun Zcit genug die Pariser Menschen kennen zu lernen. Ihr Hauptwerk ist Arbeit. (Emma 16 J.) Van Holland: Die höllandische Reinlichkeit ist ja sprichwörtlich. Wie niedlich se hèn die Hollandischen Lokomotiven aus mit ihren mes sing- beschlagenen Rauchfangen. (Emmy 14 J.). Auch war ich sehr erstaunt ber die Landessittenin Holland. Da rauchtendie Kinder vom 6. Lebensjahre an. Ich probierte es Hollandsen boerinnetje auch.esschmeckte geteekenddoor Marieanne rnir ganz gut und (10 jaar) *) Wien 1921, Oloriette-Verlag. OLIE OP DE WATEREN Uit een brief van een Engelsche badplaats: Het gouden zand is bestrooid met ronde zwarte vlekken, sommige zoo groot als een penny, andere als een theeschoteltje. Het zijn plakken zware, zwarte olie die het getij heeft achtergelaten. Verscheidene dames en kin deren hebben hun witte schoentjes en kleeren bedorven door die smerigheid. Verschillende van de mooiste plekjes van het strand lijken nu meer op den vloer van een garage. Overal langs de kust vinden wij doode vogels, hun veeren geheel doortrokken met olie. Op een middag zag ik vijf vogels uit zee aankomen: twee papagaaiduikers, een meeuw en twee zeekoeten. Zij konden niet veel meer uit richten en werden eigenlijk aan land gespoeld; in het ondiepe water werden ze omgcrold, zonder dat ze met vleugelgeklepper en heftig roeien hun richting konden bewaren. Toen ze eindelijk aan land kwamen, deden ze wanhopige pogingen om zich te reinigen, maar 't hielp niets, ze waren ter dood veroor deeld." Dit is een uit de vele berichten, die wij tegenwoordig weer vinden in de Engelsche pers. Hoe is het tegenwoordig op onze kust? r'i; -TT Zomer in Zwitserland, geteekend doorjjohanna (8 jaar) Holland, geteekend door Fredi (10 jaar) rauchte ffters mit tneinen hollandischen Kameraden. (Franz 11 J.). In brieven uit Zwitserland, Denemarken en Frankrijk vinden we veel beschrijvingen van wandelingen, boot- en bergtochten en ver rukkelijke picnics. Van Holland vind ik o.a.: Jeden Abend saszen wir auf dem Pier" (Brücke) welche tief in die Nordsee hereinreichte (Joachim 10 J.); en ook dit briefje: Eines Tages kam ein Herr vom Komitee zu meiner Pflegemutter und fragte, ob ich auf der Bühne singen und ein wenig tanzen kann. Sie erlaubte es mir und ich freute mich sehr. Ich war ganz aufgeregt, denn es war erst mein zweites Mal, dasz ich auf die Bühne trat. Als es im Saai ruhig war, ging der Vorhang auf und ich trat herein. Ich sang ein hübsches Lied und dann tanzte ich zu einem andern ein bischen. Ich durfte ja wegen meinen Herzen nicht viel tanzen. Die Leute klatschten sehr und ich inuszte mich oft verheugen. Zum Schlusz bekam ich vom Komitee ein silbernes Armband und einen geldenen Ring. (Emma 10 J.). Bij hoevelen van ons, die een kind uit het vreemde land tot tijdelijke huisgenoot hadden is ? nadat het eerste enthousiasme over de weer-gevulde en blozende wangen bekoeld was deze twijfel gerezen: Wat doen we voor goed aan je en wat zijn we bezig aan je te bederven? En niet alleen door domme goedheid of ijdelheid of onervarenheid, maar juist geheel onopzettelijk, door ze te brengen in onze omgeving, die niet hun omgeving is en op welker invloed ze met hun nog zoo ontvankelijke harten reageeren tot hun heil of'tot hun schade; dat kunnen wij immers zoo moeilijk nagaan. Als tegenover de groote vreugden van elk tehuis in het vreemde land deze overtuiging van Herta (12 J.) gestaan had: Hier ist es schön, abcr zuhause ist's doch schoner. Zuhause ist eben zuhause," dan zou ons hart wel gerust kunnen zijn op den gemoedstoestand van al die trekvogels, al werd die dan eens tijdelijk verward. Maar we weten van te velen, voor wie zuhause" niet schoner was dan het verblijf bij de pleegouders. En hebben juist niet die kinderen, terug-hunkerend naar de verre landen van overvloed, het chte goede, maar ook den schijn van het leven daar geïdealiseerd tenkoste van het leven zu hause"? In het voorwoord van dit boek schrijft Dr. Ferrière (Vize-Pras. des Int. Roten Kreuzes): Die Eindrücke (van de kinderen) sind ebenso nachhaltig als das Urteil wemg geübt, die Schlüsse phantastisch. En verder: Vielleicht müszte man nur für die Zukunft, andere Hilfsmöglichkeitcn zum Genesen der unternahrten Kinder dicses Lande s ins Au ge fassen und daran denken s:e körperlich moralisch zu starken, ohne sie zu weit von ihrsr Familie 2) zu entfemen. En misschien heeft hij wel gelijk, dat Heimstatten", Erholungsheimen in der schonen sterrcichischen Landschaft, op het oogenblik liet beste surrogaat is voor wat zuhause" nog niet in staat is te geven. C. M. v A N H i i. i. i: - O A K R i u 2) Cnrsiveering van mij. C. M. v. H.-(ï. BRIEVEN UIT ZWEDEN Drinkt SIPKES' Limonades. Smaken zuiver en verfrisschend. Het lijkt wel, alsof het kwaad het hevigst woedt in het Kanaal, maar ook uit Norfolk en Yorkshire --- dat is bij ons aan den over kant komen dergelijke berichten; tien tallen, honderdtallen van vogels, omgekomen van koude of gewoonweg verdronken. De vette olie kleeft de donsveertjes aan bosjes bijeen, de vogel mist nu de luchtlaag die tusschen die veertjes werd vastgi houden en verliest daardoor zoowel zijn drijfkracht als zijn beschutting tegen afkoeling, be arme dieren kunnen zich me t geen mogelijkheid reini gen en het einde is dus altijd een spoedige dood. Omtrent het aantal der vogels, dat op deze wijze om het leven komt, nebben wij niet anders dan verstrooide en onvolledige ge gevens. In het vorig jaar is daarover hier en in andere bladen reeds het een en ander medegedeeld. De Engelsche bladen van dit jaar vertellen weer van mijlen ver in de buurt van Rye en Dtingeness telkens groepen van vogels, trachtende zich te reinigen en heele rijen van doode dieren". Bij Deal: zeekoeten en alken komen bij honderden om het leven. Twintigtallen van vogels doodgesteenigd door jongens of gedood door honden. Hoe de toestand in volle zee is weten we niet, het schijnt intusschen wel dat de meeste olie wordt gestort in de kustwatercn en havens. Nu het gebruik van stookolie op de schepen hoe langer hoc meer toeneemt, wordt de toestand steeds ernstiger. Hoeveel schade er wordt toegebracht aan de visschen, aan de lagere dieren, aan de plantenwereld van de zee, daar kunnen wij ons nog geen denkbeeld van vormen, maar die is stellig van veel meer belang, dan wat de vogels te lijden hebben. DE STUDIE AAN DE UNIVERSITEIT Over eenige zaken, de studenwereid hier in Sund betreffend, schreef ik reeds; ik wil nu een meer volledig beeld van deze wereld geven. De eerste indruk van de studenten hier is gunstig: zij zien er minder waanwijs en rustiger uit dan de Hollandsche en vertoonen niet zoo scherpe onderscheidingen naar rang en stand als de Hollandsche scala van Ie Club" tot Knor". Dit laatste is wel eenerzijds het gevolg ervan, dat elk student hier corpslid is, en dat het corps ingedeeld is naar de streken van afkomst, niet naar den stand zijner leden. Anderzijds is het leven voor den armen student hier wat gemakkelijker dan in Holland. Er zijn hier ongeveer 1400 studenten, en er wordt jaarlijks 130,000 kronen aan stipendia (studiebeurzen) uitgekeerd, dus zoowat ? 50 per student. Bovendien aan reisstipendia een bedrag van 20,000 kronen. Deze stipen dia zijn ten deele staatsinstellingen, de groote meerderheid echter stamt uit legaten, zeer verschillend van grootte, en over het algemeen klein. Er zijn er echter zeer veel, en een student kan er meerdere hebben, echter niet meer dan tot een bedrag van 600 kroon. Deze laatste bepaling lijktjnij vrijwel averechts: voor 600 kroon kan" men niet studeeren, zoodat zulk een student toch nog op andere wijze aan geld moet zien te komen. Echter is er ook nog voor 110 studenten gelegenheid om kosteloos (maar kostelijk) te eten, en er zijn drie studenten-tehuizen : Thomander's Studenhem voor ongeveer 12 studenten, die alleen* een kleinigheid in de huishouding hebben bij te dragen; n voor Christelijke studenten, voor ongeveer 15, en nog een voor 15, dat echter niet over een zoo groot kapitaal beschikt als Thomander's en daardoor lang niet kosteloos is. Bovendien is men begonnen met een tehuis voor vrouwe lijke studenten, echter nog heel in het klein. Evenals in Holland, is ook hier de theolo gische faculteit het best voorzien van stipen dia: ongeveer 1/5 van de studiebeurzen komt ten goede aan de 11% theologen aan de Sundsche universiteit. Dat zoovele parti culieren studiebeurzen hebben gelegateerd (het totaal aantal is over 300) ligt voor een deel aan het Zweedsche locaalpatriotisme: vele stipendia zijn speciaal bestemd voor leden van een bepaalde nation" (?nationen" worden de onderafdeelingen van het corps genoemd, die studenten uit gelijke landstreken omvatten), en soms nog weer bij voorkeur voor jongens uit dit of dat dorpje. Deze nation-stipendia worden meest ook door het bestuur van de nation beheerd; boven dien heeft i!e studenten verteniging in haar geheel ook de beschikking over eenige stipen dia, o. n. over eenige vrije kamers in het gebouw der Akademisted Förening. Een ander voordeel is, dat hier noch college- noch examengeld geheven wordt. Men betaalt slechts inschrijvingskosten, ? 10 kroon, en 60 kroon contributie aan het studentencorps. Ik schreef reeds dat men hiervan lid moet zijn om ingeschreven te kunnen worden. In bijzondere gevallen kan men van dit ver plichte lidmaatschap ontheven worden, maar dat komt zeer zelden voor. Er is echtereen maar. Colleges" moeten kosteloos zijn, maar cursussen" niet. Docenten geven meestal cursussen a 50 kroon per jaar. Professoren moeten krachtens hun aanstelling een bepaald aantal uren college geven; bovendien kunnen zij echter extra uren cursussen" geven, waarvoor men meestal betalen moet. Speciaal de juridische professoren schijnen deze beNiet lang geleden heeft de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels een adres aan onze regtering gericht en haar verzocht, maatregelen te willen nemen, om de verontreiniging van de zee tegen te gaan, liefst in samenwerking met andere mogend heden. Ongetwijfeld heeft onze regeering de zaak in studie doen nemen, want de op lossing is lang niet gemakkelijk. Koning Eduard l van Engeland heeft indertijd het stoken van steenkolen verboden en misschien vooreen paar dagen zijn zin gekregen. Maar alle regeeringen van de wereld te zamen zou den het gebruik van stookolie geen minuut kunnen tegenhouden. Gaat men echter voort, zooals tot nu toe, dan zijn zeker zeer binnen kort ernstige gevaren te duchten voor het leven in de kuststreek, wellicht voor het leven in de heele zee. In Engeland is men reeds gekomen tot het geven van voorschriften, het indienen van wetten. De Admiraliteit heeft voor de oorlogschepen verschillende verordeningen gegeven in zake lekkage en verspilling van stookolie, en bepaald, dat oliehallast alleen overboord gezet mag worden onderweg, buiten de havens en vooral niet in een gebied, waar de visscherij geschaad zou kunnen worden. Zuiver wetenschappelijk opgevat zou deze laatste clausule gelijk staan met een algemeen verbod van het storten van olieafval en olie resten, maar dat is natuurlijk de bedoeling niet. Nu is op 17 Mei j.l. door Lord Somerleyton in het Hoogerhuis een wet ingediend, die den fraaien naam draagt van The Board of T rade Oil in Navigable Waters Bill. Deze wet ging 14 Juli in tweede lezing en vond in het Huis paling aldus geduid te hebben, dat het noodigste ook het eerst voor betaling in aanmerking komt: op de colleges behandelen zij daarom secondaire onderwerpen, maar de hoofdzaken, die men het meest noodig heeft, hoort men slechts tegen betaling op de cur sussen. Men kan niet anders dan blij zijn met ons Hollandsche stelsel, dat de professoren niet aan deze verleiding blootstelt! Met dit al heb ik nog niet den meest effec tieven steun genoemd, die den Sundschen student geboden wordt: het convictorium, waar alle studenten voor weinig geld, en een groot aantal door stipendia zelfs voor niets, goed en genoeg eten krijgen kunnen. Als ik denk aan de vele studenten in Holland, die vergeefs aan waterige restaurant-soepjes of pieterige coöperatieve-keuken-porties hun honger trachten te stillen, en daarna voor de keus staan: wat nabestellen of honger houden, en daarbij bedenkelijk verminderen, f in lichaams- of in kapitaalskracht, en ik vergelijk daarmee de welgedane Zweden, die driemaal daags een flink maal komen eten in het convictorium, voor de gezamelijke somma van ? 1.90, dan voel ik lust mij tot een of anderen Hollandschen Maecenas te wenden (er zijn er toch ook in Holland) en hem te zeggen: Zorg gij nu eens dat de Hollandsche studenten goed en goedkoop kunnen eten, dat is toch een der naaste behoeften der wetenschap tegenwoordig. Maar dan zal hij verontwaardigd zeggen, dat hij zijn geld niei geeft voor een zoo weinig ideëel doel als het oprichten eener gaarkeuken. Het voorbeeld dat ik voor oogen heb is echter geen gaarkeuken, zal ik hem antwoorden ; integendeel, het Sundsche convictorium heeft een heel gezellig en net eetzaaltje voor ongeveer 100 personen, lepels en vorken, servies en tafelgoed zijn keurig, en de frökens. ... Ja, vroeger, bij de oprich ting van het convictoriurr, in 1919, werden de meisjes van het personeel uitgezocht door een ouden professor, die de mooie voor de keuken en de leelijke voor de bediening be stemde. Onder invloed van de etensdampen zijn de mooie echter leelijk geworden, en het zwarte japonnetje met het kanten mutsje en schortje, en last not least, de vele studentenblikken, hebben de leelijke mooi gemaakt. Een paar matrones waken over het geheel en alles gaat naar wensch. Men eet er frukost, d. i. een vrij wat steviger maal dan wij voor ontbijt plegen te gebruiken, middagmaal en avondeten. Ais de schotels leeg zijn, of liever al voor het zoover is, schiet een der gegenoemde frökens toe en gaat ze weer vullen, zoodat men altijd kan eten tot men genoeg heeft. Er eten geregeld een 350 studenten in het convictorium; het is een instelling van het corps, maar ook niet-corpsleden kunnen er eten, als zij student" zijn, d.w.z. te eeniger tijd gestudeerd hebben; het be schikt over een aanzienlijk fonds, gekregen van particulieren, ter gelegenheid van het 250 jarig bestaan der Sundsche universiteit. En dus, o Maecenas! Er bestaan nog eenige wonderlijke oude stipendia voor muziek-beoefening, sommige van 7i kroon, nog wel gegeven door Z. M. den Koning! Niet lang geleden waren er ook nog zeer oude stipendia voor paardrijden. Een zwierig student vroeg zulk een stipen dium aan en kreeg bericht dat hij het dan en dan kon komen afhalen. Hij kocht alvast een rijzweep op krediet; hij ging vervolgens het geld in ontvangst nemen hij kreeg 15 kroon! Het was hem een schrale troost, dat men in oude tijden aardig wat paard kon rijden voor dat geld! Overigens is dit een bewijs dat ook toen reeds muziek en sport aan de universiteit in eere werden gehouden. Dit is nog zoo: er bestaat b.v. een universiteitsgymnastiekgebouw en van universiteitswege zijn aangesteld een kapeliiiiiimiiiiiiiiiiiinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiimiiiiiiliiilliiiiiiiiiiii veel bijval en verschillende peers vertelden nog staaltjes van de olie-ellende; hoede visscherij en het jachtvermaak op de Solent er van te lijden hadden, hoe veertig zwanen tegelijk waren gedood enz. Allen waren het er over eens, dat de Zuidkust en Westkust van Engeland het meest te lijden hadden. Lord Somerleyton betoogde dat Engeland nu maar eens een voorbeeld aan andere landen moest geven en dat men toch eindelijk behoorde te geraken tot internationale samen werking. Dit laatste is volstrekt noodig. De maat regelen in de nieuwe wet voorgesteld zijn nog maar /eer onvoldoende. Zij hebben in de eerste plaats betrekking op het vervoer en de berging van stookolie en stellen straffen en boeten op het storten van olie binnen de territoriale wateren, de beroemde strook van drie mijlen uit de kust. Dit is tamelijk ijdel, want een olieplak die zes mijlen uit de kust ontstaan is drijft natuurlijk gemakkelijk naar het strand en in de havens. Wij weten nog weinig van de bestendigheid van de olie plekken, maar vreezen, dat ze zeer lang stand houden en dat zich in wateren waar druk olie wordt gestort wel zeer groote en dus zeer verderfelijke velden kunnen vormen. In dat geval zou een verbod van oliestorten binnen de territoriale wateren dus al zeer weinig uitrichten. Blijkbaar moet de wetenschap er aan te pas komen. Het vraagstuk is even ernstig als dat van de vervuiling van de binnen wateren door fabrieksafval en de verwerking van het stadsvuil. Het staat wel vast dat die olieafval maar niet zoo gewoon in de zee mag terecht komen. De scheikundige mag 130 X 325 Fl. 11.?p. Pr. meester, die kamer- en orkestmuziek leidt en college geeft over de geschiedenis der muziek; verder een gymnastiek- en schermleeraar en een gymnastiekleerares. Alvorens van de economische zijde van het studentenleven af te stappen, moet ik nog even spreken over een eigenaardige in stelling, die o. a. door de boeken van Frank Heller in het buitenland eenigszins bekend geworden is. Het is de studentenwissel". Wanneer drie studenten naar de bank gaan en twee staan borg, kan de derde geld leenen tegen 9 %, op een termijn van drie maanden. Betalen de student of zijn borgen niet na dezen termijn, dan wordt dit door de bank publiek gemaakt, waardoor hun krediet in de stad natuurlijk verdwijnt. Het schijnt een bekend feit te zijn, dat de banken nooit schade lijden bij dergelijke studentenwissels, aangezien het gevoel van solidariteit onder studenten zeer groot is, zoodat ze elkaar bij de betaling steeds helpen. Eerder is de schade aan de zijde van den student, die zich in de schulden steekt, omdat het zoo gemakkelijk gaat, en later, b.v. als leeraar deze van zijn zuurverdiende geld terugbetalen moet! Er bestaat nog een soort stipendia aan de Zweedsche universiteiten, waarover ik tot nog toe niet heb gesproken, omdat zij niet voor studenten bestemd zijn, maar* voor docenten", d. i. ongeveer onze privaat docenten. Een docent kan hier gedurende den tijd van 3 jaren een rijks-stipendium krijgen, waarvan hij behoorlijk leven kan met een gezin, bovendien kan dit stipen dium, een paar maal verlengd worden. De bedoeling is om aan afgestudeerde, veelbe lovende menschen gelegenheid te geven zich te wijden aan de wetenschap, zonder kostwinnerszorgen. Heeft een docent zich in de jaren van zijn docentschap onderscheiden, dan is er kans dat hij professor wordt; wordt hij dat niet, dan moet hij daarna maar een andere betrekking zoeken. Het gevolg is, dat docent-zijn hier in vollen ernst genoemd wordt voor professor studeeren" en de vraag studeert uw zoon voor professor" heeft hier niet den zeer onbescheiden klank dien wij er in hooren. Een gewichtiger gevolg is, dat de docenten over het algemeen zeer harde werkers zijn in tegenstelling tot de profes soren, zeggen booze tongen. De mare gaat, dat een professor in het Sanskrit zijn nieuw benoemden collega telegrafeerde: Welkom in de eeuwige rust!" Met dat al is het docent stipendium een nuttige instelling, die in Holland navolging verdiende. Bij ons immers kunnen feitelijk alleen diegenen na hun stu dententijd wetenschappelijk verder werken, die rijk of ongetrouwd zijn, of over een zeer groote werkkracht beschikken. Daarbij gaat veel wetenschappelijke begaafdheid verloren, terwijl matige aanleg soms onevenredig naar voren komt. Het aantal docentstipendia is hier vrij groot, 37 in het geheel; het gebeurt echter wel, dat men een paar jaar wachten moet voor er een beschikbaar is, en zij worden alleen gegeven in geval van werkelijke be gaafdheid. De docenten zijn verplicht een bepaald (gering) aantal college-uren te geven; zij vormen als het ware een schakel tusschen professoren en studenten, daar het meestal jonge menschen zijn, die nog geheel in het studentenleven staan. Dat tusschen studenten en professoren niet zulk een wijde klove gaapt als in Holland, is hier voor een niet gering deel te danken aan de docenten. L. M. C O S T E R?W IJ S M A N BATENBURG i FOLMEI laag ?:? Hiiijgenspark 22. SPEC IALITE IT: Verhuizingen ond»r Garantie Bergplaatsen voor Inboudals middelen beramen om ze snel en goedkoop in een onschadelijken, oplosbaren toestand te brengen, de technicus verzint er misschien wat op om ze over te brengen in lichters en dan toch nog weer ergens profijtelijk te ver branden. Wie weet zijn er nog fortuinen mee te verdienen. Intusschen zijn de vogelbeschermers van verschillende naties in voortdurende gedachtenwisseling. Het komt nog vooral aan op het verzamelen van gegevens. Indien gij al badende, of wandelend langs het strand, of zeilende het een of ander van deze treurige dingen te aanschouwen krijgt, doet ge goed niet daarvan een zoo nauw gezet mogelijk bericht te doen toekomen aan het Secretari aat der Nederlandsche Vereeniging tot Be scherming van Vogels, Heerengracht 2f>() te Amsterdam. J A c. P. T u ij s s E iiiimniiiiiiiiiiiimmiii l iiuiiiiii m m minimum ! BEZOEKT l I?MOERHEIM's"| IKWEEKERIJEN | l DEDEMSVAART \ i Zaterdags na 12 uur en Zondags gesloten |

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl